|
2014 | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007 A C T U E E L N I E U W S 2012Woensdag 27 november 2012 Slordigheid belastingadviseur geen grond voor navorderingRechtbank Haarlem oordeelt dat de adviseur had moeten weten dat de fiscale oudedagsreserve (FOR) alleen doorgeschoven had kunnen worden als de echtgenote van erflater de onderneming had voortgezet.Meer op Fiscaal+ Een ondernemer (erflater) exploiteert tot zijn overlijden in 2007 een sekswinkel. Op zijn sterfdag heeft hij een fiscale oudedagsreserve (FOR) opgebouwd van € 118.611. De onderneming wordt geruisloos doorgeschoven naar zijn dochter. Aangezien de ondernemer de FOR heeft gelegateerd aan zijn echtgenote, neemt de dochter de FOR in haar openingsbalans op als langlopende schuld. De primitieve aanslag van de ondernemer over 2007 wordt opgelegd conform de aangifte. In geschil is of de afname van de FOR later alsnog door middel van navordering bij de ondernemer kan worden belast. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de adviseur had moeten weten dat de FOR alleen doorgeschoven had kunnen worden als de echtgenote van de ondernemer de onderneming had voortgezet. Deze slordigheid is echter niet te kwalificeren als (voorwaardelijk) opzet van de adviseur. Vanwege het ontbreken van kwade trouw wordt de aanslag vernietigd. De inspecteur beroept zich ook vergeefs op de schrijf- en tikfoutenjurisprudentie, alsmede de foutenleer. Dinsdag 27 november 2012 Erf- en schenkbelasting |
Vervreemdingssaldo: | € 250.000 |
AF: eigenwoningschuld leningdeel 1: | € 200.000 |
AF: eigenwoningschuld leningdeel 2: | € 45.000 -/- |
Eigenwoningreserve: | € 5.000 |
Als de nieuwe woning € 350.000 kost, heeft A na verhuizing naar de nieuwe woning de volgende leningdelen:
De nieuwe regels voor renteaftrek gaan gelden voor leningen voor de eigen woning die vanaf 1 januari 2013 worden aangegaan. Is er op 31 december 2012 al een onherroepelijke, schriftelijke koopovereenkomst, wordt de eigen woning in 2013 geleverd en wordt aansluitend een lening aangegaan, dan geldt hiervoor nog de huidige regelgeving. Belastingplichtigen met een eigen woning die gaan verhuizen of verbouwen en hun bestaande lening verhogen, krijgen alleen met betrekking tot deze verhoging te maken met de nieuwe regels. Voor alle bestaande eigenwoningschulden blijven de oude regels dus nog tot uiterlijk 2044 van toepassing.
Wie na 2013 een nieuwe lening aangaat met betrekking tot zijn eigen woning, krijgt te maken met de nieuwe regels voor renteaftrek. Uitgangspunt is dat de rente aftrekbaar is gedurende maximaal 30 jaar. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden:
Met de nieuwe plannen is de eigenwoningregeling er niet eenvoudiger op geworden. Het bijhouden van de juiste stand van de eigenwoningschuld vraagt om een goede administratie die bijtijds wordt bijgewerkt. De bedoeling van de wet is echter duidelijk: alleen als daadwerkelijk wordt afgelost, is sprake van een eigenwoningschuld. Wordt geen of een te lage aflossing overeengekomen, dan kwalificeert de hele schuld niet als eigenwoningschuld. De schuld komt dan in box 3 terecht, terwijl de eigen woning nog steeds in box 1 zit. De aflossingseis wordt per leningdeel toegepast en blijft vervolgens aan dat leningbedrag verbonden, ook als de lening wordt overgesloten en zelfs als de lening wordt afgelost en de belastingplichtige tijdelijk geen eigen woning meer heeft.
[Bron: Fiscaal-Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]
Woensdag 10 oktober 2012
Gerechtshof Arnhem heeft in hoger beroep beslist dat terecht € 5975 BPM bij een ondernemer is nageheven, aangezien hij op 31 december 2009 geen doorschuifverklaring in zijn administratie heeft opgenomen. Op die dag zette zijn echtgenote/medefirmante de auto namelijk op haar naam.
De ondernemer exploiteert in vof-verband met zijn echtgenote een onderneming. Tot het vermogen van de vof behoort een bestelauto. Deze staat sinds 2007 op naam van de man. Er is aan hem BPM-vrijstelling verleend op de voet van art. 13a Wet BPM 1992. Eind 2009 wordt de ondernemer ernstig ziek. De echtgenote zet de auto op 31 december 2009 op haar naam en plaatst de inmiddels geschorste auto op het terrein van een autobedrijf. In februari 2010 draagt de echtgenote de auto over aan het autobedrijf. Deze neemt de auto op in de bedrijfsvoorraad en verkoopt deze in maart 2010 aan een derde. In geschil is of de ondernemer terecht een beroep doet op de doorschuifregeling voor de wijziging in de tenaamstelling van de auto op 31 december 2009. Rechtbank Arnhem stelt de ondernemer in het ongelijk.
Hof Arnhem oordeelt dat terecht € 5975 BPM bij de ondernemer is nageheven, aangezien hij op 31 december 2009 geen doorschuifverklaring in zijn administratie heeft opgenomen. De inspecteur stelt dus terecht dat de doorschuifregeling van art. 1a Uitv. Besl. BPM 1992 niet van toepassing is. Het maakt niet uit dat de auto bedrijfsmatig is verkocht en dat later alsnog twee doorschuifverklaringen zijn overgelegd. Het beroep van de ondernemer is ongegrond.
De Belastingdienst heeft de nieuwe site 'Geld lenen van uw bv' gelanceerd. Op deze website heeft de fiscus op een rijtje gezet waar ondernemers die geld van hun bv lenen, of van plan zijn om dat te gaan doen, rekening mee moeten houden.
Bv-eigenaren kunnen geld lenen van hun bv, bijvoorbeeld om een huis of een auto te kopen. De lening van de bv moet wel voldoen aan zakelijke voorwaarden. Dit zijn voorwaarden die een bank ook zou stellen aan een lening. De ondernemer moet onder andere duidelijke afspraken maken over hoe en wanneer hij de lening terugbetaalt. Als de lening niet voldoet aan zakelijke voorwaarden, heeft dat gevolgen voor de belasting die de ondernemer en de bv moeten betalen.
Ondernemers die geld lenen van hun bv, zijn er vaak niet zeker van of de lening wel aan zakelijke voorwaarden voldoet. Daarom heeft de fiscus alle informatie over dit onderwerp op een rijtje gezet in Geld lenen van uw bv .
Maandag 8 oktober 2012
Rechtbank Leeuwarden heeft geoordeeld dat de werkzaamheden die een makelaar heeft verricht omvangrijker zijn dan voor normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Het voordeel dat hij hiermee volgens de inspecteur heeft behaald, is volgens de rechter dan ook terecht in de belastingheffing betrokken.Meer op Fiscaal+
De makelaar bezit een winkelpand dat hij verhuurt. Vanaf 2003 ontwikkelt hij samen met zijn bv plannen om een appartementencomplex met twee winkels te realiseren op de locatie van het winkelpand. In 2006 trekt de makelaar zich terug uit het project en wordt het project aan een andere bv overgedragen. Dit leidt er uiteindelijk toe dat na realisatie aan de makelaar een winkelpand en een penthouse worden opgeleverd. De transactie vindt plaats met gesloten beurs. De inspecteur is van mening dat de makelaar een belastbaar voordeel heeft behaald bij de transactie. Hij corrigeert de IB-aangifte 2008 van de makelaar.
Rechtbank Leeuwarden is het met de inspecteur eens dat de makelaar een belastbaar voordeel heeft behaald. De rechtbank overweegt hierbij dat de makelaar in eerste instantie eigenaar van een winkelpand was, en na realisatie van het project eigenaar is van een nieuw winkelpand en een penthouse. Volgens de rechtbank was dit voordeel beoogd en voorzienbaar. Verder is de door de makelaar verrichte arbeid in het kader van het project omvangrijker dan voor normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. De aanslag blijft in stand.
Op vragen vanuit de Tweede Kamer over het verschil in belastingdruk tussen de levering van bouwrijpe grond en braakliggende grond heeft staatssecretaris Weekers daarvoor een verklaring gegeven. De levering van bouwrijpe grond door een btw-plichtige ondernemer is belast met 21% btw terwijl de levering van braakliggende grond alleen is belast met 6% overdrachtsbelasting.
Ook geeft Weekers aan dat het verschil in belastingdruk niet per definitie betekent dat de koper van bouwgrond met btw duurder uit is. Als de koper van de bouwgrond een btw-plichtige ondernemer is die btw in aftrek kan brengen, drukt per saldo geen omzetbelasting op de grond, terwijl de koper van braakliggende grond de geheven overdrachtsbelasting niet in aftrek kan brengen.
Op andere Tweede Kamervragen heeft Weekers geantwoord dat er geen signalen zijn dat door het huidige belastingregime de leefbaarheid in bepaalde woonwijken daalt als gevolg van een verschil in belastingdruk tussen terreinen met openliggende funderingen (bouwterreinen) en zonder openliggende funderingen (braakliggende grond). Ook heeft hij aangegeven dat de huidige, door de Hoge Raad geformuleerde criteria onder welke omstandigheden en met welke handelingen een terrein (al of niet met sloopopstallen) een bouwterrein wordt, vooralsnog moet worden aangehouden. Dit is in ieder geval tot het moment dat het Europese Hof van Justitie op prejudiciële vragen van de Hoge Raad van 9 september 2011 antwoord heeft gegeven en voor zover de prejudiciële uitspraak van het Europese Hof aanvullende/nieuwe criteria bevat voor de kwalificatie van bouwgrond voor de btw-heffing.
Donderdag 4 oktober 2012
Forensentaks en vitaliteitssparen geschrapt, assurantiebelasting gaat naar 21%
De assurantiebelasting gaat per 1 januari omhoog van 9,7% naar 21%. Bovendien is de mogelijkheid tot vitaliteitssparen, een integratie van de levensloopregeling en het spaarloon, van de baan. Dat blijkt uit het deelakkoord over de begroting van 2013 die VVD-leider en demissionair premier Mark Rutte en PvdA-leider Diederik Samsom hebben gesloten. In het akkoord worden de forensentaks en de langstudeerboete geschrapt.
De langstudeerboete wordt met terugwerkende kracht per 1 september 2012 afgeschaft. De zogenoemde 'forensentaks' zou per januari 2013 ingaan, maar dit vervalt. Met deze maatregelen waren respectievelijk 263 miljoen euro en 1,6 miljard euro gemoeid, zo blijkt uit de brief die informateurs Henk Kamp (VVD) en Wouter Bos (PvdA) naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
Als alternatief voor het schrappen van het vervallen van de onbelaste reiskostenvergoeding voor woonwerkverkeer en de langstudeerboete, hebben Rutte en Samsom een aantal maatregelen bedacht. Zo gaat de assurantiebelasting naar 21 procent (het hoge tarief van de btw). Dit levert volgend jaar 940 miljoen op en in 2014 1,4 miljard euro.
Daarnaast wordt onder meer gesneden in de fiscale voorzieningen voor vitaliteitssparen, wat in 2013 een besparing van 580 miljoen euro oplevert en het jaar daarna 764 miljoen euro. Verder wordt gebruikgemaakt van potjes die nog beschikbaar waren voor lastenverlichting en duurzaamheid, die in 2013 eenmalig 649 miljoen euro opleveren.
Woensdag 3 oktober 2012Rechtbank Arnhem oordeelt dat het lagere overdrachtsbelastingtarief van 2% niet hoeft te worden toegepast op verkrijgingen van woningen vóór 15 juni 2011. Dit geldt ook voor een woningkoper die op 10 juni 2011 een woning verkreeg. Volgens de rechtbank is er geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.Meer op Fiscaal+
Een man koopt op 10 juni 2011 een woning. De overdrachtsbelasting van 6% (€ 21.450) wordt op 6 juli 2011 voldaan. De koper stelt dat hij ook recht heeft op toepassing van het tarief van 2% dat op grond van een persbericht en een besluit van de staatssecretaris van 1 juli 2011 geldt voor verkrijgingen vanaf 15 juni 2011. Volgens de man is de beperking van de terugwerkende kracht in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat er ten aanzien van de leveringen van woningen van (kort) voor 15 juni 2011 en gevallen waarin de woning is geleverd op of na 15 juni en vóór 1 juli 2011 sprake is van gelijke gevallen. Volgens de rechtbank was in al die gevallen voorafgaand aan de overdracht de wetswijziging nog niet aangekondigd en was het tarief van de overdrachtsbelasting op het tijdstip van de levering 6%. Verder acht de rechtbank nog van belang dat in al deze gevallen de koopovereenkomsten ruim voor 15 juni 2011 waren gesloten. Een en ander kan de koper echter niet baten omdat de beslissing van de wetgever om de wetswijziging niet verder terug te laten werken dan tot 15 juni 2011 niet van redelijke grond is ontbloot. Het gelijk is aan de inspecteur.
Het ministerie van Financiën wil de fiscale aftrekbaarheid van advieskosten per 1 januari 2013 afschaffen. Afschaffing zou een logisch vervolg zijn van de invoering van het provisieverbod per 1 januari 2013.Meer op Fiscaal+
Dat schrijft het Financieele Dagblad gisterochtend. De advieskosten maken nu nog onderdeel uit van de provisie die verzekeraars betalen aan tussenpersonen voor de verkoop van lijfrentes en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (aov's). De provisies op hun beurt zijn versleuteld in de fiscaal aftrekbare premies. Wanneer met ingang van volgend jaar het provisieverbod ingaat worden de advieskosten zichtbaar, omdat ze niet meer in de premie zitten.
Voor Financiën is dat het moment om alleen de zuivere premies in aftrek toe te staan. Het gevolg van deze maatregel is dat de consument stukken duurder uit is met advies over lijfrentes en aov's. De belangenorganisaties Adfiz (financieel adviseurs) en het Verbond van Verzekeraars zijn tegen de maatregel. Hen was beloofd dat invoering van het provisieverbod fiscaal neutraal zou verlopen.
Eventueel wil Financiën afzien van afschaffing wanneer adviseurs informatie over de in rekening gebrachte advieskosten aan de Belastingdienst leveren. Dat is echter een grote administratieve last voor de branche.
Maandag 1 oktober 2012
Vandaag heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie in een nieuwsbericht van het ministerie laten weten dat ondernemers met ingang van 1 oktober 2012 makkelijker een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) kunnen oprichten en meer vrijheid krijgen om deze naar eigen inzicht vorm te geven.
Belangrijk is de afschaffing van het minimumkapitaal van 18.000 euro als startkapitaal. Ondernemers kunnen in het nieuwe systeem zelf kiezen welk bedrag zij bij de oprichting van de bv inbrengen. Dit zal naar verwachting een gunstig economisch effect hebben omdat het voor kleinere en startende ondernemers makkelijker wordt om te kiezen voor een rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid. Het maakt investeren in de onderneming aantrekkelijker. Ook de verplichte blokkeringregeling, de bankverklaring en de accountantsverklaring bij inbreng in natura worden afgeschaft.
Voor ondernemers die een standaard-bv willen oprichten, passen de statuten op één A4-tje. Uitgebreide statutaire regelingen en juridische advisering zijn dan niet meer nodig. De grotere vrijheid die ondernemers wordt geboden, blijkt ook uit de mogelijkheid dat iedere aandeelhouder of groep van aandeelhouders zijn eigen bestuurder benoemt, de uitgifte van stemrechtloze aandelen en de gelegenheid om besluitvorming buiten de algemene vergadering te laten plaatsvinden.
Een besloten vennootschap oprichten betekende tot voor kort: fikse kosten en weinig flexibiliteit. Met ingang van 1 oktober 2012 is dat anders. Door het bv-recht eenvoudiger en flexibeler te maken, is de rechtsvorm van de besloten vennootschap een stuk aantrekkelijker voor (startende) ondernemers. Ook voor bestaande bv's kunnen de nieuwe regels relevant zijn.
Bij een besloten vennootschap is niet de ondernemer, maar de bv in de meeste gevallen aansprakelijk voor eventuele schulden van het bedrijf. De directie en de andere aandeelhouder(s) zijn alleen aansprakelijk voor het bedrag dat zij in het bedrijf hebben geïnvesteerd. Daarmee kan de bv interessant zijn voor ondernemers. Andere redenen om voor een bv te kiezen kunnen zijn:
Het kabinet wil af van de verplichte notariële akte van oprichting van een eenvoudige besloten vennootschap (een bv in een eenvoudige standaardvorm). Een regeling hiervoor is in voorbereiding. Een notariële akte van oprichting (met onder meer de statuten van de bv) blijft dus voorlopig voor alle bv's nodig. Ook de inschrijving van de bv in het Handelsregister blijft verplicht.
Het verplichte startkapitaal van € 18.000 werd gezien als een 'verzekering' voor mogelijke schuldeisers. Om deze crediteuren te beschermen mag een bv volgens de nieuwe regels geen dividend meer uitkeren als duidelijk is dat het bedrijf na die uitkering zijn opeisbare schulden niet kan betalen. Bestuurders en aandeelhouders die onzorgvuldig hebben gehandeld, kunnen privé aansprakelijk worden gesteld. Deze aansprakelijkheidsregeling gold ook al vóór de invoering van het nieuwe bv-recht, op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad.
Nederland kent ongeveer 800.000 besloten vennootschappen. Als de regelgeving voor bv's eenvoudiger en goedkoper wordt, is dat voordelig voor het bedrijfsleven, zo stelt het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zo vormde het verplichte startkapitaal van € 18.000 voor veel ondernemers een fikse belemmering om een bv op te richten. Die drempel is nu verdwenen. Voor veel kleinere en startende ondernemers is het daardoor nu aantrekkelijker om te kiezen voor een besloten vennootschap als rechtsvorm.
Nieuwe regels ook interessant voor bestaande bedrijven
Het nieuwe bv-recht maakt het ook gemakkelijker om een eenmanszaak, vof of maatschap om te zetten in een besloten vennootschap. Of een overstap zinvol is, hangt af van iemands persoonlijk situatie en wensen. Wie bijvoorbeeld met zijn bedrijf sinds langere tijd een stevige winst boekt, kan profiteren van belastingvoordeel door te kiezen voor een bv.
Ook voor bestaande bv's zijn de nieuwe regels relevant. Zo kunnen ondernemers nu gemakkelijker de statuten aanpassen om bijvoorbeeld aandelen zonder stemrecht uit te geven. Bestaande bv's zijn niet verplicht om zo snel mogelijk hun statuten bij de notaris aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Als een statutenwijziging al nodig is, kunnen ze daarmee wachten tot de eerstvolgende statutenwijziging.
De Hoge Raad heeft beslist dat een tandarts niet op grond van het gelijkheidsbeginsel aanspraak kan maken op de 30%-regeling die geldt voor vanuit het buitenland geworven tandartsen. Van gelijke gevallen is namelijk geen sprake.
De tandarts is geboren in 1948 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is niet in loondienst maar verzoekt de Belastingdienst niettemin om in aanmerking te komen voor toepassing van de 30%-regeling. Bij beschikking van 17 december 2009 wijst de Belastingdienst het verzoek af. In geschil is of de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door de 30%-regeling toe te passen op vanuit het buitenland geworven tandartsen en niet op de Nederlandse tandarts.
De Hoge Raad oordeelt dat de tandarts niet op grond van het gelijkheidsbeginsel aanspraak kan maken op de 30%-regeling die geldt voor vanuit het buitenland geworven tandartsen. De Hoge Raad verwijst naar een eerdere conclusie van A-G Niessen, die overwoog dat zelfs indien de Belastingdienst bij het uitvoeren van de in geschil zijnde regeling ten onrechte ervan uitgaat dat sprake is van schaarste op de arbeidsmarkt voor tandartsen, dit de tandarts in kwestie niet baat in zijn beroep op toepassing van de regeling. Immers, die omstandigheid doet er niet aan af dat hij als zelfstandige tandarts noch feitelijk noch rechtens in dezelfde positie verkeert als ingekomen tandartsen in loondienst, zodat hij reeds op die grond geen aanspraak kan maken op de zogenoemde 30%-regeling. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de tandarts ongegrond.
Rechtbank Arnhem heeft op 18 september geoordeeld dat er geen wettelijke bepaling is die belet dat een bestuurder van een bv nogmaals voor dezelfde belastingschuld aansprakelijk wordt gesteld, alsmede dat het recht tot invordering van de aanslag en daarmee de aansprakelijkheidsschuld nog niet is verjaard.
De bv heeft onder verantwoordelijkheid en leiding van de bestuurder onder meer geen dan wel te weinig privé-gebruik auto aangegeven en btw op valse facturen als voorbelasting in aftrek gebracht. In geschil is of de bestuurder door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-naheffingsaanslag die in 2004 aan de bv is opgelegd. De beschikking aansprakelijkstelling uit 2006 is door de rechter in juni 2011 vernietigd, omdat de bv niet in gebreke was, althans omdat de aansprakelijkstelling onredelijk prematuur was. De ontvanger laat het hier niet bij zitten en stuurt de bestuurder in september 2011 alsnog een kennisgeving 'voornemen aansprakelijk stellen voor vergrijpboete'. Volgens de bestuurder is de aanslag inmiddels verjaard en is de nieuwe aansprakelijkstelling dus niet meer mogelijk.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat er geen wettelijke bepaling of rechtsbeginsel is die belet dat de ontvanger de bestuurder nogmaals voor dezelfde belastingschuld aansprakelijk stelt. Aangezien in 2008 een dwangbevel voor de betreffende aanslag aan de bv is betekend, kan het recht tot invordering en daarmee ook de aansprakelijkheidsschuld van de bestuurder pas in 2013 verjaren. Dit vloeit namelijk voort uit de tot 1 juli 2009 geldende tekst van art. 27 lid 1 Inv. 1990. Het beroep van de bestuurder is ook voor het overige ongegrond.
De Belastingdienst heeft na vragen uit de praktijk drie verduidelijkingen gepubliceerd bij het Besluit van 16 februari 2012 over het terugkomen op willekeurige afschrijving van investeringen van vóór 1 januari 2007.
Soms mag men terugkomen op willekeurige afschrijving. Dit kan het verdampen van verliezen voorkomen. Dat heeft de staatssecretaris goedgekeurd in het Besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/8M, Staatscourant 2012 nr. 3804. De goedkeuring geldt voor investeringen van vóór 1 januari 2007. Er gelden nog andere voorwaarden. Hierna staan drie verduidelijkingen van het Besluit zoals de fiscus die vandaag heeft gepubliceerd.
De willekeurige afschrijving mag u geheel, maar niet deels terugnemen.
Voorbeeld
Monique heeft vóór 2007 willekeurig afgeschreven op een bedrijfsmiddel. De boekwaarde is na de willekeurige afschrijving € 100. Bij gewone afschrijving zou de boekwaarde € 250 zijn. In het oudst openstaande jaar heeft Monique nog een te verrekenen verlies van € 130. Uitwerking: Als Monique aan de voorwaarden voldoet, mag zij de boekwaarde van het bedrijfsmiddel ophogen met € 150 (€ 250 - € 100). Hierdoor ontstaat fiscaal een voordeel. Hiermee verrekent zij het verlies van € 130. Monique neemt in dat jaar een winst van € 20 (€ 150 - € 130). Zij mag de boekwaarde niet ophogen met € 130.
Na het terugnemen mag u opnieuw willekeurig afschrijven.
Voorbeeld
Als u de willekeurige afschrijving op een bedrijfsmiddel in een jaar mocht terugnemen, mag u in het jaar erna weer willekeurig afschrijven op dat bedrijfsmiddel. U gaat dan uit van de nieuwe boekwaarde. Dat is € 250 in het voorbeeld bij a (€ 100 + € 150).
Andere fiscale regels, zoals winstsplitsingsregels voor de vennootschapsbelasting, blijven gelden.
Het kan zijn dat het terugnemen van de willekeurige afschrijving niet leidt tot verrekening van een nog onverrekend verlies. Bijzondere regels kunnen dat verhinderen, zoals winstsplitsingsregels bij juridische fusie, fiscale eenheid en geruisloze inbreng in een bestaande nv/bv.
Voorbeeld
Bv A bezit een pand waarop vóór 2007 willekeurig is afgeschreven. Bv A gaat door een juridische fusie op in bv B. Het nog te verrekenen verlies uit het oudst openstaande jaar is van bv B. Als bv B de willekeurige afschrijving terugneemt, ontstaat winst die nog toerekenbaar is aan de verdwenen bv A. Het verlies van bv B kan niet worden verrekend. Dat komt door de winstsplitsingsregels die staan in de derde standaardvoorwaarde bij het Besluit van 19 december 2000, nr. CPP 2000/3131M.
Demissionair Minister de Jager en Staatssecretaris Weekers van Financiën hebben op Prinsjesdag het Fiscaal pakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Fiscaal pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen: het Belastingplan 2013, de Overige fiscale maatregelen 2013, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning, het wetsvoorstel verhuurderheffing en het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten. Hieronder behandelen wij alle overige maatregelen uit deze wetsvoorstellen. Tenzij anders aangegeven is de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013.
De termijn van zes maanden voor de doorverkoop van een onroerende zaak of een recht waaraan deze is onderworpen, wordt tijdelijk verruimd tot 36 maanden, voor de periode tot 1 januari 2015. Bij een opvolgende verkrijging van een onroerende zaak door een ander binnen 36 maanden is alleen over de meerwaarde overdrachtsbelasting verschuldigd. Voorgesteld wordt het woningbegrip waarvoor het tarief van 2% geldt, uit te breiden met aanhorigheden van woningen die op een later tijdstip worden verkregen dan de woning zelf. Bijvoorbeeld een garage.
Het bodem(voor)recht wordt constructiebestendig gemaakt. Voorgesteld wordt om (onder voorwaarden) een mededelingsplicht voor zekerheidshouders van bodemzaken op te nemen. De zekerheidshouder is dan wettelijk verplicht de ontvanger te informeren over het voornemen zijn recht op deze zaken uit te oefenen, dan wel handelingen te verrichten waardoor de zaken niet meer kwalificeren, op straffe van de verplichting de Ontvanger financieel te compenseren. De maatregel geldt vanaf 1 januari 2013 voor nieuwe belastingschulden en voor nieuwe zekerheidsrechten. Voor bestaande zekerheidsrechten geldt een overgangstermijn van drie maanden. Voorgesteld wordt het uitstelbeleid voor ondernemers onder voorwaarden te versoepelen en te vereenvoudigen.
De aanvullende vrijstelling van art. 33, onderdeel 6, onder b, SW 1956 is ook van toepassing indien niet een bedrag wordt geschonken ter zake van de verwerving van een eigen woning, maar een woning die bestemd is voor eigen bewoning door de begiftigde.
Het overgangsrecht van de nieuwe regeling belastingrente die per 1 januari 2013 in werking treedt, wordt technisch aangepast zodat vanaf die datum op alle belastingaanslagen hetzelfde rentepercentage van toepassing is. Verder wordt het toepassingsbereik van het overgangsrecht uitgebreid.
Om de effectiviteit van de verzuimboete voor aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen te vergroten, kan voortaan de verzuimboete eerder worden opgelegd dan de (ambtshalve) aanslag. Daarbij kan worden aangekondigd dat de verzuimboete wordt gematigd indien alsnog binnen een gestelde termijn aangifte wordt gedaan.
Instellingen met een ANBI-status moeten vanaf 1 januari 2014 gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maken. Bij ministeriële regeling wordt uitgewerkt om welke gegevens het gaat.
Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 kunnen woningcorporaties kwalificeren als ANBI. Hiertoe zal in de definitie van categorieën activiteiten die als algemeen nuttig worden beschouwd, ook volkshuisvesting worden opgenomen.
De bepaling dat een belastingplichtige in bepaalde situaties een burgerservicenummer (BSN) van een derde moet opgeven in het kader van werkzaamheden ten behoeve van de Belastingdienst, wordt verduidelijkt. Onder dergelijke werkzaamheden wordt ook het doen van aangifte verstaan.
Het overgangsrecht voor de verlaging van het tarief van de assurantiebelasting per 1 januari 2015 van 9,7% naar 9,5% wordt aangepast. Verzekeringsmaatschappijen kunnen per verzekering kiezen of zij het nieuwe tarief van toepassing willen laten zijn vanaf de eerstvolgende premievervaldatum of vanaf de eerstvolgende prolongatiedatum na 31 december 2014.
De heffing van BPM voor gebruikte motorrijtuigen wordt op enkele punten aangepast. Voor in een ander EU- of EER-land geregistreerde motorrijtuigen wordt het ook buiten de leasesfeer mogelijk om bij de heffing direct rekening te houden met de duur van het gebruik in Nederland.
In de MRB wordt de minimale schorsingstermijn waarbij geen MRB verschuldigd is voor personenauto's, bestelauto's en motorrijwielen verkort van drie maanden tot een maand.
De belasting zware motorrijtuigen wordt zodanig aangepast dat ook buitenlandse vrachtauto's kunnen worden betrokken in het toezicht via automatische nummerplaatherkenning.
Er vindt een aanpassing plaats van de vrijstelling energiebelasting opwekking elektriciteit. Voortaan moet de maximale hoeveelheid aardgas per opgewekt kWh worden herrekend als de calorische waarde afwijkt van die van gas van standaard Groningen kwaliteit.
Er komt overgangsrecht voor de verpakkingenbelasting die per 1 januari 2013 wordt afgeschaft. De teruggaveregeling over producten die indirect zijn geëxporteerd, blijft tot 1 april 2013 van toepassing.
De Wet op de kansspelen wordt gewijzigd omdat naar de mening van het kabinet het fiscale regime minder geschikt is voor de heffing en inning van de kanspelheffing.
Dit wetsvoorstel introduceert een nieuwe heffing van verhuurders over de waarde van hun voor verhuur bestemde huurwoningen in de gereguleerde sector. De primaire doelstelling van de verhuurderheffing is het realiseren van een budgettaire opbrengst. De verhuurderheffing wordt geheven bij verhuurders van meer dan 10 huurwoningen in de gereguleerde sector. De heffingvrije voet heeft tot doel verhuurders van slechts enkele woningen buiten de heffing te laten. De heffing gebeurt in de vorm van een aangiftebelasting. De grondslag voor de heffing wordt gevormd door de totale WOZ-waarde van de huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder, verminderd met de waarde van 10 woningen (berekend naar de gemiddelde WOZ-waarde van alle huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder). Voor 2013 wordt, uitgaande van een opbrengst van € 5 miljoen, een tarief voorgesteld van 0,0014% en per 1 januari 2014, uitgaande van een opbrengst van € 800 miljoen, een tarief van 0,231%. De gemiddelde heffing per woning bedraagt in 2013 ongeveer € 2 en vanaf 2014 ongeveer € 356 per woning per jaar.
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de registratie van notariële akten voortaan langs elektronische weg te laten geschieden waardoor die akten niet langer heen en weer hoeven te worden gestuurd tussen de notaris en de Belastingdienst. Voorgesteld wordt de elektronische registratie van notariële akten te laten uitvoeren door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Verder wordt de registratie van onderhandse akten beperkt tot die akten waarvoor registratie een wettelijk vormvereiste is. De registratie van deze akten blijft een taak van de Belastingdienst. Ook het toezicht op de uitvoering van de Registratiewet 1970 blijft gebeuren door de Belastingdienst.
Demissionair Minister de Jager en Staatssecretaris Weekers van Financiën hebben op Prinsjesdag het Fiscaal pakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Fiscaal pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen: het Belastingplan 2013, de Overige fiscale maatregelen 2013, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning, het wetsvoorstel verhuurderheffing en het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten. Hieronder behandelen wij alle maatregelen in de omzetbelasting. Tenzij anders aangegeven is de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013.
Het besluit van 24 augustus 2004, Stb. 435 (V-N 2004/47.14) waarin in het BUA voor de fiets van de zaak in het woon-werkverkeer wordt gestroomlijnd met de vergelijkbare regeling in de loonbelasting, wordt nu bij wet goedgekeurd.
Het kabinet overweegt het wetsvoorstel aanpak constructies met betrekking tot (on)roerende zaken (30061) in te trekken.
De jaarlijkse aanpassing van de accijnstarieven van tabaksproducten wordt voortaan gebaseerd op de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs over de periode van oktober tot en met september voorafgaand aan de datum van publicatie.
De periode waarin een fabrikant, importeur en groothandelaar nog tabaksproducten met 'oude' accijnszegels mag verkopen wordt verruimd van een maand naar twee maanden.
Demissionair Minister de Jager en Staatssecretaris Weekers van Financiën hebben op Prinsjesdag het Fiscaal pakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Fiscaal pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen: het Belastingplan 2013, de Overige fiscale maatregelen 2013, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning, het wetsvoorstel verhuurderheffing en het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten. Hieronder behandelen wij alle maatregelen in de loonbelasting. Tenzij anders aangegeven is de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013.
Tarief/heffingskortingen. Voor het in 2013 geldende tarief en de in de loonbelasting geldende heffingskortingen, wordt verwezen naar het onderdeel inkomstenbelasting.
Eigenbeheerpensioenen. Onder voorwaarden mogen verzekeraars van zogenoemde eigenbeheerpensioenen van DGA's de aangegane pensioenverplichtingen verminderen als het vermogen van de verzekeraar in relatie tot deze verplichtingen ontoereikend is. Er mag eenmalig, op pensioeningangsdatum, een vermindering worden toegepast ingeval van substantiële 'onderdekking". Er komt een overgangsregeling, die bewerkstelligt dat in de periode 2013 t/m 2015 de verplichting onder voorwaarden ook bij lopende uitkeringen kan worden verminderd.
De regels over het corrigeren van gegevens in een onjuiste of onvolledige loonaangifte door de inhoudingsplichtige worden herzien.
Fiscale wijzigingen in verband met verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd: Er worden wijzigingen voorgesteld in fiscale wetgeving als gevolg van de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Het gaat onder andere om de aanpassing van de uiterste ingangsdata voor pensioenen, levensloop, lijfrenten en vitaliteitsparen, de aanpassing van regels inzake variabilisering van pensioenuitkeringen, het aanpassen van het tijdstip waarop de FOR afneemt, het uiterste tijdstip waarop aanspraak kan worden gemaakt op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, de omzettingsregeling van stakingswinst in een lijfrente, de middelingsregeling, de oudertoeslag voor box 3, de ouderenkorting en de regeling inzake uitgaven voor specifieke zorgkosten.
De afdrachtvermindering onderwijs gaat alleen gelden bij deelname aan een volledige opleiding.
De afdrachtvermindering wordt gekoppeld aan inhoud en duur van het onderwijsprogramma.
De afdrachtvermindering wordt gekoppeld aan het behalen van een diploma. Voorgesteld wordt de faciliteit ook toe te kennen aan bestaande gevallen.
Het jaarbedrag van de afdrachtverminderning onderwijs wordt in één keer in aanmerking genomen, in plaats van verdeeld over de tijdvakken in het kalenderjaar.
De afdrachtvermindering startkwalificatie vervalt.
Het toetsloon van maximaal 130% van het wettelijk minimumloon voor werknemers onder de 25 jaar wordt afgeschaft.
Bij de S&O-afdrachtvermindering wordt de eerste schijf verlengd naar € 200.000.
Met ingang van 1 januari 2013 zal de regeling voor onbelaste reiskostenvergoedingen en verstrekkingen van vervoer niet langer van toepassing zijn op de kilometers die in het kader van het woon-werkverkeer worden gemaakt, ongeacht de wijze waarop, en wordt in samenhang daarmee het met een auto van de zaak afgelegde woon-werkverkeer aangemerkt als privégebruik. De werkgever heeft in dat geval nog wel de mogelijkheid om de reiskosten voor het woon-werkverkeer onbelast te vergoeden vanuit de vrije ruimte van de zogenoemde werkkostenregeling (WKR).
In 2013 wordt wel de mogelijkheid gehandhaafd om onbelaste tegemoetkomingen te geven voor de zakelijke reizen, niet zijnde woon-werkverkeer. Het fiscale regime voor deze zakelijke reizen blijft voor 2013 ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.
Het begrip woon-werkverkeer
Het gaat om (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als een dergelijke overeenkomst niet is gesloten, dan geldt dat alle reizen (heen en/of terug) van de woon- of verblijfplaats naar een bedrijfsadres als woon-werkverkeer kwalificeren. Het merendeel van de reizen van de ambulante werknemer, zoals de loodgieter en de wijkverpleegkundige, wordt derhalve aangemerkt als zakelijk verkeer en komt dus in aanmerking voor een onbelaste vergoeding. Pas als die werkzaamheden op een specifieke werkplaats langer duren dan een jaar, worden alle reizen van de woning of verblijfplaats naar die werkplaats aangemerkt als woon-werkverkeer en wordt de vergoeding die daarvoor wordt verstrekt belast.
Wat betreft ondernemers (waaronder ook begrepen de zzp'ers), is het kabinet van mening dat in beginsel alleen de reizen van de ondernemer tussen zijn woning of verblijfplaats naar zijn eigen bedrijfsadres als woon-werkverkeer moeten worden aangemerkt. Dat is alleen anders als de werkzaamheden op een specifieke plaats langer duren dan een jaar.
Voor de werknemer die tijdens zijn dienstverband wordt gedetacheerd naar een andere werkplaats dan zijn gebruikelijke vaste werkplaats, en de duur van die detachering aanmerkelijk korter is dan de duur van de dienstbetrekking, geldt dat de reizen die in het kader van die detachering worden gemaakt tussen de woning of verblijfplaats en de plaats van detachering, worden beschouwd als zakelijke reizen. De daarvoor toegekende vergoedingen kunnen derhalve onbelast worden verstrekt. Voorwaarde is wel dat de detachering niet langer duurt dan een jaar.
Auto van de zaak
In het algemeen zal het aantal kilometers dat wordt gereden in het kader van het woon-werkverkeer meer dan 500 kilometer zijn. Als gevolg van het feit dat deze kilometers straks als privé worden aangemerkt, zal de huidige vrijstelling van de bijtelling voor de auto's waarmee minder dan 500 kilometer privé wordt gereden, grotendeels haar belang verliezen.
Voorkoming anticipatie
Om te voorkomen dat de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen met betrekking tot de fiscale behandeling van het woon-werkverkeer worden ontweken door bijvoorbeeld nog in 2012 een kostenvergoeding te verstrekken ter zake van woon-werkverkeer dat in 2013 of later plaatsvindt, is in dit wetsvoorstel een bepaling opgenomen op grond waarvan vergoedingen en verstrekkingen die in de periode van 18 september 2012, 16.00 uur, tot en met 31 december 2012 plaatsvinden ter zake of in de vorm van woon-werkverkeer voor zover dat verkeer plaatsvindt na 31 december 2012, geacht worden te zijn genoten in het loontijdvak waarin het woon-werkverkeer plaatsvindt.
Overgangsrecht
Voor OV-abonnementen die vóór 25 mei 2012 zijn aangegaan blijft de verstrekking daarvan onbelast voor de geldigheidsduur van dat abonnement voor zover deze geldigheid zich uitstrekt tot na 31 december 2012 en voor zover de verstrekking op grond van de tot 1 januari 2013 geldende wetgeving niet belast zou zijn. Onder dezelfde voorwaarden is voorzien in overgangsrecht voor de reisaftrek voor werknemers die met het openbaar vervoer van en naar het werk reizen en daar geen of een lage vergoeding voor krijgen.
Voor personen- en bestelauto's die door het aanmerken van de woon-werkkilometers als privékilometers onder de bijtelling gaan vallen geldt ook een overgangsregime. Voor deze auto's waarvoor vóór 25 mei 2012 een leasecontract is aangegaan wordt de bijtelling gedurende de looptijd van dat leasecontract, maar uiterlijk tot 1 januari 2017, beperkt tot 25% van de zonder dit overgangsrecht verschuldigde bijtelling van 25%, 20% dan wel 14%. Deze verlaagde bijtelling geldt overigens alleen ingeval het aantal privékilometers, zijnde de andere privékilometers dan de kilometers die in het kader van het woon-werkverkeer met de auto worden gemaakt, beperkt blijft tot maximaal 500 kilometer op jaarbasis. Voor bestelauto's waarvoor vóór 25 mei 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik is afgegeven, geldt dit overgangsrecht alleen ingeval naast de zakelijke kilometers en de woon-werkkilometers geen privékilometers worden gemaakt.
Dit overgangsrecht geldt mutatis mutandis eveneens voor de auto van de zaak die niet is geleased maar op de balans van de onderneming staat en ter beschikking is gesteld aan de werknemer. Tevens geldt dit overgangsrecht voor de auto die de ondernemer voor privégebruik, waaronder woon-werkverkeer, ter beschikking staat. Het overgangsrecht geldt dan gedurende de termijn dat de auto op de balans blijft staan, met dien verstand dat ook dit overgangsrecht in ieder geval eindigt op 1 januari 2017.
Toeslagen
Het blijkt volgens het kabinet niet mogelijk om mensen van wie de toeslag als gevolg van deze maatregel wordt verlaagd, te compenseren of om voor deze mensen de gevolgen te mitigeren.
Demissionair Minister de Jager en Staatssecretaris Weekers van Financiën hebben op Prinsjesdag het Fiscaal pakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Fiscaal pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen: het Belastingplan 2013, de Overige fiscale maatregelen 2013, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning, het wetsvoorstel verhuurderheffing en het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten. Hieronder behandelen wij alle maatregelen in de vennootschapsbelasting. Tenzij anders aangegeven is de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013.Meer op Fiscaal+
De onderkapitalisatieregeling (thincapregeling) in de vennootschapsbelasting wordt afgeschaft.
De buitenlandse vennootschapsbelastingplicht met betrekking tot bestuurdersbeloningen wordt uitgebreid. Ook de beloning voor de door een in het buitenland gevestigd lichaam (i.c. in onder andere België) verrichte diensten aan een in Nederland gevestigd lichaam wordt in de Nederlandse belastingheffing betrokken.
Voor het kunnen aangaan van een fiscale eenheid dient een moedermaatschappij voortaan ten minste 95 % van de stemrechten in de dochtermaatschappij te bezitten.
De optionele groepsrentebox, die nooit in werking is getreden, wordt uit de Wet werken aan winst verwijderd.
Demissionair Minister de Jager en Staatssecretaris Weekers van Financiën hebben op Prinsjesdag het Fiscaal pakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het Fiscaal pakket bestaat uit zes wetsvoorstellen: het Belastingplan 2013, de Overige fiscale maatregelen 2013, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning, het wetsvoorstel verhuurderheffing en het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten. Hieronder behandelen wij alle maatregelen in de inkomstenbelasting. Tenzij anders aangegeven is de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013.
Belastbaar inkomen meer dan | Maar niet meer dan | Belastingtarief | Tarief premie volksverzekeringen | Totaal tarief | Heffing over totaal van de schijven |
Jonger dan 65 jaar: | |||||
- | € 19.645 | 5,85% | 31,15% | 37% | € 7268 |
€ 19.645 | € 33.363 | 10,85% | 31,15% | 42% | € 13.029 |
€ 33.363 | € 55.991 | 42% | 42% | € 22.532 | |
€ 55.991 | 52% | 52% | |||
Ouder dan 65 jaar maar geboren vanaf 1 januari 1946: | |||||
- | € 19.645 | 5,85% | 13,25% | 19,1% | €3751 |
€ 19.645 | € 33.363 | 10,85% | 13,25% | 24,1% | € 7057 |
€ 33.363 | € 55.991 | 42% | 42% | € 16.560 | |
€ 55.991 | 52% | 52% | |||
Ouder dan 65 jaar maar geboren voor 1 januari 1946: | |||||
- | € 19.645 | 5,85% | 13,25% | 19,1% | € 3751 |
€ 19.645 | € 33.555 | 10,85% | 13,25% | 24,1% | € 7103 |
€ 33.555 | € 55.991 | 42% | 42% | € 16.526 | |
€ 55.991 | 52% | 52% |
Heffingskortingen
De algemene heffingskorting wordt € 2001 (2012: € 2033). Voor 65+: € 1034 (2012: € 934).
De arbeidskorting wordt maximaal € 1723 (2012: € 1611).
De aanvullende combinatiekorting wordt € 1024 (2012: € 1024).
De inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting wordt € 1109 (2012: € 1109).
De alleenstaande-ouderkorting wordt € 947 (2012: € 947).
De ouderenkorting wordt € 1032 (2012: € 762). De ouderenkorting boven inkomensgrens is voor 2013 € 150.
De alleenstaande ouderenkorting wordt € 429 (2012: € 429).
De aftrek van scholingsuitgaven wordt beperkt tot limitatief opgesomde en werkelijk gemaakte kosten van de opleiding of studie.
De aftrek van scholingsuitgaven voor belastingplichtigen die het diploma niet op tijd hebben gehaald, wordt vereenvoudigd. Er zal een overgangsregeling worden ingevoerd.
De aftrek van specifieke zorgkosten wordt beperkt. Specifieke zorgkosten die als gevolg van wijzigingen niet meer worden vergoed binnen het basispakket, zijn niet langer aftrekbaar. Dit geldt ook voor eigen bijdragen die krachtens de Zorgverzekeringswet verschuldigd zijn.
Ook inwoners van Nederland die niet in Nederland premieplichtig zijn, krijgen onder bepaalde voorwaarden het recht op uitbetaling van het premiedeel van de heffingskortingen.
Normeringen en begrenzingen uit het Witteveenkader kunnen vanaf 1 januari 2015 ook worden toegepast op beroepspensioenregelingen van IB-ondernemers. Het gaat om IB-ondernemers die deelnemen in bepaalde beroeps- of bedrijfstakpensioenregelingen. Fiscale faciliëring is voorbehouden aan ouderdomspensioen waarvoor de opbouw per jaar (bijvoorbeeld) niet meer bedraagt dan 2,15% van het pensioengevend inkomen (middelloonstelstel). De pensioenrichtleeftijd is overigens gekoppeld aan de levensverwachting. Uitgangspunt bij het bepalen van de omvang van de fiscale faciliëring vormt de winst uit onderneming (met enige correcties daarop) van het kalenderjaar drie jaar voorafgaande aan het jaar van pensioenopbouw. Een te hoge pensioengrondslag leidt tot een beperking in de aftrekbare pensioenpremies zonder dat dit de integrale belastingheffing over iedere uitkering beïnvloedt. Bij beroepspensioenregelingen waar IB-ondernemers verplicht aan deelnemen komen vanaf 1 januari 2015 ook de vrijwillig bedongen pensioenopbouw onder bepaalde voorwaarden voor fiscale faciliëring in aanmerking.
Fiscale wijzigingen in verband met verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd: Er worden wijzigingen voorgesteld in fiscale wetgeving als gevolg van de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Het gaat onder andere om de aanpassing van de uiterste ingangsdata voor pensioenen, levensloop, lijfrenten en vitaliteitsparen, de aanpassing van regels inzake variabilisering van pensioenuitkeringen, het aanpassen van het tijdstip waarop de FOR afneemt, het uiterste tijdstip waarop aanspraak kan worden gemaakt op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, de omzettingsregeling van stakingswinst in een lijfrente, de middelingsregeling, de oudertoeslag voor box 3, de ouderenkorting en de regeling inzake uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Een hypothecaire schuld kwalificeert voor nieuwe gevallen vanaf 1 januari 2013 alleen als eigenwoningschuld indien aan de aflossingseis wordt voldaan. Alleen rente op een eigenwoningschuld is aftrekbaar.
Er moet een contractuele verplichting zijn gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden de lening volledig af te lossen, en aan die verplichting moet ook worden voldaan. Met betalingsachterstanden zal onder voorwaarden rekening worden gehouden.
Bij verschillende schulden of leningdelen, moet elke schuld en elk leningdeel afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor fiscale renteaftrek.
De afloop van de rentevastperiode en het oversluiten van een 'bestaande lening' (zonder verhuizing) leiden er niet toe dat een 'bestaande lening' verwordt tot een 'nieuwe lening'. De omvang van de 'bestaande lening' wordt wel verlaagd door aflossing op de eigenwoningschuld na 31 december 2012 en de werking van de bijleenregeling.
Bij aankoop van een duurdere woning geldt een nieuwe termijn van 30 jaar voor het meerbedrag. De oude schuld loopt gewoon door tot 30 jaar.
Het meerbedrag met een nieuwe termijn van 30 jaar geldt ook als schulden worden aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning of ter afkoop van het recht van erfpacht.
Een eenmaal door een belastingplichtige gestart aflossingsschema voor een tot de eigenwoningschuld behorende schuld moet worden voortgezet door die belastingplichtige voor zijn aandeel in die schuld.
Door het aangaan van een huwelijk gaat geen nieuwe 30-jaarstermijn en dus geen nieuw aflossingsschema gelden. De totale eigenwoningschuld verandert door het huwelijk niet in omvang. Wel rust de aflossingsverplichting nu op beide partners voor de helft in plaats van geheel op één van hen.
De Belastingdienst gaat meer informatie vastleggen over leningen.
Geldverstrekkers die geen renseigneringsverplichting hebben, zoals bijvoorbeeld natuurlijke personen en de eigen bv, worden verplicht om het aangaan en wijzigen van een dergelijke lening door te geven aan de Belastingdienst met behulp van een digitaal formulier.
Er geldt onder voorwaarden overgangsrecht voor de eigenwoningschuld per 31 december 2012. De eerbiedigende werking voor bestaande gevallen bedraagt 30 jaar.
In het nieuwe systeem van de fiscale behandeling van de eigen woning geldt dat wordt vastgehouden aan de economische gerechtigdheid tot inkomen en vermogen. Daarom wordt voorgesteld de keuzeregeling voor de eigenwoningreserve te laten vervallen.
Boedelmenging door huwelijksvoltrekking is geen verwerving en geen vervreemding Daardoor is de bijleenregeling niet van toepassing. De bijleenregeling vindt ook geen toepassing in geval van vererving tussen partners.
De omvang en de stand van aflossing van het deel van de eigenwoningschuld dat geheel of gedeeltelijk niet meer wordt gebruikt, wordt vastgelegd in een beschikking. Bij latere koop van een nieuwe eigen woning dient de belastingplichtige voor zijn eigenwoningschuld de vastgelegde stand van de aflossing in aanmerking te nemen.
De in box 1 van de Wet IB 2001 vrijgestelde kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning komt te vervallen. Er geldt overgangsrecht. Een kapitaalverzekering, spaarrekening of beleggingsrecht voor de eigen woning die op 31 december 2012 reeds bestaat mag wel worden voortgezet en mag worden omgezet in een andere zodanige vorm, voor zover het verzekerde bedrag e.d. niet verhoogd wordt. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.
[Bron: TaxLive]
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft onlangs een nieuw verzamelbesluit over het aanmerkelijk belang gepubliceerd. Dit besluit is een actualisering van het besluit van 23 november 2006, nr. CPP/2674M, V-N 2006/65.14. In het nieuwe besluit zijn beleidsstandpunten verwerkt die zijn ontwikkeld naar aanleiding van de toepassing van de wijzigingen in de aanmerkelijkbelangregeling vanaf 2010.
Behalve dat zes nieuwe onderdelen zijn opgenomen zijn er drie onderdelen uit het oude besluit niet meer opgenomen.
Nieuw opgenomen is een onderdeel dat betrekking heeft op de gedeeltelijke omzetting van een verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting. Ook bijvoorbeeld is nieuw opgenomen een onderdeel dat betrekking heeft op de transparantie van rechtspersonen met natuurschoonwet-landgoederen, de NSW-lichamen.
Verdwenen is het onderdeel dat betrekking heeft op opties op nieuw uit te geven aandelen alsmede het onderdeel dat gaat over het prijsgeven van een optie.
Vrijdag 21 september 2012
Voor de heffing van bpm geldt een (bijna) niet gebruikte auto als een nieuwe, zo heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld.
Een man koopt op een veiling een personenauto met een kilometerstand van 174. De auto was ongeveer vier en een half jaar oud en nooit geregistreerd geweest in het kentekenregister.
Als de man de auto laat registreren in het kentekenregister, betaalt hij een aanzienlijk bedrag aan bpm. Bij de berekening van de bpm blijkt te zijn uitgegaan van de in het bouwjaar voor dit type en model bekendgemaakte nettocatalogusprijs.
De man meent dat die catalogusprijs niet langer van toepassing is, zeker omdat de auto inmiddels van een verouderd type is. Hij vindt dat de bpm berekend moet worden op basis van de reële waarde van de auto.
De Hoge Raad kan daarin niet meegaan. Artikel 9 van de Wet bpm maakt onderscheid tussen nieuwe en gebruikte personenauto's. Een 'nieuwe' personenauto is een auto die na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks is gebruikt. Zoals deze auto. Voor dat geval schrijft artikel 9, lid 5 van de Wet het gebruik van de catalogusprijs voor.
Donderdag 20 september 2012
Nederlandse ondernemers kunnen de in een andere EU- lidstaat betaalde btw terugkrijgen. Dit moet voor vóór 1 oktober a.s. gebeuren. Als in de betreffende lidstaat leveringen of diensten zijn verricht waarvoor in die lidstaat btw-aangifte wordt gedaan, kan de btw niet via het teruggaafverzoek worden teruggevraagd, maar dient dat via die reguliere buitenlandse btw-angifte te worden gedaan.
Dat is bijvoorbeeld het geval indien een ondernemer in Duitsland goederen met btw geleverd krijgt die vervolgens door die ondernemer worden geleverd aan een in Duitsland gevestigde afnemer.
Buitenlandse btw kan niet worden teruggevraagd door:
Een ondernemer die uitsluitend btw-vrijgestelde prestaties verricht;
Een ondernemer die gebruik maakt van de kleine ondernemersregeling, en ontheven is van administratieve verplichtingen;
Een ondernemer die onder de landbouwregeling valt.
Verzoeken om teruggaaf van de in 2011 door een buitenlandse EU-ondernemer op een factuur in rekening gebrachte btw moeten uiterlijk 30 september 2012 bij de Belastingdienst ingediend zijn, anders is er geen teruggaaf van buitenlandse btw mogelijk. Deze termijn is een fatale termijn.
De inloggegevens zijn niet gelijk aan die voor het indienen van de reguliere btw-aangifte. de speciale inloggegevens kunnen worden aangevraagd bij de Belastingdienst. Houdt bij het aanvragen van een gebruikersnaam en wachtwoord rekening met een verwerkingstijd door de Belastingdienst van drie tot vier weken.
Woensdag 19 september 2012Per 1 oktober 2012 geldt het nieuwe bv-recht. Deze wetswijziging moet ervoor zorgen dat ondernemen vanuit een bv aantrekkelijker wordt. Ook het oprichten van een bv wordt eenvoudiger. Veel ondernemers zijn nog niet bekend met de veranderingen. Dit blijkt uit onderzoek onder het ondernemerspanel van de Kamer van Koophandel.Meer op Fiscaal+
Het nieuwe bv-recht maakt het gemakkelijker om een bv op te richten. Zo is een startkapitaal van 18.000 euro niet meer nodig en vervalt de verplichte bankverklaring en accountantsverklaring. Voor (startende) ondernemers die deze 18.000 euro niet hebben, wordt de keuze voor de rechtsvorm bv nu een reële optie. De meeste ondernemers ondernemen nu vanuit de rechtsvormen eenmanszaak, vennootschap onder firma of maatschap. Ruim 30% van deze ondernemers zonder bv vraagt zich naar aanleiding van het nieuwe bv-recht af of men nog wel de juiste rechtsvorm heeft.
Ook voor bestaande bv´s gaan er zaken veranderen. Het nieuwe bv-recht kent bijvoorbeeld een uitkeringstoets, waarbij het bestuur moet toetsen of de bv na een uitkering in staat is om opeisbare schulden te betalen. Slechts 42% van de ondernemers met een bv weet dat er per 1 oktober 2012 een uitkeringstoets moet worden uitgevoerd. Deze onbekendheid met de uitkeringstoets kan een verhoogd risico op aansprakelijkheid met zich meebrengen.
Het nieuwe bv-recht biedt bestaande bv's veel mogelijkheden om minder dwingende regels af te spreken. Zij moeten hiervoor echter wel hun statuten laten aanpassen. Slechts één op de vijf ondernemers met een bv, denkt gebruik te gaan maken van de mogelijkheid om de statuten aan te passen aan specifieke behoeftes of situaties. Een derde weet het nog niet.
De Kamer van Koophandel heeft alle informatie over het nieuwe bv-recht verzameld op www.kvk.nl/bvrecht . Hier staat een overzicht van de belangrijkste veranderingen, een video (het nieuwe bv-recht in 3 minuten), achtergrondinformatie en veelgestelde vragen. Om ondernemers met een bv te informeren over het nieuwe bv-recht, organiseert de Kamer van Koophandel op verschillende locaties in Nederland gratis bijeenkomsten ´Het nieuwe bv-recht: wat betekent dat voor u?' Voor ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap die een overstap naar een bv overwegen, organiseert de Kamer van Koophandel seminars.
Dinsdag 18 september 2012Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft een nieuw beleidsbesluit gepubliceerd dat gaat over de teruggaafregeling in de overdrachtsbelasting. Het besluit vervangt het besluit van 3 mei 2005, nr. CPP2005/370M.Meer op Fiscaal+
Op verzoek wordt op grond van de wet teruggaaf verleend van betaalde overdrachtsbelasting als de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging of ontbinding wegens niet nakoming van een verbintenis.
In het onderhavige besluit wordt een goedkeuring verleend voor het geval dat niet aan het wettelijk vereiste van een feitelijk en rechtens herstel kan worden voldaan. Voor een herstel van de toestand van vóór de verkrijging moet de verkoper onder meer de door hem ontvangen koopsom geheel restitueren. Het kan echter zijn dat er na de verkrijging bijvoorbeeld een verbetering, verbouwing of sloop van de betrokken onroerende zaak heeft plaatsgevonden waardoor er een waardeverandering heeft plaatsgevonden die verrekend wordt. Door die verrekening vindt er geen herstel plaats van de toestand van vóór de verkrijging en is er dus geen recht op teruggaaf van de betaalde overdrachtsbelasting. Dat vindt de staatssecretaris ongewenst. Hij keurt daarom onder bepaalde voorwaarden goed dat er teruggaaf van betaalde overdrachtsbelasting kan worden verleend als bij restitutie van de koopsom een bedrag wordt verrekend dat gelijk is aan de waardeverandering van de betrokken onroerende zaak tussen het moment van verkrijging en de latere terugoverdracht.
Maandag 17 september 2012Directeuren-grootaandeelhouders die hun pensioen hebben ondergebracht in eigen beheer kunnen binnenkort een eenmalige korting op hun pensioen doorvoeren zonder fiscaal af te rekenen. Staatssecretaris Weekers van Financiën wil dit opnemen in het Belastingplan 2013.Meer op Fiscaal+
Dat antwoordt de staatssecretaris op Kamervragen van de VVD, zo meldt Het Financieele Dagblad .
Door tegenvallende beleggingsresultaten hebben particuliere pensioen-bv's net als veel pensioenfondsen te maken met een lage dekkingsgraad. Anders dan de pensioenfondsen vallen de particuliere bv's niet onder de Pensioenwet, maar onder de Wet op de loonbelasting. Zij kunnen niet zomaar korten op de pensioenen, maar moeten het oorspronkelijk toegezegde pensioen uitkeren. Daardoor is de pensioenpot eerder leeg. Gaan ze toch over tot het verlagen van de pensioenaanspraken, dan zijn ze loonbelasting verschuldigd, tenzij sprake is van een faillissement van de bv of surseance van betaling.
Volgens de VVD is er sprake van ongelijkheid ten opzichte van aangeslotenen bij een pensioenfonds. Weekers wil nu eenmalig 'in bepaalde gevallen en onder strikte voorwaarden op pensioeningangsdatum' een vermindering van de aanspraken toestaan.
Vrijdag 14 september 2012Gerechtshof Arnhem heeft geoordeeld dat een ondernemer te kwader trouw heeft gehandeld bij het indienen van de IB-aangifte voor het jaar 2006. Hij heeft namelijk niet de juiste informatie verstrekt aan zijn boekhouder.
De man werkt tot 1 maart 2006 in dienstbetrekking. Vanaf 1 maart 2006 verricht hij als zzp'er timmerwerkzaamheden. Zijn gemachtigde geeft in de IB-aangifte 2006 een winst van nihil aan en een genoten loon van € 40.000 en € 12.038 aan ingehouden loonheffing. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag op aan de ondernemer.
Hof Arnhem oordeelt dat de man te kwader trouw heeft gehandeld bij het indienen van de IB-aangifte voor het jaar 2006. Volgens het hof heeft hij zijn gemachtigde namelijk niet de informatie verstrekt over de door hem behaalde winst uit onderneming. De adviseur kon daardoor geen juiste aangifte doen. De inspecteur kan dan ook navorderen zonder dat hij beschikt over een nieuw feit. De navorderingsaanslag blijft in stand.
Donderdag 13 september 2012Uit de verkiezingsprogramma's en de verkiezingsuitingen van de diverse partijen blijkt inmiddels wel dat de gedachten over fiscale belastingvrije vergoedingen voor woon-werkverkeer niet meer hetzelfde zijn als in het Lenteakkoord geformuleerd. Het wordt dus nog spannend hoe we in 2013 exact met deze materie zullen moeten omgaan.
In het Lenteakkoord is een versobering van de fiscale belastingvrije vergoedingen voor woon-werkverkeer opgenomen. Kort samengevat bevatten de voorstellen de volgende ideëen:
Vanaf 1 januari 2013 zijn de vergoedingen en verstrekkingen voor woon-werkverkeer in beginsel belast;
Vanaf 1 januari 2013 vervalt de reisaftrek (dit is een forfaitaire aftrek van niet-vergoede OV-kosten woon-werkverkeer);
Vanaf 1 januari 2013 gelden de woon-werkkilometers met de auto van de zaak (weer) als privékilometers;
Vanaf 1 januari 2014 vervalt de gerichte vrijstelling voor zakelijke reiskosten in de werkkostenregling (WKR) en wordt de vrije ruimte met 0,5% verhoogd naar 2,1%.
Voornoemde ideeën zijn niet opgenomen in het wetsvoorstel 'Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013'. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat voor een '… deugdelijke, verantwoorde en goed werkbare uitwerking …' van de fiscale herziening meer tijd nodig is. Hij heeft er daarom voor gekozen deze tijd te nemen en de uitwerking niet op te nemen in voornoemd wetsvoorstel, maar door te schuiven naar het Belastingplan 2013.
De voorgestelde ideeën zorgen voor veel commotie, hetgeen de staatssecretaris ook is opgevallen. Hij heeft mede om die reden op 4 juni een zogenaamde 'hoofdlijnennotitie herziening fiscale regime kosten van woon-werkverkeer' naar de Tweede Kamer gezonden. In deze notitie gaat hij in op de voorgestelde wijzigingen en behandelt hij diverse punten die naar zijn mening nog nadere uitwerking behoeven.
Een aantal punten die in de notitie aan de orde komen zijn:
De staatssecretaris gaat in op de perikelen bij de definitie van 'woon-werkverkeer' en refereert hierbij aan de periode voor 2004 toen we ook volop bezig waren met de invulling van dit begrip. Hij overweegt dat een terugkeer naar de definitie van die tijd met zaken als de 60-dagenregeling wellicht ook niet alles is. Indertijd leidde dit criterium tot veel casuïstiek, beleidsbesluiten en jurisprudentie. De verwachting is dat dit nu niet anders zal zijn en aanleiding zal geven tot nieuwe casuïstiek, beleidsbesluiten en jurisprudentie en daarmee hoge administratieve lasten en allerhande uitvoerings- en handhavingsperikelen. Een alternatief dat de staatssecretaris noemt, is om aansluiting te zoeken bij de nieuwe definitie in de BTW en dan aansluiting te zoeken bij de arbeidsrechtelijke arbeidsplaats. Dit kan dan echter wel tot manipulatie leiden. Kortom, de staatssecretaris geeft aan de definitiekwestie nog volop aan het bestuderen te zijn.
Voor zakelijke ritten zou een onbelaste vergoeding mogelijk moeten blijven. Voor 2013 zal dit naar verwachting nog wel het geval blijven, maar vanaf 1 januari 2014 wordt dit in principe voor de werknemers ondergebracht in de WKR. De vrije ruimte gaat dan weliswaar omhoog naar 2,1%, de vraag is of dit voor een ieder voldoende is. De staatssecretaris merkt zelf ook op dat de verwerking in het budget van de WKR leidt tot herverdelingseffecten tussen bedrijven met veel zakelijke reizen en bedrijven met weinig zakelijke reizen. Onder andere gezien dit effect wordt momenteel het overhevelen naar het budget van de WKR heroverwogen.
Het eerder aangekondigde overgangsrecht voor, kortgezegd, leaseauto's wordt verder verduidelijkt in de hoofdlijnennotitie. Het overgangsrecht zal gelden voor de combinatie van auto en gebruiker waarbij de auto voor 25 mei 2012 is aangeschaft of het leasecontract voor die datum is aangegaan. Onder voorwaarden kan de rittenadministratie (waaruit geen of nauwelijks privégebruik (anders dan woon-werkverkeer) blijkt) worden voortgezet. Er moet dan een beperkte bijtelling van 25% van de normale bijtelling plaatsvinden. Het overgangsrecht zal gaan gelden tot 1 januari 2017.
Jammer is dat er voor bestelauto's nog geen verdere verduidelijking wordt gegeven. Er worden in de hoofdlijnennotitie alleen een aantal knelpunten genoemd zoals de regeling voor doorlopend wisselend gebruik (de eindheffing van € 300 per jaar) en het ' achter het hek van de zaak' achterlaten van de bestelauto.
Woensdag 12 september 2012Staatssecretaris Frans Weekers van Financiën geeft zowel particulieren als ondernemers die (noodgedwongen) hun woning of bedrijfspand moeten doorverkopen fiscaal een steuntje in de rug.Meer op Fiscaal+
Vanwege de huidige stagnerende vastgoedmarkt kan onvoldoende gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om bij doorverkoop van een woning of bedrijfspand een vermindering van de overdrachtsbelasting te claimen. Om de gehele vastgoedmarkt tegemoet te komen, heeft staatssecretaris Weekers besloten de termijn waarin deze vermindering geclaimd kan worden, tijdelijk te verlengen van 6 naar 36 maanden.
De tijdelijke maatregel is een steuntje in de rug voor bijvoorbeeld particulieren die hun woning door moeten verkopen in geval van scheiding of wanneer zij een bestaande woning hebben gekocht en toch willen doorstromen naar een nieuwbouwwoning. Voor stellen die vlak na aankoop van een woning uit elkaar gaan, betekent dit dat zij nu meer tijd krijgen om tegen gunstigere voorwaarden de woning weer door te verkopen. Als de woning binnen 36 maanden wordt doorverkocht, hoeft de koper alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting te betalen.
Ook mensen die een nieuwbouwwoning willen kopen, maar tegen het schrikbeeld van dubbele woonlasten aanhikken, kunnen profiteren van de verlenging van de doorverkooptermijn. Veel potentiële kopers vrezen de oude woning niet tijdig te kunnen verkopen. Projectontwikkelaars kunnen door de maatregel deze groep makkelijker de garantie bieden dat zij de oude woning zullen kopen als het niet lukt om deze tijdig verkocht te krijgen. Zij zullen zo'n garantie niet snel bieden bij de huidige doorverkooptermijn van 6 maanden, maar wel bij een langere duur. De projectontwikkelaar is dan weliswaar overdrachtsbelasting verschuldigd bij de aankoop, maar bij doorverkoop binnen 36 maanden hoeft dan alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting te worden betaald. Hierdoor wordt de doorstroming op de woningmarkt bevorderd.
Ook bij bedrijfspanden biedt de maatregel soelaas omdat het marktpartijen de mogelijkheid biedt om onroerend goed aan te kopen, te renoveren en up-to-date te verkopen, zonder dat er twee keer over de gehele verkoopsom overdrachtsbelasting moet worden betaald. Ook hier geldt dat bij doorverkoop binnen 36 maanden de koper alleen over de meerwaarde en eventueel andere vergoedingen overdrachtsbelasting hoeft te betalen. Daarnaast wordt het met deze maatregel mogelijk het uitwinnen van hypothecaire zekerheid soepeler te laten verlopen. De geldverstrekker die - vaak noodgedwongen - de onroerende zaak zelf overneemt en binnen 36 maanden doorverkoopt, hoeft dan alleen over de meerwaarde de overdrachtsbelasting doorberekenen naar de volgende koper.
De maatregel is opgenomen in het Belastingplan 2013, maar gaat door middel van een goedkeurend beleidsbesluit al in per 1 september 2012 en loopt tot 1 januari 2015. Dit houdt in dat als een woning of bedrijfspand in de periode van 1 september 2012 tot 1 januari 2015 wordt verkregen, bij een opvolgende verkrijging van deze onroerende zaak binnen 36 maanden slechts over de meerwaarde overdrachtsbelasting is verschuldigd.
Dinsdag 11 september 2012Op 1 oktober 2012 wordt het algemene btw-tarief verhoogd van 19% naar 21%. Dat leidt tot grote gevolgen en tot veel vragen en onduidelijkheden. Zo zullen ondernemers moeten bepalen wanneer zij 19% of 21% btw in rekening moeten brengen. Kunnen ondernemers door vooruitbetalen of het eerder uitreiken van facturen alsnog het oude tarief van 19% toepassen? En is het mogelijk om de btw-verhoging door te berekenen aan de afnemers?
Voor de verhoging van het algemene btw-tarief van 19% naar 21% is een overgangsregeling getroffen, net als bij de vorige verhoging in 2001. Bij deze overgangsregeling is de hoofdregel dat het moment van presteren bepaalt of ondernemers 19% of 21% btw in rekening moeten brengen. Dit betekent dat het moment dat de ondernemer de factuur uitreikt en het moment van betaling dus niet van belang zijn. Zo wordt onder meer voorkomen dat ondernemers door vooruitbetalen of het eerder uitreiken van facturen alsnog het (oude) tarief van 19% kunnen toepassen. Bijgaand schema maakt de problematiek en het te heffen percentage duidelijjk
Het (oude) algemene tarief van 19% blijft van toepassing als een goed is geleverd of een dienst is verricht vóór 1 oktober 2012. Dit geldt ook als ondernemers de factuur op of na 1 oktober uitreiken en/of de betaling op of na 1 oktober ontvangen. Ondernemers mogen op de facturen van prestaties die zij verrichten vanaf 1 oktober 2012 maar al voor 1 oktober 2012 factureren, al 21% btw in rekening brengen. Hiermee wordt voorkomen dat ondernemers op grond van de overgangsregeling na 1 oktober 2012 aanvullende facturen moeten sturen voor het verschil tussen 19% en 21%. De presterende ondernemer mag de door hem verschuldigde '21% btw' aangeven op rubriek 1c, of op rubriek 1a van het aangifteformulier omzetbelasting. De afnemer mag op het moment dat de factuur met 21% btw aan hem wordt uitgereikt deze btw in aftrek brengen voor zover hij recht heeft op aftrek van voorbelasting. Ondernemers die voor 1 oktober 2012 hebben gefactureerd en/of betalingen hebben ontvangen voor prestatie die na 30 september worden verricht en hiervoor 19% btw in rekening hebben gebracht, moeten als volgt handelen: Zij zijn het verschil tussen 19% en 21% op 1 oktober 2012 verschuldigd aan de fiscus. De ondernemer moet de extra 2%-punt in hun BTW-aangifte van oktober 2012 (bij maandaangifte) dan wel in de btw-aangifte over het vierder kwartaal 2012 (bij kwartaalaangifte) voldoen.
Veel ondernemers weten niet dat zij op basis van de btw-wetgeving de verhoging van de btw kunnen verhalen op hun afnemers. Contractueel overeengekomen afspraken die hiermee strijdig zijn, zoals een afgesproken prijs inclusief btw, zijn nietig. Dat wil zeggen dat afspraken zoals een prijs te vermeerderen met 19% btw, geen rechtsgevolg hebben. Het is natuurlijk wel de vraag of ondernemers dit commercieel gezien wenselijk vinden, omdat hun afnemers pas achteraf worden geconfronteerd met een verhoging van de prijzen. Daarnaast is een aanpassing van de prijzen op zo'n korte termijn in de meeste gevallen kostbaar.
Voor de (op)levering van onroerende zaken is er een specifieke overgangsregeling. Deze regeling geldt voor overeenkomsten voor de bouw van onroerende zaken die voor 1 oktober 2012 zijn gesloten waarbij de vergoeding in termijnen wordt betaald (koop- en aanneemovereenkomsten). Zonder deze overgangsregeling zou de (op)levering van onroerende zaken na 1 oktober namelijk geheel belast zijn tegen het nieuwe tarief van 21%; het nieuwe tarief zou dan ook gelden voor de termijn die vóór 1 oktober (zijn) vervallen. Leveranciers zijn op basis van een specifieke bepaling in de btw-wetgeving namelijk gerechtigd om deze 2%-punt door te berekenen aan hun afnemers. Dit zou leiden tot een forse stijging van de kosten, vooral voor afnemers die de btw niet of slechts gedeeltelijk in aftrek kunnen brengen. Daarnaast zou het maar zeer de vraag zijn of met name particulieren deze kostenstijging zouden kunnen financieren door het verhogen van hun hypotheek. De overgangsregeling houdt in dat het 19%-tarief van toepassing blijft voor de termijnen die vóór 1 oktober 2012 zijn vervallen als ondernemers, op grond van een vóór 1 oktober 2012 gesloten overeenkomst, na 30 september 2012 een onroerende zaak leveren of een bouwwerk opleveren tegen een vergoeding die vervalt in termijnen. De termijnen die op of na 1 oktober 2012 vervallen zijn belast tegen 21% btw. Let op, voor nieuwbouwwoningen is er een specifieke regeling. Voor nieuwbouwwoningen die zijn gekocht vóór 28 april 2012 maar die na 30 september 2012 worden opgeleverd, is een speciale overgangsregeling getroffen. Deze speciale overgangsregeling houdt in dat het tarief van 19% van toepassing blijft voor alle termijnen die vóór 1 oktober 2013 vervallen. Voor nieuwbouwwoningen die na 28 april 2012 zijn gekocht, geldt de algemene overgangsregeling: termijnen die zijn vervallen voor 1 oktober 2012 zijn belast tegen 19%, de termijnen die daarna vervallen zijn belast tegen 21%.
De algemene overgangsregeling voor nieuwbouw geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingsdiensten aan onroerende zaken waarbij de vergoeding in termijn vervalt. Dit betekent concreet dat het btw-tarief van 19% van toepassing blijft voor de termijnen die vervallen vóór 1 oktober 2012 als op grond van een vóór 1 oktober 2012 gesloten overeenkomst de verbouwingsdiensten na 30 september 2012 zijn afgerond. Voor de termijnen die na 1 oktober vervallen, geldt het nieuwe algemene tarief van 21%. Aandachtspunt is dat deze regeling niet van toepassing is op onderhouds- en herstelwerkzaamheden. Daarvan is sprake als de werkzaamheden (vrijwel) uitsluitend zijn gericht op de instandhouding (en dus niet op de verbetering) van een onroerende zaak, bijvoorbeeld het vernieuwen van dakbedekking, vervangen van kozijnen en dakgoten. Deze overgangsregeling is dus alleen van toepassing op verbouwingsdiensten waarbij het gaat om verandering van de inrichting, de aard of omvang van de onroerende zaak. Bij woningen gaat het dan om het veranderen of plaatsen van een badkamer of keuken en het aanbouwen van een serre en een dakkapel. Als bij de uitvoering van eenzelfde contract naast verbouwingswerkzaamheden ook werkzaamheden zijn verricht voor de instandhouding van de onroerende zaak (zoals het vervangen van kozijnen), dan kan het contract in zijn geheel worden aangemerkt als een verbouwing. Voorwaarde is dat de werkzaamheden als geheel niet (vrijwel) uitsluitend zijn gericht op de instandhouding van de onroerende zaak. Als daarvan sprake is, is een splitsing van het contract niet nodig en is de overgangsregeling op de gehele verbouwing van toepassing. Daarbij neemt staatssecretaris Weekers van Financiën aan dat de aannemer ook 19% btw in rekening brengt aan de klant op de termijnfacturen die zijn uitgereikt vóór 1 oktober 2012.
Daarnaast is er een aparte regeling voor doorlopende prestaties. Doorlopende diensten zijn bijvoorbeeld het verlenen van licenties, leveringen van gas, water en elektriciteit. Voor doorlopende prestaties die zijn gestart vóór 1 oktober 2012 en doorlopen na 30 september 2012 geldt alleen voor het deel van de prestaties, dat plaatsvindt na 30 september 2012 het nieuwe tarief van 21%. Dan moet er dus worden gesplitst. Als er vóór 1 oktober 2012 al betalingen zijn ontvangen voor doorlopende prestaties die (deels) zijn verricht na 1 oktober 2012, zal er dus een aanvullende factuur moeten worden uitgereikt. Let op, in principe moet alleen een aanvullende factuur worden uitgereikt als de prestaties verricht zijn aan ondernemers en aan rechtspersonen. Het is dus niet nodig om aanvullende facturen uit te reiken aan particulieren. Om te voorkomen dat ondernemers een aanvullende factuur moeten uitreiken (voor het vierde kwartaal 2012), mogen ondernemers als zij begin 2013 een jaarfactuur uitreiken voor 2013, op deze factuur ook de extra 2%-punt verschuldigde btw over het laatste kwartaal 2012 in rekening brengen. Ondernemers zijn de 'nagefactureerde btw' toch op 1 oktober 2012 verschuldigd aan de fiscus. Het is dus de vraag of deze goedkeuring in de praktijk zal leiden tot een administratieve lastenvermindering.
Maandag 10 september 2012
De belastinginspecteur geeft een buitenlandse belastingplichtige met pensioen uit Nederland onterecht een vrijstelling van heffing over dit inkomen. Vraag is of de inspecteur aan deze toezegging is gehouden. De belastingrechter in Den Haag geeft antwoord.
De zaak (26 juni 2012, nr. 2011/00410) gaat als volgt. De buitenlander heeft in 2006 in overleg met zijn belastingadviseur een verzoek tot vrijstelling inhouding loonbelasting/premie volksverzekering ingediend bij de Belastingdienst. Hij woont in Kenia en ontvangt pensioen uit Nederland.
Een verzoek om vrijstelling van belastingheffing voor de uit Nederland afkomstige pensioeninkomsten dient gebaseerd te zijn op een belastingverdrag tussen Nederland en Kenia. Echter, Nederland heeft geen belastingverdrag met Kenia. Desondanks heeft de buitenlandse belastingplichtige een toezegging ontvangen van de inspecteur dat de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekering achterwege kan blijven.
De vraag is of deze toezegging van de inspecteur bindend is. Een toezegging is bindend, tenzij het in strijd is met een juiste wetstoepassing en de belastingplichtige in alle redelijkheid niet op nakoming mag rekenen. Hij heeft voor zijn verzoek de juiste gegevens aangeleverd en is te goeder trouw geweest.
Het hof concludeert dat de inspecteur heeft 'gedwaald' bij het toepassen van het recht. Echter, de inspecteur kan zich niet op dwaling beroepen omdat het zijn eigen schuld is. Het is voor zijn risico. Het hoger beroep van de buitenlandse belastingplichtige is gegrond. Hof Den Haag vernietigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de inspecteur aan de door hem gedane toezegging.
Op basis van Nederlandse wetgeving zijn pensioeninkomsten uit Nederland voor buitenlandse belastingplichtigen in Nederland belast. Op basis van de wetgeving in het woonland kan er ook sprake zijn van heffing over dezelfde pensioeninkomsten. Hierdoor kan dubbele heffing ontstaan. Nederland heeft daarom met veel landen een belastingverdrag afgesloten ter voorkoming van dubbele heffing. Uit het verdrag moet blijken aan welk van de twee landen het heffingsrecht toekomt.
Is er geen belastingverdrag afgesloten, zoals in dit geval met Kenia, dan kijkt Nederland uitsluitend of zij op grond van nationale wetgeving mag heffen. Is dat het geval, dan verleent Nederland geen vrijstelling. Dat de inspecteur in dit geval wel een vrijstelling verleende, berust dus op een vergissing. Omdat deze vergissing niet aan de belastingplichtige kan worden toegerekend en wel aan de inspecteur, houdt het hof de inspecteur aan zijn toezegging. Daarom hoeft de man in deze zaak toch geen inkomstenbelasting te betalen in Nederland over zijn uit Nederland genoten pensioeninkomsten.
[Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]
Vrijdag 7 september 2012
De rechtbank Arnhem heeft vandaag een 46-jarige man uit Huizen veroordeeld voor faillissementsfraude. Hij verkocht zijn bv aan een voor hem onbekende persoon, betaalde deze persoon om hem van de bv af te helpen, terwijl hij wist dat het slecht ging met de bv. Onder deze omstandigheden heeft de man volgens de rechtbank de kans aanvaard dat door opvolgende directeuren die als "katvangers" fungeerden de schuldeisers benadeeld zouden worden.
De man is conform eis veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
Deze uitspraak is belangrijk voor het Openbaar Ministerie, omdat hieruit blijkt, dat ook bv-verkopers die hun bedrijf verkopen enkel om van de schuldenpositie af te komen vervolgd kunnen worden, wanneer hij had kunnen voorzien dat de schuldeisers door de katvangers benadeeld zouden kunnen worden.
In deze casus verkocht de 46-jarige verdachte zijn transportbedrijf voor 1 euro aan een voor hem onbekend persoon, terwijl hij wist dat er faillissement dreigde voor het bedrijf. Voor deze verkoop betaalde hij ook 2500 euro aan een tussenpersoon die hij via een advertentie op marktplaats had leren kennen.
De faillissementswet zegt dat de bestuurder van een bedrijf hoofdelijk aansprakelijk kan zijn voor de schulden die een bedrijf achterlaat. Door de verkoop van zijn bv wilde de verkoper buiten schot blijven en aansprakelijkheid ontlopen. Het op deze manier in het zicht van faillissement je van je BV ontdoen is volgens het OM ook faillissementsfraude. Het OM is tevreden dat de rechtbank deze visie deelt.
Staatssecretaris Weekers (Financiën) ziet geen noodzaak om een huurcontract mogelijk te maken waarmee huizenbezitters met betalingsachterstanden en studenten die een kamer zoeken kunnen worden geholpen. Hij schrijft dat in antwoord op Kamervragen van CDA-leden Omtzigt en Van Bochove.Meer op Fiscaal+
Beide Kamerleden maken zich zorgen over de toename van het aantal mensen met betalingsachterstanden op hun hypotheek en de woningnood onder studenten. Zij pleiten daarom voor een huurcontract waarmee huizenbezitters makkelijker hun woning kunnen verhuren en makkelijker een huurcontract kunnen opzeggen.
Weekers voelt daar echter niets voor: "Eigenwoningbezitters die een deel van hun eigen woning verhuren, kunnen in aanmerking komen voor de kamerverhuurvrijstelling, mits de opbrengsten niet meer bedragen dan € 4.410 per jaar. De verhuurde woonruimte blijft in dat geval onderdeel van de eigen woning waardoor de verhuurder het recht op hypotheekrenteaftrek over de gehele eigen woning behoudt. Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat al voorzien is in maatregelen zowel qua huurbescherming als qua belastingwetgeving die het verhuren van kamers faciliteren."
De Advocaat-Generaal vindt dat er recht op de mkb-winstvrijstelling bestaat als een ib-onderneming met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar voor rekening en risico van een bv wordt gedreven.
In deze zaak , waarover de Advocaat-Generaal advies uitbrengt aan de Hoge Raad die het definitieve oordeel velt, brengen de firmanten hun vof in in een bv. De intentieverklaring tekenen zij op 14 maart 2007. Op 31 mei 2007 wordt de bv opgericht. Als gevolg van de getekende voorovereenkomst werkt de oprichting terug tot 1 januari 2007. De overdrachtswinst die de firmanten behalen bij de inbreng in de bv rekenen ze toe aan 2007. Op deze overdrachtswinst brengen ze zowel de stakingsaftrek als de mkb-winstvrijstelling in mindering. De inspecteur gaat akkoord met de stakingsaftrek, maar weigert de mkb-winstvrijstelling. De firmanten gaan in 'sprongcassatie' (waarbij het hoger beroep bij het hof wordt overgeslagen).
In zijn conclusie adviseert de Advocaat-Generaal (AG) aan de Hoge Raad om de firmanten in het gelijk te stellen. Zij komen naar de letter van de wet niet in aanmerking voor de mkb-winstvrijstelling, omdat ze niet voldoen aan het ondernemerschapvereiste. Maar de Belastingdienst neemt ondanks het ontbreken van het ondernemerschap in 2007 het standpunt in dat een IB-ondernemer wel recht heeft op de stakingsaftrek in dat jaar. Waarom zou hetzelfde niet gelden voor de mkb-winstvrijstelling?
Een ib-ondernemer heeft dan ook volgens de AG recht op de mkb-winstvrijstelling, ook als de onderneming met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar voor rekening en risico van de BV wordt gedreven. De AG adviseert het cassatieberoep van de firmanten gegrond te verklaren.
In deze casus brachten de firmanten hun ib-onderneming ruisend – dat wil zeggen: met afrekening over de stille reserves – in in een bv. De conclusie van de AG is echter eveneens van toepassing bij een 'echte' staking, waarbij definitief wordt gestopt met het ondernemerschap. Door toepassing van zowel de stakingsaftrek als de mkb-winstvrijstelling wordt op dat moment de belastbare winst verlaagd.
Deze verlaging van de belastbare winst heeft geen gevolgen voor de eventueel aan te kopen stakingslijfrente. Voor de aankoop van de stakingslijfrente maakt het dan ook niet uit of de Hoge Raad het advies van de AG volgt of niet. Dit komt omdat voor het berekenen van de maximale aftrek voor een stakingslijfrente uitgegaan mag worden van de stakingswinst vóór toepassing van de stakingsaftrek en de mkb-winstvrijstelling.
Uitgangspunten:
De stakingswinst die X maximaal mag omzetten in een lijfrente, is:
Stakingswinst: | € 450.000 (A) |
AF: stakingsaftrek: | € 3.630 -/- |
Stakingswinst na stakingsaftrek: | € 446.370 |
AF: 12% mkb-winstvrijstelling | € 53.564 -/- |
Stakingswinst na mkb-winstvrijstelling: | € 392.806 |
Maximale wettelijke aftrek vóór verminderingen | € 443.059 (2012) |
AF: oudedagsreserve per 1 januari 2012 | € 25.000 -/- |
AF: waarde pensioenregeling | € 75.000 -/- |
AF: afgetrokken lijfrentepremies | € 12.500 -/- |
Maximale stakingslijfrenteaftrek | € 330.559 (B) |
Maximale stakingslijfrente (laagste van A en B): € 330.559
Let op: de maximale aftrek kan nooit hoger zijn dan de stakingswinst!
X kan voor € 355.559 (oudedagsreserve + maximum omzetting stakingswinst in lijfrente) een lijfrente aankopen. Daarnaast komt € 57.194 (de stakingsaftrek + de mkb-winstvrijstelling) in mindering op de belastbare winst. Van de totale stakingswinst van € 450.000 is slechts € 37.247 direct belast met inkomstenbelasting.
In dit voorbeeld is de belastbare winst in het jaar van staken zo laag mogelijk gehouden. Dit is vanuit fiscaal en financieel oogpunt niet altijd het meest aantrekkelijk.
[Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]
De fiscus gaat in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in Breda die de vrijstelling voor ondernemingsvermogen ook wil laten gelden voor privévermogen. Zie ook onze uiteenzetting op donderdag 23 augustus 2012 en maandag 20 augustus 2012 hieronder.
Maandag 3 september 2012Bureau vaktechnniek van het Register Belastingadviseurs (RB) heeft het Ministerie van Financiën gevraagd om goed te keuren dat ruisende inbreng van een IB-onderneming in een bv dit jaar later kan plaatsvinden met behoud van terugwerkende kracht tot 1 januari 2012. Ondernemers kunnen in dat geval anders geen gebruik maken van de flex-bv.
Het nieuwe bv-recht gaat in op 1 oktober 2012. Bij ruisende inbreng met terugwerkende kracht tot 1 januari, moet echter de bv binnen negen maanden zijn opgericht (dus vóór 1 oktober van het jaar).Als ruisende inbreng met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 dit jaar later kan plaatsvinden, kan alsnog gebruik worden gemaakt van de flex-bv.
Het Ministerie heeft aan het RB laten weten vooraf geen verruiming van de termijn te geven. Wel kan een concrete casus worden voorgelegd met opgaaf van reden waarom verruiming van de termijn wenselijk is.
Het RB laat verder aan haar leden weten dat verruiming van de termijn voor het jaar 2013 niet nodig is. 'Dan kan sowieso gebruik worden gemaakt van de flex-bv. Ook voor de geruisloze inbreng kan gebruik worden gemaakt van de flex-bv, daarvoor geldt immers een termijn van vijftien maanden.'
In een aantal recente vonnissen zijn bestuurders aansprakelijk gesteld voor de schulden die zijn ontstaan na de verkoop van aandelen aan bv-opkopers. Dat schrijft het Financieele Dagblad vandaag.
Bestuurders die de aandelen van hun vennootschap verkopen aan een bv-opkoper, moeten goed opletten of die de onderneming wel wil voortzetten, zo meldt de krant. Wanneer ze dit niet doen kunnen ze door schuldeisers persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor schulden die na overdracht van de aandelen ontstaan.
Een deskundige zegt in het artikel dat met deze nieuwe jurisprudentie gedupeerden in faillissementen nu de mogelijkheid hebben buiten de curator om rechtstreeks oud-bestuurders en oud-eigenaren aan te spreken.
Donderdag 30 augustus 2012Gerechtigden voor een nabestaandenlijfrente mogen alleen natuurlijke personen zijn. Wanneer iemand in een testament een aantal goede doelen heeft laten opnemen, neemt de fiscus na het overlijden van de erflater alsnog zijn deel.
Bij een standaardbegunstiging op de polis is de verzekeringnemer de eerste begunstigde, gevolgd door de echtgenoot, kinderen en tot slot de erfgenamen. Wanneer er geen echtgenoot en kinderen zijn, komt de uitkering toe aan de erfgenamen. Op het tijdstip van overlijden komt op grond van het testament vast te staan dat de erfgenamen uitsluitend goeddoelinstellingen zijn. De uitkering uit de lijfrenteverzekering komt op grond van het testament dan ook toe aan de goeddoelinstellingen die iemand heeft aangewezen.
Echter, gerechtigden voor een nabestaandenlijfrente mogen alleen natuurlijke personen zijn. Op het moment van overlijden voldoet de lijfrente dan ook niet meer aan de voorwaarden. Gevolg hiervan is dat er op dat moment fiscale heffing plaatsvindt bij de overledene. Er moet inkomstenbelasting volgens het progressieve tarief en revisierente worden betaald over de waarde van de lijfrenteverzekering.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Woensdag 29 augustus 2012Advocaat-Generaal Niessen concludeert in twee procedures voor de Hoge Raad dat zelfstandigen en werknemers geen gelijke gevallen zijn voor de pensioenopbouw. Wat zijn alternatieven voor de pensioenopbouw van een zzp'er?
In twee verschillende zaken hebben zelfstandig ondernemers lijfrentepremies voor de inkomstenbelastingheffing afgetrokken. De inspecteur accepteert een lager bedrag, namelijk het bedrag van ieders jaar- en reserveringsruimte. Volgens belanghebbenden is er sprake van een ongelijke behandeling. Zelfstandig ondernemers hebben minder mogelijkheden dan werknemers om fiscaal gefacilieerd een pensioenvoorziening te vormen.
De Advocaat-Generaal (A-G) concludeert dat zelfstandigen en werknemers feitelijk en rechtens geen vergelijkbare gevallen zijn. De wetgever heeft zich bij het opstellen van de fiscale regels van de opbouw van oudedagsvoorzieningen vergewist van de verschillende posities van zelfstandigen en werknemers en daarop zijn wetgeving afgestemd. Van een onevenredig ongelijke behandeling is dan ook geen sprake.
De uitkomst mag niet verrassen. Je moet niet bij de rechter aankloppen om de onbillijkheid van wetgeving aan te kaarten. De rechter moet ervan uitgaan dat de wetgever billijk is geweest, tenzij er sprake is van een onevenredige ongelijkheid waar geen redelijke grond voor is. Hiervan is volgens de A-G in dit geval geen sprake.
Dit laat echter onverlet dat zelfstandigen in zijn algemeenheid minder ruime opbouwmogelijkheden hebben dan werknemers. Dat is op zich merkwaardig. Arbeid en de daarmee samenhangende inkomsten zouden centraal moeten staan bij de opbouw van een oudedagsvoorziening, niet de hoedanigheid waarin die arbeid verricht wordt. Alleen de wetgever kan dit opheffen, maar het is niet waarschijnlijk dat er op dit vlak op korte termijn iets gaat veranderen. Ook al omdat veel zelfstandigen en ondernemersorganisaties deze achterstand niet als heel knellend ervaren.
Als pleister op de wonde geldt de saldomethode voor het deel van de premies dat deze zelfstandige niet fiscaal heeft kunnen aftrekken. Dat wil zeggen: in zoverre hij geen premieaftrek heeft genoten, krijgt hij in de uitkeringsfase de (eerste) termijnen onbelast. Deze saldomethode is echter vanaf 2010 beperkt tot een jaarlijkse premie van € 2.269. Wordt er meer aan niet-aftrekbare premie betaald, dan is dit meerdere gewoon belast.
Een andere mogelijkheid voor opbouw van een inkomensvoorziening is de vitaliteitsregeling die per 2013 wordt geïntroduceerd. De vitaliteitsregeling gaat gelden voor werknemers en zelfstandigen en biedt de mogelijkheid om een voorziening op te bouwen die vóór het bereiken van de pensioenleeftijd wordt opgenomen.
Deze regeling kan voor zelfstandigen met een onregelmatig inkomen enigszins interessant zijn. Als de zelfstandige een goed jaar draait – hoge winst – moet hij mogelijk aan de top van zijn inkomen 52% belasting betalen. Door in dat jaar binnen de vitaliteitsregeling te sparen, kan de belastingheffing gematigd worden. In een slecht jaar – lage of geen winst – worden opnamen tegen een laag belastingtarief in de heffing betrokken. Kortom:
Dit spaar- en ontspaargedrag zal overeenkomen met de inkomensbehoefte van een zelfstandige.
Advocaat-Generaal 12 juni 2012, nrs. 2011/05684 en 2011/05685
[Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]
Dinsdag 28 augustus 2012In verband met de invoering van het nieuw bv-recht op 1 oktober 2012 verandert ook de definitie van het dga-begrip in de Pensioenwet.
Er is volgens de aangepaste definitie slechts sprake van een dga indien hij een belang heeft van minimaal 10% van de aandelen waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden.
De nieuwe definitie in artikel 1 van de Pensioenwet gaat per 1 oktober 2012 als volgt luiden:
De vet gedrukte cursiveringen zijn de voorgestelde nieuwe tekstdelen in de definitie. De aanpassing heeft te maken met het per 1 oktober gewijzigde bv-recht. Zoals al eerder gemeld ontstaat de mogelijkheid aandelen uit te geven waarop geen stemrecht in de algemene vergadering rust. Aandeelhouders met dergelijke stemrechtloze aandelen hebben geen zeggenschap en kwalificeren dus niet als dga. De Pensioenwet is dan dus gewoon van toepassing.
Als de nieuwe definitie gaat gelden heeft dat niet direct gevolgen voor bestaande pensioenregelingen van directeuren-grootaandeelhouders. Dat wordt anders op het moment dat de statuten van een bv worden aangepast in die zin dat stemrecht in de aandeelhoudersvergadering (deels) wordt losgekoppeld van aandelenbezit. In dat geval kan iemand die nu directeur-grootaandeelhouder is, niet langer als zodanig kwalificeren. De dga wordt dan 'gewoon' werknemer, ook al wijzigt er ogenschijnlijk niets. Het is in die gevallen zaak dat de pensioenregeling hierop wordt aangepast.
Als er sprake is van verzekerd pensioen, zal de pensioenregeling voor de dga premievrij moeten worden gemaakt en zal er een nieuwe pensioenregeling – vallende onder de werkingsfeer van de Pensioenwet – opgestart moeten worden. Is er sprake van een pensioen in eigen beheer, dan zal het overeengekomen pensioen naar de toekomst toe verzekerd moeten worden.
[Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden]
Maandag 27 augustus 2012
Voor een pand dat slechts deels ter beschikking is gesteld aan de bv en daarna wordt ingebracht in die bv, geldt de vrijstelling overdrachtsbelasting over het gehele aankoopbedrag. Zo oordeelt het Hof Den Bosch.
De aandelen van de bv zijn in handen van een echtpaar. Man en vrouw stellen een pand deels ter beschikking aan hun bv. Op dit deel is de tbs-regeling van toepassing. Eind 2010 levert het stel het pand aan hun bv via een inbreng. Zij maken daarbij gebruik van de inbrengvrijstelling van art. 3.99a Wet IB 2001 en de vrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel z WBR.
De vraag voor de rechter is of de vrijstelling overdrachtsbelasting op het gehele pand van toepassing is of alleen op het deel dat aan de bv ter beschikking wordt gesteld. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vrijstelling overdrachtsbelasting voor het gehele pand geldt. Het hof overweegt daarbij dat er sprake is van een pand dat gemengd wordt gebruikt, zodat het slechts deels tot een 'werkzaamheid' kan worden gerekend. Volgens het hof strookt het dan niet met doel en strekking van de wettelijke regeling, als het gehele pand in de bv moet worden ingebracht om gebruik te kunnen maken van de faciliteit, om overdrachtsbelasting te heffen over het deel van het pand dat niet ter beschikking van de bv is gesteld. Het gelijk is aan de bv.
Uitspraak: Hof Den Bosch, 2 augustus 2012, nr. 12/00060
Vrijdag 24 augustus 2012
In een aantal recente uitspraken in echtscheidingsprocedures hebben rechters bij het vaststellen van de hoogte van de alimentatie de gebruikelijke rekenmethode losgelaten. Voorheen was het gemiddelde bedrijfsresultaat van de onderneming over de voorgaande drie boekjaren bepalend voor de draagkracht van een ondernemer en de hoogte van de alimentatie. In de recente uitspraken baseerden de rechters zich echter op de verwachte inkomsten. Dit is een belangrijke wijziging, waarmee alimentatieplichtige ondernemers die te kampen hebben met teruglopende bedrijfsresultaten gebaat kunnen zijn..
Echtgenoten gaan een levenslange zorgplicht aan op het moment dat zij in het huwelijk treden. Deze zorgplicht stopt niet als het huwelijk eindigt door een scheiding. Wanneer één van de partners na scheiding niet in het levensonderhoud kan voorzien, dan heeft de andere partner de plicht om bij te dragen in de kosten daarvan. Maar als de financiële omstandigheden van de alimentatiegerechtigde of de alimentatieplichtige veranderen, kan de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van het levensonderhoud – de alimentatie – worden bijgesteld.
De hoogte van de alimentatie wordt bepaald door de behoefte van de alimentatiegerechtigde (wat heb je nodig) en de draagkracht van de alimentatieplichtige (wat kun je betalen). Voor de bepaling van de behoefte kijken rechters naar de welstand tijdens het huwelijk. Voor de bepaling van de draagkracht maken ze gebruik van rekenregels die staan in het zogenaamde Tremarapport. Volgens die regels wordt het inkomen van een ondernemer bepaald door een gemiddelde te nemen van het inkomen van de voorgaande drie boekjaren. Maar door de economische crisis vertonen de inkomens van veel ondernemers een dalende lijn. Als de draagkracht van zo'n ondernemer wordt bepaald op basis van een gemiddelde van de inkomens van de voorgaande drie boekjaren, dan leidt dat tot een te hoge en onredelijke uitkomst.
In een aantal recente uitspraken hebben rechters de draagkracht van een ondernemer bepaald op basis van verwachte inkomsten en niet op basis van het gemiddelde van de voorgaande drie boekjaren. Alimentatieplichtige ondernemers die kampen met teruglopende bedrijfsresultaten, kunnen hier hun voordeel mee doen.
Donderdag 23 augustus 2012
Mensen die recentelijk een schenking of erfenis hebben gekregen, worden geadviseerd contact op te nemen met een belastingadviseur of estate planner.
Mogelijk kan er bezwaar worden gemaakt tegen deze aanslag op grond van een recente uitspraak van Rechtbank Breda .
Ondernemers kunnen mogelijk ook voordeel behalen door nu ondernemingsvermogen te schenken, aldus het advieskantoor. In de Successiewet is een (zeer) ruime vrijstelling opgenomen voor verkrijging van ondernemingsvermogen (zoals een eenmanszaak of aandelen in een bv). Voor verkrijgingen van privévermogen geldt de bedoelde ondernemingsvrijstelling niet.
Rechtbank Breda heeft een uitspraak gedaan in een procedure waarbij een belastingplichtige privévermogen had geërfd. De Rechtbank oordeelde dat de Successiewet een onaanvaardbaar groot onderscheid maakte tussen enerzijds ondernemingsvermogen (ruime vrijstelling) en overig vermogen (geen vrijstelling).
Op basis van de uitspraak adviseren wij om tegen alle nog niet onherroepelijk vaststaande aanslagen schenk- en erfbelasting bezwaar aan te tekenen. Het is niet ondenkbaar dat de staatssecretaris door deze uitspraak de vrijstelling voor ondernemingsvermogen afschaft of inperkt. Daarom is het verstandig om op korte termijn actie te ondernemen.
Woensdag 22 augustus 2012
De Hoge Raad heeft beslist dat er geen cassatie mogelijk is tegen een eerder oordeel van Hof Arnhem dat een zelfstandige, die minder dan tien procent van de oppervlakte van zijn woning voor ondernemingsdoeleinden gebruikt, het pand tot het privévermogen moet rekenen.
Een man is in dienstbetrekking bij een universiteit. Daarnaast is hij als zelfstandige werkzaam op het vlak van financiën, projectbegeleiding, juridische dienstverlening en het samenstellen van jaarrekeningen. Deze werkzaamheden verricht hij vanuit zijn woning. De man stelt dat het hele pand vanaf 1 januari 2007 tot zijn ondernemingsvermogen behoort.
Volgens Rechtbank Arnhem is niet in geschil dat meer dan tien procent van de oppervlakte van het pand voor ondernemingsdoeleinden wordt gebruikt en verklaart het beroep van de man gegrond. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat het pand niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend, aangezien minder dan tien procent van de oppervlakte voor ondernemingsdoeleinden wordt gebruikt. Van de oppervlakte wordt – met uitzondering van de ruimten voor gemengd gebruik – (10 m²/110 m² is) 9,1% gebruikt voor de onderneming. Bij gebreke aan enige aanwijzing voor een andere verdeelsleutel, wordt het redelijk geacht om ervan uit te gaan dat de ruimten voor gemengd gebruik ook voor 9,1% worden gebruikt voor de onderneming. In totaal wordt dus 13,3 m² (10 m² plus 9,1 percent van 36 m² is 3,3 m²) gebruikt, hetgeen minder is dan 10% (14,6 m²) van de oppervlakte van het pand. Het pand is daarom verplicht privévermogen. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Dinsdag 21 augustus 2012Volgens Gerechtshof Den Haag heeft een belastingplichtige die zijn tweede woning in Frankrijk niet op de juiste plaats in de aangifte vermeldde, geen recht op matiging van de verschuldigde heffingsrente.
Een man heeft een tweede woning in Frankrijk. De waarde van deze woning geeft hij in zijn aangifte IB/PVV 2007 op in box 3. Bij de rubriek aftrek ter voorkoming van dubbele belasting vult hij de waarde van de woning echter ten onrechte in bij box 1 in plaats van bij box 3. Deze (onjuiste) aangifte leidt tot een vermindering van de voorlopige aanslag en een vergoeding van € 330 aan heffingsrente. Bij het opleggen van de definitieve aanslag corrigeert de inspecteur de fout van de woningbezitter en brengt hij een bedrag van € 296 aan heffingsrente in rekening. De man stelt dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel moet worden verminderd met € 96.
Hof Den Haag overweegt dat het niet op de juiste plaats in de aangifte vermelden van de woning in Frankrijk in de risicosfeer van de belastingplichtige ligt. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de verschuldigde heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel te matigen. De inspecteur is bij het opleggen van een voorlopige aanslag, gelet op het massale proces van verwerking van voorlopige aanslagen, niet verplicht om de juistheid van iedere aangifte te controleren, aldus het hof. De inspecteur handelde in dit geval dus niet onzorgvuldig bij een geautomatiseerde verwerking van de gegevens in de aangifte.
Daarbij komt nog dat de woningeigenaar ongeveer een maand na het doen van de aangifte 2007 en ruim voor het opleggen van de voorlopige aanslag voor dat jaar, een brief van de inspecteur heeft gekregen over de aangifte 2006 waarin hem wordt uitgelegd hoe hij de woning in Frankrijk in de aangifte moet verwerken. Het had op de weg van de man gelegen om naar aanleiding van die brief de aangifte voor het jaar 2007 te corrigeren dan wel aan te vullen.
Maandag 20 augustus 2012Uit een recente uitspraak van Rechtbank Breda in een belastingprocedure blijkt dat er in veel gevallen teveel schenk- of erfbelasting wordt betaald. Hij adviseert belastingplichtigen om hun adviseur te raadplegen die namens hen pro forma bezwaar kan aantekenen. De Belastingdienst zal naar verwachting hoger beroep aantekenen tegen de uitspraak.
Een belanghebbende erfde in 2007 landbouwgronden, machines en een boerderij. Bij de erflater behoorden de bezittingen op het moment van overlijden tot zijn privévermogen. Belanghebbende stelde recht te hebben op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet.
Rechtbank Breda stelde belanghebbende in het gelijk. Dit gebeurde in een aanhangig gemaakte proefprocedure. 'Het onderscheid dat de wetgever heeft gemaakt tussen privévermogen en ondernemingsvermogen leidt tot een begunstiging van ondernemingsvermogen die veel verder gaat dan ook maar enigszins redelijk is gelet op het met het onderscheid beoogde doel. Het doel van de faciliteiten voor het schenken en erven van ondernemingsvermogen bestaat uit het faciliteren van bedrijfsoverdrachten en meer specifiek het voorkomen van liquiditeitsproblemen bij de onderneming als gevolg van de heffing van erf- of schenkbelasting. De Rechtbank stelde onder andere vast dat nimmer is gebleken dat de faciliteiten noodzakelijk zijn. Ook kunnen de faciliteiten worden toegepast in situaties dat er geen liquiditeitsproblemen zijn en de voldoening van de belasting geen knelpunt vormt. Tot slot zijn de vrijstellingen erg fors. Kortom: de begunstiging van ondernemingsvermogen leidt tot een verboden discriminatie van privévermogen.' Rechtbank Breda kende vervolgens de vrijstelling van destijds 75% (belastingjaar 2007) toe aan belanghebbende. 'Daarmee wordt de ongelijkheid opgeheven. Hoewel de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten per 1 januari 2010 zijn aangepast heeft de uitspraak ook gevolgen voor verkrijgingen krachtens erfrecht na 1 januari 2010. De discriminatie is na 1 januari 2010 nog verder toegenomen. Op dit moment kan de verkrijging van ondernemingsvermogen onder voorwaarden volledig worden vrijgesteld van erfbelasting'.
'De verwachting is dat iedereen bezwaar gaat maken tegen aanslagen erfbelasting. De uitspraak van Rechtbank Breda lijkt zich ook uit te strekken tot schenkingen waarover schenkbelasting is verschuldigd. Indien de uitspraak van Rechtbank Breda in hoger beroep stand houdt lijkt een aanpassing van de wetgeving onvermijdelijk. In de tussentijd kunnen belastingplichtigen hun rechten veilig stellen door pro forma bezwaar aan te tekenen tegen aanslagen schenk- of erfbelasting.'
De uitspraak van Rechtbank Breda roept ook vragen op: 'Zo is het de vraag of de wetgever aan een vrijstelling van privévermogen nadere voorwaarden kan stellen. De Rechtbank heeft de 75%-vrijstelling immers niet direct toegekend, maar de gewone aanslag successierecht omgezet in een conserverende aanslag die onder voorwaarden niet wordt ingevorderd. De wetgever zou als voorwaarde kunnen stellen dat het privévermogen gedurende een periode van vijf jaren niet mag worden vervreemd. Voor ondernemers geldt immers ook een voortzettingsvereiste. Dit kan een nieuw dilemma met zich meebrengen,' aldus Mijnsbergen. 'Als iemand een woning erft dan zou de verkoop hiervan binnen vijf jaren een gunstige afloop van het bezwaar kunnen doorkruisen.' Een andere vraag betreft de reikwijdte van de uitspraak. In de uitspraak van Rechtbank Breda bestond de nalatenschap voornamelijk uit onroerende zaken.'Deze bezittingen zijn niet eenvoudig te gelde te maken. Daarom is het de vraag of ook een vrijstelling geclaimd kan worden indien de nalatenschap uitsluitend bestaat uit spaartegoeden en/of effecten. Omdat de uitspraak van de Rechtbank ruim is geformuleerd lijkt bezwaar maken altijd verstandig. De inspecteur zal het bezwaar naar verwachting aanhouden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan in het geschil dat nu voorlag bij Rechtbank Breda. Zolang de Hoge Raad nog niet aan zet is zullen we niet weten of iedereen de vrijstellingen kan claimen.'
Vrijdag 17 augustus 2012Het ministerie van Financiën heeft 'Vragen en antwoorden over de btw-verhoging van 19% naar 21% per 1 oktober 2012' gepubliceerd.
Donderdag 16 augustus 2012Hof Leeuwarden heeft in hoger beroep geoordeeld dat de inspecteur de post huisvestingskosten in de aangiften van de eigenaar van een loodgieters- en gasfittersbedrijf niet aan een nader onderzoek had hoeven te onderwerpen en dat hij dus geen ambtelijk verzuim heeft begaan.
Voor de opslag van materialen huurt de eigenaar van een loodgieters- en gasfittersbedrijf elders een ruimte. Als kantoor gebruikt hij een werkruimte in zijn woning. Deze is gelegen aan de achterzijde van de garage en heeft een toegangsdeur vanuit de achtertuin. De ruimte beschikt niet over eigen sanitaire voorzieningen, een watervoorziening en -afvoer. Met betrekking tot 2000 is de aftrek van de desbetreffende kosten na bezwaar uiteindelijk wel toegestaan. De enige reden hiervoor was dat de bezwaarprocedure onnodig lang had geduurd. Daarna rekent de eigenaar een bestelauto Ford Transit tot zijn ondernemingsvermogen. Voor 2004 is in geschil of de eigenaar de kosten van de werkruimte mag aftrekken en of hij terecht geen forfaitaire onttrekking voor het privégebruik van de auto heeft aangegeven. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2005, 2006 en 2007.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur ten aanzien van de werkruimte niet over een nieuw feit beschikt, maar dat hij vanwege het ontbreken van een kilometeradministratie voor de auto wel de forfaitaire bijtelling voor privégebruik moet betalen. Partijen gaan in hoger beroep.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de post huisvestingskosten in de aangiften niet nader had hoeven te onderzoeken en dat hij dus geen ambtelijk verzuim heeft begaan. Deze ´verdichte´ post omvat namelijk mede de huur van de opslagruimte. De inspecteur heeft dus wel een nieuw feit. De kosten van de werkruimte zijn ook terecht gecorrigeerd. Door het ontbreken van eigen sanitaire voorzieningen en dergelijke, bezit deze namelijk onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van de woning en zou om die reden ook niet verhuurd kunnen worden aan derden. Ten aanzien van de auto wordt daarentegen vastgesteld dat die door de inrichting en afmeting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Verder heeft de inspecteur ter zitting verklaard dat als de forfaitaire bijtelling geen toepassing kan vinden, er geen onttrekking voor privégebruik in aanmerking behoeft te worden genomen. In zoverre is het gelijk dus aan de eigenaar.
Woensdag 15 augustus 2012De Belastingdienst gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in Breda dat de fiscus een te groot onderscheid maakt tussen erfgenamen van een onderneming en van privébezittingen.
Dat laat de Belastingdienst weten in reactie op de uitspraak die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de opbrengsten van de Staat uit successierechten.
De Bredase rechtbank heeft vorige maand bepaald dat de fiscus zich schuldig maakt aan discriminatie.
Wie een gewone erfenis krijgt, moet daarover veel meer belasting betalen dan iemand die een onderneming erft en voortzet.
Volgens de rechtbank moeten in beide gevallen dezelfde vrijstellingen gelden.
Het verschil in verschuldigde belasting is vergroot sinds een verruiming van de bedrijfsopvolgingsregeling in 2010. Toenmalig staatssecretaris van Financiën Jan Kees de Jager wilde het daarmee aantrekkelijker maken om een familiebedrijf voort te zetten. volgens de EPN, de vereniging van notarissen die gespecialiseerd zijn in vermogensoverdracht, is te snel en ondoordacht besloten tot deze verruiming. De vereniging denkt dat de schatkist miljarden euro's kan mislopen door de uitspraak van de rechter.
De Belastingdienst zegt niet te weten om hoeveel geld het gaat.
Op welke grond hoger beroep wordt ingesteld, kan een woordvoerder niet zeggen. Daarvoor moet het vonnis nog nader worden bestudeerd.
Dat de opvolgingsregeling in 2010 te snel en ondoordacht is verruimd, spreekt de woordvoerder tegen. De Tweede Kamer diende een amendement in om de vrijstelling van erfbelasting te verruimen bij het verkrijgen van ondernemingsvermogen, stelt hij.
[Bron: Het Financieele Dagblad]
Dinsdag 14 augustus 2012
Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat aanslagen van een taxi- en garagebedrijf terecht zijn opgelegd en de juiste bedragen bevatten. Het gaat daarbij om heffingsaanslagen btw voor niet-aangegeven omzetten en de opgelegde aanslag IB voor de niet-aangegeven WAO/AAW uitkering. Het hof vermindert de vergrijpboeten van 50% naar 40% van de nageheven btw vanwege omkering van de bewijslast.
De eigenaar heeft gedurende 2,5 jaar een taxibedrijf en daarnaast gedurende ruim een jaar een garagebedrijf geëxploiteerd. Bij een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat de eigenaar zijn WAO/AWW-uitkering niet in de IB-aangifte heeft opgenomen. Verder stelt de inspecteur vast dat de (kas)administratie onvolledig is en dat er zowel bij het taxi- als bij het garagebedrijf negatieve kassaldi zijn. De tekortkomingen zijn zo ernstig, dat de eigenaar volgens de inspecteur niet voldoet aan zijn administratieve verplichtingen, met omkering van de bewijslast tot gevolg. De verzwegen omzet berekent de inspecteur op grond van de niet verklaarde negatieve kassaldi verhoogd met een geschat gemiddeld kassaldo dat in een onderneming aanwezig zal zijn. De naheffingsaanslagen omzetbelasting verhoogt de inspecteur met een vergrijpboete van 50%. De rechtbank laat de aanslagen plus boetes in stand.
Hof Amsterdam volgt de inspecteur in zijn opvatting dat de eigenaar niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht en dat de bewijslast kan worden omgekeerd. Het hof oordeelt dat de eigenaar niet heeft bewezen dat de omzetcorrecties onjuist zijn. De schatting van de omzet door de inspecteur is redelijk. Over de verzuimboete oordeelt het hof dat de eigenaar een groot bedrag van de behaalde omzet niet heeft aangegeven en de daarover verschuldigde btw niet heeft voldaan. De eigenaar heeft willens en wetens te weinig btw aangegeven en betaald. Het hof volgt de inspecteur in de vermindering van de boetes tot 40% van de nageheven btw vanwege de omkering van de bewijslast. Gezien de relatief voorzichtige manier waarop de inspecteur de hoogte van de verzwegen omzet heeft vastgesteld, zijn de boeten van 40% niet zo hoog dat zij niet meer passend en geboden zijn, vindt het hof.
De belastinginspecteur heeft terecht geoordeeld dat de herinvesteringsreserve aan de belastbare winst van een bv moet worden toegevoegd, nu er geen sprake meer is van een herinvesteringsvoornemen.
Een bv vormt samen met een andere bv een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Per 31 mei 2004 is die andere bv als partner uitgetreden uit de maatschap. Vanwege deze uittreding heeft hij een vergoeding van € 952.938 ontvangen voor de goodwill die hij bij de maatschap heeft opgebouwd. De bv heeft deze opbrengst gereserveerd in een herinvesteringsreserve. In geschil is of de herinvesteringsreserve in 2007 aan de belastbare winst moet worden toegevoegd.
Rechtbank Arnhem is het eens met het oordeel van de inspecteur dat de herinvesteringsreserve aan de belastbare winst moet worden toegevoegd. De inspecteur stelt dat er in 2007 geen herinvesteringsvoornemen aannemelijk is geworden. De bewijslast dat er wel sprake is van een herinvesteringsvoornemen ligt bij de bv. De rechtbank vindt dat de bv er niet in is geslaagd om dit te bewijzen.
Onlangs oordeelde Gerechtshof Amsterdam dat een bv terecht een vergrijpboete kreeg opgelegd, omdat de bv willens en wetens de LB die op aangifte moest worden voldaan niet heeft betaald.
De bv is inhoudingsplichtige voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB) voor haar directeur en enig werknemer. Deze ontvangt in mei 2005 een loonbedrag van € 120.000 waarover geen LB wordt ingehouden en afgedragen. De bv neemt dit bedrag in haar administratie op onder de grootboekrekening 'Tantiemes'. Het loon wordt voldaan door boeking in de rekening-courantverhouding tussen de bv en de directeur/werknemer. De inspecteur heft de LB na en legt een vergrijpboete op van 50% die in bezwaar uit coulance wordt verminderd naar 10%. In geschil is de vergrijpboete.
Hof Amsterdam oordeelt dat de vergrijpboete terecht is omdat de bv willens en wetens de LB die op aangifte moest worden voldaan niet heeft betaald. Volgens het hof valt op geen enkele wijze in te zien waarom de verplichting om LB in te houden en af te dragen niet zou gelden voor een – in de woorden van de bv – 'niet-regulier loonbestanddeel' of voor loon dat wordt voldaan door boeking in rekening-courant. De verklaring van de bv dat de directeur/werknemer in de veronderstelling verkeerde dat het voldoende was om de 'tantieme' in de aangifte IB op te nemen acht het hof niet geloofwaardig. Het hof acht de boete – die door de rechtbank in verband met overschrijding van de redelijke termijn is verminderd - passend en geboden.
Donderdag 9 augustus 2012De Belastingdienst heeft in een brief ondernemers gevraagd binnen 10 werkdagen hun gegevens voor de vennootschapsbelasting over 2011 alsnog door te geven. 'Niet in alle gevallen terecht,' zo laat de fiscus weten.
Met dagtekening 21 juli 2012 heeft de Belastingdienst aan ondernemers een brief gestuurd waarin zij erop gewezen worden dat zij nog geen 'Verzoek of wijziging voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2011' ingediend hebben. In de brief wordt verzocht om alsnog binnen 10 werkdagen een aanvraag of wijziging in te dienen. Deze brief blijkt niet in alle gevallen terecht te zijn gestuurd.
Ondernemers die hun gegevens over 2011 al doorgegeven hebben, hoeven niets meer te doen. Ondernemers die hun gegevens over 2011 nog niet doorgegeven hebben, moeten dan alsnog voor 4 augustus een Verzoek of wijziging voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2011 sturen.
Woensdag 8 augustus 2012
Hof Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat de boekwinst die behaald is bij de verkoop van een camping, niet ondergebracht kan worden in een herinvesteringsreserve (HIR). Van een verplaatsing van de onderneming was geen sprake, aangezien de identiteit van de onderneming niet dezelfde is gebleven.
Een man exploiteert in vof-verband met zijn zoon een grootschalige 4-sterren camping. Ieder heeft de onverdeelde helft in eigendom. Andere activiteiten van de vof bestaan uit de verkoop van chalets en caravans, alsmede het opbouwen en repareren daarvan. In 2004 verkopen de vader en zijn zoon de camping inclusief handelsnaam en met overname van het personeel voor € 4.100.000. In 2006 kopen ze op bijna 50 km afstand twee onroerende zaken; een manege en een landgoed. Hiertoe behoort onder meer een kampeerboerderij met 30 plaatsen. De onroerende zaken worden tot het vermogen van de vof gerekend. In geschil is of de man de in 2004 behaalde boekwinst in een herinvesteringsreserve kan onderbrengen. Volgens Rechtbank Leeuwarden is dit niet mogelijk. De man gaat in hoger beroep.
Hof Leeuwarden oordeelt dat van een verplaatsing van de onderneming geen sprake is, aangezien de identiteit van de onderneming niet dezelfde is gebleven. Hiertoe wordt onder meer overwogen dat de nieuwe kampeeractiviteiten veel kleinschaliger en eenvoudiger van aard zijn en dat de nieuwe klantenkring voornamelijk uit paardenliefhebbers zal bestaan. De oude onderneming is in 2004 dus gestaakt. De man maakt ook niet aannemelijk dat de onderneming gedeeltelijk is voortgezet.
Dinsdag 7 augustus 2012Onlangs heeft Hof Amsterdam geoordeeld dat de inspecteur niet gehouden is de in rekening te brengen heffingsrente te beperken tot een periode van een jaar na indiening van de aangifte vennootschapsbelasting.
Een bedrijf heeft in 2007 aangifte vennootschapsbelasting gedaan. De inspecteur heeft op 10 april 2010 de aanslag opgelegd. De daaraan ten grondslag liggende aangifte heeft hij gecorrigeerd. De aanslag valt hierdoor hoger uit dan de in 2007 opgelegde voorlopige aanslag. De inspecteur heeft heffingsrente berekend tot 10 april 2010. Voor het belastingjaar 2007 geldt mutatis mutandis hetzelfde. De aangebrachte correcties staan niet ter discussie. In geschil zijn de beschikkingen heffingsrente. Het bedrijf meent dat de in rekening gebrachte heffingsrente moet worden beperkt, nu de inspecteur de definitieve aanslagen niet binnen een jaar na ontvangst van de aangiften heeft vastgesteld.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet gehouden is heffingsrente te beperken tot een periode van een jaar na indiening van de aangifte. De door het bedrijf genoemde termijn van één jaar tussen indiening van de aangifte en oplegging van de definitieve aanslag, afkomstig uit de parlementaire geschiedenis, is slechts een streeftermijn.
Maandag 6 augustus 2012Een schoonmaakbedrijf besteedt werkzaamheden uit aan een collega-bedrijf. De btw op de facturen van de collega worden als voorbelasting afgetrokken. De collega verdwijnt echter met de noorderzon zonder de btw te hebben afgedragen. Gerechtshof Amsterdam veroordeelt het schoonmaakbedrijf tot terugbetaling van de voorbelasting met een vergrijpboete.
Het Hof volgt de Belastingdienst in diens oordeel dat de collega eigenlijk helemaal geen btw in rekening had mogen brengen, omdat hier de verleggingsregeling van artikel 12, vijfde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing was. De uitwerking in het Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting 1968 zegt duidelijk dat een onderaannemer onder deze bepaling valt. Los daarvan vermeldden de facturen van de collega geen btw-nummer.
De Belastingdienst heeft niet geprobeerd de belasting bij de collega terug te krijgen. Het Hof heeft daarvan al evenmin hoge verwachtingen. Terugvorderen bij het schoonmaakbedrijf zelf is hier de aangewezen weg.
Vrijdag 3 augustus 2012Onlangs heeft Hof Amsterdam geoordeeld dat terecht een boete voor grove schuld is opgelegd voor het niet aangeven van aansluitverschillen tussen de ingediende btw-aangiftes en de jaarlijkse herrekening.
De btw-aangiftes werden door de ondernemer zelf ingediend aan de hand van zijn ontvangsten en uitgaven. Maar deze aangiftes sloten niet aan bij de administratie van de ondernemer en de herrekening die jaarlijks door zijn adviseur werd gemaakt.
De ondernemer liet na deze verschillen te melden bij de Belastingdienst. Hij dacht dat bij de controle van de jaarstukken en het opleggen van de VPb-aanslag, automatisch een naheffingsaanslag voor de btw zou worden opgelegd. Geconstateerde verschillen dienen ondernemers echter zelf schriftelijk te melden.
Donderdag 2 augustus 2012
Het Hof van Justitie EU heeft beslist dat houtleveringen als economische activiteit kwalificeren indien zij erop gericht zijn om duurzaam opbrengst uit een bos te verkrijgen.
De zaak was aanhangig gemaakt door de heer Redlihs, eigenaar van een privé-bos in Letland. In de periode april 2005 tot en met december 2006 verkoopt hij regelmatig hout uit dat bos. Volgens Redlihs was de houtverkoop het gevolg van stormschade, zijnde overmacht.
Volgens de Letse Belastingdienst is Redlihs door leveringen als btw-ondernemer aan te merken. Aangezien hij heeft verzuimd zich als zodanig aan te melden, wordt aan hem een boete opgelegd van 18% van de betreffende 37 leveringen. Dit percentage komt overeen met het destijds geldende btw-tarief in Letland. De Letse belastingrechter stelt er vervolgens prejudiciële vragen over.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de houtleveringen als economische activiteit kwalificeren indien zij erop gericht zijn om duurzaam opbrengst uit het bos te verkrijgen. Het maakt dus niet uit dat Redlihs een natuurlijke persoon is, die daarmee de gevolgen van overmacht wil compenseren. Het is de taak van de nationale rechter om alle omstandigheden van het geval te beoordelen teneinde vast te stellen of het bos wordt geëxploiteerd om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Het opleggen van een boete aan een particulier die zijn verplichting zich in te schrijven in het register van btw-plichtigen niet is nagekomen en die geen btw verschuldigd was, kan in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. De nationale rechter moet beoordelen of de boete niet hoger is dan noodzakelijk om de juiste btw-heffing te waarborgen en fraude te voorkomen.
(Vakstudienieuws Vandaag)
Woensdag 1 augustus 2012
Een dga doet te laat aangifte vennootschapsbelasting voor vijf vennootschappen. Het gerechtshof in Den Haag vermindert een aan één van de vennootschappen opgelegde verzuimboetes van € 2460 naar € 500.Meer op Fiscaal+
Een bv maakt deel uit van een groep van vijf vennootschappen. De inspecteur legt aan elk van de vennootschappen een verzuimboete van € 2460 op wegens het niet tijdig doen van aangifte vennootschapsbelasting. In de procedure van de bv matigt de rechtbank de boete naar € 500. De rechtbank overweegt onder meer dat de bv een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting had kunnen aangaan en dat in dat geval de inspecteur slechts één boete had kunnen opleggen.
Hof Den Haag stemt in met de vermindering van de verzuimboete door de rechtbank naar € 500. Het hof stelt vast dat een en dezelfde persoon dga is van zowel de bv als de andere vier vennootschappen en ook voor al deze bedrijven de aangifte verzorgt. Er is dus sprake van een complex van handelingen die door de dga en de door hem beheerste vennootschappen samen zijn verricht. Alle boetes drukken bovendien indirect geheel op het vermogen van de dga. Onder deze omstandigheden is de boete van € 2460 disproportioneel in verhouding tot de ernst van de gedraging op grond waarvan zij is opgelegd. De boete van € 500 acht het hof passend.
Dinsdag 31 juli 2012De Vereniging Auto Van De Zaak (VAVDZ) en de BVLR, de branchevereniging van ritregistratiesysteemleveranciers, hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Doel van de samenwerking is te komen tot een zo breed mogelijk gedragen keurmerk dat aantoont dat een ritregistratiesysteem voldoet aan de normen van de Belastingdienst.
Dit keurmerk dient om zekerheid te geven aan berijders die in de toekomst gebruik willen maken van een variabele bijtelling per privé gereden kilometer of aan berijders die willen vallen onder een verlicht regime van de Belastingdienst. 'Berijders willen weten welk systeem voldoet aan de door de Belastingdienst gestelde normen. Daarom hebben wij besloten om samen met de leveranciers van deze systemen een erkend keurmerk op te richten,' aldus Martin Huisman, voorzitter van de VAVDZ. 'Een systeem moet aan kunnen tonen dat het betrouwbaar is en voldoet aan de eisen. Zo kan er straks ook makkelijk een bijtelling per privé gereden kilometer voor personenauto's ingevoerd worden,' zegt Johan Pot, voorzitter van de BVLR.
Mogelijk wordt er per 1-1-2013 een gestaffelde bijtelling ingevoerd voor bestelauto's. Een goedgekeurd systeem is dan een vereiste. Er loopt reeds enige tijd bij het ministerie een pilot voor deze ritregistratie van bestelauto's. VAVDZ is hierbij betrokken. Daarnaast loopt er bij de Belastingdienst het project RRS (RitRegistratieSystemen). De uitkomst is onder andere dat er een normenkader is gepubliceerd dat in samenwerking met onder andere leden van de BVLR is opgesteld. Als berijders een systeem hebben dat voldoet aan het normenkader, dan komen zij in aanmerking voor een verlicht regime bij controles door de Belastingdienst.
De overheid gaat niet zelf ritregistratiesystemen certificeren en stimuleert branchepartijen om te komen tot een onafhankelijk keurmerk in het kader van horizontaal toezicht. Om deze reden hebben VAVDZ en de BVLR de handen ineen geslagen. Samen werken partijen aan de uitvoering van het keurmerk op basis van de normen van de Belastingdienst. Partijen hebben elkaar beloofd om te komen tot een efficiënt, objectief en onafhankelijk keurmerk waarbij de doelstelling is om het zo breed mogelijk in de markt neer te zetten.
(Vereniging Auto Van De Zaak)
Maandag 30 juli 2012
Rechtbank Breda heeft beslist dat de belastinginspecteur ook zonder nieuw feit kan navorderen maar dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel wel met de helft moet worden gematigd.
Een man doet op papier IB-aangifte over 2006. Als ingehouden loonheffing wordt hierin een (totaal)bedrag vermeld van € 1.819, terwijl op de door de man ontvangen uitkeringen geen loonheffing is ingehouden. De inspecteur geeft echter vervolgens ook nog een teruggaaf op basis van het dubbele (€ 3.638) aan ingehouden loonheffing. De desbetreffende voorlopige aanslag wordt opgelegd in mei 2007. De definitieve aanslag volgt in augustus 2008. In februari 2010 corrigeert de inspecteur de fout door het opleggen van een navorderingsaanslag op de voet van art. 16 lid 2 AWR.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur in casu ook zonder nieuw feit kan navorderen maar dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel wel tot de helft moet worden gematigd. De man had in zijn aangifte namelijk slechts € 1.819 aan ingehouden loonheffing vermeld en niet € 3638 waar de inspecteur vanuit gegaan is. De heffingsrente wordt aldus beperkt tot € 265,50 (€ 531 x 1.819/3.638). Voor zover de man klaagt over zijn financiële situatie, dient hij zich tot de ontvanger te wenden. De belastingrechter is namelijk niet bevoegd om hiermee rekening te houden. Het beroep van de man is deels gegrond.
Vrijdag 27 juli 2012De Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) waarschuwt mantelzorgers voor het mislopen van de grote vrijstelling erfbelasting door het niet aanvragen van het mantelzorgcompliment. Duizenden mantelzorgers betalen volgens EPN onnodig erfbelasting door het niet aanvragen van een mantelzorgcompliment.
Dit stelt de Rotterdamse notaris en EPN-voorzitter Aniel Autar in een interview met de Volkskrant naar aanleiding van een concrete casus. De EPN verwijt de overheid in haar voorlichting aan mantelzorgers tekort te schieten. Bij de wijziging van de Successiewet (januari 2010) was die voorlichting wel beloofd.
Het mantelzorgcompliment is een symbolische vergoeding van 200 euro per jaar waarop mantelzorgers aanspraak kunnen maken. Vanwege de administratieve rompslomp zien veel mantelzorgers af van het aanvragen van een dergelijk 'compliment'. Bovendien gaat het de meeste mantelzorgers niet om het geld. Wat veel mantelzorgers echter niet weten, is dat het ontvangen van het mantelzorgcompliment een van de wettelijke voorwaarden is om in aanmerking te komen voor de verhoogde vrijstelling voor de erfbelasting van ruim 600.000 euro als hun zieke ouder overlijdt. De andere vereisten zijn dat het kind met de ouder samenwoonde en een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Zowel het kind als de ouder mogen geen andere fiscale partner voor de erfbelasting hebben.
'Nergens, zelfs niet op de website van de SVB, wordt aan mantelzorgers uitgelegd welke rechten zij prijsgeven als zij het mantelzorgcompliment niet aanvragen. Nu de overheid aantoonbaar tekort schiet in haar voorlichting vindt de EPN het niet meer dan redelijk dat de overheid deze groep van vrijwilligers die de samenleving ontzettend veel geld bespaart, financieel tegemoetkomt,' aldus Autar. Het kan volgens hem niet zo zijn dat alleen mantelzorgers of hun ouder die zich laten bijstaan door een notaris die lid is van de EPN op dit soort wezenlijke voordelen worden gewezen. 'Juist voor de overheid ligt hier een taak '. De EPN bepleit daarom met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 een overgangsregeling, waarmee mantelzorgers alsnog de zes ton vrijstelling voor hun erfenis verkrijgen.
(EPN)
Donderdag 26 juli 2012
Vanaf 2013 wijzigt de leeftijd waarop iemand AOW krijgt. De eerste AOW-uitkering volgt dan niet meer meteen na de 65e verjaardag. Het is mogelijk dat iemand daardoor tijdelijk te weinig inkomen heeft. Wie bijvoorbeeld in 2014 op 65-jarige leeftijd met pensioen gaat, krijgt pas twee maanden na de 65e verjaardag de eerste AOW-uitkering.Meer op Fiscaal+
Om deze periode te overbruggen, kan men als voorschot een renteloze lening krijgen bij de Sociale Verzekeringsbank. Deze regeling loopt door tot en met 2015 en komt erop neer dat het geleende bedrag gedurende een bepaalde tijd (tussen 2013 en 2015 oplopend van zes maanden tot anderhalf jaar) in gelijke porties wordt gekort op de uitkering. Details van de regeling zijn hier te vinden.
Woensdag 25 juli 2012
Op 5 juli 2012 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: "HvJ") een belangwekkend arrest gewezen. Bij verkoop van vastgoed bestaat vaak de keuze om ofwel het vastgoed zelf ofwel de aandelen van de vastgoedvennootschap over te dragen. Het HvJ heeft nu duidelijk gemaakt dat dit voor de btw op de makelaarscourtage een verschillende behandeling tot gevolg heeft.
Makelaars en vastgoedadviseurs worden ingeschakeld voor hun expertise met betrekking tot vastgoed en hun bemiddelende rol bij het tot stand brengen van vastgoedtransacties. Deze transacties vinden plaats door overdracht van het vastgoed zelf ("asset deal") of de overdracht van de aandelen in de vennootschap die het vastgoed houdt ("share deal").
De vergoeding voor de diensten van de makelaar bij dergelijke transacties is veelal een percentage van de tot stand gekomen (ver)koopprijs. In het verleden werd er vanuit gegaan dat de diensten van de makelaar bij dergelijke transacties belast waren met btw, ongeacht of de onroerende zaak werd overgedragen of dat de aandelen werden overgedragen.
In de wet is echter een bepaling opgenomen die "handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, inzake aandelen" vrijstelt van btw. De concrete vraag aan het HvJ was of de vergoeding van de makelaar is vrijgesteld van btw wanneer de vastgoedtransactie plaatsvindt door middel van een overdracht van aandelen in een vennootschap die het vastgoed houdt.
Het betrof twee vastgoedtransacties waarbij voor de eerste transactie het de bedoeling was dat het vastgoed zelf zou worden overgedragen. Uiteindelijk was echter sprake geweest van een overdracht van de aandelen. Bij de tweede transactie stond al van te voren vast dat de aandelen zouden worden overgedragen.
Het HvJ heeft nu beslist dat de diensten van de makelaar zijn vrijgesteld van btw bij transacties waarbij die (bemiddelings)diensten tot resultaat hebben dat uiteindelijk de aandelen in een vennootschap die (direct of indirect) het vastgoed houdt worden overgedragen. Het HvJ is tevens van mening dat de vrijstelling ook van toepassing is wanneer het weliswaar in eerste instantie de bedoeling is om het vastgoed zelf over te dragen, maar uiteindelijk toch de aandelen worden overgedragen. De objectieve aard van de handeling die uiteindelijk heeft plaatsgevonden, namelijk de verkoop van de aandelen, is beslissend.
Voor de praktijk betekent dit dat de dienstverlening van makelaars bij vastgoedtransacties niet altijd meer belast is met btw. Wanneer de overdracht van het vastgoed plaatsvindt door middel van een aandelentransactie is de courtage vrijgesteld van btw. Dit is vooral voordelig voor de verkoper die courtage moet betalen. Wanneer btw verschuldigd zou zijn over de courtage zou deze veelal niet in aftrek kunnen worden gebracht omdat de makelaarsdienst betrekking heeft op de verkoop van aandelen, een prestatie die in beginsel ook vrijgesteld is van btw.
Voor de makelaar zelf is het resultaat van de vrijstelling dat de btw op toerekenbare kosten in beginsel niet voor aftrek in aanmerking komt. Tevens zal deze van btw vrijgestelde dienstverlening invloed hebben op het recht op aftrek van btw op algemene kosten van de makelaar.
Ook de bemiddelingsdiensten die een makelaar verricht voor de koper van een vastgoedvennootschap zijn in beginsel vrijgesteld van btw. Aangezien de aankoop van aandelen geen van btw vrijgestelde activiteit is, heeft toepassing van de vrijstelling een licht kostprijsverhogend effect indien de koper op grond van de overige activiteiten recht op aftrek heeft. De voor de koper bemiddelende makelaar kan dan immers de btw op toerekenbare kosten niet in aftrek brengen en zal deze btw mogelijk in zijn courtage tot uitdrukking brengen.
Om de vrijstelling van toepassing te laten zijn zal sprake moeten zijn van bemiddeling door de makelaar. Veelal verrichten makelaars ook andere diensten zoals taxaties en adviesdiensten, die niet kwalificeren als bemiddeling. Ook wanneer deze diensten worden verricht met het oog op de verkoop van aandelen geldt in beginsel geen vrijstelling.
Het is vaste rechtspraak van het HvJ dat vrijstellingsbepalingen beperkt moeten worden uitgelegd en dat er sprake moet zijn van verrichtingen die de rechtsbetrekking en de financiële relaties tussen partijen wijzigen. Bij taxatie of advies is dat niet het geval.
De diensten van makelaars met betrekking tot transacties waar het vastgoed zelf wordt overgedragen blijven onverkort belast met btw. Er is dan immers geen sprake van handelingen inzake aandelen. Dit geldt ook voor taxatie en overige (advies) diensten.
In de praktijk is het van belang om te onderzoeken of de dienstverlening kwalificeert als van btw vrijgestelde bemiddeling bij aandelentransacties en of (een deel van) de dienstverlening wellicht niet als zodanig kwalificeert en derhalve belast is met btw. Tevens dient te worden overwogen of de eventuele voordelen van een aandelentransactie opwegen tegen de nadelen die de van btw vrijgestelde bemiddeling bij een dergelijke transactie met zich meebrengt.
[Bron: PwC]
Dinsdag 24 juli 2012
Besloten vennootschappen en naamloze vennootschappen moeten hun (vastgestelde) jaarrekening elk jaar deponeren bij de Kamer van Koophandel. De jaarrekening moet binnen 5 maanden na afloop van het boekjaar worden opgemaakt en voorgelegd aan de aandeelhouders.
De aandeelhouders hebben 2 maanden voor het vaststellen van de opgemaakte jaarrekening. Direct daarna moet de jaarrekening worden gedeponeerd bij de KvK. Bij een boekjaar dat eindigt op 31 december gebeurt dit dus uiterlijk op 31 juli.
Op grond van bijzondere omstandigheden kunnen de aandeelhouders het bestuur uitstel verlenen voor het opmaken van de jaarrekening. Men kan maximaal 13 maanden uitstel krijgen (uiterlijk tot 31 januari van het volgende jaar).
Meer informatie over deponeren: http://www.kvk.nl/deponeren .
(Kamer van Koophandel)
Maandag 23 juli 2012
De forfaitaire btw-bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak wordt verlaagd voor auto's die langer dan vijf jaar in gebruik zijn. Deze maatregel werkt terug tot 1 juli 2011. Ondernemers die gebruik maken van de forfaitaire regeling hoeven hierdoor nog maar 1,5% van de catalogusprijs bij te tellen. Het percentage was 2,7%.Meer op Fiscaal+
Het btw-voordeel kan oplopen tot enkele honderden euro's per jaar.
Ondernemers die hun bedrijfsauto privé gebruiken, of hun personeel de bedrijfsauto privé laten gebruiken, moeten aan het eind van het jaar btw afdragen ter compensatie van het privégebruik. Zij kunnen hiervoor gebruik maken van een forfaitaire regeling.
De versoepeling is voordelig voor ondernemers die de btw over de aanschaf van de auto konden aftrekken. Ondernemers die geen btw over de aanschaf van de auto konden aftrekken, mochten al gebruik maken van het lagere percentage van 1,5%.
(Ministerie van Financiën)
Vrijdag 20 juli 2012
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Belastingdienst, bij het ontbreken van een daartoe strekkende wettelijke bepaling, niet gerechtigd is om belastingplichtigen voor te schrijven dat adresgegevens uitsluitend op een bepaalde wijze kunnen worden gemeld.Meer op Fiscaal+
Een man emigreert in 2004 naar Zwitserland. De Belastingdienst beschikt over zijn adres aldaar. In de IB-aangifte over 2004 geeft de man te conserveren inkomen uit aanmerkelijk belang aan. In 2007 verhuist hij naar een ander adres in Zwitserland. Hij stelt dat met een commercieel aangifteprogramma zijn IB-aangifte over 2006 is ingediend en dat toen ook zijn nieuwe adres is doorgegeven. De man ging er dus vanuit dat de Belastingdienst van zijn nieuwe adres op de hoogte was. De conserverende aanslag over 2004 wordt desondanks eerst naar het oude adres gestuurd. De inspecteur verklaart het bezwaar van de man vervolgens niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, hetgeen door Hof Den Haag in hoger beroep wordt bevestigd. De man had namelijk via de website van de Belastingdienst een formulier moeten downloaden en zo zijn nieuwe adres moeten doorgeven. De man gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de Belastingdienst, bij het ontbreken van een daartoe strekkende wettelijke bepaling, niet gerechtigd is om belastingplichtigen voor te schrijven dat adresgegevens uitsluitend op een bepaalde wijze kunnen worden gemeld. De inspecteur kan alleen voorbijgaan aan de kennisgeving van adresgegevens op bepaalde (zoals digitale) formulieren, mits uit dat formulier zelf blijkt dat langs deze weg ter kennis van de inspecteur gebrachte adresgegevens niet door de Belastingdienst worden verwerkt. Het beroep van de man is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam. Dit hof moet allereerst onderzoeken wanneer de aanslag naar het oude adres is verstuurd. Het hof heeft namelijk nagelaten de grief van de man te behandelen, die inhield dat de inspecteur de verzending van het aanslagbiljet in december 2007 niet aannemelijk had gemaakt.
Donderdag 19 juli 2012Het wordt voor mensen die hun huis te koop hebben staan, makkelijker de woning tijdelijk te verhuren. De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister Spies (BZK) om hiervoor de Leegstandwet te wijzigen.Meer op Fiscaal+
Voor verhuur van een huis dat te koop staat, geldt niet langer een maximumhuurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel.
Huurwoningen die bestemd zijn voor sloop of renovatie mogen straks maximaal 7 jaar verhuurd worden. Nu is dat nog 5 jaar. Leegstaande gebouwen zonder woonbestemming, bijvoorbeeld kantoorgebouwen, mogen 10 jaar worden verhuurd in plaats van 5 jaar. Dit voorkomt leegstand wanneer projecten door de economische crisis vertraging oplopen.
Bij verhuur op basis van de Leegstandwet geldt minder huurbescherming. Wanneer het huurcontract eindigt moet de huurder de woning verlaten. De gemeente geeft de vergunning voor 2 jaar met de mogelijkheid om telkens met 1 jaar te verlengen tot de maximale duur is bereikt. Een pand mag straks ook meerdere keren tijdelijk worden verhuurd.
(Ministerie BZK)
Woensdag 18 juli 2012
Het gerechtshof in Den Haag heeft onlangs geoordeeld dat uit de hoogte van de thuiskopievergoedingen is af te leiden dat de werkelijke winstmarge van een marktkoopman veel hoger was en dat de btw-naheffing eerder te laag dan te hoog is. De marktkoopman handelt onder meer in CD's en DVD's.
In 2006 en 2007 koopt hij grote partijen blanco CD's en DVD's van Belgische leveranciers. Deze intracommunautaire verwervingen verwerkt hij niet als zodanig in zijn btw-administratie. De marktkoopman verkoopt de goederen door aan diverse afnemers in Nederland. Door de rechter is hij inmiddels veroordeeld tot het betalen van thuiskopievergoedingen ter grootte van bijna € 1 miljoen. In geschil is de btw-naheffingsaanslag en de 50% vergrijpboete ad € 43.840.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bewijslast ten nadele van de marktkoopman moet worden omgekeerd en verzwaard. De schatting van de inspecteur is terecht gebaseerd op een winstmarge van 12,5%. Aangezien de marktkoopman in de beroepsfase stelt dat hij de goederen heeft verkocht aan afnemers in Duitsland en de inspecteur zijn motivering van de boete daarop niet heeft afgestemd, moet de boete vervallen. Partijen gaan in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat uit de hoogte van de thuiskopievergoedingen is af te leiden dat de werkelijke winstmarge van de marktkoopman veel hoger was en dat de naheffing eerder te laag dan te hoog is. De inspecteur maakt aannemelijk dat het aan opzet van de marktkoopman is te wijten dat op aangifte te weinig btw is voldaan. De boete van 50% is dus terecht, met dien verstande dat deze vanwege de nijpende financiële omstandigheden van de marktkoopman wordt gematigd tot € 28.000.
Dinsdag 17 juli 2012Veel fiscale dienstverleners hebben begin dit jaar namens hun klanten bezwaar gemaakt tegen het aangegeven btw-bedrag voor privégebruik auto op de laatste btw-aangifte over 2011. Daarbij is veelal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om collectief bezwaar te maken. Flynth is samen met de Belastingdienst in overleg over de te voeren proefprocedures. Op 10 juli 2012 heeft er een overleg plaatsgevonden met de Belastingdienst waarbij uiteindelijk 16 rechtsvragen zijn geformuleerd.Meer op Fiscaal+
Deze rechtsvragen worden momenteel nader uitgewerkt. Tijdens het overleg is afgesproken dat eind augustus de bezwaarschriften worden ingediend. Voor deze datum zal er nog een overleg plaatsvinden tussen de diverse partijen, waaronder de koepelorganisaties. De uitspraken op deze bezwaarschriften volgen in september 2012. Daarna zullen deze rechtsvragen worden voorgelegd aan de rechter.
Met deze proefprocedures moet er duidelijkheid komen omtrent de diverse btw-aspecten voor het privégebruik auto in het verleden maar ook voor de toekomst.
Maandag 16 juli 2012
Op 29 juni 2012 is het Besluit Administratieve-, facturerings- en andere verplichtingen (hierna: besluit) gepubliceerd. Het besluit bevat diverse nieuwe btw-beleidsregels voor de facturering.Het gaat onder meer om de wijze van verrekening van verhuurtermijn tussen oude en nieuwe eigenaren van reeds verhuurde onroerende zaken, en de wijze hoe moet worden omgegaan met correctiefacturen.
Verder bevat het besluit wijzingen die vanaf 1 januari 2013, als gevolg wetswijziging, gaan gelden. Het gaat onder andere om:
de wijze van factureren bij doorlopende intracommunautaire prestaties;
de verplichte aanduidingen in de factuur voor de situatie:
- waarbij de belasting wordt geheven van de afnemer;
- waarbij de factuur wordt opgemaakt door de afnemer;
- waarbij de reisbureauregeling is toegepast;
- waarbij de margeregeling is toegepast.
Het geactualiseerde besluit is op 30 juni 2012 in werking getreden en vervangt het vorige besluit van 12 februari 2009.
Vrijdag 13 juli 2012
Wanneer echtgenoten hun aangiften onvoldoende op elkaar afstemmen, waardoor te hoge aftrekposten ontstaan, is de rechter onverbiddelijk: terugbetaling van de teveel terug gekregen belasting plus 25% boete.
De vrouw en haar man hebben twee kinderen. Zij doet als eerste aangifte IB/PVV 2004 met een verzamelinkomen van € 9558. Omdat het niet om hoge aftrekbedragen gaat, legt de Belastingdienst haar een aanslag op in overeenstemming met haar aangifte.
Na inzage van de aangifte van de echtgenoot, die later aankomt, ziet de belastinginspecteur dat de aangiften van haar en haar man niet met elkaar rijmen. Hij legt een navorderingsaanslag op aan de vrouw waarbij aftrekposten in verband met eigenwoningrente, kinderopvang, scholingsuitgaven en giften fors worden verlaagd.
De vrouw is het niet eens met de navorderingsaanslag en stapt naar de rechter. Volgens haar nemen gedane zaken geen keer en kan de inspecteur niet zomaar haar aangifte veranderen. Het hof in Den Haag is het echter eens met de inspecteur. De diverse aftrekposten mogen door de inspecteur via een navorderingsaanslag bij de vrouw worden gecorrigeerd.
Het hof stelt bovendien dat de inspecteur niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de in de aangifte van de vrouw opgenomen gegevens. De inspecteur heeft zijn zogeheten onderzoeksplicht niet verwaarloosd. terecht is er bij haar eerste aangifte van uitgegaan dat zij eigenaar was van een woning en dat zij twee kinderen had en het dus niet onmogelijk was dat zij in verband daarmee kosten had gemaakt.
Conclusie is dat de gegevens die de inspecteur heeft aangetroffen in de aangifte van de echtgenoot van de vrouw voor hem een 'nieuw feit' vormde. Op basis van een nieuw feit mag een belastinginspecteur terug komen op iemands aangifte. Het hof vindt de boete van 25% gerechtvaardigd omdat de vrouw grof onachtzaam en ernstig nalatig heeft gehandeld door de door haar echtgenoot ingevulde aangifte ongezien te laten passeren.
Donderdag 12 juli 2012
De Wet vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht (Wet flex-bv) breidt de aansprakelijkheid van bestuurders uit. Dit heeft gevolgen voor dga's die een pensioen in eigen beheer hebben.
Voor pensioen in eigen beheer geldt dat deze op de balans wordt gewaardeerd. Dit gebeurt in de regel op grond van de fiscale waarderingsregels. De werkelijke waarde van de verplichting – de kostprijs bij afstorting naar een verzekeraar – is altijd hoger, vaak zelfs veel hoger. Een verschil tussen fiscale en commerciële waarde is al snel 40 à 50%. Dit betekent dat de pensioenuitvoerende bv veel meer (vrije) middelen zal moeten aanhouden dan er volgens de fiscale balans nodig zou moeten zijn voor de pensioenuitvoering. Daardoor maakt de bv op papier winst (omdat de pensioenvoorziening feitelijk "te laag" is gewaardeerd). De vrije middelen die door deze schijn ontstaan komen in de balans naar voren in de winstreserve. Een winstreserve kan (deels) worden uitgekeerd aan de aandeelhouder(s). Dit heet dividend.
Hoe gaat dat in zijn werk? Aandeelhouders kunnen straks niet meer zelfstandig besluiten tot dividenduitkeringen. Het bestuur moet goedkeuring geven. Als we het hebben over een dga en zijn bv dan besluit de dga in zijn hoedanigheid van aandeelhouder (in de aandeelhoudersvergadering) tot het doen van een dividenduitkering. De dga keurt deze beslissing in zijn hoedanigheid van bestuurder van de bv al dan niet goed. En nu komt het.
Voordat goedkeuring door het bestuur wordt gegeven, moet het bestuur nagaan of de bv na de uitkering nog wel aan haar verplichtingen kan blijven voldoen (= uitkeringstoets). De pensioenverplichting is één van die verplichtingen. Als de winstreserve (deels) pensioengeld is – ook al komt dit fiscaalrechtelijk niet tot uitdrukking in de balans van de bv – dan mag dit geld (in zoverre) niet als dividend worden uitgekeerd. Blijkt achteraf dat het bestuur ten onrechte goedkeuring heeft verleend en had het bestuur dit behoren te weten, dan kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld om een tekort aan te zuiveren tot ten hoogste het bedrag van de dividenduitkering. Dat zelfde geldt voor aandeelhouders, als zij hadden moeten weten dat de uitkering onverantwoord was.
Nu zal de pensioengerechtigde dga zichzelf in de hoedanigheid van bestuurder/aandeelhouder niet zo snel aansprakelijk stellen. Dat wordt anders als we het hebben over de Belastingdienst of eventuele ex-partners met een pensioenvordering op de bv. Dit gaat onherroepelijk in de toekomst nog veel (juridische) strijd opleveren. Het voeren van eigen beheer heeft er daarmee weer een risico bij.
Ook dit onderdeel van de Wet flex-bv treedt op 1 oktober 2012 in werking.
[Bron: Fiscaal-juridisch Vakbureau Nationale Nederlanden]
Donderdag 12 juli 2012
Ondernemers die recht hebben op een btw-teruggaaf in een andere EU-lidstaat dan waar zij zijn gevestigd, moeten hun verzoek om teruggaaf indienen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de btw verschuldigd is geworden. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 21 juni 2012 geoordeeld dat deze zesmaandstermijn een fatale termijn is. Dat wil zeggen dat na afloop van deze termijn het recht op btw-teruggaaf vervalt.
De procedure had betrekking op een bedrijf in Amsterdam. Dat diende pas in juli 2000 een btw-teruggaafverzoek bij de Italiaanse belastingdienst in voor de aan zijn Italiaanse leveranciers betaalde btw over het jaar 1999. De Italianen weigerden teruggaaf van de btw, omdat het verzoek te laat was ingediend. Het verzoek had volgens de Italiaanse wet namelijk uiterlijk op 30 juni 2000 ingediend moeten zijn.
Woensdag 11 juli 2012
Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat een therapeut voor Past Reality Integration (PRI) niet in aanmerking komt voor de omzetbelastingvrijstelling voor gezondheidsdiensten.
De gecertificeerde PRI-therapeut voert zelfstandig een PRI-praktijk uit. De PRI-therapie gaat ervan uit dat verdrongen gevoelens uit de jeugd de reacties in het heden bepalen. De therapeut heeft geen opleiding genoten voor een beroep dat is geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en zij is niet ingeschreven in het BIG-register. In geschil is of de diensten van de therapeut op het gebied van de PRI-therapie zijn vrijgesteld van btw.
Hof Amsterdam oordeelt dat de PRI-therapeut niet in aanmerking komt voor de omzetbelastingvrijstelling voor gezondheidsdiensten. Niet in geschil is dat de therapeut niet een beoefenaar is van een door de Wet BIG geregeld beroep en dus op grond van de wettekst niet deelt in de vrijstelling. Het is volgens de therapeut in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat de therapie wel vrijgesteld zou zijn als deze door een BIG-therapeut zou worden verzorgd, maar het hof verwerpt deze stelling. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat wanneer de therapie inderdaad vrijgesteld zou zijn wanneer deze zou worden verricht door een BIG geregistreerde therapeut, dan geldt dat de PRI-therapeut niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kwaliteit van de behandeling gelijkwaardig is aan die van BIG-geregistreerden. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat niet duidelijk is welke opleidingseisen gelden voor PRI-therapeuten en dat niet duidelijk is hoe de permanente educatie is vormgegeven en dat er geen sprake is van een onafhankelijke klachtbehandeling. Het hoger beroep van de PRI-therapeut is ongegrond.
Dinsdag 10 juli 2012Rechtbank Arnhem heeft onlangs beslist dat een belastinginspecteur niet is gehouden om bij wijziging van het btw-tarief een eerder gemaakte andersluidende afspraak op te zeggen.
De exploitant van een uitgaansgelegenheid kwam in 2005 een compromis overeen dat de entree- en garderobeontvangsten op avonden dat een live artiest optreedt voor driekwart zijn belast met 6% btw en voor een kwart met 19% btw. Vanaf 1 juli 2011 is het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen belast met 19% in plaats van 6%. In geschil is of de horecaondernemer erop mag vertrouwen dat de in 2005 gemaakte afspraak over de ontvangsten van entree- en garderobegelden ook geldt voor het tijdvak juli 2011.
Rechtbank Arnhem is van oordeel dat dit niet het geval is. De inspecteur is niet gehouden om bij een wijziging van het wettelijk regime een eerder gemaakte andersluidende afspraak op te zeggen. Het betreft hier geen (begunstigende) afspraak over het geldende tarief voor het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen, maar een afspraak over hoe de entree- en garderobeopbrengsten aan de prestaties van de onderneming kunnen worden toegerekend.
Maandag 9 juli 2012De Hoge Raad heeft op 29 juni geoordeeld dat de btw-constructie met een schoolgebouw door de gemeente Albrandswaard geen misbruik van recht (fraus legis) oplevert.
De gemeente Albrandswaard geeft opdracht tot de bouw van een schoolgebouw en een sporthal voor drie basisscholen en sportverenigingen. De in rekening gebrachte btw brengt zij op aangiften in aftrek. Na gereedkomen van de gebouwen draagt de gemeente in 2004 de school en de sporthal voor ongeveer 15% van de stichtingskosten over aan een beheerstichting. De koopsom wordt betaald uit een lening van de gemeente. In geschil is of de gemeente de voorbelasting in aftrek mag brengen.
Misbruik van recht
Volgens Rechtbank Den Haag is de macht om als eigenaar te beschikken over de gebouwen achtergebleven bij de gemeente en is er dus van een levering geen sprake. Hof Den Haag oordeelt dat wel sprake is van een levering, maar oordeelt vervolgens dat sprake is van misbruik van recht. De handelingen die de gemeente heeft verricht, leiden er volgens het hof toe dat zij recht op vooraftrek creëert waarop zij volgens de wettelijke bepalingen geen recht heeft. Het verkrijgen van belastingvoordeel was het wezenlijke doel van de constructie.
Geen misbruik van recht
De Hoge Raad oordeelt dat de btw-constructie met het schoolgebouw door de gemeente Albrandswaard geen misbruik van recht oplevert. De Hoge Raad overweegt dat de gemeente (op grond van de Wet op het primaire onderwijs) de keuze had tussen de overdracht van het schoolgebouw en het met het bevoegd gezag van de scholen overeenkomen dat het schoolgebouw bij de gemeente in eigendom zou blijven. Gelet hierop vormen de verkoop en de overdracht van het gebouw geen misbruik van recht, ook niet nu het schoolgebouw niet aan het bevoegd gezag van de drie scholen zelf is overgedragen, maar aan een stichting waarvan het bestuur in meerderheid wordt gevormd door vertegenwoordigers van de drie scholen. De gemeente was volgens de Hoge Raad niet verplicht de mogelijkheid te kiezen waarbij de meeste omzetbelasting zou zijn verschuldigd, maar had integendeel het recht om haar activiteit zodanig te structureren dat de omvang van de belastingschuld beperkt zou blijven. Hieraan doet – gelet op de regelgeving in de Wet op het primaire onderwijs - niet af dat de verkoopprijs lager is dan de kostprijs van het schoolgebouw, noch het feit dat de gemeente de aankoopprijs heeft gefinancierd door de verstrekking van een aflossingsvrije lening met rente van 0,5%. In dit kader verdient opmerking dat de inspecteur voor het hof niet heeft gesteld dat de overeengekomen vergoeding kunstmatig is. In dat geval zou de gemeente met betrekking tot het schoolgebouw geen economische activiteit hebben verricht en ter zake van het schoolgebouw geen recht op aftrek hebben gehad. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de gemeente gegrond, vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting en de boete en verleent de gemeente een teruggaaf van € 476.085.
Vrijdag 6 juli 2012Werkgevers krijgen geen tewerkstellingsvergunning voor buitenlandse werknemers als er Nederlandse werknemers of werknemers binnen de EU zijn die het werk kunnen doen. Voor de kennisindustrie zijn deze regels volgens het kabinet te weinig flexibel en brengen onnodige administratieve lasten met zich mee. Om dit probleem op te lossen, hoeven zij de komende twee jaar geen tewerkstellingsvergunning aan te vragen voor bepaalde werknemers van buiten de EU.
De versoepeling geldt voor werkzaamheden waarbij geen sprake is van verdringing van Nederlandse werknemers, bijvoorbeeld voor werknemers die hun bestelde goederen komen controleren of geïnstrueerd worden hoe zij om moeten gaan met de machines die ze in Nederland hebben gekocht.
Proef
De forfaitaire afschrijvingslijn in de belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) is op 1 juli 2012 aangepast. Tot 1 oktober 2012 is de 'oude' afschrijvingstabel te gebruiken voor de berekening van de btw.
De forfaitaire BPM-afschrijvingslijn wordt ook gebruikt bij de berekening van de omzetbelasting voor gebruikte auto's. Betrokken ondernemers zullen in veel gevallen hun geautomatiseerde systemen moeten aanpassen.
Om ze daarvoor voldoende tijd te bieden, kunnen ze voor de berekening van de vergoeding voor de omzetbelasting tot en met 30 september 2012 nog gebruik maken van de BPM-tabel zoals deze geldt op 30 juni 2012.
[ Bron: Belastingdienst ]
Woensdag 4 juli 2012
De Belastingdienst laat weten dat mensen die een formulier 'Opgaaf rekeningnummer' teruggestuurd hebben, rekening moeten houden met een latere teruggaaf. De fiscus heeft namelijk een achterstand bij de verwerking van deze formulieren opgelopen.
Normaal ontvangt men een teruggaaf uiterlijk 10 werkdagen nadat het formulier is verstuurd. Nu duurt dit maximaal 20 werkdagen.
Dinsdag 3 juli 2012
Rechtbank Breda heeft geoordeeld dat een geschorste vennoot sinds zijn non-actiefstelling geen zicht meer heeft op de fiscale verplichtingen van de vof en niet meer kan functioneren als bestuurder. De rechtbank acht bewezen dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan. De rechtbank vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling.
In 2007 richtte de man samen met een medevennoot een vennootschap onder firma (vof) op. De vof houdt zich bezig met het geven van psychologische adviezen. Er ontstaat een zakelijk conflict en in oktober 2008 wordt de man op non-actief gesteld. Er loopt nog steeds een civiele procedure in verband met de ontbinding van de vof. In geschil is of de op non-actief gestelde vennoot terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de vof. Het betreft de naheffingsaanslagen loonheffing over maart, april en mei 2009. Er is wel tijdig aangifte gedaan, maar de belasting is niet betaald. In deze periode staat de geschorste vennoot nog in het handelsregister ingeschreven als vennoot. Pas later is hij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 uitgeschreven.
Rechtbank Breda oordeelt dat de man sinds zijn non-actiefstelling geen zicht meer heeft op de fiscale verplichtingen van de vof en niet meer kan functioneren als bestuurder. De man beroept zich daarom terecht op de disculpatiemogelijkheid van art. 33, eerste lid, onderdeel a, Inv. 1990. De ontvanger stelt in dat kader vergeefs dat de op non-actief gestelde vennoot bij de Belastingdienst melding over de situatie had moeten doen. Voor een beroep op de disculpatiemogelijkheid geldt de informatieplicht namelijk niet. Het beroep van de geschorste vennoot is gegrond.
Bijlagen:
De overleden echtgenoot van een vrouw heeft geen opgaaf gedaan van saldi van een bankrekening bij een Duitse bank. De inspecteur rekent de helft van de inkomsten aan de echtgenote toe. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur zonder nadere onderbouwing niet aan de vrouw ook (voorwaardelijke) opzet of grove schuld kan toerekenen.
De echtgenote krijgt over de jaren 2001 t/m 2006 (navorderings)aanslagen IB/PVV opgelegd verhoogd met een vergrijpboete. De Belastingdienst ontvangt in 2007 een renseignement van de Duitse autoriteiten over een door de echtgenoot van de vrouw aangehouden bankrekening. De echtgenoot neemt op 26 januari 2004 het saldo van € 262.450 op, en heft de bankrekening op. De inspecteur legt hem navorderingsaanslagen op omdat hij in de aangiften IB/PVV en vermogensbelasting geen opgave heeft gedaan van de saldi van de bankrekening. Omdat de man op 14 mei 2011 is overleden, zal de inspecteur de bij de aanslagen opgelegde boetebeschikkingen ambtshalve vernietigen.
De inspecteur legt aan de vrouw over de jaren 2001 t/m 2003 navorderingsaanslagen IB/PVV op omdat zij de banksaldi niet in de aangiften heeft vermeld. En over de jaren 2004 t/m 2006 legt hij navorderingsaanslagen op omdat in de aangiften geen melding is gemaakt van het na opheffing van de Duitse bankrekening vrijgekomen tegoed. De inspecteur stelt dat de vrijgekomen gelden elders buiten het zicht van de Belastingdienst zijn gestald. Hij legt de vrouw vergrijpboeten op van 100%, waarbij hij de boeten over de jaren 2001 t/m 2003 verlaagt naar 50% omdat de vrouw over deze jaren meewerkt aan het onderzoek.
In geschil is of de boeten terecht aan de echtgenote zijn opgelegd. Rechtbank Haarlem stelt vast dat de inspecteur de helft van de rendementsgrondslag op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 aan de vrouw toerekent. De toerekening houdt volgens de rechtbank echter niet in dat de vrouw opzet of grove schuld kan worden verweten. De vrouw stelt dat zij niet wist van het bestaan van de Duitse bankrekening. De inspecteur noemt geen concrete feiten of omstandigheden waarmee opzet of grove schuld van de echtgenote voor het verzwijgen van het aanhouden van de Duitse bankrekening aannemelijk wordt. Verder is er geen sprake van buitensporig grote uitgaven na opheffing van die bankrekening zodat de vrouw ook in dat opzicht geen opzet of grove schuld kan worden verweten. Gesteld noch gebleken is verder dat de echtgenote na opheffing van de bankrekening anderszins bekend kon zijn met de onderhavige gelden. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw gegrond en vernietigt de boetebeschikkingen.
Bijlagen:
In de praktijk komt het met enige regelmaat voor dat bijvoorbeeld ouders geld aan hun kinderen willen schenken, mede ingegeven door verwachte besparingen uit hoofde van de erfbelasting. Men wil vaak wel schenken, maar om allerhande redenen toch niet ook het geld daadwerkelijk kwijt zijn. Een mogelijkheid is dan te 'schenken onder schuldigerkenning'. Hier zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden wil zo'n schenking werken voor de erfbelasting. Daarnaast is een vaak opkomende vraag of zo'n schenking nu wel of niet met een notariële akte moet.
Vroeger, dat is voor 2003, was een notariële akte voorwaarde. Echter met ingang van 1 januari 2003 is het mogelijk een schenking bij schuldigerkenning onderhands aan te gaan. Men kan dus rechtsgeldig zelf een verklaring tekenen dat een bepaald bedrag wordt schuldig erkend uit vrijgevigheid. Er zit hier echter wel een addertje onder het gras.
Schenkingen terzake des doods
Discussie
Notariële akte
Hof Den Bosch heeft beslist dat er sprake is van een overtreding die ernstiger is als deze wordt begaan door een rechtspersoon dan als deze wordt begaan door een natuurlijk persoon. Daarom draaide het hof het vonnis van rechtbank Breda over de verlaging van een verzuimboete VPb terug.
De zaak betrof een bv die over het boekjaar 2009 haar VPb-aangifte te laat indiende. De inspecteur legde daarom een verzuimboete van € 2.460 aan de bv op. De bv is het niet eens met de hoogte van de opgelegde boete. Rechtbank Breda oordeelt dat de situatie van de bv niet afwijkt van die van personen die IB-aangifte moeten doen en acht de boete van € 2.460 disproportioneel hoog in vergelijking met boeten die in overigens vergelijkbare gevallen in de IB worden opgelegd. De rechtbank vermindert de boete dan ook naar € 1.250.
Hof Den Bosch oordeelt dat er sprake is van een overtreding die ernstiger is als deze wordt begaan door een rechtspersoon dan als deze wordt begaan door een natuurlijk persoon. Het hof wijst er hierbij op dat er sprake is van een verschil in aard tussen een rechtspersoon en een natuurlijk persoon en dat dit verschil in aard het stellen van andere eisen aan rechtspersonen dan aan natuurlijke personen rechtvaardigt. Het hof besluit ook niet tot matiging van de boete. Het hof overweegt hierbij onder andere dat er sprake is van een persoon die jaar na jaar te laat was met het indienen van de aangiften en pas op haar schreden is teruggekeerd als direct gevolg van de opgelegde boete. Het gelijk is aan de inspecteur.
Bijlagen:
Hof Arnhem heeft na verwijzing door de Hoge Raad geoordeeld dat de vennoten en de maatschap die een champignonkwekerij exploiteren gezamenlijk als één belastingplichtige moeten worden beschouwd en dat die recht heeft op aftrek van de op de ter zake van de bouw uitgereikte facturen vermelde btw.
Bij de champignonkwekerij hebben twee van de drie vennoten in privé een pand laten bouwen. Dit is in maart 2004 opgeleverd. Het pand wordt zowel gebruikt als woning voor de twee vennoten, als voor de kwekerij. De maatschap stelt in de btw-aangifte over het eerste kwartaal van 2004 dat zij het pand geheel tot haar bedrijfsvermogen rekent en dat daardoor recht is ontstaan op teruggaaf van de voorbelasting die bij de bouw aan de vennoten in rekening is gebracht. Rechtbank Breda oordeelt dat de maatschap slechts recht heeft op aftrek van de voorbelasting die betrekking heeft op het ten behoeve van de onderneming gebruikte deel van het pand.
Hof Den Bosch oordeelt dat de in 2002 en 2003 gefactureerde voorbelasting in de desbetreffende tijdvakken in aftrek gebracht had moeten worden. Deze komt dus thans niet meer voor aftrek dan wel teruggaaf in aanmerking. De Hoge Raad oordeelt dat de keuze van de maatschap om het pand geheel tot haar bedrijfsvermogen te rekenen, gedaan kan worden bij de aangifte over het tijdvak waarin het pand in gebruik wordt genomen. Dit brengt mee dat de maatschap niet alleen recht heeft op aftrek van de in dat tijdvak in rekening gebrachte btw, maar ook (alsnog) van de voordien met betrekking tot het pand in rekening gebrachte btw. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem.
Hof Arnhem oordeelt dat de vennoten en de maatschap gezamenlijk als één belastingplichtige moeten worden beschouwd en dat die recht heeft op aftrek van de op de ter zake van de bouw uitgereikte facturen vermelde btw. Het maakt volgens het arrest dus niet uit aan wie van de bij de onderhavige samenwerkingsovereenkomst betrokken partijen de facturen zijn uitgereikt. De inspecteur stelt vergeefs dat de tekst van het arrest onduidelijk is en dat de facturen zijn gericht aan de twee vennoten, zodat de maatschap geen recht heeft op teruggaaf. Niet in geschil is dat die teruggaaf € 50.043 moet zijn. Het hoger beroep van de maatschap is gegrond.
Bijlagen:
Er bestaat recht op vergoeding van de kosten in de bezwaarfase als de inspecteur een voorlopige aanslag oplegt die kenbaar te hoog is en die pas na bezwaar vermindert.
'Kenbaar' betekent dat de inspecteur bij raadpleging van hem ter beschikking staande gegevens – zonder dat hij daarvoor al te diep hoeft te graven – had kunnen constateren dat de opgelegde voorlopige aanslag te hoog is. In zo'n geval heeft de inspecteur niet voldaan aan het vereiste van zorgvuldige voorbereiding van de voorlopige aanslag en bestaat recht op vergoeding van de kosten in bezwaarfase. Het Hof in Den Haag besliste onlangs in deze zin.
In dit geval had de inspecteur over het hoofd gezien dat een bv over 2008 een eenmalige buitengewone bate (53.818 euro) had genoten. De bv had dat bedrag vermeld in een afzonderlijke rubriek van het aangiftebiljet. Die eenmalige bate mocht natuurlijk niet meetallen bij de vaststelling van het belastbare bedrag van de voorlopige aanslag over 2010, maar de inspecteur had dat toch gedaan. De bv kreeg een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, maar ook voor de gerechtelijke procedure.
Bijlagen:
Er komt een overgangsregeling voor mensen die voor 27 april een nieuwbouwwoning hebben gekocht maar met oplevering of betaaltermijnen na 1 oktober de dupe zouden worden van de verhoging per die datum van de btw van 19 naar 21 procent.
Deze huizenkopers houden recht op het tarief van 19 procent. VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie, de vijf partijen van het begrotingsakkoord, hebben daarvoor een voorstel gemaakt. Dat maakte ChristenUnie-Kamerlid Carola Schouten woensdag bekend in de Tweede Kamer.
De overgangsregeling kost zo'n 45 miljoen euro die onder meer gevonden wordt door het schrappen van de lagere accijns op mousserende wijn. Eind april sloten de vijf partijen een akkoord over de begroting voor volgend jaar, waar een hogere btw vanaf 1 oktober een onderdeel van is.
Mensen die voor 27 april een nieuwbouwwoning kochten en die na oktober krijgen opgeleverd, hebben zich echter niet kunnen voorbereiden op de nieuwe situatie. De vijf partijen vinden dat schrijnend. Staatssecretaris Frans Weekers (Financiën) liet woensdag tijdens een debat over de fiscale uitwerking van het begrotingsakkoord weten geen problemen te hebben met de aanpassing.
[ Bron: ANP ]
Vrijdag 22 juni 2012
Opteerders mogen wel lachen, maar zeker nog niet juichen met het nieuwe besluit over het keuzerecht.
Onder voorwaarden kan de niet-inwoner met Nederlands belastbaar inkomen de rente op diens buitenlandse woning ten laste brengen van het Nederlands belastbaar inkomen. De stringente wettelijke bepalingen kunnen in bepaalde gevallen, zoals pensionering of werkeloosheid, grote (negatieve) gevolgen hebben door de werking van de inhaal- en/of terugploegregeling.
Laatstgenoemde regelingen worden al geruime tijd geacht in strijd te zijn met Europees recht. In diverse uitspraken van (lagere) rechters en hoven is ook in die zin geoordeeld. Naar aanleiding hiervan heeft de Nederlandse Staatssecretaris al enige tijd geleden een besluit toegezegd. Dit besluit is onlangs gepubliceerd.
90 %-grens wordt cruciaal voor inhaal en terugploegregeling
Wel nog opteren
Nu wel helemaal EU-Proof
Voorlopige conclusie
De verhoging van het algemene btw-tarief van 19 naar 21 procent per 1 oktober 2012 gaat vergezeld van een overgangsmaatregel. Dat blijkt onder meer uit het wetsvoorstel Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013.
Voor de vraag of een leverancier 19 of 21 procent btw in rekening moet brengen, is volgens het wetsvoorstel het moment van presteren bijna altijd doorslaggevend. Het moment van uitreiken van de factuur is niet van belang. Mogelijk volgen nog beleidsbesluiten van de staatssecretaris van Financiën met nadere goedkeuringen in de praktische sfeer.
Bij de laatste btw-tariefsverhoging, in 2001, hebben dergelijke goedkeuringen het licht gezien. In het bijzonder valt te denken aan de mogelijkheid om al voor 1 oktober met 21 procent btw te factureren voor prestaties die op of na 1 oktober 2012 verricht worden, om te voorkomen dat de extra 2 procent op 1 oktober 2012 moet worden gefactureerd en verwerkt. Bij de vorige tariefsverhoging is deze praktische goedkeuring gebruikt om administratieve problemen te voorkomen.
Bijlagen:
Rechtbank Breda heeft onlangs beslist dat een verzuimboete van € 2.460 die een bv kreeg opgelegd voor het in 2009 te laat indienen van de aangifte VPb disproportioneel hoog was. De boete werd verlaagd tot € 200. Daarbij speelde mee dat de bv haar aangiftegedrag direct heeft verbeterd nadat zij een verzuimboete over 2008 opgelegd heeft gekregen.
De in 2008 opgerichte bv verricht sinds de start geen activiteiten en behaalt geen omzet. De bv dient de aangiften vennootschapsbelasting over 2008 en 2009, ook na te zijn aangemaand, niet tijdig in. Als de inspecteur de bv over 2008 een ambtshalve aanslag oplegt met een verzuimboete van € 567 dient de bv een paar dagen lager alsnog de aangiften 2008 en 2009 in. De aangifte 2009 heeft de aanslag gekruist. De aanslag over het jaar 2009 is ambtshalve vastgesteld. Gelijktijdig is bij beschikking een verzuimboete van € 2.460 opgelegd. De boete bedraagt 50% van het wettelijk maximum. Na bezwaar blijft de verzuimboete in stand.
Rechtbank Breda onderzoekt of de boete in dit geval passend en geboden is. De verzuimboete voor het jaar 2008 vermindert de rechtbank tot € 400. Voor wat betreft de verzuimboete over het jaar 2009 weegt de rechtbank mee dat de verzuimboete over 2008 overeenkomstig het doel van de boetebepaling, direct gedragseffect bij de bv teweeg heeft gebracht. Dit neemt niet weg dat de bv de aangifte over 2009 niet tijdig heeft gedaan. Van belang is verder dat de bv ter zitting geloofwaardig heeft verklaard dat zij tot ontvangst van de aanslag over 2008 niet op de hoogte was van het feit dat er aangifte gedaan moest worden van een vennootschap waarin geen activiteiten worden verricht en geen omzet wordt behaald. Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank de boete van € 2.460 disproportioneel hoog en vermindert de boete tot € 200.
Bijlagen:
De spelregels voor bv's gaan op 1 oktober 2012 veranderen, zo is gisteren bekend gemaakt. Het wordt eenvoudiger om een bv op te richten, maar Netwerk Notarissen wijst er op dat ook bestaande bv's kunnen profiteren van de nieuwe regels.
Vanaf 1 oktober zijn geen verplicht startkapitaal, bankverklaring en accountantscontrole meer nodig voor het oprichten van een bv. Dit maakt de bv aantrekkelijker voor bedrijven. Netwerk Notarissen, de landelijke kennisorganisatie van notarieel juristen, verwacht dat veel van de 750.000 eenmanszaken en maatschappen zullen overstappen op de zogeheten flexibele bv.
Aantrekkelijk
Rechtbank Breda heeft onlangs geoordeeld dat een verzuimboete van € 400 passend en geboden is voor een bv die geen activiteiten verricht en geen omzet behaalt. Het ging hier om een eerste aangifte VPb en een eerste verzuim. De bv, die in 2008 was opgericht, kreeg in eerste instantie een verzuimboete van € 567 opgelegd omdat ze de aangifte voor het jaar 2008 niet tijdig heeft ingediend.
De bv bestrijdt de boete, die 50% van het wettelijke maximum bedraagt. Rechtbank Breda onderzoekt of de boete passend en geboden is. De rechtbank neemt in aanmerking dat de bv in de loop van 2008 is opgericht, er geen activiteiten zijn verricht noch omzet is behaald. Het gaat om een eerste aangifte VPb en een eerste verzuim. De bv heeft ter zitting aannemelijk verklaard niet op de hoogte te zijn dat er aangifte gedaan moest worden van een vennootschap waarin geen activiteiten worden verricht en geen omzet wordt behaald.
Na ontvangst van de ambtshalve aanslag heeft de bv actie ondernomen richting haar adviseur en binnen zeer korte termijn geregeld dat de aangiften voor het onderhavige jaar en het daaropvolgende jaar zijn ingediend. Voor het jaar 2010 is voor de aangifte uitstel aangevraagd. Aan de andere kant houdt de rechtbank de bv verantwoordelijk voor de extra rompslomp voor de Belastingdienst, bestaande uit het opleggen van de ambtshalve aanslag en een bezwaarschriftenbehandeling. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een boete van € 400 passend en geboden.
Bijlagen:
Als een werknemer aan het eind van zijn loopbaan zijn zogeheten verlofstuwmeer inzet om eerder te kunnen stoppen met werken, dan krijgt de werkgever niet te maken met de RVU-heffing (Regeling voor Vervroegde Uittreding). Dat blijkt uit een zogenoemd Vraag & Antwoordbesluit van de pensioensite van de Belastingdienst.
Als een regeling als RVU wordt aangemerkt, dan is de werkgever 52% RVU-heffing verschuldigd. Als een werknemer zijn verlofstuwmeer inzet om eerder te kunnen stoppen met werken, dan krijgt de werkgever niet te maken met de heffing. Dan moet wel aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft de Nota van wijziging Fiscale Verzamelwet 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd.
In de 'Nota naar aanleiding van verslag Fiscale Verzamelwet 2012'beantwoordt Weekers namens het kabinet vragen en opmerkingen van de Kamerleden van VVD, PvdA, CDA, PVV en SP over de Fiscale Verzamelwet 2012.
Bijlagen:
Hof Leeuwarden heeft in hoger beroep geoordeeld dat een vennote van een installatiebedrijf aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Hierdoor heeft zij recht op zelfstandigenaftrek.
De vrouw exploiteert in vof-verband met haar echtgenoot een installatiebedrijf. Aanvankelijk dreef de man het van zijn vader overgenomen bedrijf als eenmanszaak. In 1993 is de vof opgericht. De man en de vrouw zijn ieder onbeperkt bevoegd en delen ieder voor de helft in de winst. In 2005 wordt de man ernstig ziek en neemt de vrouw tijdelijk zijn administratieve taken over. Een werknemer neemt het technische deel voor zijn rekening. Voor 2006 en 2007 is in geschil of de vrouw recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Rechtbank Leeuwarden stelt haar in het ongelijk, waarop zij in hoger beroep gaat.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de vrouw aannemelijk maakt dat de door haar in 2006 en 2007 verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Door haar jarenlange ervaring en het veelvuldige overleg met haar echtgenoot kan zij gewoon als leidinggevende functioneren. Dit wordt ondersteund door de overgelegde verklaringen van afnemers en een leverancier. Dit betekent dat de vrouw recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.
Bijlagen:
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (UFM) naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin een groot aantal fiscale maatregelen uit het akkoord is opgenomen.
In het UFM-pakket wordt onder meer voorgesteld om het algemene btw-tarief per 1 oktober 2012 met 2 procentpunt te verhogen naar 21 procent. Van de budgettaire opbrengst van ruim €4 miljard, wordt komend jaar €1,5 miljard ingezet voor versterking van de koopkracht van in het bijzonder huishoudens met een laag inkomen. In 2014 en 2015 wordt de opbrengst uit de btw-verhoging gefaseerd teruggesluisd via de inkomsten- en loonbelasting. Deze zogeheten btw-schuif heeft op langere termijn positieve effecten voor de werkgelegenheid en groei en leidt tot een minder verstorend en meer solide belastingstelsel, zoals ook is opgenomen in de Fiscale agenda van staatssecretaris Weekers.
Daarnaast wordt voorgesteld de overdrachtsbelasting structureel te verlagen naar 2 procent. Ook bevat het wetsvoorstel een vergroeningspakket, een aanpassing van de aftrek van deelnemingsrente, een wijziging van de alcohol- en tabaksaccijns en een verlaging van het btw-tarief voor kunsten naar 6 procent.
Bijlagen:
De Tweede Kamer gaat zich pas na de verkiezingen buigen over het plan om de reiskostenvergoeding te gaan belasten. Dat blijkt uit de uitwerking van de fiscale maatregelen van het Begrotingsakkoord 2013, die gisteren door staatssecretaris Weekers (Financiën) naar de Tweede Kamer is gestuurd. Volgens Vereniging Auto Van De Zaak (VAVDZ) kunnen leaserijders (even) opgelucht adem halen.
VAVDZ: 'De bezuinigingsmaatregelen betekenen het einde van de '500 km verklaring'. Dit is een strop van gemiddeld € 4.000 netto salaris per jaar voor 237.000 berijders die geen privé kilometers rijden met de auto van de zaak. Een onevenredige zware maatregel waarvan het wetsvoorstel nu gelukkig uitgesteld is tot de derde dinsdag van september.' De wetswijziging die nodig is voor het afschaffen van de onbelaste kilometervergoeding zorgt ervoor dat het woon-werkverkeer voortaan als privé aangemerkt wordt. 'Daardoor is de 500 km verklaring voor berijders direct onbruikbaar, immers, als het woon-werkverkeer meegerekend wordt, rijdt iedereen meer dan 500 km privé,' aldus de vereniging.
'Zware belasting leaserijder'
De twee eigenaren van een tuinbouwbedrijf realiseren bij de bedrijfsbeëindiging een stakingswinst die deels onbelast is door toepassing van de landbouwvrijstelling. Bij de bedrijfsbeëindiging krijgt een werknemer een gouden handdruk. De Hoge Raad oordeelt dat de gouden handdruk volledig in aftrek komt op de belastbare winst.
Bij de bedrijfsbeëindiging krijgt de werknemer een gouden handdruk van € 50.000. De belastinginspecteur is van mening dat de gouden handdruk voor een evenredig deel moet worden toegerekend aan het onder de landbouwvrijstelling vallende gedeelte van de (vrijgestelde) winst. In zoverre vindt er dan dus geen aftrek plaats op de belastbare winst.
Rechtbank, hof en nu ook Hoge Raad zijn het niet met de inspecteur eens. De stelling van de inspecteur dat met of bij het staken van een onderneming opkomende kosten en lasten die niet specifiek met bepaalde bestanddelen van de stakingswinst verband houden steeds (naar evenredigheid) moeten worden toegerekend aan alle bestanddelen van die winst, is volgens de Hoge Raad onjuist. De gouden handdruk kan volledig in aftrek worden gebracht op de belaste stakingswinst.
Bijlagen:
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (UFM) naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin een groot aantal fiscale maatregelen uit het akkoord is opgenomen.
In het UFM-pakket wordt onder meer voorgesteld om het algemene btw-tarief per 1 oktober 2012 met 2 procentpunt te verhogen naar 21 procent. Van de budgettaire opbrengst van ruim €4 miljard, wordt komend jaar €1,5 miljard ingezet voor versterking van de koopkracht van in het bijzonder huishoudens met een laag inkomen. In 2014 en 2015 wordt de opbrengst uit de btw-verhoging gefaseerd teruggesluisd via de inkomsten- en loonbelasting. Deze zogeheten btw-schuif heeft op langere termijn positieve effecten voor de werkgelegenheid en groei en leidt tot een minder verstorend en meer solide belastingstelsel, zoals ook is opgenomen in de Fiscale agenda van staatssecretaris Weekers.
Daarnaast wordt voorgesteld de overdrachtsbelasting structureel te verlagen naar 2 procent. Ook bevat het wetsvoorstel een vergroeningspakket, een aanpassing van de aftrek van deelnemingsrente, een wijziging van de alcohol- en tabaksaccijns en een verlaging van het btw-tarief voor kunsten naar 6 procent.
Bijlagen:
In het onlangs verschenen besluit (25 mei 2012, nr. BLKB 2012/863M) keurt de staatssecretaris van Financiën goed dat met ingang van 1 juli 2012 bij de verkrijging van een woning overdrachtsbelasting wordt geheven naar een tarief van 2 procent. Een korte toelichting.
Achtergrond
Goedkeuring
Begrip woning
Vertrouwen woningmarkt
Ondernemers voelen de gevolgen van de crisis. De zorgen van ondernemers in het familiebedrijf zijn groter nu de recessie zijn tol begint te eisen, zowel zakelijk als privé. Dit blijkt uit de Van Lanschot Familiebedrijven Barometer die vandaag is gepubliceerd.
De zorg over de winstgevendheid van het eigen bedrijf is fors gestegen; de indexscores voor beschikbaarheid van financieringsbronnen en het politiek klimaat voor ondernemers staan lager dan ooit. Grootste zorgpunten blijven wet- en regelgeving en de daarmee gepaard gaande administratieve lastendruk, margedruk en de beschikbaarheid van financieringsmiddelen. In deze meting van de Familiebedrijven Barometer zijn specifiek de inzet van internet en social media onderzocht.
Knauw in vertrouwen ondernemersklimaat
De vrije ruimte van de werkkostenregeling gaat in 2013 omhoog van 1,4% naar 1,6%. In 2014 stijgt het percentage verder naar 2,1.
Deze forfaitaire ruimte is het percentage van het totale fiscale loon (vrije ruimte) dat een werkgever mag gebruiken voor onbelaste onkostenvergoedingen en verstrekkingen voor zijn personeel.
De verhoging van de vrije ruimte van de werkkostenregeling is een van de maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 die op 25 mei werd gepresenteerd.
Vrijdag 1 juni 2012
Een werknemer heeft in de rittenregistratie het privégebruik niet op de juiste manier bijgehouden, waardoor die onbetrouwbaar en oncontroleerbaar is. Hof Amsterdam vindt de naheffing loonheffing terecht. Wel zijn de aanslagen verminderd, omdat de catalogusprijs van de auto lager is dan het bedrag waarbij bij het opleggen van de naheffingsaanslagen was uitgegaan.
De werknemer heeft van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 van zijn werkgever voor zakelijke doeleinden een auto tot zijn beschikking. Hij heeft daarvoor een `verklaring geen privégebruik'. De werkgever heeft de forfaitaire bijtelling van het voordeel van het privégebruik vervolgens achterwege gelaten. De inspecteur constateert echter dat de rittenregistratie van de werknemer gebreken vertoont. Gevolg zijn de in geschil zijnde naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen met boeten van (na bezwaar) 25%. De rechtbank verklaart de door de werknemer ingestelde beroepen ongegrond. De werknemer gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam vindt dat de werknemer met de overgelegde rittenregistratie en verklaringen niet heeft doen blijken dat hij de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. De werknemer heeft slechts zakelijk ritten in de rittenregistratie verwerkt en privéritten daarin niet opgenomen. De rittenregistratie is onbetrouwbaar en oncontroleerbaar. Het verlangde overtuigende bewijs van het werkelijk (privé-)gebruik van de auto ontbreekt. Het hof vindt de boeten van 25% passend en geboden.
De aanslagen (en de vergrijpboeten) worden wel verminderd. De inspecteur merkt op de zitting van het hof op dat de catalogusprijs van de auto lager is dan waarbij hij bij het opleggen van de naheffingsaanslagen is uitgegaan.
Bijlagen:
Tarief overdrachtsbelasting koop woning structureel naar 2 procent
Vandaag is een besluit van staatssecretaris Weekers van Financiën gepubliceerd waarin wordt goedgekeurd dat met ingang van 1 juli 2012 bij de verkrijging van een woning overdrachtsbelasting wordt geheven naar een tarief van 2 procent.
Vanaf 15 juni 2011 is voor de verkrijging van woningen het tarief voor de overdrachtsbelasting tijdelijk verlaagd naar 2 procent. Deze tijdelijke maatregel loopt tot 1 juli 2012. In het Begrotingsakkoord 2013 is besloten om per 1 juli 2012 het tarief van de overdrachtsbelasting bij de verkrijging van woningen structureel naar 2 procent te verlagen.
Deze wijziging zal opgenomen worden in een wetsvoorstel dat nog aan de Tweede Kamer moet worden aangeboden. Na inwerkingtreding van de wet werkt deze wijziging terug tot en met 1 juli 2012.
Bijlagen:
Werkgevers gaan in 2013 een tijdelijke heffing van 16% betalen over lonen voor zover die in 2012 meer dan 150.000 bedragen. Dit blijkt uit het Lenteakkoord dat vandaag werd gepresenteerd.
Over excessieve vertrekbonussen (hoger dan 531.000) is in de loonbelasting een werkgeversheffing verschuldigd van 30%. Deze wordt verhoogd tot 75%. De tabelcorrectiefactor wordt ook niet toegepast op deze grens. Excessieve vertrekbonussen worden daarmee ontmoedigd.
De btw op kunst- en verzamelobjecten gaat omlaag. Dat staat in het Lenteakkoord, maar was tot nog toe niet naar buiten gebracht.
Bronnen in Den Haag bevestigen woensdag berichtgeving in De Telegraaf hierover. De krant maakt uit geruchten op dat oud-veilingmeester Pechtold (D66) de initiator achter het plan is.
VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie kwamen ook overeen andere bezuinigingen op de cultuursector te schrappen. Zo gaat onder meer de btw op theaterkaartjes weer naar het lage tarief van 6 procent. Die maatregel was wel al bekend.
Het inmiddels demissionaire kabinet van VVD en CDA had, gesteund door gedoogpartner PVV, de btw op de kaartjes en kunst omhoog gegooid. Dit leidde tot veel verzet uit de sector.
Vrijdag 25 mei 2012
De plannen om de reiskostenvergoeding voor al het woon-werkverkeer, inclusief per openbaar vervoer en leaseauto, met ingang van 1 januari 2013 te gaan belasten, stuiten op bezwaren bij fiscale experts.
Dat schrijft het Financieele Dagblad vandaag. Gevreesd wordt dat het schrappen van de reiskostenvergoeding leidt tot hoge uitvoeringskosten en veel administratieve lasten bij werkgevers. De krant laat fiscalist Jan Bertram Rietveld van Ernst & Young aan het woord die stelt dat er een ´lawyers paradise´ ontstaat. Hij verwijst naar de situatie van voor 2004 toen er veel rechtszaken speelden over de vraag welke kilometers zakelijk zijn en welke woon-werkverkeer.
De reiskostenvergoeding is een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Wanneer de plannen van de Kunduzcoalitie doorgaan worden vooral berijders van leaseauto´s die maximaal 500 kilometer per jaar privé rijden de dupe. Zij zullen vele homderden euro´s per maand meer gaan betalen, aldus de krant.
Donderdag 24 mei 2012
Het Hof in Arnhem heeft onlangs beslist dat de verzuimboete die was opgelegd aan een bv wegens het niet tijdig indienen van de aangifte Vpb 2006 niet op grond van afwezigheid van alle schuld kan worden vernietigd. Het hof matigde wel de verzuimboete van € 2.460 naar € 500.
Het eerste boekjaar van de in 2009 opgericht bv is een kort boekjaar. De gemachtigde van de bv vraagt in april 2010 uitstel aan voor het indienen van de aangifte Vpb 2009 door de bv op te nemen in de uitstelregeling belastingconsulenten (Becon-regeling). Dit verzoek is niet ingewilligd omdat er sprake was van een kort boekjaar. De aangifte van de bv is, ook na te zijn aangemaand, niet tijdig ingediend. In geschil is of hiervoor terecht een verzuimboete van € 2.460 is opgelegd.
De bv beroept zich bij de rechtbank met succes op afwezigheid van alle schuld (avas). De rechtbank oordeelt dat de bv aannemelijk maakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte Vpb 2009 tijdig zou worden ingediend. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt - anders dan de rechtbank - dat de bv zich niet met vrucht kan beroepen op avas. Na ontvangst van de herinneringsbrief had de bv na ontvangst van de aanmaning adequater moeten optreden door met grotere voortvarendheid de vereiste aangiftewerkzaamheden uit te (laten) voeren of door contact op te nemen met de inspecteur om met hem af te stemmen. Noch het één noch het ander heeft de bv gedaan. Het hof matigt de boete tot € 500. Daarbij neemt ze in acht dat er sprake is van een geringe termijnoverschrijding, de bv door haar gemachtigde over de herinnering voor het doen van de aangifte niet juist is geïnformeerd, de bv geen recidivist is, het fiscale belang gering is en de bv geprobeerd heeft om na ontvangst van de aanmaning de aangifte met spoed in te dienen.
Bijlagen:
Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto niet bevoegd is om een naheffingsaanslag voor het privégebruik van de auto op te leggen.
De zaak was gespannen door een man die medio 2009 besloot om de auto van de zaak voor privédoeleinden te gaan gebruiken. Hij verzocht de inspecteur om de 'Verklaring geen privé-gebruik' in te trekken. De inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto legde een naheffingsaanslag LB/PVV op voor het privégebruik over de periode 1 januari 2009 – 12 mei 2009. De man stelde dat de inspecteur niet bevoegd is om de naheffingsaanslag op te leggen.
Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur van de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto niet bevoegd is om een naheffingsaanslag voor het privégebruik van de auto aan de man op te leggen. Het hof wijst er op dat – op grond van de woonplaats van de man – alleen de inspecteur van de Belastingdienst/P voor de LB/PVV-heffing een naheffingsaanslag aan hem kan opleggen. Het hof overweegt hierbij dat een andere inspecteur eventueel bevoegd zou kunnen zijn, maar dat die bevoegdheid dan wel uit een bepaling moet blijken. Nu de inspecteur slechts heeft gesteld dat hij 'vanuit de landelijke taakverdeling binnen de Belastingdienst' bevoegd is tot het opleggen van de naheffingsaanslag, is het hof van mening dat die bevoegdheid onvoldoende is vastgesteld.
Het hof overweegt daarbij dat de inspecteur niet heeft aangegeven wat die taakverdeling inhoudt, wie de taakverdeling heeft vastgesteld, op grond van welke bevoegdheid deze taakverdeling is vastgesteld en waar deze taakverdeling is gepubliceerd. Verder merkt het hof nog op dat uit de stukken ook niet blijkt dat de inspecteur, krachtens mandaat, bevoegd was de onderhavige naheffingsaanslag op te leggen namens de inspecteur van de Belastingdienst/P. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.
Bijlagen:
Afgelopen woensdag heeft de Telegraaf bekendgemaakt welke fiscale maatregelen in het Lenteakkoord staan.
Belastingen
Sociale zekerheid
Bij keuze voor de normale btw-regels in plaats van toepassing van de margeregeling voor tweedehands goederen moet de ondernemer op grond van de btw Uitvoeringsbeschikking in het tijdvak van verkoop van dat goed zijn globalisatiemarge corrigeren. Volgens de Hoge Raad is deze regeling richtlijnconform.
Margeregeling
Rechtbank Haarlem heeft onlangs geoordeeld dat een autorijschoolhouder niet heeft voldaan aan de administratieplicht en dat de door de inspecteur berekende loon- en omzetcorrecties op redelijke schattingen zijn gebaseerd. De autorijschoolhouder krijgt forse naheffingsaanslagen LB en omzetbelasting opgelegd.
Bij betreffende rijschoolhouder staan zijn broer en zijn moeder op de loonlijst; de broer als rijinstructeur en de moeder als receptioniste. De autorijschool had in de jaren 2002 t/m 2006 telkens minstens drie auto's, waarvan van januari 2004 t/m juni 2006 een auto met dubbele bediening. De inspecteur legt de rijschoolhouder na een boekenonderzoek naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonbelasting met vergrijpboeten op omdat de rijschoolhouder geen verklaring kan geven voor de geconstateerde grote verschillen tussen het berekende aantal rijlessen en het aantal in de administratie verantwoorde rijlessen. Er zijn veel meer rijlessen gegeven dan blijkt uit de agenda's. Naast de rijschoolhouder en zijn broer moeten er nog andere instructeurs zijn geweest. De inspecteur stelt dat de administratie van de rijschoolhouder niet voldoet aan de eisen en verwerpt voor de jaren 2003 t/m 2006 de administratie.
Rechtbank Haarlem is van mening dat de inspecteur om tot een redelijke schatting van de omzet te komen, het jaarlijks aantal ingekochte examens dat niet in de agenda's van de rijschoolhouder en zijn broer verwerkt was en een gemiddeld aantal examens per leerling van 2,34 en een gemiddeld lessenaantal van 39,4 per leerling als uitgangspunt heeft mocht nemen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur een redelijke schatting van de loon- en omzetcorrecties heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt over de boeten dat het aan opzet van de rijschoolhouder is te wijten dat te weinig belasting is betaald en dat hij willens en wetens niet aan zijn wettelijke administratieplicht heeft voldaan. De rechtbank acht boetes van 15% passend en geboden maar vermindert die met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Bijlagen:
De AOW-leeftijd gaat volgend jaar met een maand omhoog. Ook in 2014 en 2015 stijgt hij met een maand. Daarna volgen drie jaarlijkse stappen van twee maanden, om in 2019 te stijgen naar 66 jaar. Dat staat in de definitieve versie van het Lenteakkoord dat VVD, CDA. D66 , GroenLinks en de ChistenUnie zijn overeengekomen.
Vervolgens stijgt de pensioenleeftijd in 2023 naar 67 jaar. Dat laatste is een jaar eerder dan de vijf partijen eerder van plan waren, zo bevestigde woensdag een ingewijde. De afspraken, waarover de vijf partijen het in de nacht van dinsdag op woensdag definitief eens werden, betekent een streep door het pensioenakkoord dat het kabinet eerder met de vakbonden en werkgevers sloot.
Na de officiële presentatie van het Lenteakkoord, die naar verwachting eind volgende week plaats heeft, zal minister Henk Kamp (Sociale Zaken) de sociale partners informeren over de ontstane situatie. Volgens het oorspronkelijke pensioenakkoord zou de AOW-leeftijd in 2020 in één keer van 65 naar 66 jaar gaan. In 2025 zou dat 67 jaar worden.
Dinsdag 15 mei 2012
Vennootschapsbelasting
Onlangs heeft de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie (HvJ) een conclusie genomen in een procedure over grensoverschrijdende verliesverrekening. De AG is van mening dat verliesoverdracht moet kunnen plaatsvinden van een Britse vaste inrichting (van een Nederlandse groep) naar een Britse dochtervennootschap. De vraag of het verlies van de vaste inrichting ook in het buitenland kan worden verrekend, acht de advocaat-generaal irrelevant.
Volgens ons ligt het belang van deze conclusie bij de toepassingsmogelijkheden van het fiscale eenheidsregime in de Nederlandse VPB-wetgeving.'Door de gestelde eisen is een fiscale eenheid tussen twee Nederlandse 'zustervennootschappen' van een in de EU gevestigde moedervennootschap niet mogelijk, evenmin als een fiscale eenheid tussen een Nederlandse moeder- en kleindochtervennootschap met een in de EU gevestigde dochtervennootschap. Het belangrijkste hieraan ten grondslag liggende argument (voorkoming van dubbele verliesverrekening) lijkt met de conclusie van de advocaat-generaal niet als rechtvaardiging te kunnen dienen.'
Het is raadzaam om in voorkomende gevallen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van Nederlandse zustervennootschappen of een Nederlandse moeder- en kleindochtervennootschap, toch een verzoek tot de gewenste vorming van een fiscale eenheid in te dienen. 'Bij afwijzing hiervan kan in bezwaar wordt verwezen naar de lopende procedure voor het HvJ en de conclusie van de advocaat-generaal. Indien het HvJ de conclusie overneemt, lijkt er geen gerechtvaardigde reden om het fiscale eenheidsverzoek niet toe te kennen,'
Vrijdag 4 mei 2012
Belastingverdragen die Nederland met andere landen heeft afgesloten, schrijven voor bepaalde situaties de methode voor waarop voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend. Toch betekent dat niet altijd dat deze methode uiteindelijk zal worden toegepast. In voorkomende gevallen mag volgens een ministerieel besluit een gunstiger methode worden toegepast als aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Op 24 april 2012 woog de rechtbank in Arnhem een belastingverdrag af tegen een Nederlandse regeling.
In dit geval ging het om een in Nederland woonachtige CEO van een Amerikaans concern, die over zijn bestuurdersbeloning in de vorm van aandelen de (in zijn geval gunstiger) vrijstellingsmethode in plaats van de in het verdrag met de Verenigde Staten voorgeschreven verrekeningsmethode toegepast wilde zien. Dat zou alleen mogelijk zijn als het betreffende beloningsbestanddeel in de VS zou worden belast en in vergelijking met werknemers in de VS geen sprake is van een bijzonder belastingregime. De rechtbank stelde echter vast dat deze bestuurdersbeloning niet in de VS niet zou worden belast. Daardoor was toch de verrekeningsmethode van toepassing.
Bijlagen:
Zuinige dieselauto's komen met terugwerkende kracht ook in aanmerking voor een nihilbijtelling. Daarmee volgt staatssecretaris Weekers van Financiën de laatste ontwikkelingen in de autobranche.
In de Autobrief is aangekondigd dat voor auto's met een CO2-uitstoot van niet hoger dan 50 gram per kilometer vanaf 1 januari 2012 een nihilbijtelling geldt. Ten tijde van het verschijnen van deze Autobrief was de verwachting dat er dieselauto's niet aan deze norm zouden voldoen.
Inmiddels is de techniek zo ver gevorderd, dat ook dieselwagens minder dan 50 gram CO2 per kilometer kunnen uitstoten. 'Vandaar dat ik in de Fiscale verzamelwet heb opgenomen dat ook auto's die op diesel rijden voor een nihilbijtelling in aanmerking kunnen komen,' aldus Weekers. 'Ik wil techniekneutraal stimuleren.' De wetswijziging werkt terug tot 1 januari 2012.
[ Bron: Ministerie van Financiën ]
Woensdag 2 mei 2012
België moet van de Europese Commissie een aantal discriminerende bepalingen op het gebied van successiebelasting en vennootschapsbelasting schrappen. Doet België dat niet, dan kaart de Commissie de zaak aan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Successiebelasting
Een personeelsfonds van een werkgever kan aan het personeel onder voorwaarden belastingvrije uitkeringen en verstrekkingen doen. Een van die voorwaarden is dat de werkgever in de vijf kalenderjaren die aan het jaar van de fondsenuitkering(en) zijn voorafgegaan, ten hoogste evenveel heeft bijgedragen aan dat fonds als de bij dat fonds betrokken werknemers.
Deze voorwaarde houdt echter niet in dat het personeelsfonds ook tenminste vijf jaar moet bestaan. Ook nieuwe personeelsfondsen kunnen belastingvrije uitkeringen en verstrekkingen doen. Zo besliste de rechtbank te Arnhem onlangs.
Het ging hier om een werkgever die een stichting had opgericht om uitkeringen te doen aan het personeel. De werkgever hield op het nettosalaris van werknemers bedragen in die aan de stichting werden afgedragen. Daarnaast stortte hij een gelijk bedrag in het fonds. De stichting begon al meteen met uitkeren. De Belastingdienst wees op de vijfjarengrens en legde naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen op.
De rechtbank stelde vast dat, afgezien van het vijfjaarcriterium, de uitkeringen legitiem waren en toetste dat criterium aan de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wet. De conclusie was dat vijf jaar wachten met uitkeren niet in overeenstemming kon zijn met de bedoeling van de wetgever.
Bijlagen:
Staatssecretaris Weekers van Financiën is vlak voor het verstrijken van de termijn in cassatie gegaan tegen de uitspraak van Hof Amsterdam van 23 februari 2012 over de btw-correctie voor het privégebruik van zakenauto's.
Dit is voor de praktijk van belang voor alle bezwaarprocedures waarin een beroep is gedaan of zal worden gedaan op deze uitspraak van Hof Amsterdam, omdat daardoor de uitkomst van deze procedures nog langer op zich laat wachten.
Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de staatssecretaris door invoering van de forfaitaire berekeningsmethode - die is gebaseerd op de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting - voor het bepalen van de btw-correctie voor privégebruik van auto's van de zaak gelijke gevallen ongelijk behandelt. Voor de btw moet het werkelijke privégebruik worden gecorrigeerd, en dat staat los van de CO2-uitstoot van een auto. Omdat volgens het hof sprake is van begunstigend beleid ten aanzien van een beperkte groep gevallen – namelijk auto's met een lage CO2-uitstoot – terwijl volgens het hof sprake is van gelijke gevallen, kunnen ondernemers voor de btw-correctie voor het privégebruik voor alle soorten auto's een beroep doen op de geldende begunstigende regeling.
Vanaf 1 juli 2011 geldt een nieuw systeem voor de btw-correctie wegens privégebruik van de auto van de zaak. Op 20 december 2011 heeft de staatssecretaris voor de btw-correctie diverse goedkeuringen bekendgemaakt die tot 1 juli 2011 terugwerken.
Donderdag 26 april 2012
De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft vandaag het model 'kleine bv' gepresenteerd. Het model bestaat uit een notariële oprichtingsakte met statuten die tot een minimum zijn beperkt. Met deze akte biedt het notariaat (potentiële) ondernemers in het mkb en zzp´ers de mogelijkheid om snel en goedkoop een bv op te richten.
De KNB heeft het model ontwikkeld in het licht van de Small Business Act for Europe (SBA), die op 30 mei 2011 door de Europese ministers van Economische Zaken is aangenomen. Daarnaast loopt de beroepsvereniging hiermee vooruit op de flex-bv-wetgeving, die mogelijk op 1 juli aanstaande in werking treedt. De SBA gaat uit van het principe 'think small first' : versimpeling van regelgeving en reductie van administratieve lasten voor het mkb.
De wetsvoorstellen voor de flex-bv brengen een aanzienlijke vereenvoudiging en flexibilisering aan op het bestaande bv-recht. Zo worden het verplichte minimumkapitaal van 18.000 euro, de bankverklaring bij inbreng in geld en de accountantsverklaring bij inbreng in natura afgeschaft en kan een bv volstaan met eenvoudige statuten. De verklaring van geen bezwaar voor oprichting van een bv is al op 1 juli 2011 afgeschaft.
Woensdag 25 april 2012
Met ingang van 1 januari 2013 wijzigen de factureringsregels op een aantal zaken. De wijzigingen zijn vooral bedoeld om de regels te vereenvoudigen, te moderniseren en verder te harmoniseren.
Veel aandacht wordt besteed aan elektronisch factureren en het bevorderen van het gebruik van elektronische facturen.
Daarnaast vinden wijzigingen plaats met betrekking tot de uitreiking van de factuur, de inhoud van de factuur en het bewaren van facturen. Ook de eisen, waaraan een factuur moet voldoen, wijzigen op een aantal punten. Wij hebben de eisen op een rijtje gezet.
Wat moet er op een factuur staan?
Erfgenamen die vragen hebben over de WOZ-waarde van het verkregen pand kunnen voor de waarde in 2012 terecht bij de gemeente en voor de waarde in 2013 bij de Belastingdienst. Dat schrijft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Deze waarde is namelijk van belang voor het vaststellen van de erfbelasting.
Een voorbeeld. Als iemand in 2012 overlijdt, verkrijgt de erfgenaam de woning. In de aangifte erfbelasting moet de erfgenaam de waarde van de woning opgeven. De erfgenaam kan daarbij kiezen uit twee mogelijkheden:
Zelf schatten
Een ex-bestuurder van een failliete bv die zich niet laat uitschrijven uit het Handelsregister is aansprakelijk voor onbetaalde facturen, zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank in Rotterdam. De ex-bestuurder krijgt wel de gelegenheid om met tegenbewijs te komen.
De algemene vereniging van aandeehouders ()ava) besluit om de bestuurder, een statutair directeur van de bv, te ontslaan. Dit wordt echter niet ingeschreven in het handelsregister. Enige maanden later gaat de bv failliet. Een schuldeiser spreekt de voormalige statutair bestuurder aan op onrechtmatige daad wegens bestuurdersaansprakelijkheid. Hij heeft namelijk enkele onbetaalde facturen liggen voor de failliete bv.
De schuldeiser vindt dat de ex-bestuurder een persoonlijk verwijt gemaakt kon worden omdat de ex-bestuurder had kunnen weten dat de bv de facturen niet zou kunnen betalen. De ex-bestuurder stelt dat zij niet aansprakelijk is, nu zij geen bestuurder meer is. Zij had bovendien geen contact gehad met de schuldeiser op het moment van de opdracht en de uitvoering daarvan. De rechtbank bepaalt echter dat de schuldeiser behoudens tegenbewijs af mag gaan op de inschrijving in het Handelsregister.
De ex-bestuurder mag nu van de rechtbank door middel van getuigen of schriftelijk bewijs aantonen dat haar beweringen juist zijn.
Bijlagen:
Belastingontduiking in Europa moet moeilijker worden en Brussel moet meer werk maken van het speuren naar belastingfraude. Een resolutie met deze oproep werd donderdag door het Europees Parlement in Straatsburg aangenomen.
Volgens SP-Europarlementariër Dennis de Jong, een van de opstellers van de resolutie, lopen EU-lidstaten circa 1000 miljard euro per jaar mis aan belastingopbrengsten door fraude en ontduiking. Met name het doorsluizen van winsten door bedrijven naar belastingparadijzen is een doorn in het oog van het Europarlement.
De Europarlementariërs doen een aantal voorstellen aan de Europese Commissie en Denemarken, de huidige voorzitter van de Europese Unie. Zo willen ze een einde aan het bankgeheim, dat nog in enkele EU-landen geldt. Ook de boekhoudregels voor multinationals moeten aangescherpt worden. De parlementariërs willen weten hoeveel belasting een bedrijf in elk land betaalt.
Daarnaast wil het Europarlement een einde aan brievenbus-bv's, bedrijven die in een land met een gunstig belastingklimaat het hoofdkantoor hebben, maar het feitelijke werk elders doen.
De commissie zegde tijdens het debat woensdag toe begin juni met concrete plannen te komen.
Donderdag 19 april 2012
Vanaf 1 januari 2012 hebben we te maken met de aanpassingen in het huwelijksvermogensrecht. Al onze cliënten die na 1 januari 2012 zijn getrouwd of gaan trouwen krijgen te maken met de nieuwe wetgeving.
Daarnaast is de nieuwe wetgeving ook relevant voor alle vermogenstransacties die gehuwden die voor deze datum zijn gehuwd , vanaf 1 januari aangaan. Tegelijkertijd blijft het oude recht relevant voor alle transacties die zijn aangegaan voor 1 januari 2012. Dat betekent dat voor heel veel van onze klanten, iedereen die voor 1 januari 2012 is gehuwd, beide rechtssystemen van toepassing zijn. Het wordt er dus niet perse makkelijker op voor de adviseur.
Bijlagen:
Ook onder het provisieverbod blijven tussenpersonen vrijgesteld van btw wanneer zij een vergoeding ontvangen van de klant in plaats van de verzekeraar. Dat zegt de Kennisgroep Verzekeringsproducten van de Belastingdienst per brief tegen enkele brancheorganisaties
Voorwaarde voor de btw-vrijstelling is wel dat diensten waarvoor wordt betaald, gericht zijn op het totstandkomen van een product of wijzigen van een bestaand product. Als bewijsmiddel moet een tussenpersoon een schriftelijke overeenkomst van opdracht overleggen. Blijkt hieruit dat de consument geen intentie had een product af te sluiten (bijvoorbeeld bij een second opinion-advies of belastingadvies), dan is de beloning btw-plichtig.
Serviceabonnement
De mogelijkheid voor een onbelaste vergoeding voor kosten (of verstrekking) van dubbele huisvesting loopt na twee jaar af. Daarbij richt de wet zich op twee jaren dienstbetrekking en mag niet gekeken worden per opdracht. Dit oordeelde Rechtbank Den Haag onlangs.
Belanghebbende stelt projectmanagers ter beschikking voor IT-gerelateerde projecten. Het werk wordt door de managers doorgaans uitgevoerd bij de klant en deze bepaalt welke van zijn locaties daarvoor het meest geschikt is. De duur van de opdrachten varieert, maar is gemiddeld negen maanden. Tijdens een boekenonderzoek van de Belastingdienst wordt onder andere geconstateerd dat er aan een werknemer langer dan twee jaren een onbelaste vergoeding voor kosten van dubbele huisvesting is verstrekt.
Naheffingsaanslag
Het wordt voor de Nederlandse Belastingdienst wellicht moeilijker BPM te heffen in grensoverschrijdende situaties. Dat is de uitkomst van een gevoerde procedure over de heffing van Belasting op Personenauto's en Motorrijwielen (BPM). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van vrijdag 6 april 2012 vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld over de uitleg van Europese regels die van invloed zijn op de heffing van BPM.
De procedure is gevoerd uit naam van een ondernemer die in België een auto heeft gekocht en geregistreerd. De cliënt gebruikt die auto zowel op de Nederlandse als op de Belgische openbare weg. Vanwege het regelmatige gebruik in Nederland heeft de Nederlandse Belastingdienst BPM geheven over de auto. Dat gebeurt als een inwoner van Nederland met een niet-geregistreerde auto gebruik maakt van de Nederlandse openbare weg. De cliënt bestrijdt die heffing: zij heeft ook in België al registratiebelasting over de auto betaald. Daartoe beroept zij zich op de Europese vrijheden van reizen, verblijven en vestigen. BPM wordt onder andere geheven als een inwoner van Nederland met een niet-geregistreerde personenauto gebruik maakt van de Nederlandse openbare weg.
BPM toegestaan onder twee voorwaarden
In het artikel 'Leaserijder ontloopt hogere bijtelling' in de Telegraaf van 23 maart 2012 wordt het patroon beschreven dat nieuwe auto's voordat het contract is afgelopen kunnen worden besteld, om zo nog 60 maanden van de oude regeling gebruik te kunnen maken. Staatssecretaris Weekers van Financiën wil – als deze regeling op grote schaal wordt toegepast - in het Belastingplan 2013 aanvullende wetgeving opnemen die ertoe leidt dat voor deze auto's alsnog de bijtelling wordt toegepast overeenkomstig de zuinigheidsgrenzen die vanaf 1 juli 2012 van toepassing zullen zijn.
Dat stelt de staatssecretaris in antwoord op vragen van het Kamerlid Neppérus (VVD). De regeling komt er op neer dat een leaseauto vóór 15 april 2012 moet worden 'besteld', vóór 1 juli 2012 op naam moet worden gezet en vóór 15 november 2012 daadwerkelijk moet worden afgeleverd. Dit kan leiden tot de situatie dat een auto enkele maanden tot een half jaar niet wordt gebruikt door de beoogde klant, terwijl de auto in deze periode wel in waarde daalt (afschrijving).
Overgangsrecht
In sommige gevallen wordt er bij aanslagen die in termijnen betaald mogen worden een betalingskorting bij betaling ineens aangeboden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de (eerste) voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting die worden opgelegd voor het boekjaar 2012. Als er vervolgens om wijziging van deze voorlopige aanslag wordt verzocht, wil het wel eens voorkomen dat dan ook meteen de betalingskorting verdwijnt. Hoe zit dat?
De betalingskorting wordt in sommige gevallen door de Belastingdienst aangeboden als een aanslag in twee of meer termijnen betaald mag worden. Of termijnbetaling mogelijk is, staat op het aanslagbiljet. Op dit biljet wordt dan ook de betalingskorting vermeld bij betaling in één bedrag. Men kan de betalingskorting alleen maar effecturen indien het gehele bedrag (minus de betalingskorting) vóór de vervaldag van de eerste betaaltermijn op de bankrekening van de fiscus is bijgeschreven. Wordt de betaling derhalve te laat ontvangen door de belastingdienst, dan vervalt de betalingskorting. De betalingskorting vervalt ook al de Belastingdienst te weinig ontvangt.
Bijzonder aandachtspunt
Donderdag 12 april ondertekent staatssecretaris Weekers in Berlijn het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland. Het huidige belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland is het oudste belastingverdrag dat Nederland nog heeft.
Financiën wil nog geen mededelingen doen over de inhoud van het verdrag. De afgelopen jaren speelde vooral de kwestie van de fiscale behandeling van Nederlandse 'grensarbeiders': Nederlanders die in Duitsland werken of Nederlanders die net over de grens in Duitsland wonen, maar nog wel in Nederland werken en belasting betalen.
Dinsdag 10 april 2012
Het voorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie om de griffierechten fors te verhogen lijkt in de huidige vorm kansloos. SGP-senator Gerrit Holdijk is er tegen, zei hij dinsdag in Nieuwsuur. Zonder steun van Holdijk lijken de kansen dat het voorstel van Opstelten door de Eerste Kamer komt bijzonder klein.
VVD, CDA en PVV hebben er samen geen meerderheid en de oppositie is fel tegen, omdat het de gang naar de rechter te duur zou maken. Het onderwerp stond deze week geagendeerd voor behandeling in de Tweede Kamer, maar dat debat is verschoven. Een woordvoerder van Opstelten stelt dat alles nog steeds gericht is op invoering van het voorstel per 1 juli, maar dat de minister de behandeling in de Tweede Kamer afwacht. Holdijk zei in Nieuwsuur dat hij heel benieuwd is of de Tweede Kamer kans ziet om 'fundamentele veranderingen' aan te brengen in het voorstel. Lukt dat niet, dan is hij 'zonder meer' tegen.
Het kabinet paste de plannen afgelopen najaar al aan. De tarieven voor een aantal zaken bij de bestuursrechter werden verlaagd. In het voorstel is een burger straks voor zaken over bijvoorbeeld uitkeringen of studiefinanciering 250 euro kwijt. Voor andere bestuurszaken wordt dat 400 euro. Aanvankelijk was sprake van een basistarief van 500 euro bij de bestuursrechter.
Vrijdag 6 april 2012
De tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2% werkt terug naar 15 juni 2011. De rechter oordeelt dat deze beperking in de terugwerkende kracht niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Deze uitspraak deed de rechter in een zaak (Rechtbank Breda 31 januari 2012, nr. 11/5211) die was aangespannen door een man die zijn huis aankocht op 7 juni 2011. Het tarief voor de overdrachtsbelasting is op dat moment 6%. Op 1 juli 2011 verschijnt het persbericht waarin wordt aangekondigd dat het tarief van de overdrachtsbelasting tijdelijk, tot 1 juli 2012, wordt verlaagd naar 2% en dat deze maatregel terugwerkt tot en met 15 juni 2011.
De kersverse woningeigenaar maakt bezwaar tegen het gebruik in zijn geval van het hogere tarief van 6%. Dit bezwaar wordt door de inspecteur niet gehonoreerd. De woningeigenaar beroept zich bij de rechter op schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de wetgever zowel motieven op het gebied van de rechtszekerheid als budgettaire motieven bij de invoering van deze maatregel heeft laten meewegen.
Geen verdere terugwerkende kracht
Een boerenmaatschap stoot de melkveehouderij af en gaat door met de jongveehouderij. De vrijgekomen gelden investeert ze in nieuwe bedrijfsactiviteiten, bestaande uit het in lease geven van grote machines. Ze vormt daarbij een herinvesteringsreserve (HIR). Rechtbank Breda heeft onlangs beslist dat de identiteit van de onderneming zodanig is gewijzigd dat de vorming van een HIR niet is toegestaan.
Belanghebbende exploiteert met twee dochters vanaf 2003 in maatschapsverband een rundveebedrijf, bestaande uit een melkveehouderij en een jongveehouderij. In 2004 en 2005 is de melkveehouderij beëindigd. Het aantal stuks vee wordt verminderd van 60 naar 35. De weilanden worden voor zover mogelijk aangewend voor de teelt van gewassen, zoals mais. Het gehele melkquotum is verkocht en van de behaalde boekwinst is een herinvesteringsreserve gevormd van € 387.304. In 2006 koopt de maatschap een rupsgraafmachine van € 250.000 en een hekwerk van € 1.134, waarvan zij de aanschafkosten afboekt op de HIR. Hetzelfde doet de maatschap met een in 2008 voor € 130.000 aangeschafte wheelloader. De rupsgraafmachine en de wheelloader geeft de maatschap in operational lease aan een bv. Als de inspecteur de HIR in 2006 toevoegt aan de winst, verzet belanghebbende zich hiertegen.
Rechtbank Breda stelt vast dat door het verkopen van het melkvee en het melkquotum de melkveehouderij is gestaakt. De jongveehouderij is blijven bestaan. In plaats van het houden van melkvee is vervolgens binnen de bestaande onderneming van de maatschap een geheel nieuwe, andersoortige activiteit opgestart, namelijk het in lease geven van machines. De daarmee gemoeide werkzaamheden bestaan uitsluitend uit het opstellen van leasecontracten, het ter beschikking stellen van de machines en het maandelijks versturen van facturen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de oorspronkelijk uitgeoefende onderneming naar aard en karakter zodanig is gewijzigd dat de identiteit van de onderneming wezenlijk is veranderd, belanghebbende in 2006 niet het voornemen had om te herinvesteren in de jongveehouderij noch de activiteiten binnen de onderneming uit te breiden, zodat de vorming van een HIR niet is toegestaan.
Bijlagen:
Belang voor de praktijk
Hoe wordt de eigenwoningreserve berekend die het maximum bepaalt van de eigenwoningschuld? Onlangs deed de rechter (Hof Leeuwarden 28 februari 2012, nr. 10/00298) uitspraak in een geval van een echtpaar dat hun woning verkocht en daar een tegenprestatie voor kreeg.
Voor het bepalen van de eigenwoningreserve is de hoogte van de tegenprestatie van belang. Hoe hoger de tegenprestatie, hoe hoger de eigenwoningreserve en dus hoe lager de eigenwoningschuld waarvoor recht bestaat op renteaftrek. Het echtpaar houdt de tegenprestatie dan ook het liefst zo laag mogelijk.
De zaak gaat als volgt. Het echtpaar heeft hun eigen woning, ter voorkoming van onteigening, verkocht aan een bv. De bv heeft aan het echtpaar een bedrag betaald van € 370.000 en het recht op levering gegeven van een bouwkavel ter waarde van € 200.000. Daarnaast mogen zij na de verkoop nog enige tijd in de woning wonen.
In geschil is de hoogte van de tegenprestatie, die bepalend is voor de hoogte van de eigenwoningreserve. Volgens de belastinginspecteur moet ook het recht op levering van de bouwkavel en het recht op voortgezette bewoning als tegenprestatie worden aangemerkt. Volgens het echtpaar is echter sprake van een tegenprestatie die niet zou zijn bedongen onder normale omstandigheden, zodat moet worden uitgegaan van de – veel lagere – waarde in het economische verkeer van de woning. De woning wordt namelijk verkocht om onteigening te voorkomen.
Hof Leeuwarden sluit zich aan bij het standpunt van de inspecteur. Volgens het hof is pas sprake van een tegenprestatie die is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst als sprake is van bevoordeling of schenking. Daarvan is in dit geval geen sprake. De inspecteur is bij de berekening van de eigenwoningreserve dan ook terecht uitgegaan van de hoogte van de totale tegenprestatie.
Belang voor de praktijk
Doorgaans zullen verzekeraars niet meewerken aan de gedeeltelijke opname van een stamrechtkapitaal.
Als (een gedeelte van) het kapitaal van een goudenhanddrukstamrecht wordt opgenomen, wordt in fiscale zin gesproken over afkoop. Afkoop van een goudenhanddrukstamrecht is fiscaalrechtelijk niet toegestaan. Als dat toch gebeurt, wordt de gehele aanspraak tot het loon gerekend. Dit betekent dat er ineens belasting moet worden betaald.
Bovendien brengt de Belastingdienst revisierente in rekening bij afkoop van een goudenhanddrukstamrecht. Deze bedraagt in beginsel 20%. In het ergste geval betekent dit dus dat er van het stamrechtkapitaal 72% naar de Belastingdienst gaat. De resterende 28% gaat naar de verzekeringnemer, of rekeninghouder als we het hebben over een bancair goudenhanddrukstamrecht.
Als een gedeelte van het stamrechtkapitaal wordt opgenomen, zoals hier gevraagd wordt, dan wordt dat voor de belastingheffing gezien als afkoop van het geheel. Gedeeltelijke afkoop bestaat fiscaalrechtelijk dus niet. Om die reden zal een verzekeraar doorgaans niet meewerken aan een verzoek tot gedeeltelijke opname van het stamrechtkapitaal. Het is – kort gezegd – alles of niets. Als de verzekeringnemer of rekeninghouder zijn stamrechtkapitaal geheel opneemt, heeft dat, zoals aangegeven, zware fiscale gevolgen. Het is de vraag of dat wenselijk is.
[ Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden ]
Donderdag 29 maart 2012
Onder voorwaarden is een schenking door ouders aan kinderen tot een bedrag van € 50.300 vrijgesteld wanneer deze wordt aangewend voor de verwerving, verbetering of onderhoud van de eigen woning. Volgens het ministerie van Financiën is de vrijstelling alleen van toepassing voor in Nederland gelegen woningen. Het wordt echter ook goedgekeurd dat de vrijstelling van toepassing is voor landen waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten waarin de uitwisseling van fiscale informatie is geregeld.
Die goedkeuring is overbodig. 'De vrijstelling geldt naar onze mening zowel voor in Nederland gelegen woningen als voor in het buitenland gelegen woningen. Zelfs als deze in niet-verdragslanden gelegen zijn. Heeft u een kind dat (tijdelijk) in het buitenland woont en een woning wil kopen, overweeg dan een schenking,'
Woensdag 28 maart 2012
Het schenken van oud-regime lijfrentepolissen aan meerderjarige kinderen kan zeer aantrekkelijk zijn. Vaak wordt inkomstenbelasting bespaard omdat het belastingtarief van het kind lager is dan dat van de ouder.
De schenkbelasting is beperkt omdat deze slechts verschuldigd is over 70% van de waarde, en soms zelfs helemaal kan worden vermeden. Laag belaste vermogensoverheveling derhalve.
Van een oud-regime polis, ook wel pre-bredeherwaarderingslijfrentepolis genoemd, is sprake als het een koopsomstorting betreft die vóór 1 januari 1992 is afgesloten, of in het geval van een premiebetalende polis: vóór 15 oktober 1992. Deze polis heeft een aantal faciliteiten, zoals het wijzigen van de begunstiging en afkoop zonder boete, die lijfrentecontracten afgesloten aan deze data niet meer kennen.
Het schenken van de (waarde van de) polis kan op twee manieren:
1. wijziging van de begunstiging vóór de expiratiedatum en
2. schenken na expiratie middels aankoop van een lijfrente waarvan het kind de begunstigde is.
De eerste methode geeft het kind een grote vrijheid: er kan gekozen worden voor een uitkering ineens, voor een periodieke uitkering of voor verder uitstel van de ingangsdatum. Ook een bankspaarproduct behoort tot de mogelijkheden. Over de waarde van het geschonken kapitaal is schenkbelasting verschuldigd, waarbij op de waarde van de polis een korting mag worden toegepast van 30%, vanwege de inkomstenbelasting die het kind in de toekomst over de uitkering verschuldigd zal zijn.
Ook onder alternatief 2 is het (meerderjarige) kind zelf inkomstenbelasting verschuldigd over de uitgekeerde termijnen. Er is dan echter geen schenkbelasting verschuldigd. Deze treedt terug omdat al inkomstenbelasting betaalt moet worden. Banksparen is in deze variant niet mogelijk.
De conclusie: Het schenken van een oud-regime lijfrentepolis kan veel voordelen bieden, maar voor de uitvoering is wel professionele begeleiding vereist.
Dinsdag 27 maart 2012
Kamerlid Heijnen (PvdA) vindt sluiting van de belastingkantoren in Emmen en Venlo een onzalig plan. Staatssecretaris Weekers (Financiën) nuanceert de discussie met de Tweede Kamer: "De plannen zijn niet in beton gegoten." Hij benadrukt dat de besluitvorming, waarin een goed gespreide dienstverlening centraal staat, nog niet is afgerond.
De Belastingdienst moet het aantal vestigingsplaatsen terugbrengen, een kwestie van kosten besparen. Dat kan betekenen dat onder andere de kantoren in Emmen en Venlo worden gesloten. Maar Heijnen vindt dat dan de afstand tussen Belastingdienst en belastingbetaler veel te groot wordt. Je stuurt mensen uit Emmen toch niet naar Groningen? SP'er Van Raak is het met Heijnen eens. Minimaal in elke provincie een belastingkantoor moet volgens hem het parool zijn.
Onderbouwing
Hard
De terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) is ook van toepassing op geërfd bloot eigendom van onroerende zaken waarvan een vennootschap het vruchtgebruik heeft. De Hoge Raad bevestigde onlangs een uitspraak van het Hof in Den Bosch van 18 maart 2011 in deze zin.
Het Hof oordeelde toen dat de wetgever met de uitleg van het begrip 'ter beschikking stellen' ook het oog had gehad op een gesplitste aankoop, waarbij de vennootschap het vruchtgebruik verwerft en de aanmerkelijkbelanghouder de blote eigendom. Het Hof vond ook dat de waardestijging/waardeaangroei van de blote eigendom naar volle eigendom vanwege het verstrijken van de looptijd van het vruchtgebruik jaarlijks moet worden verantwoord als belastbaar resultaat uit een werkzaamheid.
De fiscale afschrijvingslasten (15 procent van de huuropbrengsten) komen op deze belaste waardestijging nog in mindering. Onder toepassing van deze uitgangspunten berekende het Hof de omvang van het resultaat uit een werkzaamheid. Dat leidde tot een aanzienlijke vermindering van het door de inspecteur berekende bedrag. In cassatie stelde de Hoge Raad zich achter het Hof.
Bijlagen:
De Hoge Raad heeft onlangs een uitspraak van Hof te Amsterdam bevestigd over de invloed van de herinvesteringsreserve (HIR) op de afschrijving van een nieuw aangeschaft bedrijfsmiddel. Het Hof had in september 2010 beslist dat voordat de afschrijving op dat nieuwe bedrijfsmiddel wordt bepaald, de in aanmerking te nemen aanschaffingskosten moeten worden vastgesteld.
Op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel moet dan eerst het bedrag van de herinvesteringsreserve in mindering worden gebracht. Daarna moet de restwaarde van het bedrijfsmiddel worden bepaald/geschat en ook in mindering worden gebracht op de aanschaffingskosten. Het bedrag dat dan resteert, is de afschrijvingsbasis.
De procedure betrof de afschrijving in 2003 van een omvangrijke vastgoedportefeuille van een bv. De bv had ook een deel van de herinvesteringsreserve op de restwaarde van een bedrijfsmiddel afgeboekt. Het Hof en de Hoge Raad wezen dit af.
Op 1 januari 2007 zijn overigens de regels voor afschrijving op vastgoed gewijzigd. Op beleggingsvastgoed mag niet verder worden afgeschreven dan tot op de WOZ-waarde. Op onroerende zaken die in de onderneming zelf in gebruik zijn, mag niet verder worden afgeschreven dan tot op 50 procent van de WOZ-waarde.
Bijlagen:
Gerechtshof Leeuwarden heeft geoordeeld dat de rittenregistratie die een dga bijhield van dagtotalen niet sluitend was en dat de inspecteur terecht de bijtelling privégebruik auto in aanmerking nam voor de dga. De boete van 50% kwam te vervallen, omdat bij de dga zelf geen sprake was van grove schuld, omdat hij zijn rittenregistratie ter beoordeling had voorgelegd aan zijn adviseur.
De dga krijgt in 2002 een Audi A6 van zijn bv. Daarnaast heeft de dga in 2002 privé een Landrover in bezit (gebruikt door zijn vrouw) en sinds 1984 een Jaguar. Voor het privégebruik auto draagt de bv geen loonheffing af maar de inspecteur legt de dga een navorderingsaanslag op voor het privégebruik van de Audi.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht de bijtelling in aanmerking neemt. Het Hof oordeelt dat de dga met de rittenregistratie en zijn toelichting daarop, die jaren later is gegeven, niet voldoende overtuigend aantoont dat hij in 2002 met de Audi niet meer dan 500 kilometers privé heeft gereden. De wijze van registreren van een dagtotaal van kilometers leidt niet tot een sluitende rittenregistratie, aldus het hof. De dga heeft verder zijn verklaring voor de wisselende afstanden van en naar eenzelfde locatie danwel de omgereden kilometers in verband met files of wijzingen in de agenda niet gestaafd met bijvoorbeeld een afsprakenagenda. De verklaring van de dga dat hij in 2002 nimmer privékilometers met de Audi heeft gereden komt het hof ongeloofwaardig voor.
Het hof oordeelt vervolgens dat de boete van 50% komt te vervallen. De boete zou slechts in stand kunnen blijven indien de inspecteur aannemelijk maakt dat bij de dga zelf sprake is van grove schuld. Hierin slaagt de inspecteur niet, nu de dga voldoende geloofwaardig heeft verklaard dat hij de rittenregistratie aan zijn adviseur heeft getoond en de adviseur hem heeft aangegeven dat een dergelijke rittenregistratie voldoende zou zijn als een bewijs van geen privégebruik.
Bijlagen:
Gerechtshof Den Bosch heeft geoordeeld dat vergoedingen voor een parkeergelegenheid in of nabij de woning van een werknemer niet tot de vrije vergoedingen behoren. De garagevergoeding behoort dan ook tot het belastbare loon.
Een maatschap stelt een personenauto ter beschikking aan een van haar werknemers. Die stalt de auto in zijn garage en ontvangt hiervoor een vergoeding van € 100 per maand. De inspecteur is van mening dat de vergoeding tot het loon van de werknemer behoort en legt een LB-naheffingsaanslag aan de maatschap op.
De werkgever stelt dat de vergoeding reeds in de bijtelling voor het privégebruik van de auto is inbegrepen. Rechtbank Breda oordeelt dat deze conclusie van de maatschap onjuist is. Volgens de rechtbank zijn de kosten van stalling reeds vergoed geweest via de hoogte van het autokostenforfait. De inspecteur heeft de vergoeding volgens de rechtbank dan ook terecht tot het loon van de werknemer gerekend.
Hof Den Bosch oordeelt dat vergoedingen voor parkeergelegenheid in of nabij de woning van de werknemer niet tot de vrije vergoedingen behoren. De garagevergoeding behoort dan ook tot het belastbare loon. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Bijlagen:
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een regresvordering uit hoofde van borgstelling (van de dga op zijn bv) tot de inkomensbron 'belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden' (ROW) behoort. Ook de afwikkeling van de regresvordering wordt beheerst door de regels van deze inkomensbron.
Aangezien de verplichting tot betaling aan de crediteur ontstaat op het moment dat de borgstelling wordt aangegaan, behoort die verplichting al vanaf dat moment tot het werkzaamheidsvermogen. De Hoge Raad gaf verder nog enige uitgangspunten mee die van belang zijn voor de vaststelling van de hoogte van een eventueel ROW-verlies.
Op het tijdstip waarop de borg (dga) door de crediteur als borg wordt aangesproken en aan de crediteur een bedrag voldoet, onttrekt de dga dat bedrag aan zijn overige vermogen en verricht daarmee een storting in zijn werkzaamheidsvermogen. Het verschil tussen de betaling aan de crediteur en de waarde van de regresvordering komt ten laste van het resultaat uit een werkzaamheid. Verder zijn diverse regels voor de fiscale jaarwinstbepaling van toepassing op de inkomensbron ROW.
Bijlagen:
Gerechtshof Den Haag heeft onlangs einduitspraak gedaan in de zaak Don Bosco. Volgens het Hof is de koop van een bouwterrein belast met btw en niet met overdrachtsbelasting.
Don Bosco Onroerend Goed B.V. kocht in 1998 een perceel grond waarop een tweetal oude gebouwen stonden. Die gebouwen wilde Don Bosco laten slopen. Daarvoor zou de verkoper zorgen. Op het moment dat de akte van levering werd gepasseerd, was de sloop net begonnen.
Het punt van discussie was nu: werd hier bebouwde grond overgedragen, waarover overdrachtsbelasting moest worden betaald, of was het een bouwterrein in staat van wording, waarover geen overdrachtsbelasting, maar btw moest worden betaald?
De zaak maakte een lange tocht langs diverse rechtsinstanties. Op 19 november 2009 sprak het Europese Hof van Justitie het verlossende woord: het was een bouwterrein. Op 10 juni 2011 verwees de Hoge Raad de zaak dan ook door aan het Hof in Den Haag om een nieuwe uitspraak te doen, rekening houdend met het arrest van het Hof.
Die uitspraak is dus nu gedaan, met het voorspelbare resultaat: de verkoop is belast met btw en niet met overdrachtsbelasting.
Bijlagen:
De Hoge Raad heeft zich onlangs gebogen over de vraag pf door een dga aan zijn bv verstrekte lening onzakelijk was. Onder verwijzing naar een arrest van 25 november 2011 stelde de Hoge Raad dat voor de beoordeling of een verstrekte lening onzakelijk is, de tussen partijen overeengekomen rente niet van belang is.
Als partijen geen zakelijke rente hebben afgesproken, wordt dit voor de fiscale winstberekening gecorrigeerd door uit te gaan van een rentepercentage dat onder de gegeven omstandigheden wel zakelijk is. Alleen in het geval dat geen rente kan worden bepaald (omdat geen onafhankelijke derde bereid zou zijn om onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden eenzelfde lening te verstrekken) moet worden verondersteld dat de geldverstrekker een debiteurenrisico loopt dat een derde niet zou hebben genomen.
In dat geval moet de Belastingdienst er doorgaans van uitgaan dat de geldverstrekker in zijn hoedanigheid van aandeelhouder het debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling het belang van de debiteur (zijn bv) te dienen. De Hoge Raad merkte op dat dit uitgangspunt ook geldt voor geldleningen die bij de geldverstrekker onder de terbeschikkingstellingsregeling vallen.
Bijlagen:
Rechtbank Den Haag heeft zich onlangs in een opmerkelijke zaak onder meer gebogen over de vraag of prostitutie een vorm van sportbeoefening is. Volgens de rechter is dat niet het geval, ondanks het feit dat de diensten van de prostituees aan hun klanten een fysieke inspanning betekenen.
De zaak was aangespannen door een verhuurster van kamers voor raamprostitutie. De fiscus had haar een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. De vrouw was het daar niet mee eens. Zij stelde zich primair op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat het ter beschikking stellen van kamers aan de prostituees voor de omzetbelasting kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. Daarnaast voerde de verhuurster onder meer aan dat de diensten van de prostituees kwalificeren als het gelegenheid bieden tot sportbeoefening, zodat het verlaagde tarief van toepassing is.
De rechtbank ging niet mee met de argumentatie van de verhuurster en verklaarde haar beroep ongegrond. Over het spraakmakende argument (prostitutie is sport) zegt de rechtbank: 'Het feit dat de diensten van de prostituees aan hun klanten een fysieke inspanning kunnen meebrengen, kenmerkt de diensten nog niet als sportbeoefening. Eiseres heeft in dit verband nog opgemerkt dat het competitieaspect alleen al aanwezig is doordat voor diverse seksuele activiteiten wedstrijden bestaan. Nog daargelaten of het aanwezig zijn enige vorm van competitie een essentieel kenmerk is van sportbeoefening, heeft eiseres geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat ook de diensten van de prostituees zich kenmerken door enige vorm van competitie van de prostituees of van de klanten.'
Bijlagen:
De rechtbank in Den Haag heeft beslist dat een financial controller met een voorwaardelijk recht op de levering van aandelen daarmee nog geen belastbaar voordeel had. De navorderingsaanslagen inkomstenbelasting die de inspecteur hem had opgelegd waren onterecht.
De man kreeg in 2006 een recht op levering van certificaten van aandelen in zijn werkgever volgens een Stock Subscription Agreement (SSA). Daarbij was het recht op levering van de aandelen afhankelijk gesteld van een voorwaarde, te weten de voldoening van de aankoopprijs van die aandelen.
Aan die voorwaarde was tijdens het dienstverband van de financial controller niet voldaan. De aandelen waren aan hem nog niet toegekend, maar alleen voor hem gereserveerd. Dus had hij in 2006 geen enkel voordeel genoten uit hoofde van de SSA. De navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2006 die de inspecteur hem had opgelegd op basis van een voordeel dat hij zou hebben genoten, waren daarmee onterecht.
Bijlagen:
Een apotheker, directeur en enig aandeelhouder van diverse apotheken, steekt kortingen van de tussenhandel in eigen zak. Winstuitdeling, stelt de belastinginspecteur vast. De rechter is het met hem eens.
Winstuitdeling
De zaak
Bij de belastingaangifte is het dit jaar vooral belangrijk om op tijd te zijn. De Belastingdienst let namelijk extra op of iemand de aangifte vóór 1 april instuurt. De fiscus houdt scherp bij wie te laat is en kan telaatkomers een boete opleggen. Tweemaal te laat betekent dat iemand het jaar daarop geen uitstel meer kan krijgen. Dat schrijft de Telegraaf.
Daarnaast besteedt de Belastingdienst ieder jaar extra aandacht aan een thema bij de behandeling van de aangifte. Dit jaar is dat het ingevulde loon
Vrijdag 9 maart 2012
De staatssecretaris geeft in een besluit aan onder welke omstandigheden een stelselwijziging voor wat betreft de waardering van bedrijfsmiddelen in verband met dreigende verliesverdamping is toegestaan. Ook geeft hij aan op welke andere wijzen op een geoorloofde manier verliesverdamping kan worden tegengegaan.
Het gaat daarbij om:
In een recente procedure heeft Gerechtshof Amsterdam het beroep afgewezen dat de fiscus had ingesteld tegen de uitspraak van Rechtbank Haarlem van 1 juni 2011.
Inzake de btw-correctie bij privégebruik van auto's van de zaak had de rechtbank beslist dat het verschil in fiscaal beleid tussen milieuvriendelijke en andere auto's strijdig is met het gelijkheidsbeginsel.
Om deze reden kon volgens de rechtbank elke ondernemer een beroep doen op de regeling voor milieuvriendelijke auto's. Daardoor zou de jaarlijkse btw-correctie voor privégebruik van een auto van de zaak door werknemers maximaal 12% van 14% van de catalogusprijs van de betrokken auto mogen zijn en is het zelfs verdedigbaar dat vanaf 1 januari 2010 tot 1 juli 2011 de btw-correctie geheel achterwege blijft.
Het hof heeft deze uitspraak nu bevestigd. Daarbij valt op dat het volgens het hof onwaarschijnlijk is dat de staatssecretaris van Financiën niet heeft beseft dat zijn beleid op dit punt strijdig was met de geldende Europese en Nederlandse wetgeving. De uitspraak is van belang voor tijdvakken van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2011.
Bijlagen:
Een ondernemer die zijn economische activiteiten heeft moeten staken op last van een bewindvoerder, is voor een bestelauto het normale mrb-tarief verschuldigd. Dit heeft Hof Den Haag onlangs beslist in hoger beroep.
De ondernemer had vanaf 2006 een bestelauto. In 2008 wordt de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van kracht. Vanaf april 2008 wordt de man door de Belastingdienst niet meer aangemerkt als btw-ondernemer. In geschil is de mrb-naheffing over het tijdvak 23 januari 2010 tot en met 22 april 2010, waarbij in plaats van het lage bestelautotarief het normale mrb-tarief is geheven en een verzuimboete van € 45 aan hem is opgelegd. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. De voormalig ondernemer gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat de man door het op last van de bewindvoerder staken van zijn economische activiteiten geen ondernemer meer is en dat hij dus het normale mrb-tarief is verschuldigd. Er is geen rechtsregel die eraan in de weg staat ten aanzien van 'ondernemers zonder omzet' het lage tarief niet toe te passen. De boete is ook terecht opgelegd, aangezien de man de belasting niet op de uiterste betaaldatum had voldaan. Het bedrag van de boete is voorts passend en geboden.
Bijlagen:
Ondernemers kunnen voor de omzetbelasting als één ondernemer worden aangemerkt als ze in financieel, economisch en organisatorisch opzicht onderling zodanig zijn verweven, dat ze een eenheid vormen. Ze vormen dan een zogeheten fiscale eenheid. Het Hof in Den Haag constateerde onlangs dat een aantal samenwerkende stichtingen al vanaf 1 oktober 2001 aan alle voorwaarden voor een fiscale eenheid voldeden en dat zij ook als zodanig moesten worden aangemerkt.
De inspecteur had de stichtingen pas per 27 juli 2006 als fiscale eenheid erkend. Pas toen hadden de stichtingen een overeenkomst opgesteld waaruit – in de ogen van de inspecteur – de vereiste financiële verwevenheid bleek. De overeenkomst bleek slechts een vastlegging te zijn van mondelinge afspraken die al vanaf 1 oktober 2001 tot de vereiste financiële verwevenheid had geleid. Dus vormden ze al vanaf dat moment een fiscale eenheid, ongeacht de datum dat de inspecteur een beslissing had genomen.
Bijlagen:
Hof Leeuwarden heeft geoordeeld dat een onderneemster de kosten van installatie van een carkit in haar privé personenauto niet naast de aftrek per kilometer van € 0,18 mag aftrekken.
De dame in kwestie heeft een baan waarmee ze in 2005 een loon verdient van € 20.529. Daarnaast heeft zij een groothandel in danssportbenodigdheden en leidt zij een organisatie- en adviesbureau gevestigd op haar huisadres. In haar aangifte IB/PVV 2005 claimt zij een verlies uit onderneming van € 3075. In geschil is of de kosten van werkruimte, de kosten van installatie van een carkit en telefoonkosten aftrekbare kosten vormen.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de kosten van installatie van een carkit in een privé personenauto niet naast de aftrek per kilometer van € 0,18 in aftrek kunnen komen. In het genoemde forfaitaire kilometerbedrag zitten alle kosten die met de auto samenhangen, dus ook de kosten van het inbouwen van een carkit. Ook is kostenaftrek uitgesloten voor een werkruimte, bestaande uit een slaapkamer in de privé woning zonder eigen opgang en eigen faciliteiten. De aftrek van telefoonkosten hoeft geen behandeling meer omdat de correctie van de autokosten en de kosten van de werkruimte al meer bedraagt dan de correctie die de inspecteur heeft aangebracht op de aangifte van de vrouw.
Verder oordeelt het hof dat de onderneemster geen recht heeft op een stelpost algemene kosten ter grootte van € 600, volgens de vrouw gebruikelijk bij belastingadviseurs. Het hof verwerpt het beroep van de onderneemster op het vertrouwensbeginsel. Het hof overweegt dat de website van de Belastingdienst duidelijk uitleg geeft over de aftrek van kosten. De verwijzing van de onderneemster naar een handboek van de Belastingdienst uit 1998 snijdt geen hout aangezien het in het onderhavige beroep gaat om het belastingjaar 2005.
Bijlagen:
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een onduidelijke brief over liquiditeitsproblemen die een bedrijf in 2006 stuurde naar de Belastingdienst, gezien kan worden als melding van betalingsonmacht.
Op 28 augustus 2006 schreef het bedrijf het volgende stukje proza aan de fiscus: 'Ondanks herhaaldelijke verzoeken onzerzijds is het dan eindelijk zover, we hebben van u een fiscaal nummer voor de belasting mogen ontvangen. Op de site is nog niet zichtbaar alle aangiften, maar we hebben wel zojuist de aangiften Loonheffing over de maanden November 2005 t/m Juli 2006 digitaal bij u aangeleverd. Door de lange aanvraag termijn en de slechte financiële situatie is client nu niet in staat om per omgaande deze aangiften te betalen. Ik verzoek u dan ook deze met de nog op papier in te dienen negatieve aangiften Omzetbelasting over het 4e kwrt 2005, groot € 4.765,-- en over het 1e halfjaar 2006, groot € 12.210,-- te willen verrekenen. Ten overvloede vraag ik u hierbij nogmaals vriendelijk om ons formulieren te sturen om de negatieve aangiften in te kunnen dienen. Tevens verzoek ik dan ook uitstel van betaling voor het volledige bedrag van de vermelde belastingen.'
Het Hof in Den Haag heeft geoordeeld dat redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat met deze brief, gelet op de inhoud, een melding van betalingsonmacht is gedaan, temeer niet omdat de brief gewag maakt van een mogelijkheid de in geding zijnde schuld te betalen via verrekening met teruggaven omzetbelasting, waarbij komt dat sprake is van reële teruggaven.
Op 17 februari 2012 mag de Hoge Raad beoordelen of deze mededeling volstaat als melding van betalingsonmacht. De Hoge Raad constateert dat de brief blijk geeft van liquiditeitsproblemen. Het Hof was er vanuit gegaan dat de brief alleen maar gewag maakt van de mogelijkheid de schuld te betalen via verrekening met teruggaven omzetbelasting. Maar ook tijdelijke betalingsonmacht is betalingsonmacht. Vooralsnog ontspringt de bestuurder die persoonlijk aansprakelijk was gesteld voor de belastingschuld, de dans. De zaak wordt verwezen naar het Hof in Amsterdam voor verdere afhandeling.
Bijlagen:
Hof Amsterdam heeft beslist dat een werkgever met het aan zijn werknemers ter beschikking stellen van een fitnessabonnement verstrekkingen heeft gedaan die als loon dienen te worden aangemerkt. Volgens het hof heeft de werkgever niet aannemelijk gemaakt dat het sporten op basis van het fitnessabonnement geheel of nagenoeg geheel heeft plaatsgevonden gedurende de werktijd.
Aan de werkgever is een LB-naheffingsaanslag opgelegd in verband met een fitnessabonnement voor een sportschool voor zijn werknemers. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag opgelegd, omdat er volgens hem geen sprake is van bedrijfsfitness.
Hof Amsterdam oordeelt dat de werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat het sporten op basis van het fitnessabonnement geheel of nagenoeg geheel heeft plaatsgevonden gedurende de werktijd. Het hof hecht hierbij belang aan de verklaring van de werkgever ter zitting dat de werknemers het fitnessabonnement binnen en buiten de werktijd mochten gebruiken.
Verder blijkt volgens het hof ook uit de verklaring van de werkgever dat hij geen controle of anderszins toezicht op het gebruik van het fitnessabonnement heeft gehouden. De inspecteur heeft het fitnessabonnement dan ook terecht tot het loon gerekend. De aanslag blijft in stand.
Bijlagen:
Het gerechtshof in Arnhem heeft onlangs beslist dat de rijvaardigheidstraining van een dga een privéactiviteit was. De daarvoor verreden kilometers waren privékilometers. Er had terecht een bijtelling voor privégebruik plaatsgevonden.
De dga had als auto van de zaak een Porsche ter beschikking gesteld gekregen. Volgens de rittenregistratie reed de dga in 2007 250 kilometer privé en in 2008 90 kilometer privé met de auto. Wel volgde hij in deze jaren steeds een tweetal door de importeur van Porsche georganiseerde rijvaardigheidstrainingen in Finland en Duitsland. De kosten daarvan merkte de bv aan als vrije verstrekkingen; de gereden kilometers registreerde de dga als zakelijke kilometers. In beide jaren ging het om ongeveer 1.400 kilometer.
De belastinginspecteur was van mening dat geen sprake was van vrije verstrekkingen en dat de gereden kilometers privékilometers waren, waardoor er een bijtelling voor privégebruik moest plaatsvinden omdat de grens van 500 kilometer per jaar werd overschreden. Volgens de bv was de dga niet geïnteresseerd in sportauto's, maar had zijn werkgever, die hem in staat stelde een Porsche te rijden, er het grootste belang bij dat hij goed met de auto kon omgaan.
Hof Arnhem oordeelde dat de bv niet aannemelijk had gemaakt dat er voor de behoorlijke vervulling van zijn dienstbetrekking hoge eisen werden gesteld aan de rijvaardigheid van de dga. Volgens het hof behoren rijvaardigheidstrainingen in het algemeen tot de privésfeer, ook als er rond de rijvaardigheidstrainingen gelegenheid bestond tot netwerken. Omdat het volgen van de rijvaardigheidstraining een privéactiviteit was, waren de daarvoor verreden kilometers privékilometers. Dat had tot gevolg dat terecht een bijtelling voor privégebruik had plaatsgevonden.
Bijlagen:
'De kans dat de btw-correctie vanaf 2010 voor alle auto's vervalt is aanzienlijk groter geworden.' Dit is gebaseerd op een uitspraak afgelopen week van het Amsterdamse Gerechtshof. Het hof heeft in hoger beroep bevestigd dat ondernemers in 2009 konden volstaan met een lagere btw-correctie wegens privégebruik van auto's die aan werknemers ter beschikking werden gesteld.
'De kans wordt hiermee groter dat de correctie voor 2010 en het eerste halfjaar van 2011 volledig vervalt. Binnenkort start hierover een procedure. Door een wetswijziging is de koppeling met de IB/LB correctie op 1 juli 2011 vervallen. De correctie die betrekking heeft op het eerste halfjaar van 2011 is als het goed is opgenomen in de laatste aangifte van 2011. De kans is groot dat tegen deze aangifte nog tijdig bewaar mogelijk is.'
Koppeling
De fiscale voorwaarden voor een belastingvrije vergoeding of verstrekking van bedrijfsfitness zijn sinds 2001 nogal aan veranderingen onderhevig geweest. Het kan daarom heel wel voorkomen dat als een werkgever in enig jaar geen onbelaste vergoeding of verstrekking heeft gedaan, omdat de bedrijfsfitness niet aan de daaraan gestelde voorwaarden voldeed, dit in een later jaar wel belastingvrij kan plaatsvinden. De situatie rond de bedrijfsfitnessregeling is in hoofdlijnen te vatten.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een onduidelijke brief over liquiditeitsproblemen die een bedrijf in 2006 stuurde naar de Belastingdienst, gezien kan worden als melding van betalingsonmacht.
Op 28 augustus 2006 schreef het bedrijf het volgende stukje proza aan de fiscus: 'Ondanks herhaaldelijke verzoeken onzerzijds is het dan eindelijk zover, we hebben van u een fiscaal nummer voor de belasting mogen ontvangen. Op de site is nog niet zichtbaar alle aangiften, maar we hebben wel zojuist de aangiften Loonheffing over de maanden November 2005 t/m Juli 2006 digitaal bij u aangeleverd. Door de lange aanvraag termijn en de slechte financiële situatie is client nu niet in staat om per omgaande deze aangiften te betalen. Ik verzoek u dan ook deze met de nog op papier in te dienen negatieve aangiften Omzetbelasting over het 4e kwrt 2005, groot € 4.765,-- en over het 1e halfjaar 2006, groot € 12.210,-- te willen verrekenen. Ten overvloede vraag ik u hierbij nogmaals vriendelijk om ons formulieren te sturen om de negatieve aangiften in te kunnen dienen. Tevens verzoek ik dan ook uitstel van betaling voor het volledige bedrag van de vermelde belastingen.'
Het Hof in Den Haag heeft geoordeeld dat redelijkerwijs niet gezegd kan worden dat met deze brief, gelet op de inhoud, een melding van betalingsonmacht is gedaan, temeer niet omdat de brief gewag maakt van een mogelijkheid de in geding zijnde schuld te betalen via verrekening met teruggaven omzetbelasting, waarbij komt dat sprake is van reële teruggaven.
Op 17 februari 2012 mag de Hoge Raad beoordelen of deze mededeling volstaat als melding van betalingsonmacht. De Hoge Raad constateert dat de brief blijk geeft van liquiditeitsproblemen. Het Hof was er vanuit gegaan dat de brief alleen maar gewag maakt van de mogelijkheid de schuld te betalen via verrekening met teruggaven omzetbelasting. Maar ook tijdelijke betalingsonmacht is betalingsonmacht. Vooralsnog ontspringt de bestuurder die persoonlijk aansprakelijk was gesteld voor de belastingschuld, de dans. De zaak wordt verwezen naar het Hof in Amsterdam voor verdere afhandeling.
Bijlagen:
Buitenlandse belastingplichtigen die 90 procent of meer van hun inkomen in Nederland verdienen, krijgen hun hypotheekrenteaftrek voortaan op dezelfde manier als inwoners van Nederland. Dit brengt voor met name grensarbeiders rechtszekerheid en een vereenvoudiging mee. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft daartoe besloten. De maatregelen worden binnenkort via een beleidsbesluit bekrachtigd.
Een buitenlandse belastingplichtige die niet in Nederland woont, maar wel 90% of meer van zijn inkomen in Nederland verdient, heeft op grond van jurisprudentie van het Europese Hof recht op hypotheekrenteaftrek voor zijn buitenlandse woning. EU-landen zijn verplicht om dit soort aftrekposten te geven aan buitenlandse belastingplichtigen die zo'n groot deel van hun inkomen in dat land verdienen. Nederland kent daarvoor de zogenoemde keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen.
90%-eis
Volgens het Europese Hof van Justitie kan de btw-correctie zoals Nederland die tot 1 juli 2011 hanteerde voor privégebruik van de auto door de ondernemer zelf mogelijk onevenredig zijn. Daarmee zou deze regeling in strijd zijn met de btw-richtlijn en ongeldig zijn.
Dit naar aanleiding van de recente uitspraak van het EU-Hof in de zaak Van Laarhoven tegen de staatssecretaris van Financiën.
Privégebruik auto (tot 1 juli 2011)
Een fout van een belastingadviseur wordt toegerekend aan zijn cliënt. Dat blijkt uit een oordeel van de Amsterdamse rechter over een afkoop van een lijfrente die niet in de belastingaangifte is opgenomen.
Omdat zijn adviseur verzuimd had nadere informatie bij hem op te vragen en zich te verdiepen in de belastingwetten, moet de man een navorderingsaanslag betalen van € 134.628. Gelukkig voor de man vervalt de boete van de belastinginspecteur à raison van € 28.536. De adviseur wordt veroordeeld tot 'kwade trouw'.
De man heeft een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule – een verzekering waarop het regime van vóór de Brede Herwaardering I van toepassing is – in 2003 afgekocht. De ontvangen afkoopsom van € 219.500 is niet in zijn aangifte IB/PVV 2003 vermeld.
De inspecteur heeft een navorderingsaanslag en een boetebeschikking opgelegd. De man stapt naar de rechter omdat hij vindt dat er geen opzet in het spel is. Hij was ernstig ziek in de periode dat hij de fiscaal relevante stukken voor zijn aangifte bij elkaar zocht en op het moment van het indienen van de aangifte op 29 mei 2005. Bovendien vindt hij zichzelf een 'administratieve chaoot'. Rechtbank Haarlem geeft de man gelijk en venietigt de navorderingsaanslag. De rechtbank stelt dat er weiliswaar 'grove schuld' in het spel is, maar dat dit onvoldoende is om de man 'kwade trouw' te verwijten, een vereiste om iemand een navorderingsaanslag op te leggen.
In hoger beroep vecht de inspecteur de belissing van de rechtbank aan. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd. Voor navordering is noodzakelijk dat de man te kwader trouw is geweest. Volgens het hof lag het op de weg van de belastingadviseur nadere informatie en bescheiden over de door de man gestelde kapitaalverzekering op te vragen. De adviseur diende zich ervan te vergewissen dat de kapitaaluitkering geen belastbaar rentebestanddeel bevatte. Nu hij dit heeft nagelaten is er sprake van kwade trouw bij de belastingadviseur. De inspecteur heeft terecht de navorderingsaanslag opgelegd.
De Belastingdienst gaat er bij de uitvoering van de regeling Uitsluitend Zakelijk Gebruik Bestelauto (UZGB) van uit dat alle verklaringen die in januari zijn ontvangen de ingangsdatum 1 januari 2012 hebben.
Bij de invoering van de regeling Uitsluitend Zakelijk Gebruik Bestelauto (UZGB) zijn in de loop van januari beschikkingen afgegeven met een ingangsdatum in januari.
Niet alle inhoudingsplichtigen waren in de gelegenheid om de aanvragen op tijd naar de Belastingdienst in te sturen. Daarom gaat de Belastingdienst er bij de uitvoering van uit dat alle verklaringen die in januari zijn ontvangen de ingangsdatum 1 januari 2012 hebben.
[ Bron: Belastingdienst ]
Woensdag 15 februari 2012
Rechtbank Haarlem heeft beslist dat een echtpaar dat een samenwerkingsverband vormt en een deel van een woning aan zichzelf verhuurt als kantoorruimte, geen recht heeft op btw-aftrek.
Het echtpaar vormt een samenwerkingsverband dat een woning bouwt en daarin belast met btw kantoor- en archiefruimte verhuurt aan de vennootschap van de man. Eenmaal per twee weken vergadert hij daar met directieleden. Deze ruimte is alleen te bereiken via een centrale opgang. Eigen sanitaire voorzieningen ontbreken. In geschil is of het samenwerkingsverband kwalificeert als ondernemer en daarmee de btw die drukt op de bouw van de woning deels aftrekbaar is. Daarnaast is ook het vertrouwensbeginsel in geschil.
Rechtbank Haarlem is van oordeel dat de verhuur onder zodanige voorwaarden is overeengekomen dat hieraan onvoldoende economische betekenis toekomt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de man de woning feitelijk aan zichzelf ter beschikking stelt. Hij kwalificeert niet als btw-ondernemer. Wat betreft het beroep op het vertrouwensbeginsel rust de bewijslast op de man. Hij slaagt er niet in aan te tonen dat andersluidende concrete standpuntbepaling door de Belastingdienst heeft plaatsgevonden.
Bijlagen:
De Belastingdienst wil een groot deel van de bezwaarschriften ongezien goedkeuren. De fiscus zou bezwijken onder het enorme aantal bezwaren dat Nederlanders elk jaar indienen na ontvangst van hun belastingaanslag.
Dit blijkt uit een intern memo dat in bezit is van De Telegraaf . Hierin staat dat er op dit moment bijna 110.000 bezwaarschriften op de plank liggen om te beantwoorden. Te veel voor het huidige ambtenarenkorps om te behandelen.
[ Bron: Telegraaf ]
Maandag 13 februari 2012
Hof Den Haag heeft onlangs een uitspraak gedaan over de vraag of een middellijk bestuurder van een bv die bij gelegenheid als adviseur optrad voor deze bv toen zich daar betalingsmoeilijkheden voordeden, bestuurdersaansprakelijk kan worden gesteld voor loonbelastingschulden van die bv.
Als een rechtspersoon, zoals een bv, bepaalde belastingen en premies sociale verzekeringen niet meer kan betalen, is die vennootschap verplicht dat tijdig aan de ontvanger van de belastingdienst te melden. Elk van de bestuurders van de vennootschap is bevoegd om namens die vennootschap aan die verplichting te voldoen.
Bestuurder in de zin van bestuurdersaansprakelijkheid zijn:
Hof Den Bosch heeft onlangs in hoger geoordeeld dat de belastinginspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de boekhouding van een aspergeteler niet deugdelijk zou zijn.
De zaak betrof een echtpaar dat in maatschapsverband een tuin- en landbouwbedrijf exploiteert. De man en vrouw telen onder andere asperges, op in Duitsland gepachte grond. In 2005 krijgt de FIOD ECD een verzoek om inlichtingen van haar Duitse collega's over de verkoop van asperges door de maatschap aan een Duitse marktkoopman. Naar aanleiding van het onderzoek dat vervolgens is ingesteld, stelt de inspecteur dat de maatschap asperges buiten de boekhouding om heeft verkocht aan die marktkoopman. De inspecteur legt vervolgens een IB-navorderingsaanslag 2001 met boete op.
Rechtbank Breda beslist dat de aspergetelers een afdoende verklaring hebben gegeven voor de verschillen tussen de gemiddelde aspergeopbrengst per hectare in Duitsland en de opbrengst per hectare volgens de KWIN-norm. Volgens de rechtbank is er dan ook geen reden om van de door de maatschap geadministreerde omzet af te wijken. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de administratie van de Duitse marktkoopman niet door haar of de inspecteur is gecontroleerd, of te controleren is, terwijl dat met de administratie van het aspergetelende echtpaar wel is gebeurd. Volgens de rechtbank is dan aannemelijk dat de administratie van de maatschap een juiste en betrouwbare weergave geeft van de werkelijkheid. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag en de boete.
Hof Den Bosch oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de boekhouding van de maatschap moet worden verworpen. Volgens het hof kan aan de door de inspecteur aangedragen informatie (twee afschriften van handgeschreven notities van de Duitse marktkoopman) onvoldoende bewijskracht worden ontleend om vast te stellen dat de ontvangsten van het echtpaar met betrekking tot de verkoop van asperges aan de Duitser, niet in de administratie heeft verwerkt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Bijlagen:
Rechtbank Haarlem heeft beslist dat de stortingen op de beleggingsrekeningen van een dga moeten worden gekwalificeerd als uitdelingen aan de dga.
De dga is directeur en enig aandeelhouder van een bv. Deze bv is houdster van een deel van het aandelenkapitaal van een ander bedrijf. Eind 2000 worden deze aandelen verkocht. Zes weken na ontvangst van de verkoopsom wordt het grootste deel daarvan door de bv overgemaakt naar drie beleggingsrekeningen van de dga. In 2002 claimt de bv echter zelf per saldo fors verlies op deze beleggingen te hebben geleden. In geschil is of de bv in 2000 een dividenduitkering aan de dga heeft gedaan en of het resultaat van de beleggingen tot de winst van de bv moet worden gerekend.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de stortingen op beleggingsrekeningen van de dga moeten worden gekwalificeerd als uitdelingen aan de dga. Door deze stortingen vindt een vermogensverschuiving plaats naar het privévermogen van de dga. Gelet op de verwevenheid tussen de bv en de dga moeten zowel de bv als de dga zich hiervan bewust zijn geweest. De stelling van de bv, dat de dga omwille van de tijdsdruk en het gemak heeft gekozen voor tenaamstelling op eigen naam in plaats van op naam van de bv, acht de rechtbank niet aannemelijk. Een bankmedewerker heeft namelijk tegenover de FIOD/ECD verklaard, dat het juist heel expliciet de bedoeling was dat de dga de beleggingen in privé zou houden.
Bijlagen:
Een goedwillende belastinginspecteur verdeelt de aftrekposten en de heffingskortingen in de aangifte inkomstenbelasting op een zodanige manier dat het rendement voor een echtpaar het hoogst is. Toch stapt het stel naar de rechter om hun eigen verdeling door te zetten.
De zaak gaat als volgt. De man heeft aangifte voor 2005 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18 031. Zijn vrouw heeft aangifte gedaan voor het jaar 2005 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. De voorlopige aanslagen zijn conform de aangiften opgelegd.
In een brief van 11 oktober 2007 meldt de inspecteur aan het echtpaar dat de aangiften voor beiden fiscaal onvoordelig zijn ingevuld. De inspecteur zal de aftrekposten en de heffingskortingen op een zodanige wijze verdelen dat het rendement het hoogst is. Dit leidt tot een negatieve aanslag voor de man en een nihilaanslag voor de vrouw. Het onverrekende verlies van de vrouw wordt verminderd met de verrekening in 2005 ad € 18 031, zodat voor de jaren 2006 en volgende nog een onverrekend verlies resteert van € 86 359.
Als gevolg van de verdeling van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen door de inspecteur heeft de vrouw een aanslag gehad met een te betalen bedrag van € 1 460. Het echtpaar gaat hiertegen in beroep. Rechtbank Den Haag verklaart de beroepen ongegrond. Ze gaan in in hoger beroep bij het hof. In geschil is of de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen verdeeld moeten worden volgens de door het echtpaar gewenste verdeling.
Hof Den Haag vindt de stelling van de inspecteur dat de man en vrouw akkoord zouden zijn gegaan met de meest gunstige verdeling te vaag is om bindend te zijn voor het echtpaar. Onduidelijk is bovendien of over vele jaren bezien de door de inspecteur aangebrachte verdeling voordeliger is dan de door het echtpaar voorgestane verdeling.
Bij het hof voert het echtpaar aan dat zij de door hen bij de aangifte gekozen verdeling te willen handhaven. Het hof volgt hen in die keuze en zal de aanslagen dienovereenkomstig vaststellen. Het hoger beroep van het echtpaar is gegrond.
Bijlagen:
De Belastingdienst wijst op enkele belangrijke zaken waarmee de ondernemer in de inkomstenbelasting dit jaar rekening moet houden. Aan de orde komen onder meer de woning als ondernemingsvermogen, privégebruik auto van de zaak, gebruik privé-auto voor de zaak, verkoop of schenking van bedrijfsmiddelen en winstvrijstellingen.
Woning behoort geheel tot ondernemingsvermogen
Gebruik van privépand
Privégebruik auto van de zaak
Gebruik privé-auto voor de zaak
Investeringsaftrek
Verkoop of schenking van bedrijfsmiddelen
Welke winst is vrijgesteld?
Hoe kunnen ouders zoveel mogelijk zeggenschap behouden over de schenking aan hun kind en tegelijkertijd de fiscale faciliteiten optimaal benutten? De Hoge Raad deed onlangs een uitspraak waarbij de fiscale aftrek van een 'schuldigerkenning' niet goed was geregeld.
De zaak gaat als volgt. De moeder schenkt een geldbedrag aan haar kind en leent dit bedrag direct weer terug. In de onderhandse leningsovereenkomst wordt bepaald dat de hoofdsom pas opeisbaar is bij overlijden van moeder en dat moeder jaarlijks een rente verschuldigd is van 5%.
De inspecteur stelt dat deze schuldigerkenning niet als schuld aftrekbaar is in de nalatenschap van moeder, omdat er geen sprake was van een notariële akte. Rechtbank Arnhem en Hof Arnhem stellen de inspecteur in het gelijk.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van het kind verworpen. Volgens het Burgerlijk Wetboek vervalt een schenking op het moment dat de schenker overlijdt, voor zover de schenking de strekking heeft om pas na het overlijden van de schenker te worden uitgevoerd en niet als de schenker nog in leven is. Hierop wordt slechts een uitzondering gemaakt als de schenking persoonlijk door de schenker is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt.
Met het begrip 'uitgevoerd' wordt in dit geval bedoeld dat de verbintenis die uit de schenkingsovereenkomst voortvloeit (feitelijk) is nagekomen.
Belang voor de praktijk
Een ondernemer die zijn auto van de zaak tientallen keren verhuurde aan zijn fiscale partner, krijgt toch te maken met bijtelling. Volgens Rechtbank Leeuwarden heeft de inspecteur terecht een navorderingsaanslag en een verzuimboete opgelegd. De rechter is van mening dat met de auto veel meer dan 500 privékilometers zijn gereden.
De man en vrouw wonen in 2007 ongehuwd samen en ze hebben gekozen voor fiscaal partnerschap. Tot het gezin behoren twee kinderen. Tot het ondernemingsvermogen van de man behoort een auto met een cataloguswaarde van € 51.000. De man en vrouw hebben daarnaast ook nog elk privé een auto.
De ondernemer voert voor de zakelijke auto een kilometeradministratie waarbij hij de kilometers bijhoudt in een Excel-bestand en onderverdeelt in zakelijk, privé en verhuur. Hij verhuurt de ondernemingsauto aan de vrouw, in 2007 zelfs 38 keer. De afspraken over de verhuur zijn mondeling gemaakt. Na een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat er ten onrechte geen bijtelling wegens privégebruik auto heeft plaatsgevonden. Hij legt de ondernemer een navorderingsaanslag op plus een boete van 25%.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dit als terecht. In de periode van 24 juli t/m 21 augustus 2007 is de auto verhuurd. Tijdens die periode is de auto gebruikt voor een gezinsvakantie in Frankrijk en is er met de auto 3.910 kilometer gereden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze vakantiekilometers aan te merken als privékilometers zodat met de auto meer dan 500 privékilometers zijn gereden. Dat de auto aan de vrouw is verhuurd, verandert hier niets aan. Over de boete overweegt de rechtbank dat de man zich ervan bewust moet zijn geweest dat de vakantiekilometers, waarbij hij (mede)gebruiker van de auto was, als privékilometers zijn aan te merken. De boete van 25% is terecht opgelegd omdat er sprake is van grove onachtzaamheid door de ondernemer.
Bijlagen:
Onlangs heeft de rechtbank in Breda geoordeeld dat een grote afhankelijkheid van één opdrachtgever geen beletsel voor het ondernemerschap is.
Een ondernemer krijgt diverse fiscale faciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de investeringsaftrek, de willekeurige afschrijving en de vorming van een oudedagsreserve. Als een rechter moet beoordelen of iemand ondernemer is, kijkt hij naar de duurzaamheid en de omvang van de verrichte werkzaamheden, de beschikbare tijd, de winstverwachting, het debiteuren- en ondernemersrisico, de omvang van de bruto-inkomsten, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten. Op 9 december 2011 zag de rechtbank te Breda een grote afhankelijkheid van één opdrachtgever niet als beletsel voor het ondernemerschap.
Het betrof hier een beginnend ondernemer in de ruwbouw. De aard van het werk van de betreffende ondernemer kan betekenen dat hij vooral langdurige opdrachten krijgt, aldus de rechtbank. Verder vond de rechtbank het logisch dat een beginnend ondernemer bij aanvang van zijn werkzaamheden kiest voor zekerheid en daarom de voorkeur geeft aan één langdurige opdracht. Het gold hier het jaar 2008; bij de uitspraak speelde overigens wel mee dat de ondernemer in 2009 al meer opdrachtgevers had gehad.
Bijlagen:
In een geding tussen de Belastingdienst en een antiekzaak voor de rechtbank te Arnhem bereiken de partijen een compromis. De antiquair gaat tegen het compromis in beroep en stelt dat hij het slachtoffer was van dwaling. Hij had de gevolgen van het compromis niet kunnen overzien en vindt dat de gang van zaken op de zitting door de Rechtbank was 'voorgebakken'. Het Hof te Arnhem veegde deze argumentatie onlangs van tafel.
Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank leidt het Hof af dat het compromis daar uitgebreid is besproken en dat de gemachtigde van de antiquair ruimschoots de tijd heeft gehad om zich een beeld te vormen van de inhoud en de (financiële) gevolgen ervan. Hij is toen akkoord gegaan. Als hij daarbij al gedwaald heeft, dan nog had de andere partij, de Belastingdienst, niet hoeven twijfelen aan zijn intenties. Een beroep op dwaling faalt en de antiquair is wel degelijk aan het compromis gebonden.
Bijlagen:
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst heeft antwoord gegeven op vier vragen over goudenhanddrukstamrechten.
De vragen gaan over de volgende onderwerpen:
1. De redelijke termijn
2. Omzetten uitkerend stamrecht
3. Een ontslagvergoeding in de vorm van een uitkering ineens
4. Een door de rechter toegekende ontslagvergoeding
Verduidelijkingen en wijziging in antwoorden
Werkgever werkt niet mee aan toekennen stamrecht
Een belastinginspecteur kan de aanvankelijk te weinig geheven heffingsrente met een 'nadere beschikking heffingsrente' bijheffen tot het juiste bedrag. Dat heeft de Hoge Raad onlangs beslist.
Eerder hadden de rechtbank te Haarlem en het Hof te Amsterdam anders geoordeeld.
Het betrof hier een bv die een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen had gekregen. Daarbij was een te laag bedrag aan heffingsrente berekend. Kort daarna kondigde de inspecteur aan dat hij een naheffingsaanslag heffingsrente wilde opleggen. De bv bestreed die bijheffing.
De Hoge Raad meende dat in een geval waarin bij een belastingaanslag niet de complete daarmee verbonden heffingsrente in rekening is gebracht, correctie kan plaatsvinden. Dat kan onder dezelfde voorwaarden als die waaronder de belastingaanslag zelf gecorrigeerd kan worden als die te laag is. Zo'n correctie van een beschikking inzake heffingsrente krijgt dan de vorm van een nieuwe beschikking, waarbij de te weinig geheven heffingsrente alsnog in rekening wordt gebracht. Ook die beschikking is voor bezwaar vatbaar. De Hoge Raad gaf wel als voorwaarde mee dat de inspecteur met die nadere beschikking de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht moet nemen. In dit geval waren die beginselen niet overtreden.
Bijlagen:
De Belastingdienst blijft hameren op het zakelijk belang van een gratis lunch voor werknemers anders is de vergoeding of verstrekking belast, zo leert een rechtszaak die speelt voor de rechtbank in Haarlem.
Tussen de middag samen eten. Dat is goed voor de teamgeest, maar ook voor het bedrijf. Er wordt belangrijke informatie uitgewisseld en de collega's leren van elkaar. Volgens de werkgever is er dus een meer dan bijkomstig zakelijk belang bij de gezamenlijke lunches. Daar denkt de Belastingdienst anders over.
Een onderneming bestaat uit een aantal makelaardijen, een hypotheekwinkel en een assurantiekantoor. De onderneming verstrekte de werknemers van deze zaken in de jaren 2002 tot en met 2005 lunches die gezamenlijk werden gegeten op een locatie. De eerste tachtig lunches per werknemer werden niet tot het loon gerekend. Dat was in die tijd gebruikelijk, maar dan moest wel het meer dan bijkomstige zakelijke belang van de lunches worden aangetoond.
Na de tachtigste maaltijd, dus vanaf de 81e maaltijd moest een forfait per lunch tot het loon worden gerekend. Echter, de Belastingdienst was bij de gang van zaken in dit bedrijf van mening dat deze werkgever ook over de eerste tachtig lunches belasting moest betalen. Volgens de fiscus ontbrak het meer dan bijkomstig zakelijke belang inzake deze lunches.
Van 1 januari 2001 tot 31 december 2006 gold voor maaltijden waaronder ook lunches met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter de zogenoemde 80-maaltijdenregeling. De vergoeding of verstrekking van maximaal tachtig maaltijden was met de hiervoor genoemde voorwaarden volledig onbelast. Werd de 80-maaltijden norm overschreden dan gold een normbedrag per lunch dat tot het belaste loon werd gerekend.
De fiscus verstaat onder het bijkomstig zakelijk belang, een belang waarbij het zakelijk karakter meer dan tien procent is. Daarbij kan gedacht worden aan maaltijden tijdens dienstreizen van vertegenwoordigers, zakelijke besprekingen met klanten etc. Een lunch op een vaste werkplek is volgens de wetsgeschiedenis een voorbeeld van een maaltijd waarbij het zakelijk belang onvoldoende is. Samen met collega's lunchen, waarbij wel of niet over het werk wordt gesproken, valt dus niet onder deze 80-regel. Is het een lunch met klanten, dan is er weer wel sprake van een bijkomstig zakelijk belang.
De rechter is met de Belastingdienst van mening dat de lunch die door de werknemers van de bedrijven (binnen de 'holding') op een vaste werkplek werd genuttigd niet is vrijgesteld van loonheffing. Volgens de onderneming echter waren veel werknemers vaak buiten het kantoor voor het verrichten van de werkzaamheden en kwamen zij dan weer bij elkaar om tijdens de lunch zakelijke gegevens met elkaar uit te wisselen. De werkgever zegt dat er in de tijd van een half uur lunchpauze minimaal tien minuten over zaken die het werk betreft werd gesproken. Toch vindt de rechter dit geen argument om te kunnen spreken van een meer dan bijkomstige zakelijk belang, ook al werd er wellicht minimaal tien minuten over het werk gesproken. De eerste tachtig lunches zijn dus ook belast.
Ook al is deze regeling in 2007 afgeschaft, toch is het van belang goed na te gaan of bij lunches bijkomstige zakelijke belangen worden gediend. Tegenwoordig zijn alle maaltijden (dus ook na tachtig maaltijden) onder deze voorwaarden belastingvrij. Dat biedt echter geen vrijbrief om zakelijk met elkaar te gaan lunchen. De Belastingdienst blijft hameren op het zakelijk belang anders is de vergoeding of verstrekking belast.
Bijlagen:
Per 1 januari 2012 is het eenvoudiger om gebruik te maken van de zogeheten 'extra verhoogde schenkingsvrijstelling' in verband met een schenking van ouders aan kinderen voor de financiering van een eigen woning. De tot 1 januari jl. geldende eis van een notariële akte is namelijk komen te vervallen.
Bij schenking van ouders naar kinderen gelden voor 2012 de volgende vrijstellingen:
Computers en randapparatuur zijn als scholingskosten in de toekomst niet langer aftrekbaar. Dat schrijft het Financieele Dagblad.
Het kabinet wil de mogelijkheid om scholingskosten af te trekken van de inkomstenbelasting gaan beperken. Alleen cursus-, college- en examengeld, promotiekosten en leer- en beschermingsmiddelen die door de onderwijsinstelling worden verplicht blijven aftrekbaar.
De beperking is geregeld in een wetsvoorstel 'Studeren is investeren' van de staatssecretarissen Halbe Zijlstra van Onderwijs en Weekers van Financiën.
Het plan houdt verband met bezuinigingen op de studiebeurs 2012-2013. Het kabinet is bang dat de bezuinigingen teniet worden gedaan doordat werkende masterstudenten uitwijken naar de aftrek scholingskosten.
De Raad van State vraagt zich af waarom dit 'fiscale weglekken' niet alleen de masterstudenten treft maar alle belastingplichtigen. Het kabinet antwoordt dat anders de belastingregels te complex zouden worden. Daarnaast wil het kabinet de oneigenlijke aftrek beperken. Dat geldt voor computers die veel privé worden gebruikt en voor kosten voor levensonderhoud, reisjes en excursies die niet aftrekbaar zijn maar onder een andere noemer toch worden geclaimd.
Bijlagen:
Een in Duitsland gevestigde ondernemer zonder vaste inrichting in Nederland heeft geen recht op toepassing van de Nederlandse kleine ondernemersregeling (KOR) in de btw. Dat heeft Rechtbank Breda onlangs geoordeeld.
De betreffende ondernemer oefent doorgaans in Duitsland zijn activiteiten uit. In 2008 verricht hij ook leveringen in Nederland. Hij doet in zijn btw-aangifte een beroep op de kleine ondernemersregeling in de btw. In geschil is of de ondernemer recht heeft op toepassing van de KOR.
Rechtbank Breda is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechtbank baseert zijn oordeel op het arrest Schmelz van het Hof van Justitie EU. Daarin wordt gerechtvaardigd dat de KOR enkel van toepassing is op kleine ondernemingen die zijn gevestigd op het grondgebied van de lidstaat waar btw is verschuldigd. Ook al vermeldt de toelichting bij de aangifteformulieren niet dat de KOR enkel voor in Nederland gevestigde ondernemers van toepassing is, is geen sprake van opgewekt vertrouwen, omdat de toelichting bij de aangifte algemene informatie met een voorlichtend karakter betreft.
Bijlagen:
Zakelijke rijders met een 'Verklaring geen privégebruik auto' ontvangen vanaf 24 januari van de Belastingdienst een brief. Met deze verklaring geven zij aan maximaal 500 privékilometer per kalenderjaar te rijden.
In de brief wijst de fiscus deze zakelijke rijders erop, dat de verklaring voor onbepaalde tijd is en geldig blijft zolang hun situatie niet verandert. Zij moeten wijzigingen zoals een andere (bestel)auto of wanneer zij meer dan 500 privékilometer per kalenderjaar rijden, zo snel mogelijk aan de Belastingdienst doorgeven via dit formulier .
Als een 'Verklaring geen privégebruik auto' onterecht is afgegeven, kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen inclusief een boete, en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw sturen.
Bijlagen:
Een lening van een tandartsenstel uit hun ondernemingsvermogen aan hun adviseur is te riskant, zo vindt het hof in Amsterdam omdat uit de hoogte van de rente (12% op jaarbasis) is op te maken dat het om een risicovolle belegging gaat. Een verlies op deze lening is daarom niet aftrekbaar.
De zaak gaat als volgt. De tandarts en zijn vrouw drijven in vof-verband een tandartsenpraktijk. Tot het vermogen van de vof behoort geld op een rendementsrekening. Hiervan is in 2004 € 50.000 uitgeleend aan hun adviseur. De lening heeft een opzegtermijn van één maand en de rente is 1% per maand. De adviseur voldoet vanaf begin 2005 niet meer aan zijn betalingsverplichtingen.
In geschil is of de lening begin 2006 terecht is aangemerkt als ondernemingsvermogen en of deze vervolgens mag worden afgeboekt tot nihil. Rechtbank Haarlem vindt dat de uiteindelijke weergave in de jaarrekeningen van de vennoten beslissend is. Het is aannemelijk dat de lening is verstrekt uit tijdelijk overtollige liquide middelen van de onderneming. Gelet op de korte opzegtermijn kon het geld snel weer beschikbaar zijn voor de onderneming. De lening is dus redelijkerwijs tot het ondernemingsvermogen gerekend. Het verlies is door het tandartsenstel terecht afgetrokken.
Hoger beroep
De waarde van een verhuurde woning die in box 3 valt, is, met ingang van 1 januari 2010, gelijk aan de WOZ-waarde.
In sommige gevallen geldt een lagere waarde, zoals voor een permanent verhuurde woning en een woning op erfpachtgrond.
Bijlagen:
Het Gerechtshof in Amsterdam heeft onlangs beslist dat een in 2006 geleden afwaarderingsverlies op een vanuit het ondernemingsvermogen gefinancierde geldlening toch niet ten laste van de winst kwam. Daarmee zag het Hof het anders dan eerder de rechtbank in Haarlem.
De procedure betrof een in 2004 verstrekte lening met een opzegtermijn van één maand, een rentevergoeding van 1 procent per maand en zonder zekerheden. De geldlening was verstrekt uit tijdelijk overtollige liquide middelen voor doeleinden die aan de onderneming (een tandartsenpraktijk) vreemd waren. De Hoge Raad had in een arrest uit 1985 aangegeven dat in dergelijke omstandigheden de verstrekte geldlening tot het ondernemingsvermogen kan behoren, als deze geldmiddelen zo zijn belegd dat ze weer tijdig in de onderneming beschikbaar zullen zijn.
Het Hof trok uit de hoge kredietvergoeding (meer dan 12 procent per jaar) en het ontbreken van zekerheden de conclusie dat de debiteur de verkregen middelen uiterst risicovol moet gaan beleggen, wil hij zelf nog voordeel kunnen behalen. De kans dat hij het geleende geld niet kan terugbetalen is groot. Voor dat geval kan niet worden gezegd dat het uitgeleende geld weer tijdig in de onderneming beschikbaar zal zijn. De geldlening kwalificeerde daarom niet als ondernemingsvermogen en was het afwaarderingsverlies toch niet aftrekbaar.
Bijlagen:
Voor de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2011 moet de ondernemer het privégebruik auto over 2011 opgeven. Daarbij heeft hij te maken met twee regelingen: die van vóór 1 juli 2011 en die van ná 1 juli 2011. Dat meldt de Belastingdienst vandaag.
Onderstaand voorbeeld maakt duidelijk hoe de ondernemer het privégebruik auto moet opgeven in zijn aangifte omzetbelasting (voorwaarde is: er is géén km-administratie).
Stel: de ondernemer rijdt een auto met een catalogusprijs (incl. BPM en btw) van € 30.000. De bijtelling hiervoor bedraagt 25%, ofwel € 7.500.
Vanaf 1-1 tot 1-7 moet de ondernemer aangeven: 12% x € 7.500 x 0,5 jaar = € 3.750 (omzet), € 450 (belasting)
Vanaf 1-7 tot 31-12 moet de ondernemer aangeven: 2,7% van € 30.000 x 0,5 jaar = € 15.000 (omzet) en € 405 (belasting)
Totaal aan te geven: € 18.750 (omzet), € 855 (belasting)
Regelingen
Let op: Bezwaarschriften
Hof Arnhem heeft onlangs beslist dat een vrouw in 2009 geen recht had op aftrek van een verlies op een in 2003 verstrekte Agaathlening aan twee startende ondernemers die in 2009 failliet waren gegaan. De vrouw claimde vervolgens een verliesaftrek op de lening. Het hof kwam tot zijn oordeel doordat de Agaathlening niet binnen vier weken na het overeenkomen daarvan bij de Belastingdienst was geregistreerd.
Naar het oordeel van het hof is een termijn van vier weken voor een eenvoudige handeling als het toesturen ter registratie van de geldleningovereenkomst aan de Belastingdienst niet onredelijk.
Agaathlening
In hoger beroep over het autokostenforfait geeft de fiscus een werknemer en een dga het nakijken. Beiden moeten alsnog de bijtelling betalen voor het privégebruik van een auto van de zaak. De een vanwege een achteraf gereconstrueerde rittenregistratie, de andere vanwege het feit dat de auto privé op naam staat, maar de bv alle kosten en lasten draagt.
De zaak van de werknemer gaat als volgt. Aan hem is door zijn werkgever een auto ter beschikking gesteld. Voor de auto is een 'Verklaring geen privégebruik auto' afgegeven.
In 2008 verzoekt de inspecteur aan de werknemer om een rittenregistratie te overleggen. Naar aanleiding van de overgelegde rittenregistratie verzoekt de inspecteur de werknemer om enkele discrepanties tussen de rittenregistratie en gegevens van het CJIB te verklaren. Ondanks de verklaringen van de werknemer legt de inspecteur een naheffingsaanslag LB aan hem op voor het privégebruik van de auto, omdat hij niet heeft kunnen aantonen dat de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden is gebruikt.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht het autokostenforfait heeft toegepast. Het hof baseert dit oordeel op de verklaring van de werknemer dat de uitgewerkte rittenregistratie is gereconstrueerd op basis van een eerder verstrekte rittenregistratie. Verder heeft de werknemer verklaard dat de rittenregistratie geen doorlopende correcte weergave van de werkelijkheid is. Volgens het hof heeft de werknemer daardoor niet kunnen aantonen dat hij de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden heeft gebruikt.
Het hof neemt deze beslissing ondanks het feit dat de werknemer nog over een andere (privé)auto beschikt en dat hij de auto van de zaak meestal op zijn werk achterlaat, omdat hij bij zijn woning niet over een parkeerplaats voor de auto van de zaak beschikt. Het hof handhaaft de naheffingsaanslag.
Autodemontagebedrijf
Hof Amsterdam heeft onlangs geoordeeld dat de gebruikelijk loon van een dga op 50% moet worden vastgesteld in verband met de gezondheidsproblemen van de man.
De dga heeft alle aandelen van een bv in zijn bezit. Voor de werkzaamheden die hij voor de bv verricht, betaalt het bedrijf geen salaris aan hem. Tijdens een onderzoek verklaart de dga dat hij geen arbeidsbeloning van de bv ontvangt omdat die nauwelijks inkomsten geniet.
Uit dit onderzoek blijkt echter dat in 2002 en 2003 wel relatief grote privé-uitgaven zijn gedaan via bankrekeningen van de bv. De inspecteur merkt deze opnamen aan als ab-winst en legt een navorderingsaanslag over 2002 op. Hierbij merkt hij een bedrag van € 38.118 aan als gebruikelijk loon. De dga stelt dat het gebruikelijk loon op 20% van € 38.818 moet worden vastgesteld in verband met zijn gezondheidsproblemen.
Hof Amsterdam oordeelt dat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is op de dga. Aangezien de man door zijn gezondheidsproblemen en zijn (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid niet op voltijdsbasis heeft kunnen werken, stelt het hof het gebruikelijk loon vast op 50% van € 38.818. Volgens het hof is namelijk niet aannemelijk geworden dat in normale zakelijke verhoudingen voor soortgelijke dienstbetrekkingen een lager loon dan € 19.059 per jaar wordt betaald. Het hof vermindert de navorderingsaanslag.
Bijlagen:
Het ministerie van Financiën heeft onlangs een nieuw verzamelbesluit uitgebracht met daarin geactualiseerde beleidsstandpunten over de herinvesteringsreserve (HIR). De actualiseringen zijn noodzakelijk geworden doordat beleidsstandpunten uit twee voorgaande besluiten door tijdsverloop of rechtspraak zijn achterhaald.
De geactualiseerde standpunten betreffen onder meer:
Onttrekking en inbreng in andere onderneming
De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek. Wat zijn de aftrekfaciliteiten in 2012?
Zelfstandigenaftrek
Starters
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Meewerkaftrek
gelijk aan of meer dan |
maar minder dan |
bedraagt de meewerkaftrek |
525 |
875 |
1,25% van de winst |
875 |
1.225 |
2% van de winst |
1.225 |
1.750 |
3% van de winst |
1.750 |
4% van de winst |
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
Stakingsaftrek
MKB-winstvrijstelling
Oudedagsreserve
Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers
Bij |
2012 |
2011 |
overdrachten door ondernemers van 60 jaar of ouder overdrachten door invalide ondernemers het staken van de onderneming door overlijden |
€ 443.059 |
€ 435.652 |
overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan |
€ 221.537 |
€ 217.833 |
overige gevallen |
€ 110.774 |
€ 108.922 |
Voor ondernemers met onverrekende verliezen uit 2002 en daarvoor was er een overgangsmaatregel waarmee zij verliezen nog konden verrekenen tot en met 2011. Vanaf 2012 kunnen deze oude verliezen niet meer worden verrekend. Hiermee loopt een crisismaatregel ten einde.
Het gaat om het verlies uit een onderneming dat onderdeel is van het inkomen uit werk en woning (box 1). Als het inkomen uit box 1 negatief is, heet dat een verlies uit werk en woning.
Een verlies uit box 1 kan worden verrekend met positieve box 1-inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en met positieve box 1-inkomsten uit de negen volgende jaren. De verliesverrekening kent een verplichte volgorde: eerst de drie voorafgaande jaren en dan de negen volgende jaren. Verliezen die niet in die periodes kunnen worden verrekend, 'verdampen'. Deze verliezen zijn dan niet meer verrekenbaar. Verliezen uit box 1 kunnen niet worden verrekend met positieve resultaten uit aanmerkelijk belang (box 2) en sparen en beleggen (box 3).
Achtergrond
Een onderneemster die een administratiekantoor exploiteert mag de beloning aan haar echtgenoot voor zijn werkzaamheden die hij voor haar eenmanszaak heeft verricht ten laste van de winst brengen. Dat heeft het hof in Den Haag onlangs in hoger beroep beslist.
De vrouw en haar echtgenoot zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De onderneemster brengt in 2005 € 25.000 in mindering op haar winst voor, door haar echtgenoot verrichte werkzaamheden. Haar echtgenoot geeft het bedrag in zijn aangifte aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur verhoogt de winst van de vrouw met € 25.000. De rechtbank is het met de inspecteur eens omdat de onderneemster niet aannemelijk maakt dat zij in 2005 daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor de door haar echtgenoot verrichte werkzaamheden.
Hof Den Haag is echter een andere mening toegedaan. Het hof oordeelt dat de uitgaven voor de werkzaamheden van de echtgenoot zakelijke uitgaven zijn. De onderneemster en haar echtgenoot zijn in gemeenschap van goederen gehuwd, zodat in het midden kan blijven of de kosten al dan niet daadwerkelijk aan de echtgenoot zijn betaald. Bovendien is het bedrag bij de echtgenoot in de heffing betrokken, zodat de vrouw in het geval dat er niet betaald is eenzelfde bedrag ten laste van haar winst kan brengen, omdat dan sprake is van een informele kapitaalstorting in de kostensfeer. Het bedrag van € 25.000 is aftrekbaar. Het hof verklaart het beroep van de onderneemster gegrond.
Bijlagen:
Met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2011 geldt een nieuwe berekening van de btw-correctie voor privégebruik van een auto van de zaak.
De nieuwe regeling houdt in dat het correctiepercentage 2,7 procent bedraagt van de catalogusprijs van de auto. Hierbij moet uitgegaan worden van de zogenaamde tijdsevenredigheid. Dit betekent dat ondernemers dagelijks moeten bijhouden voor elke auto of deze ook voor privédoeleinden is gebruikt.
Ondernemers kunnen de btw die zij betalen bij de aankoop van bijvoorbeeld een auto, aftrekken van de btw die zij zelf moeten afdragen. Dit uitgangspunt geldt alleen wanneer de ondernemer of zijn personeel de auto volledig zakelijk gebruikt. Maar als de auto niet volledig zakelijk wordt gebruikt, treedt een btw-correctie op.
"De oorspronkelijke regeling die de eerste helft van 2011 gold maakte de btw-correctie afhankelijk van de CO2 uitstoot van een auto". "De rechter bepaalde echter dat dit leidt tot discriminatie , de btw-correctie is alleen afhankelijk van de prijs van de auto en de mate van privégebruik. Er moest derhalve een nieuwe regeling komen, die dan nu is uitgekristalliseerd."
De berekening van de btw-correctie die vanaf 1 juli 2011 geldt, luidt als volgt:
2,7 procent van de gemiddelde catalogusnieuwwaarde inclusief btw en bpm van alle auto's die in een jaar ter beschikking hebben gestaan maal het aantal werknemers met een auto van de zaak. Dit moet in 2011 dan nog door twee worden gedeeld omdat de eerste helft van het jaar nog de oude formule geldt, te weten 12 procent van de bijtelling over het eerste half jaar van 2011.
"De nieuwe formule voorkomt dat dagelijks moet worden bijgehouden welke auto ook privé wordt gebruikt. Hiermee worden de administratieve lasten voor de btw beperkt".
De nieuwe regeling is ook in 2012 van kracht. Wat er daarna gebeurt is nog onbekend.
Woensdag 4 januari 2012
Nederland heeft met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten ter voorkoming van dubbele heffing van directe belastingen. Ook heeft Nederland verdragen afgesloten waarin de uitwisseling van fiscale informatie wordt geregeld. In dit overzicht zijn niet alleen belastingverdragen opgenomen, maar ook andere regelingen, zoals de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
Het verdragenoverzicht wordt elk kwartaal bijgewerkt.
[ Bron: Ministerie van Financiën ]
Dinsdag 3 januari 2012
Onlangs heeft de Hoge Raad beslist dat een melding van betalingsonmacht niet rechtsgeldig is wanneer er sprake is van opzet en/of grove schuld.
De zaak waarover Hoge Raad zich boog, betrof een familievennootschap waarvan bij een boekenonderzoek was gebleken dat ze enkele jaren lang te weinig omzetbelasting had aangegeven. Dat resulteerde in een naheffingsaanslag en een boete. In plaats van te betalen stuurde de vennootschap een brief dat ze onmogelijk de aanslag binnen de gestelde termijn kon voldoen. Kort daarop werd de vennootschap failliet verklaard. De Belastingdienst achtte bij de voormalige bestuurders opzet en/of grove schuld aanwezig en stelde hen persoonlijk aansprakelijk voor de belastingschuld. Het Hof in Den Haag was het daarmee eens.
De Hoge Raad betoogde dat volgens artikel 7, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 een organisatie uiterlijk twee weken na de vervaldag van die aanslag een melding van betalingsonmacht kan doen, maar niet in geval van opzet en/of grove schuld. Dat daarvan sprake was, hadden de eigenaars in cassatie niet bestreden. Dus hadden ze geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht gedaan.
Bijlagen:
In twee procedures heeft de rechtbank Breda geoordeeld over inhoudingen van pensioenpremies voor inkoop van pensioentekorten.
In oktober 2006 besluit een bv het salaris van de enig aandeelhouder met terugwerkende kracht tot 2005 te verhogen naar € 165.000. Gelijktijdig wordt besloten pensioentekorten over diensttijd bij de enig aandeelhouder eigen bv in te kopen. In dat kader wordt over 2005 een eenmalige inhouding van € 165.000 overeengekomen. Vervolgens wordt ook afgesproken dat voor inkoop van pensioen vanaf 2006 een drietal jaarlijkse inhoudingen zullen plaatsvinden van € 105.000.
In geschil is of de enig aandeelhouder in 2005 een bedrag van € 165.000 als bijdrage aan de inkoop van pensioentekorten in aftrek kan brengen op zijn inkomen uit werk en woning. Rechtbank Breda oordeelt dat hij niet kan aantonen dat hij, als gevolg van de afspraken uit oktober 2006, in 2005 enig bedrag aan loon heeft genoten of inhouding van een pensioenbijdrage daarop heeft betaald. Als gevolg daarvan gaat de rechtbank ervan uit dat sprake moet zijn van een gebruikelijk loon in 2005.
De rechtbank stelt het gebruikelijk loon over 2005 daarop vast op € 115.000.
Vrijstelling loonheffing?
Gebruikelijk loon