boitelle_logo
   

Home

Kantoor en dienstverlening

Belastingadviseur

Actualiteiten

Algemene Voorwaarden

Contact

 

2014 | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007

A C T U E E L N I E U W S 2008

Maandag 29 december 2008

Bestuursprocesrecht
Versoepelingen in boetebeleid Belastingdienst / 29 december 2008

Staatssecretaris De Jager van Financien heeft de nieuwe versie van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vastgesteld. Het betreft een volledige herziening van het fiscale boetebeleid van de Belastingdienst in verband met een versoepeling, vereenvoudiging en modernisering van het boetebeleid. Het besluit treedt op 1 januari 2009 in werking.
Het Beleidsbesluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst geeft aan of, en zo ja in welke gevallen de Belastingdienst een verzuim- of een vergrijpboete oplegt. Al eerder dit jaar kondigde De Jager aan dat hij het boeteregime van de Belastingdienst wilde aanpakken om zo enkele irritaties in het midden-en kleinbedrijf weg te nemen. De belangrijkste versoepeling in het beleidsbesluit betreft de coulanceperiode van zeven dagen.

Coulanceperiode

Een bedrijf dat te laat is met de aangifte loon-of omzetbelasting, maar deze alsnog binnen zeven dagen na afloop van de wettelijke aangiftetermijn indient, krijgt geen verzuimboete meer. Voorwaarde is dat het bedrijf de voorgaande keer wel op tijd heeft betaald.

Betalingsverzuim

Hetzelfde geldt als de verschuldigde loon-of omzetbelasting te laat is afgedragen. Wordt de verschuldigde belasting uiterlijk betaald binnen zeven dagen na afloop van de wettelijke betalingstermijn, dan wordt geen verzuimboete opgelegd. Ook hier geldt de voorwaarde dat een bedrijf in het voorafgaande tijdvak of voorgaande tijdstip voor dezelfde belastingsoort niet in verzuim was.

Wordt een gedeelte van de verschuldigde belasting echter binnen de zeven dagen betaald en een gedeelte ná die termijn, dan wordt de boete berekend over het gehele bedrag dat te laat is betaald.

Vergrijpboete niet mogelijk

In het besluit is ook opgenomen dat het niet (of niet binnen de termijn) doen van een aangifte omzet-of loonbelasting uitsluitend wordt beboet als een verzuim. Het opleggen van een vergrijpboete is dus niet mogelijk.

Vervallen voorgaande diverse besluiten

Met deze nieuwe versie van het Beleidsbesluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst zijn eerdere besluiten ingetrokken, zoals het besluit van 21 maart 2007, waarin bijvoorbeeld de situatie is beschreven aangaande de boeteregels bij vrijwillige verbetering van de aangifte en/of het betalingsgedrag.

Maandag 22 december 2008

Ouderdomsvoorzieningen
Helft ondernemers heeft spaarrekening als oudedagvoorziening / 22 december 2008

Voor 49% van de mkb'ers is de spaarrekening de belangrijkste oudedagvoorziening. Van deze groep heeft 44% een deel van zijn oudedagvoorziening geregeld via het voormalige loondienstverband en 34% heeft beleggingen. Slechts 34% van de mkb'ers heeft een lijfrenteverzekering afgesloten.
Dit blijkt uit onderzoek van Intomart/Gfk in opdracht van verzekeraar Delta Lloyd. Bij zzp'ers is de spaarrekening ook de belangrijkste oudedagvoorziening (43%), 37% heeft via loondienstverband een gedeeltelijke voorziening, 30% heeft beleggingen en 41% heeft een lijfrenteverzekering afgesloten. Van de zzp'ers ziet 35% de waarde van het huis als belangrijkste voorziening voor de oude dag.

Ondernemer bouwt via verschillende 'routes' pensioen op

De pensioenopbouw van ondernemers kenmerkt zich door een combinatie van verschillende 'routes' om een oudedagsvoorziening op te bouwen: sparen via een spaarrekening, pensioen via loondienstverband, beleggen en een lijfrenteverzekering.
Startende mkb'ers hebben vaker de mogelijkheid aangewend om hun pensioen via een aparte pensioen-bv op te bouwen. Startende zzp'ers maken minder vaak gebruik van beleggen (16%) als pensioenmogelijkheid. Ook beschouwen zij minder vaak de waarde van het bedrijf als hun pensioen (4%). De waarde van het bedrijf scoort ook relatief laag bij mkb'ers (30%) en gevestigde zzp'ers (21%).

Buffer voor slechte tijden en aanschaf privézaken

Zowel startende ondernemers (30%) als zzp'ers (26%) bouwen naast de ouderdomsreserve ook vermogen op om een buffer te creëren voor het bedrijf in slechte tijden en om te sparen voor aanschaf van privézaken, zoals een auto, boot of woning. Ook de nalatenschap aan familie vormt een doel.

Vermogensopbouw

Van de mkb'ers geeft 15% aan dat zij op dit moment geen vermogen kunnen opbouwen, bij de gevestigde zzp'ers is dit 21%. 17% van de mkb'ers bouwt vermogen op voor toekomstige expansie van het bedrijf, bij de zzp'ers is dit slechts 8%.

FOR

De fiscus biedt de zelfstandig ondernemer zonder personeel de mogelijkheid om een oudedagsvoorziening op te bouwen, door een voorziening op de balans op te nemen. Door gebruik te maken van deze FOR verlaagt de ondernemer zijn winst. Daardoor hoeft hij over dit gedeelte geen belasting te betalen. Belastingheffing vindt pas plaats op het moment dat deze FOR vrijvalt.

Lijfrente

Tegenover de voorziening op de balans kan de ondernemer een lijfrenteverzekering sluiten. In dat geval vindt de belastingheffing plaats over de lijfrente-uitkeringen. Een andere mogelijkheid is om de fiscale jaarruimte om te zetten in een flexibele lijfrenteverzekering als een aanvulling op het inkomen later. Op deze manier kan het pensioen opgebouwd of aangevuld.

[ Bron: Delta Lloyd ]

Woensdag 17 december 2008

Omzetbelasting
Beroep op Van der Steen-arrest faalt / 17 december 2008

Een dga is aansprakelijk gesteld voor btw-schulden van zijn bv. De dga beroept zich op het Van der Steen-arrest en meent dat hij niet btw-plichtig was. Rechtbank Arnhem helpt hem uit die droom.

Van der Steen-Arrest

Op 18 oktober 2007 besliste het Europese Hof van Justitie dat een dga die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor zijn bv, geen btw-ondernemer is. Voor veel dga's betekende deze uitspraak het einde van het btw-ondernemerschap.

Casus

De dga brengt zijn onderneming - een uitzendbureau - in 2004 in een bv in. Medio 2005 dienen de dga en zijn bv bij de Belastingdienst een verzoek in om hen als een fiscale eenheid voor de btw aan te merken. De inspecteur willigt dit verzoek in. De fiscale eenheid doet vervolgens enkele malen aangifte voor de btw, maar betaalt de aangegeven belasting niet.

Begin 2006 wordt de dga aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde omzetbelasting. De dga vindt dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld en stelt dat hij, op grond van het Van der Steen-arrest, niet belastingplichtig was voor de omzetbelasting.

Uitspraak rechtbank

Rechtbank Arnhem beslist dat de dga zich niet met succes kan beroepen op het Van der Steen-arrest. Hij heeft samen met zijn bv zelf verzocht om als een fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt en er is geen bezwaar gemaakt tegen de door de Belastingdienst afgegeven beschikking. Dit houdt in dat de beschikking formele rechtskracht heeft gekregen.

Besluit staatssecretaris van Financiën

Vervolgens beslist de rechtbank dat het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 21 december 2007 de toezegging bevat dat een persoon die ten onrechte als ondernemer is aangemerkt, die status niet met terugwerkende kracht zal worden ontnomen. Volgens de rechtbank blijkt uit dit besluit niet dat een persoon waarvan achteraf komt vast te staan dat hij ten onrechte deel heeft uitgemaakt van een fiscale eenheid, met terugwerkende kracht moet worden beschouwd geen deel te hebben uitgemaakt van die fiscale eenheid.

Maandag 15 december 2008

Internationaal belastingrecht
Conserverende aanslag niet in strijd met Europees recht / 15 december 2008

Rechtbank Breda beslist dat een conserverende aanslag bij emigratie niet in strijd is met Europees recht.

Casus

Een belastingplichtige is samen met zijn echtgenote op 15 april 2003 naar België geëmigreerd. Op het moment van emigratie was hij aanmerkelijk belanghouder van (onder meer) twee bv's. Naar aanleiding van de emigratie heeft de inspecteur een conserverende aanslag opgelegd waarin het te conserveren inkomen uit aanmerkelijk belang is vastgesteld op € 5 mln. Met betrekking tot de aanslag zijn geen zekerheden gesteld. Daarnaast is aan de belastingplichtige automatisch uitstel van betaling verleend.

Uitstel van betaling

Op het moment van emigratie gaat de Belastingdienst uit van een fictieve vervreemding van het aanmerkelijke belang in een Nederlandse vennootschap. De aanmerkelijkbelangwinst die hierdoor ontstaat, wordt tot het inkomen in box 2 gerekend. In de meeste gevallen wordt automatisch uitstel van betaling verleend. Het uitstel van betaling is maximaal 10 jaar. Als die 10 jaar verstreken zijn kan een belastingplichtige een verzoek om kwijtschelding van de belastingschuld indienen.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank te Breda beslist dat het opleggen van de conserverende aanslag niet in strijd is met het belastingverdrag Nederland - België. Aan de belastingplichtige is namelijk automatisch uitstel van betaling verleend zonder dat daarbij enige vorm van zekerheid is geëist en bij een vervreemding van de aandelen wordt rekening gehouden met een eventuele waardedaling .

Woensdag 10 december 2008

Pensioenen
Hoge dotatie aan pensioenvoorziening terecht niet geaccepteerd / 10 december 2008

Een bv die een pensioenverplichting overneemt tegen niet-zakelijke prijs, mag het verschil tussen de waarde van de overgenomen pensioenverplichting en het daarvoor ontvangen kapitaal niet ten laste van het fiscale resultaat brengen. De inspecteur heeft de hoge dotatie van de bv terecht niet geaccepteerd.

Casus

De pensioenaanspraken van de twee aandeelhouders van een bv zijn ondergebracht bij een stichting. Op 10 december 2003 sluiten de bv, de stichting en de twee aandeelhouders een overeenkomst waarbij de stichting de pensioenverplichting en het pensioenkapitaal overdraagt aan de bv.

Per 31 december 2002 bedroeg de bij de stichting opgebouwde pensioenvoorziening € 595.049,25. De bv neemt de pensioenverplichting over voor een bedrag van € 402.513. De stichting blijft het verschil schuldig. De bv berekent haar pensioenvoorziening per 31 december 2003 op € 812.622.

De bv berekent vervolgens een dotatie over 2003 aan de pensioenvoorziening van € 215.215. De door de inspecteur toegestane pensioendotatie bedraagt € 160.686.

Conclusie Rechtbank Breda

Volgens de rechtbank zou een zakelijk handelende partij geen verplichtingen overnemen zonder daarvoor een adequate tegenprestatie te verlangen. De bv heeft geen zakelijke reden om met een geringer kapitaal genoegen te nemen dan dat overeenkomt met de tegenwaarde van de overgenomen pensioenverplichtingen. De tegenwaarde bedraagt € 595.049 terwijl de bv de pensioenverplichting overneemt voor € 402.513.

Rechtbank Breda concludeert dat de bv ofwel nog een vordering heeft op de stichting ofwel om niet-zakelijke redenen heeft afgezien van een zakelijke vergoeding. Het verschil tussen de waarde van de overgenomen pensioenverplichtingen en het van de stichting ontvangen kapitaal kan niet ten laste van het fiscale resultaat over 2003 worden gebracht.

Maandag 8 december 2008

Algemeen
Eindejaarstips voor bv en dga / 8 december 2008

Ondernemers die een bv hebben en/of directeur-grootaandeelhouder zijn, wordt geadviseerd rekening te houden met de volgende tips en onderwerpen.

Kies voor kwartaalaangifte: stuur brief op

Ga goed na of de ondernemer volgend jaar in aanmerking komt voor een kwartaalaangifte btw. Voor veel ondernemers is dit het geval, aangezien de drempel om kwartaalaangifte te doen per januari 2009 omhoog gaat van € 7.000 naar € 15.000.

De Belastingdienst heeft ondernemers die in aanmerking komen voor een kwartaalaangifte inmiddels een brief gestuurd. Stuur deze brief dan vóór 12 december terug naar de Belastingdienst.

Neem dit jaar extra veel winst

Omdat voor 2008 de tarieven in de vennootschapsbelasting met terugwerkende kracht tot 1 januari worden verlaagd, hoeft de ondernemer over dit jaar slechts 20% belasting te betalen over de eerste € 250.000 van de winst. Volgend jaar is dat weer 20% over € 40.000.

Profiteer van deze eenmalige verlaging en neem dit jaar extra veel winst, bijvoorbeeld door een deel van de kosten uit te stellen. Ook het opvoeren van voorzieningen, reserveringen en (extra) hoge afschrijvingen kan de ondernemer beter over de jaargrens heentrekken. Denk er wel aan dat hier bepaalde fiscale spelregels voor kunnen gelden, zoals bijvoorbeeld 'het goedkoopmansgebruik'.

Vergroot aandelenbelang (te) kleine deelnemingen

Heeft de ondernemer deelnemingen met een belang van minder dan 5%? Houdt er dan rekening mee dat de ondernemer nog slechts één jaar kan profiteren van de deelnemingsvrijstelling. Vanaf 2010 moet een bv minimaal 5% van de aandelen in de dochter-bv bezitten om in aanmerking te komen voor de deelnemingsvrijstelling. Wil hij voorkomen dat de deelnemingsvrijstelling straks niet meer van toepassing is? Vergroot dan op tijd het aandelenbelang.

Terbeschikkingstelling start bij aankoop pand

Indien de dga een pand beschikbaar stelt aan zijn eigen onderneming, dan betaalt hij inkomstenbelasting over de opbrengsten die daaruit voortvloeien. Dit volgt uit de zogeheten terbeschikkingstellingsregeling . Is de dga van plan om een pand aan zijn bv te verhuren? Houdt er dan rekening mee dat de terbeschikkingstellingsregeling al van start gaat vanaf het moment van aankoop van een pand en dus niet vanaf het moment waarop het pand verhuurd wordt. Dat heeft de belastingrechter onlangs beslist.

Bij een pand dat eerst nog grondig moet worden verbouwd, kan dit gunstig zijn, omdat de dga dan alle kosten in aftrek kan brengen.

Saneer rekening-courant

Heeft de ondernemer een rekening-courantrekening bij zijn bv? Dan kan het verstandig zijn om deze te saneren. Een rekening-courantschuld valt namelijk in box 3, waardoor de rente niet aftrekbaar is. Sanering is mogelijk door eventueel de lening door de bv te laten kwijtschelden. Dat impliceert een dividenduitkering, waarover dividendbelasting (15%) is verschuldigd.

Ook als de ondernemer een vordering heeft op de bv, kan het aantrekkelijk zijn deze te laten aflossen of kwijt te schelden. De rente op de vordering is namelijk belast in box 1.

Maak afspraak over uw salaris

Heeft de ondernemer nog geen afspraak met de inspecteur gemaakt over de hoogte van zijn fictief loon voor (al) zijn bv(s)? Doe dat dan nog dit jaar. Het salaris uit zijn bv moet in principe op € 40.000 (2008) worden gesteld. Wil de ondernemer een lager salaris in aanmerking nemen, dan moet hij aannemelijk maken dat dit zakelijk is.

Houdt er rekening mee dat de ondernemer voor alle bv's waarvoor hij werkt salaris moet opnemen. Alleen als de bv zelf geen economische activiteiten verricht, zoals een slapende bv en een pensioen-bv geldt een uitzondering.

Profiteer van levensloop

Iedere werknemer - dus ook de dga - kan deelnemen aan de levensloopregeling. Over het gespaarde loon kan langdurig uitstel van belastingheffing worden verkregen. Dat levert een rentevoordeel op en bij een goede planning mogelijk ook een tariefsvoordeel. Ieder gespaard jaar levert bovendien een heffingskorting op van € 191 (2008) per jaar. Daarnaast is het levenslooptegoed vrijgesteld in box 3. Het gespaarde bedrag kan de ondernemer benutten om eerder met pensioen te gaan. Profiteer hiervan.

Pas op voor twee keer bijtelling

Rijdt de ondernemer in twee auto's van de zaak? Dan moet zijn bv in principe twee keer bijtelling voor privégebruik in aanmerking nemen. Hier kan de ondernemer alleen onderuit komen als hij aan kan tonen dat hij alleenstaand is of als hij in zijn gezin de enige is die over een rijbewijs beschikt. Dan geldt de norm van één keer bijtelling. Hij kan natuurlijk ook een rittenadministratie bijhouden om aan te tonen dat hij één auto uitsluitend zakelijk gebruikt.

Meld verbreking fiscale eenheid direct

Meldt altijd het einde van een fiscale eenheid btw. De hoofdelijke aansprakelijkheid houdt namelijk pas op te bestaan op het tijdstip waarop de melding van beëindiging bij de Belastingdienst is binnengekomen.

Vrijdag 5 december 2008

Pensioenen
Sparen bij de bank of bij een verzekeraar? / 5 december 2008

Met ingang van 2008 is het mogelijk om een lijfrentevoorziening of kapitaalverzekering eigen woning (KEW) onder te brengen bij een bank of beheerder van een beleggingsinstelling. Wat is het verschil met sparen bij een verzekeraar?

Lijfrentebanksparen

De vormgeving van het lijfrentebanksparen is een vertaling van die van de lijfrenten bij een verzekeraar. Maar deze vertaalslag is niet volledig gelukt.

Levensonafhankelijk

Een bancaire lijfrente is bijvoorbeeld altijd levensonafhankelijk en sekseneutraal. Bij een verzekeraar zijn lijfrenten juist wel levensafhankelijk en zijn voor de hoogte van de termijnen leeftijd en geslacht wel van belang.

Faillissementsbescherming

Er zijn ook verschillen tussen bancaire en verzekerde lijfrenten die het gevolg zijn van slordigheden in het wetsvoorstel. Zo is er voor een verzekerde lijfrente faillissementsbescherming - de curator kan de lijfrente niet afkopen. Deze bescherming ontbreekt (ten onrechte) voor bancaire lijfrenten.

Vragen en antwoorden-lijst

Het nieuwe 'lijfrenteverzamelbesluit' van 3 juni 2008 gaat merkwaardig genoeg nog niet in op het lijfrentebanksparen. Ook is er (nog) geen apart besluit dat antwoorden op in de praktijk levende vragen over het lijfrentebanksparen bevat. Haagse molens malen nu eenmaal langzaam.

Wel heeft de kennisgroep verzekeringsproducten van de Belastingdienst een 'vragen en antwoorden-lijst' met daarin de antwoorden op een aantal veel gestelde vragen. Het gaat hierbij om interpretatief beleid (uitleg van wetgeving), niet om beleid in aanvulling of in afwijking van wetgeving.

SEW en BEW

Behalve lijfrentebanksparen zijn er nu ook twee tegenhangers voor de kapitaalverzekering eigen woning (KEW). Het gaat om de spaarrekening eigen woning (SEW), af te sluiten bij een bank, en het beleggingsrecht eigen woning (BEW), af te sluiten bij de beheerder van een beleggingsinstelling.

Foutjes

Ook hier zijn er foutjes in de regeling geslopen. De verzekeringnemer van een KEW hoeft bijvoorbeeld niet zelf een eigen woning en/of een eigenwoningschuld te hebben. Voldoende is dat zijn partner een woning en/of eigenwoningschuld heeft. De rekeninghouder van een SEW of de houder van een BEW moet echter zelf te allen tijde én een eigen woning én een eigenwoningschuld hebben. Wie denkt dat de wetgever deze foutjes spoedig zal herstellen, komt bedrogen uit. Vooralsnog zijn daar geen aanwijzingen voor.

Huwelijksvermogensrechtelijke en erfrechtelijke aspecten

De hooggespannen verwachtingen die men ten tijde van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel had, komen niet uit. De wetgever is er vanuit gegaan dat banken en beleggingsinstellingen hun producten tegen een lagere prijs kunnen aanbieden. Dat blijkt in de praktijk - er is onderzoek naar gedaan - lang niet altijd zo te zijn. Een stormloop op de nieuwe bancaire producten is uitgebleven. Dat heeft er mogelijk ook mee te maken dat de bancaire producten enkele mogelijk vervelende huwelijksvermogensrechtelijke en erfrechtelijke aspecten hebben, die alleen met behulp van een notaris zijn op te lossen en dat kost tijd en geld.

Donderdag 4 december 2008

Inkomstenbelasting/loonheffing
Rittenregistratie ook belangrijk bij bestelauto / 4 december 2008

Hof Amsterdam oordeelt dat ook een stoffige werkauto zonder rittenregistratie leidt tot bijtelling van het autokostenforfait. Het hof volgt hiermee een eerdere beslissing genomen door de rechtbank Haarlem.

Casus

Een ondernemer heeft een stukadoorsbedrijf. Tot het ondernemingsvermogen van de stukadoor behoort een bestelauto. De bestelauto heeft één zitplaats voor een bijrijder en verder alleen laadruimte. Het gezin van de stukadoor beschikt ook over een privé-auto. Er wordt geen rittenregistratie bijgehouden.

De inspecteur legt een naheffingsaanslag op over 2001, omdat de stukadoor geen bijtelling wegens privégebruik van de auto in zijn aangifte opneemt. De rechtbank in Haarlem is het met de inspecteur eens. Het woord is nu aan Hof Amsterdam.

Conclusie Hof Amsterdam

Het staat vast dat de auto maar één passagier kan vervoeren en dat de wet vervoer van kinderen op die bijrijdersplaats niet toestaat. Daarnaast is de binnenzijde van de auto zo stoffig dat de stukadoor niet snel privéritten met het gezin zal maken. Hoewel het gebruik voor privéritten beperkt zal zijn, hoeft het privégebruik zich volgens het hof niet te beperken tot ritten waarbij de kleding schoon moet blijven.

Rittenregistratie

De stukadoor toont niet aan dat hij de bestelauto minder dan 500 kilometer per jaar privé gebruikt. Hij heeft geen rittenregistratie bijgehouden en komt ook niet met ander geschikt bewijs . Hof Amsterdam concludeert dat terecht de bijtelling wegens privégebruik is toegepast.

Woensdag 3 december 2008

Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
Vervangingsvoornemen opvolger telt mee bij vormen herinvesteringsreserve / 3 december 2008

Het vormen van een herinvesteringsreserve kan alleen als er een vervangingsvoornemen is. Wordt gebruik gemaakt van de geruisloze doorschuiffaciliteit dan treedt de opvolger in de plaats van de overdrager. In dat geval is ook het investeringsvoornemen van de opvolger van belang.

Casus

Een moeder heeft in maatschapsverband met haar zoon een agrarische onderneming. Tot haar buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen behoort een melkquotum. Het gebruik en genot van het quotum is ingebracht in de maatschap. In de periode tussen 15 november en 15 december 2004 heeft de moeder haar melkquotum verkocht aan een derde. Voor de boekwinst die zij bij de verkoop van het melkquotum behaalt, vormt ze een herinvesteringsreserve (HIR).

Op 31 december 2004 treedt moeder uit de maatschap en draagt haar maatschapsaandeel en buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen geruisloos over aan haar zoon. De inspecteur rekent het bedrag van de HIR tot de winst uit onderneming van de moeder en corrigeert haar IB-aangifte 2004.

Herinvesteringsreserve

Om een herinvesteringsreserve te mogen vormen, dient op de balansdatum een voornemen tot vervanging aanwezig te zijn. De zoon heeft het bedrijf voortgezet met het voornemen om de melkveehouderij te beëindigen en zich uitsluitend te richten op akkerbouw. In 2005 heeft hij geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen.

Geruisloze doorschuiving

Als een ondernemer zijn onderneming overdraagt moet hij in principe over de stakingswinst afrekenen, tenzij hij gebruik maakt van de doorschuiffaciliteit. Met instemming van de inspecteur is zowel het maatschapsaandeel als het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen met toepassing van artikel 3.63 van de Wet IB 2001 geruisloos overgegaan op de zoon.

Uitspraak van de rechtbank

Rechtbank Breda beslist dat de moeder op 31 december 2004 een voornemen tot herinvesteren had. Omdat gebruik wordt gemaakt van de geruisloze doorschuiving - waarbij de zoon in de plaats treedt van de moeder - zijn de investeringshandelingen van de zoon in 2005 relevant voor de beantwoording van de vraag of moeder per 31 december 2004 een investeringsvoornemen had. De rechtbank is van mening dat het vervangingsvoornemen van de zoon aan moeder moet worden toegerekend. Moeder mag dus een herinvesteringsreserve vormen en de inspecteur wordt in het ongelijk gesteld.

Dinsdag 2 december 2008

Inkomstenbelasting
Woning met kleine werkkamer is geen ondernemingsvermogen / 2 december 2008

Een ondernemer mag zijn woning, die niet splitsbaar is in een privé- en zakelijk gedeelte, tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. Dit mag echter alleen als het privégedeelte niet overheersend is ten opzichte van het ondernemingsgedeelte.

Casus

Een boekhouder maakt als ondernemer deel uit van een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband oefent een administratiekantoor uit. In zijn nieuwe woning beschikt de boekhouder over een onzelfstandige werkruimte die hij gebruikt voor zijn onderneming. Hij beschikt ook elders over werkruimte en een groot gedeelte van zijn werkzaamheden verricht hij bij zijn klanten. Hij rekent zijn hele woning tot zijn ondernemingsvermogen .

Uitspraak rechtbank

Rechtbank Breda oordeelt dat de boekhouder zijn woning niet tot het ondernemingsvermogen mag rekenen. De woning is niet splitsbaar en wordt zowel voor privé- als voor ondernemingsdoeleinden gebruikt. Dit betekent dat een ondernemer in eerste instantie de mogelijkheid heeft om het pand als privévermogen of als ondernemingsvermogen aan te merken. Deze keus moet, volgens de rechtbank, wel binnen "de grenzen der redelijkheid" blijven.

Aandeel werkruimte

De oppervlakte van de werkruimte bedraagt slechts 9% van de totale woonoppervlakte en de inhoud bedraagt slechts 7% van de totale woninginhoud. De rechtbank vindt dat het privégedeelte van de woning zodanig overheersend is ten opzichte van het gedeelte dat ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, dat de boekhouder hiermee de grenzen der redelijkheid heeft overschreden. Daarbij komt dat het gebruik van de werkkamer alleen een aanvullende functie voor de beroepsuitoefening van de boekhouder heeft.

Maandag 1 december 2008

Omzetbelasting
Nederland voor de Europese rechter vanwege btw-vrijstelling / 1 december 2008

De Europese Commissie heeft besloten Nederland voor het Hof van Justitie te dagen omdat Nederland geen btw heft bij de terbeschikkingstelling van personeel.
Volgens de btw-richtlijn is de levering van bepaalde goederen en diensten in de socioculturele sector, de gezondheidszorg en het onderwijs van btw vrijgesteld. Om ervoor te zorgen dat het btw-stelsel neutraal blijft en om oneerlijke concurrentie op de interne markt te voorkomen, heeft het Hof van Justitie er meermaals op gewezen dat de vrijstellingen die volgens de btw-richtlijn mogelijk zijn, strikt moeten worden geïnterpreteerd.

Volgens de Europese Commissie is de interpretatie van Nederland te ruim doordat Nederland ook de terbeschikkingstelling van personeel in deze sectoren van btw vrijstelt.

Uitzendbureaus

Bovendien beschouwt Nederland overheidsinstanties die personeel aan de euregio's ter beschikking stellen niet als btw-plichtigen. Daarom zijn door deze overheidsinstanties geleverde diensten niet aan de btw onderworpen. De Commissie is van mening dat deze overheidsinstanties als particuliere organisaties (bijv. uitzendbureaus) optreden wanneer zij personeel ter beschikking stellen en dat zij daarom als btw-plichtigen moeten worden beschouwd.

De Commissie heeft Nederland in juni 2008 een met redenen omkleed advies gezonden. Daar Nederland zijn wetgeving niet binnen de gestelde termijn heeft gewijzigd, heeft de Commissie besloten de zaak voor het Hof van Justitie te brengen. De Commissie heeft deze zaak nr. 2006/4674 toegekend.

Vrijdag 28 november 2008

Algemeen
Aangenomen moties Belastingplan 2009 / 28 november 2008

Bij de aanvaarding van het Belastingplan 2009 heeft de Tweede Kamer diverse moties aangenomen. In de moties zijn de meningen en verzoeken van de Tweede Kamer vastgelegd. Het Belastingplan 2009 is op 25 november door de Tweede Kamer aanvaard.

Vergroeningsbrief

De regering krijgt het verzoek om uiterlijk mei 2009 een nieuwe vergroeningsbrief naar de Kamer te sturen. Een Tweede Kamerlid vraagt de regering om de mogelijkheden te onderzoeken om via de fiscaliteit energiebesparing in de bestaande woningbouw te stimuleren.

Vereenvoudiging van toeslagen

De Tweede Kamer vraagt de regering, bij het onderzoek naar vereenvoudiging van toeslagen, te onderzoeken met welke maatregelen het aantal fouten en correcties bij de toeslagen drastisch omlaag kan. Bij deze vereenvoudigingsoperatie dient de Staatssecretaris van Financiën ook beleidsmatig als de eerst aangewezen bewindspersoon op te treden.

Stakingswinsttarief

De Tweede Kamer vraagt de regering om met een analyse te komen naar de mogelijkheid van het invoeren van een stakingswinsttarief van maximaal 40% Tweede Kamerlid Kramer constateert dat stakingswinsten vaak voor het grootste deel bestaan uit fiscale boekwinsten op onroerend goed en daardoor vaak voor een aanzienlijk deel uit inflatiewinst (wat in wezen geen reële winst is maar schijnwinst). Het Tweede Kamerlid is van mening dat IB-ondernemers een lagere belastingdruk zouden moeten hebben over stakingswinsten.

Specifiek Nut Beogende Instelling

Aan de regering wordt verzocht om voor 1 april 2009 met een voorstel te komen voor een Specifiek Nut Beogende Instelling (SNBI), waarbij vrijstelling voor schenk- en erfrecht geregeld zijn. Dit geldt ook voor vrijwilligersregelingen, zo mogelijk een geïndexeerde btw-vrijstelling, een Arbo-vrijstelling en andere zaken die helpen deze verenigingen en organisaties volledig tot hun recht te laten komen .

Buitenlandse belastingplichtigen

De Tweede Kamer vraagt de regering ervoor zorg te dragen dat ook buitenlandse belasting- en premieplichtigen voor de belastingaangifte over 2009 en latere jaren gebruik kunnen maken van DigiD en ENIK.

In de moties wordt aan de regering verder verzocht om:

  • vóór 1 april 2009 concreet aan te geven of en op welke wijze de gewenste harmonisatie van loonbegrippen wettelijk gerealiseerd kan worden binnen de lopende kabinetsperiode (met een daarbij behorend tijdpad);

  • vóór 1 april 2009 te komen met alternatieve voorstellen om het sparen via een spaarrekening niet langer fiscaal te ontmoedigen;

  • onderzoek te doen om voor meer verzekerings-/spaarproducten banksparen mogelijk te maken;

  • op korte termijn een oordeel te geven over een aantal punten in het rapport «Landschap verdient beter!» van de Task Force Financiering Landschap Nederland.

Donderdag 27 november 2008

Ondernemingsrecht
Wijzigingen Wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht / 27 november 2008

Minister Hirsch Balin van Justitie heeft een aantal inhoudelijke wijzigingen aangebracht in het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht. De wijzigingen betreffen met name de statutaire verplichtingen van aanbieding en overdracht van aandelen, de aansprakelijkheidsregeling bij uitkeringen aan aandeelhouders en de stemrechten van aandeelhouders.

Aanbieding en overdracht van aandelen

Naar huidig recht zijn de aandelen in een bv in beginsel niet vrij overdraagbaar: de statuten van een bv moeten een blokkeringsregeling bevatten. Daarvoor zijn twee vormen mogelijk:

  • de aanbiedingsregeling verplicht een aandeelhouder die aandelen wil overdragen, de aandelen eerst aan te bieden aan andere aandeelhouders, of aan een derde

  • de goedkeuringsregeling onderwerpt een aandelenoverdracht aan de voorafgaandelijke goedkeuring van raad van bestuur of algemene vergadering, een groep aandeelhouders of een bepaalde derde

De blokkeringsregeling is in het nieuwe bv-recht niet meer verplicht. Wil de bv toch voor een blokkeringsregeling kiezen, dan geldt als grens dat hierdoor de overdracht van aandelen niet onmogelijk of uiterst bezwaarlijk mag worden gemaakt. Ten aanzien van de statutaire verplichtingen tot aanbieding en overdracht van aandelen en statutaire eisen aan het aandeelhouderschap was voorgesteld dat hiervoor een gewone meerderheid volstond.

In het gewijzigde voorstel wordt nu bepaald dat deze niet tegen de wil van de aandeelhouder kunnen worden opgelegd. Door deze wijziging wordt de bescherming van minderheidsaandeelhouders op dit gebied op hetzelfde niveau gebracht als bij statutaire verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard.

Aansprakelijkheid bij uitkeringen aan aandeelhouders

De aansprakelijkheidsregeling bij uitkeringen aan aandeelhouders wordt zo aangepast dat de reikwijdte van de aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders beperkt blijft tot het tekort dat door de uitkering is ontstaan (in plaats van het volledige bedrag van de uitkering). Voor de aansprakelijkheid van aandeelhouders wordt niet langer de voorwaarde gesteld dat de vennootschap binnen een jaar na de uitkering in staat van faillissement is gesteld.

De regeling wordt hiermee in overeenstemming gebracht met de bestaande jurisprudentie. Overeenkomstige wijzigingen zijn aangebracht in de regeling voor inkoop van eigen aandelen.

Stemrechten aandeelhouders

Onder het nieuwe bv-recht kan in de statuten naar hartelust worden gevarieerd voor wat betreft de rechten die worden verbonden aan aandelen: naast stemrechtloze en winstrechtloze aandelen, zijn ook aandelen met flexibel stemrecht mogelijk.

In de nota van wijziging is nu bepaald dat een variabele verdeling van stemrechten wel betrekking moet hebben op alle besluiten van de algemene vergadering. De oorspronkelijk voorgestelde mogelijkheid om het stemrecht per besluit te laten variëren (de zogenaamde 'beperkt' stemrechtloze aandelen) wordt dus niet gehandhaafd. Hiermee wordt onnodige complexiteit, met name bij het begrip dochtermaatschappij, vermeden.

Verder is de bepaling geschrapt dat een besluit waarmee nadeel wordt toegebracht aan de rechten van houders van stemrechtloze aandelen niet zonder hun instemming kan worden genomen. Deze bepaling zou de besluitvorming in de algemene vergadering onnodig kunnen belemmeren en leidde er bovendien toe dat de stemrechtloze aandeelhouder meer bescherming zou genieten dan een aandeelhouder die op grond van een variabele stemrechtverdeling relatief weinig stemrecht heeft.

Besluitvorming buiten vergadering

Besluitvorming wordt buiten de vergadering verder gefaciliteerd door te bepalen dat aan het vereiste van schriftelijkheid van de stemmen ook is voldaan als het besluit, onder vermelding van de wijze waarop men heeft gestemd, schriftelijk of elektronisch wordt vastgelegd en door alle vergadergerechtigden is ondertekend.

Technische aanpassingen

Ten slotte bevat de nota van wijziging verschillende technische aanpassingen, waaronder een nadere uitwerking van de positie van stemrechtloze aandelen bij de berekening van drempels en quora bij besluitvorming of uitoefening van rechten en bevoegdheden. De nota is inmiddels naar de Tweede Kamer gestuurd.

Woensdag 26 november 2008

Internationaal belastingrecht
Wat als een medewerker in Duitsland woont? / 26 november 2008

Stel, een medewerker verhuist naar Duitsland. Hij wordt dan grensarbeider. De verhuisde Nederlander (Nederduitser) kent het Duitse recht niet. Andersom, als een Duitser als werknemer in Nederland komt werken, kent hij het Nederlandse recht niet. Beiden kennen ook niet het Europese recht, dat de sociale stelsels coördineert. Hieronder een aantal zaken voor de grensarbeider op een rijtje.
Beide werknemers - hoe sociaal verschillend ook - verkeren juridisch gezien in precies dezelfde situatie. Het zijn grensarbeiders. Voor beiden geldt het Nederlandse arbeidsrecht, sociaal recht en belastingrecht.

Loon

De Europese wetgeving waarborgt dat loonkosten voor Duitse werknemers even hoog zijn als loonkosten voor een Nederlandse werknemer. Een grensarbeider is niet duurder of goedkoper dan een nationale werknemer.

Het Europese recht schrijft ook voor dat de grensarbeider sociaal verzekerd moet worden in Nederland en dat de Nederlandse arbeidsvoorwaarden toegepast moeten worden. Een en ander wordt geregeld in de verordeningen EG Vo. nr. 1408/71 (sociale zekerheid) en EG Vo. nr. 1612/68 (vrij verkeer werknemers). Dat betekent dat de in Duitsland wonende werknemer hetzelfde nettoloon verdient als zijn Nederlandse collega.

Belasting betalen in Duitsland

Er zijn drie situaties waarin in Duitsland wonende werknemers over hun Nederlands loon belasting moeten betalen in Duitsland:

  1. Wanneer een onderwijsgevende een tijdelijke benoeming heeft van korter dan twee jaar.

  2. Voor internationale chauffeurs in dienst van een Nederlandse werkgever geldt dat deze chauffeurs voor alle uren die zij niet in Nederland werken (rijden) niet belast mogen worden in Nederland.

  3. Dit is ook het geval wanneer een in Duitsland wonende werknemer voor zijn Nederlandse werkgever in Duitsland of in een ander land werkt. Zo zal een in Duitsland wonende werknemer, die gedurende drie maanden in bijvoorbeeld Frankrijk gedetacheerd wordt, vanaf de eerste buitenlandse dag belasting moeten betalen in Duitsland.


De combinatie van Nederlands brutoloon, afdracht van Nederlandse socialezekerheidspremies en Duitse belasting is meestal nadelig. Vaak zal de werknemer eisen dat het nadeel wordt gecompenseerd.

Duits sociaal verzekerd

Wanneer de in Duitsland wonende medewerker voor zijn Nederlandse werkgever in zijn woonland (Duitsland) werkt, bijvoorbeeld een dag telewerken, moet de Nederlandse werkgever deze medewerker in Duitsland naar Duits recht sociaal verzekeren. De Duitse sociale zekerheidspremies moeten dan over het volledige Nederlandse loon afgedragen worden in Duitsland. Ook geldt dat er over de periode die de werknemer in Duitsland werkt geen loonbelasting ingehouden mag worden.

Kleine deeltijdbaan

Een medewerker moet ook door zijn Nederlandse werkgever Duits sociaal verzekerd worden als hij een kleine deeltijdse dienstbetrekking heeft bij een Duitse werkgever. Het is van het grootste belang dat de Nederlandse werkgever duidelijke (arbeidsrechtelijke) afspraken maakt met zijn in Duitsland wonende medewerker. Voorkomen moet worden dat er een Sofi-switch plaatsvindt met alle gevolgen van dien.

Een medewerker in Duitsland sociaal verzekeren is administratief niet zo moeilijk. Er kunnen echter nadelige- of voordelige situaties ontstaan voor zowel de grensarbeider als voor zijn Nederlandse werkgever (verschillen in nettoloon respectievelijk loonkosten).

Duitse of Nederlandse kinderbijslag

Wanneer beide ouders in Nederland werken bestaat er recht op de Nederlandse kinderbijslag, kindertoeslag en kinderopvangtoeslag. Wanneer één van de ouders in Nederland werkt en de andere ouder in Duitsland, dan zal Duitsland met voorrang de Duitse kinderbijslag respectievelijk Duits Elterngeld uitbetalen. Nederland zal vervolgens aanvullen door de som van kinderbijslag, kindertoeslag en kinderopvangtoeslag te verminderen met de Duitse kinderbijslag respectievelijk het Duitse Elterngeld.

Nadelig

Soms doen zich zeer nadelige situaties voor. Een Duits gezin met 2 kinderen (10 en 12 jaar) heeft in Duitsland aanspraak op 308 euro kindergeld per maand. Wanneer beide ouders in Nederland werken bestaat er slechts recht op 160 euro kinderbijslag per maand. Er wordt in dat geval geen (aanvullende) Duitse kinderbijslag uitbetaald.

Bureau voor Duitse Zaken

Het is van belang dat de in Duitsland wonende medewerker zeer goed onderzoekt wat zijn recht op Nederlandse dan wel Duitse gezinsbijslag is. Dit kan per situatie aanzienlijk verschillen. De medewerker kan hiervoor het best contact opnemen met het Bureau voor Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank.

Gezinsleden niet sociaal verzekerd in Nederland

Alleen de in Nederland werkende grensarbeider wordt in Nederland sociaal verzekerd. Dit geldt niet voor zijn gezinsleden. De gezinsleden zijn niet (meer) sociaal verzekerd in Nederland. Ze bouwen bijvoorbeeld geen AOW meer op. In een aantal gevallen kan er voor een bepaalde tijd een vrijwillige AOW-verzekering afgesloten worden bij de Sociale Verzekeringsbank.

Alhoewel dit niet tot de verantwoordelijkheid van de Nederlandse werkgever behoort, is het van belang om de medewerker, die met zijn gezinsleden naar Duitsland verhuist, te wijzen op de beëindiging van de verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen. Gezinsleden, die niet in Duitsland of Nederland werken, hebben op grond van EG Vo. nr. 1408/71 recht op medische zorg in Duitsland en Nederland. Zij moeten daarvoor bijdragen betalen aan het CVZ (College voor zorgverzekeringen).

Ziektecontrole in Duitsland

Wanneer de in Duitsland wonende grensarbeider ziek wordt moet hij zich in zijn woonland (Duitsland) melden bij zijn huisarts. De controle vindt plaats door de Duitse Krankenkasse, die daarover communiceert met het Nederlandse UWV respectievelijk de arbodienst. De grensarbeider mag niet opgeroepen worden om naar Nederland te komen om daar vast te laten stellen of hij (nog) ziek is. Wel mag hij worden opgeroepen om een gesprek te voeren in het kader van re-integratie.

Bij een arbeidsongeval moet de grensarbeider dit in Duitsland melden bij een Berufsgenossenschaft. Het is van belang om deze grensoverschrijdende voorschriften goed toe te passen.

WIA-uitkering

Vanaf het moment dat de grensarbeider arbeidsongeschikt is, heeft hij recht op een Nederlandse WIA-uitkering, die ook uitbetaald wordt in het geval de WIA-gerechtigde in Duitsland woont. De WIA-uitkering wordt eventueel verminderd met een Duitse WIA-uitkering.

Ontslagprocedure bij Arbeitsgericht of via CWI

Wanneer de Nederlandse werkgever de arbeidsovereenkomst met de grensarbeider wil beëindigen, wordt hij geconfronteerd met het Duitse rechtsstelsel. Om een werknemer in Nederland te ontslaan, kan de werkgever meerdere routes bewandelen.

Op grond van het Europese bevoegdheidsrecht - EG Vo. nr. 44/01 - is het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de Nederlandse kantonrechter niet mogelijk omdat de werknemer in Duitsland woont. De Nederlandse werkgever zal zijn ontbindingsverzoek voor de Duitse grensarbeider dan ook moeten indienen bij de rechter van de woonplaats van de werknemer (Arbeitsgericht). Een Duitse rechter zal dan het ontbindingsverzoek overeenkomstig de Nederlandse regelgeving moeten beoordelen. Dit alles vindt plaats in de Duitse taal.

Deze procedure geldt niet voor de CWI-procedure op grond van Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA). Het CWI is namelijk geen gerechtelijke instantie waarop het Europese bevoegdheidsrecht van invloed is. Het is echter mogelijk dat het BBA niet van toepassing is. Dit is het geval als de Duitse grensarbeider na zijn ontslag niet terugvalt op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Volledig werkloos: Duitse werkloosheidsuitkering

Bij tijdelijke of gedeeltelijke werkloosheid heeft de grensarbeider aanspraak op een Nederlandse werkloosheidsuitkering. Bij volledige werkloosheid heeft de grensarbeider -ongeacht de nationaliteit - aanspraak op een Duitse werkloosheidsuitkering alsof hij in Duitsland gewerkt zou hebben. Dit geldt ook voor de naar Duitsland verhuisde Nederlandse medewerker (Nederduitsers).

In een aantal uitzonderlijke situaties bestaat er - op grond van het zogeheten arrest Miethe - toch aanspraak op een Nederlandse werkloosheidsuitkering. Het Europese recht is onduidelijk over de vraag of in sociale plannen rekening gehouden moet worden met het feit dat de Duitse werkloosheidsuitkering vaak lager en kortdurender is dan de Nederlandse werkloosheidsuitkering.

Dinsdag 25 november 2008

Inkomstenbelasting / loonheffing
Controlethema fiscus 2008: de vaste kostenvergoeding / 25 november 2008

Werkgevers die hun werknemers een vaste kostenvergoeding geven, moeten extra alert zijn. De kostenvergoedingen staan in 2008 namelijk hoog op de controlelijst van de Belastingdienst. Als een werkgever een naheffingsaanslag wil voorkomen, is het raadzaam om vooraf een kostenonderzoek te doen.

Vaste kostenvergoeding

Een werkgever mag een aantal zakelijke kosten onbelast vergoeden. Hij kan zijn werknemers declaraties laten indienen, maar de administratieve rompslomp waarmee dit gepaard gaat, is enorm. Reden waarom de meeste werkgevers kiezen voor een vaste kostenvergoeding. Werkgevers keren hun werknemers dan eens per maand of per vier weken een vast bedrag uit.

Specificatie

Voor een echt belastingvrije uitkering gelden eisen . Een vaste kostenvergoeding is namelijk pas onbelast, als:

  • de administratie specificeert welke zakelijke kosten de vaste kostenvergoeding dekt, en

  • een steekproefsgewijs onderzoek aangeeft hoe hoog de werkelijke kosten zijn.

Punt van aandacht daarbij is dat het kostenonderzoek vooraf moet plaatsvinden.

Goed onderzoek

Als de werkgever een kostenonderzoek gaat doen, let dan op het volgende:

  • Zorg ervoor dat minimaal 15% van zijn werknemers minstens drie maanden lang alle kosten registreert en dat ze hiervan bonnen of facturen kunnen laten zien. Kies een representatieve onderzoeksperiode en vermijd de zomer- en vakantiemaanden.

  • Betrek in de vaste kostenvergoeding alleen kosten die regelmatig terugkeren ..

Nare naheffing

Zonder kostenspecificatie en kostenonderzoek blijft een looncontrole risicovol. De Belastingdienst kan de vaste kostenvergoeding alsnog (gedeeltelijk) aanmerken als loon en dat heeft een nare naheffing tot gevolg. De strop wordt alleen maar groter, wanneer men bedenkt dat een boekenonderzoek vaak meerdere jaren betreft .

Maandag 24 november 2008

Inkomstenbelasting
TBS-regeling is niet discriminerend / 24 november 2008

De Hoge Raad oordeelt dat de terbeschikkingsregeling (TBS-regeling) niet in strijd is met de discriminatieverboden van het IVBPR en het EVRM. De wetgever heeft namelijk een ruime beoordelingsvrijheid op fiscaal gebied.

Casus

Een man is in 2001 en 2002 eigenaar van een bedrijfspand. Hij verhuurt het pand aan zijn echtgenote, die het pand voor haar eigen onderneming gebruikt. Het door de man aangegeven box I inkomen is door de inspecteur verhoogd vanwege de zogenaamde tbs-regeling. De man stelt dat deze regeling in strijd is met de discriminatieverboden in het IVBPR en het EVRM. Zowel Rechtbank Arnhem als het Hof Arnhem hebben de man in het ongelijk gesteld. Hij gaat in cassatie.

Verklaring van begrippen

  • Het IVBPR staat voor Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten. De man doet een beroep op artikel 26 van dit verdrag.

  • Het EVRM staat voor Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten voor de Mens en Fundamentele Vrijheden. De man doet een beroep op artikel 14 van dit verdrag in combinatie met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.

Beslissing van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de tbs-regeling niet in strijd is met de discriminatieverboden van het IVBPR en het EVRM. Op fiscaal gebied heeft de wetgever namelijk een ruime beoordelingsvrijheid. De tbs-regeling heeft tot doel te voorkomen dat in gelieerde verhoudingen al te gemakkelijk een relatief hoog belast winstinkomen wordt omgezet in een lager belast box 3 inkomen. De kring van verbonden personen is verder bewust beperkt tot personen die in een hele dichte relatie tot de belastingplichtige staan. Volgens de Hoge Raad moet de keuze van de wetgever geëerbiedigd worden. Het beroep van de man is ongegrond.

Vrijdag 21 november 2008

Inkomstenbelasting/loonheffing
Versoepeling regeling onbelaste reiskostenvergoedingen / 21 november 2008

De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2009 naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nota van wijziging wordt de regeling voor vaste reiskostenvergoeding verruimd. Een andere in het oog springende maatregel is dat de zelfstandigenaftrek toch wordt geïndexeerd en dat de voorgestelde verhoging van de MKB-vrijstelling hierdoor lager zal uitvallen.

Thuiswerken wordt beloond

De regeling voor vaste reiskostenvergoedingen wordt gewijzigd en verruimd. Een werknemer kan voortaan van deze regeling gebruik maken als hij op minimaal 60% van de werkdagen naar een vaste arbeidsplaats reist. Door deze wijziging kan de werknemer tot twee dagen per week thuiswerken met behoud van de onbelaste reiskostenvergoeding. Hiermee onstaat een financiële prikkel om vaker thuis te werken. Een werknemer heeft immers geen reiskosten op thuiswerkdagen.

Indexatie bedragen zelfstandigenaftrek en verlaging MKB-winstvrijstelling

De bedragen van de zelfstandigenaftrek zullen toch worden geïndexeerd . Hierdoor hoeven starters niet langer gecompenseerd te worden. De in het wetsvoorstel opgenomen verhoging van de startersaftrek (bovenop de reguliere indexatie) komt daarmee te vervallen. Het indexeren van de zelfstandigenaftrek betekent niet dat de verhoging van de MKB-winstvrijstelling geheel komt te vervallen. De vrijstelling wordt nu verhoogd van 10% naar 10,5% in plaats van de eerder voorgestelde 10,7%.

Andere wijzigingen in deze nota zijn onder meer:

  • aanpassing van de verhuiskostenregeling;

  • voorstellen ten aanzien van de fijnstofdifferentiatie in de bpm;

  • vrijstelling in de Successiewet voor dorpshuizen;

  • de in het wetsvoorstel opgenomen successierechtvrijstelling voor sportverenigingen of sportstichtingen geldt alleen voor amateursport;

  • uitstel inwerkingtreding met zes maanden van de aanpassing van de btw-vrijstelling voor medische diensten.

Donderdag 20 november 2008

Inkomstenbelasting
Inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting per 2009 / 20 november 2008

De combinatiekorting is bedoeld als een tegemoetkoming voor werkende ouders met jonge kinderen. Hierdoor wordt het voor huishoudens met kinderen aantrekkelijker om betaald werk te accepteren. Deze inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting (IACK) wordt per 2009 ingevoerd.

Om in aanmerking te komen voor de combinatiekorting moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • De belastingplichtige geniet met tegenwoordige arbeid meer dan 4.542 euro (cijfers 2008) winst uit onderneming, loon of resultaat uit overige werkzaamheden of de persoon komt in aanmerking voor zelfstandigenaftrek.

  • En een kind (dat op 31 december van het desbetreffende jaar nog geen 12 jaar was en tijdens die periode op het woonadres van belastingplichtige ingeschreven staat) behoort, in het betreffende kalenderjaar, tenminste zes maanden tot het huishouden van belastingplichtige. Bij co-ouders mag het kind ook ingeschreven staan op het woonadres van een van de co-ouders.

Aanvullende combinatiekorting

In het kader van het Belastingplan 2006 heeft er een verschuiving plaatsgevonden van de combinatiekorting naar de aanvullende combinatiekorting. Doel van deze verschuiving is het bevorderen van de arbeidsparticipatie van de niet of weinig werkende partner en de alleenstaande met kinderen.

Bij het Belastingplan 2008 heeft een verdere verschuiving plaatsgevonden waarbij de aanvullende combinatiekorting inkomensafhankelijk is gemaakt.

Deze verschuiving wordt met ingang van 1 januari 2009 verder geïntensiveerd. Op grond van het Belastingplan 2009 wordt namelijk per 1 januari 2009 de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting (IACK) geïntroduceerd.

Om in aanmerking te komen voor de IACK moet de belastingplichtige:

  • recht hebben op de combinatiekorting;

  • geen partner hebben of de minst-verdienende partner te zijn.

De hoogte van de IACK wordt onder meer bepaald door het inkomen van belastingplichtige. Het maximum van de IACK bedraagt per 1 januari 2009 1764 euro.

Woensdag 19 november 2008

Algemeen
Belgen tegen afschaffing verplichte jaarrekeningen / 18 november 2008

De huidige financiële crisis bewijst dat het voor alle stakeholders van een onderneming enorm belangrijk is over goede en betrouwbare financiële gegevens te beschikken. Dat geldt zowel voor aandeelhouders, kredietverstrekkers, leveranciers en klanten als voor de werknemers van de ondernemingen. Afschaffing op Europees niveau van de jaarrekening voor (kleine) ondernemers is daarom een slecht plan, aldus Luc Cortebeeck en Claude Rolin van de Belgische werknemersorganisatie Algemeen Christelijk Vakverbond.
België beschikt over een degelijk systeem van betrouwbare informatie over bedrijven. Het huidige systeem van opmaken en openbaar maken van de jaarrekeningen van ondernemingen heeft in het verleden zijn nut en degelijkheid al bewezen. Via de balanscentrale van de Nationale Bank van België kan iedere geïnteresseerde gratis de jaarrekening opvragen van een onderneming die in België onderworpen is aan de publicatievoorschriften. Momenteel publiceren ongeveer 315.000 ondernemingen hun jaarrekening.

Transparantie

De Europese Commissie wil dat systeem op de helling zetten onder het voorwendsel van 'administratieve vereenvoudiging'. De Europese Commissie denkt daarbij aan het invoeren van een nieuwe categorie van ondernemingen, de micro-ondernemingen, naast de huidige indeling van kleine, middelgrote en grote ondernemingen. Dat zouden ondernemingen zijn met maximum 20 werknemers, een omzet van niet meer dan 2 miljoen euro en een balanstotaal van maximum 1 miljoen euro. Die micro-ondernemingen zouden geen jaarrekeningen meer moeten neerleggen en publiceren. Voor België gaat dat over ongeveer 80 procent van de ondernemingen die nu moeten publiceren.

Resultatenrekening en resultaatverdeling

Bovendien heeft de Europese Commissie ook voorstellen om de huidige drempels voor kleine ondernemingen flink op te trekken. Voor die kleine ondernemingen zou dan alleen nog een balans neergelegd en gepubliceerd hoeven worden. Zij hoeven dus geen resultatenrekening en resultaatverdeling meer bekend te maken en slechts een zeer beperkte toelichting hoeven te publiceren. Concreet zou dat betekenen dat over ongeveer 43.000 Belgische ondernemingen nog zeer summiere financiële informatie ter beschikking zal zijn.

Definitie

Ten slotte denkt de Europese Commissie er ook aan om de definitie van middelgrote onderneming uit te breiden. Die ondernemingen moeten nog wel hun jaarrekeningen neerleggen en publiceren, maar dat zou ook kunnen in een sterk afgeslankte vorm. Het gaat om ondernemingen met gemiddeld niet meer dan 250 werknemers, een omzet van 40 miljoen euro en een balanstotaal van 20 miljoen euro. Voor de Belgische context zeer hoge cijfers. Die maatregelen zullen volgens Cortebeeck en Rolin desastreuze gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van financiële informatie, maar ook voor de transparantie en de vergelijkbaarheid van ondernemingen, concurrenten en sectoren.

Aanvullende eisen bij kredietverlening

De Belgen stellen verder dat het in deze moeilijke periode van financiële crisis niet verstandig is om wijzigingen door te voeren in de boekhoudverplichtingen en publicatieverplichtingen van kleine en middelgrote ondernemingen. Banken en andere kredietverstrekkers zullen moeilijker kredieten toestaan aan die groep van ondernemingen als zij niet meer beschikken over jaarrekeningen. Ze zullen waarschijnlijk andere gegevens opvragen en aanvullende eisen stellen, waardoor het krediet vor de ondernemer duurder wordt.

[ Bron: De Tijd ]

Dinsdag 18 november 2008

Algemeen

Nota n.a.v. nader verslag Belastingplan 2009 / Tweede Kamer 7 november 2008


De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel Belastingplan 2009 naar de Tweede kamer gestuurd.

Volgens het kabinet is de situatie op de beurs geen reden om de regelgeving op het punt van de stamrechtvrijstelling aan te passen en gedurende een nog langere periode uitstel van betaling toe te staan. Een belastingplichtige die wil voorkomen dat de hoogte van de stamrechtuitkeringen - afgezien van de rekenrente en de sterftetafels - volledig wordt bepaald door de huidige waarde van de aandelen, kan overigens desgewenst de hoogte van de uitkeringen wel koppelen aan de toekomstige ontwikkelingen op de beurs. De stamrechtvrijstelling bevat op dat punt geen beperkingen.

Als erfgenamen in extreme gevallen door een na het overlijden opgetreden koersdaling van aandelen die zij hebben geërfd, niet aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen, kunnen zij de Belastingdienst om een betalingsregeling verzoeken. Betalingsproblemen kunnen zich ook voordoen in de situatie dat de erfenis tijdelijk op een Icesave-rekening is gezet. Ook in dat geval kan, indien erfgenamen niet aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen, verzocht worden om een betalingsregeling. In daartoe aanleiding gevende gevallen kan ook aan (partiële) kwijtschelding worden gedacht, Daarbij wordt niet alleen aan de positie van de erfenis en het te betalen successierecht bekeken, maar ook de vermogenspositie van de belastingplichtige zelf.

Maandag 17 november 2008

Omzet-, loon, inkomsten- en vennootschapsbelasting
Fiscale ins en outs van kerstpakketten / 17 november 2008

Menig werkgever geeft zijn werknemers en relaties een kerstpakket. Hij moet daarbij wel goed opletten of hij over die gulle gaven geen loonheffing moet afdragen, en of de kosten voor hem wel aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting.

Loon

Loon is, kort gezegd, alles wat een werknemer ontvangt op grond van zijn dienstbetrekking. Het is daarbij niet van belang of de werknemer recht heeft op loon. Het is ook niet van belang of de werknemer het loon in geld of in een andere vorm ontvangt; beloningen in natura en aanspraken kunnen ook loon zijn.

Loon in natura, ook verstrekkingen genoemd, is belast voor de loonheffingen, ook al betaalt de werkgever het niet in geld uit. Het is toch een voordeel uit dienstbetrekking.

Verstrekkingen

Sommige verstrekkingen zijn (gedeeltelijk) onbelast. Tot de vrije verstrekkingen behoren bijvoorbeeld verstrekkingen ter zake van algemeen erkende feestdagen en Sinterklaas. Zo kan de werkgever een chocoladeletter met Sinterklaas of een banketstaaf met Kerst onbelast verstrekken .

Geschenken

Maar een kerstpakket of een cadeaubon voor het personeel wordt gezien als een geschenk in natura :

  • voor zover de waarde in het economische verkeer van geschenken in totaal per kalenderjaar niet meer is dan € 70, mogen de werkgevers daarover 20% eindheffing toepassen;

  • voor zover de waarde meer is dan € 70 kan de werkgever, net als voor andere verstrekkingen, gebruik maken van de zogenoemde regeling voor kleine verstrekkingen: als de waarde in het economische verkeer niet meer is dan € 136 per verstrekking en in totaal maximaal € 272 per jaar bedraagt, kan de werkgever tegen het gebruteerde tabeltarief eindheffing toepassen.

Gebruteerd tabeltarief

Het gebruteerde tabeltarief is een percentage dat wordt toegepast op het eindheffingsloon. De hoogte van het percentage is afhankelijk van:

  • het jaarloon van de werkgever voor toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen;

  • de leeftijd van de werknemer (jonger dan 65 jaar of 65 jaar en ouder);

  • het bedrag van de loonheffingskorting.

Personeelsvereniging

Uitkeringen van personeelsverenigingen kunnen onbelast zijn. Uitkeringen en verstrekkingen uit fondsen die aan de dienstbetrekking zijn verbonden, behoren onder bepaalde voorwaarden namelijk niet tot het loon.

Als voorwaarde geldt onder meer dat de werknemers die bij het fonds betrokken zijn, zelf de laatste vijf kalenderjaren minstens evenveel als de werkgever moeten hebben bijgedragen aan de middelen van het fonds. Als de werkgever de laatste vijf kalenderjaren meer heeft bijgedragen aan de middelen van het fonds dan werknemers, dan geldt de vrijstelling niet .

Geschenken aan zakelijke relaties

Voor geschenken aan zakelijke relaties geldt een eindheffingstarief van 45% als de waarde van het geschenk of de verstrekking niet meer is dan € 136 en 75% als de waarde meer is dan € 136.

Aftrekbaarheid van de kosten

In de inkomsten- en vennootschapsbelasting zijn de kosten volledig aftrekbaar voor zover het om een kerstpakket gaat dat de werkgever aan zijn personeel schenkt. Een kerstpakket aan een zakelijke relatie wordt gezien als een relatiegeschenk. Daarvoor geldt een aftrekbeperking: de kosten en lasten die verband houden met deze relatiegeschenken of met representatie komen voor slechts 73,5% in aftrek.

Deze beperking tot 73,5% (in de jaren 2003-2006 was dit 75%) geldt alleen wanneer de ondernemer daarvoor kiest. Wanneer hij daar niet voor kiest, staat de fiscus een bedrag van €4200 (bedrag 2008) niet in aftrek toe.

Omzetbelasting

De omzetbelasting blijft volledig aftrekbaar als de aanschaffingskosten (of de voortbrengingskosten of de kostprijs) van de relatiegeschenken, giften of personeelsvoorzieningen niet meer bedragen dan € 227 (exclusief btw) per werknemer of relatie per boekjaar.

Als de ondernemer gedurende het jaar meerdere geschenken aan dezelfde werknemer of relatie geeft, dan moet hij deze voor de grens van € 227 bij elkaar tellen. Bij overschrijding is de in rekening gebrachte btw in het geheel niet aftrekbaar .

Vrijdag 14 november 2008

Premieheffing
Zvw-premie dga wel of niet vergoeden / 14 november 2008

Voor directeuren-grootaandeelhouders (dga's) geldt het lagere tarief van 5,1 procent voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor gewone werknemers is het tarief 7,2 procent. In de praktijk bestaat er nog onduidelijkheid over de toepassing van deze regeling voor dga's.
De onduidelijkheid wordt veroorzaakt door de positie van de dga binnen een onderneming. De vennootschap van de dga is niet verplicht om de inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden. In dat geval geldt het lagere tarief van 5,1 procent.

Die verplichting bestaat wel als de directeur-aandeelhouder verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, bijvoorbeeld omdat hij een minderheidsbelang heeft. Voor deze directeuren-aandeelhouders geldt het hoge tarief van 7,2 procent! Bovendien is de vergoeding dan van invloed op de hoogte van het gebruikelijk loon.

Verplichte inhouding en vergoeding

De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is een percentage van het bijdrage-inkomen, kort gezegd het inkomen in box I. De werkgever is verplicht om de inkomensafhankelijke bijdrage in te houden op het loon van de werknemer. In de regel is de werkgever ook gehouden om de inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden. Die vergoeding is dan loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen.

In een aantal gevallen is de werkgever echter niet verplicht om de inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden, zoals bij een dga die niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen.

Tarief Zvw-premie

Het tarief voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is afhankelijk van de verplichting van de werkgever om de bijdrage te vergoeden.

Als de werkgever verplicht is om de bijdrage te vergoeden, dan is het tarief 7,2 procent. Bestaat die verplichting niet, dan is het lagere tarief van 5,1 procent van toepassing.

De vennootschap van de dga die niet verplicht verzekerd is, hoeft de inkomensafhankelijke bijdrage niet te vergoeden. Vergoedt de vennootschap de inkomensafhankelijke bijdrage toch, dan is de vergoeding loon voor alle loonheffingen, dus ook voor de premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

Donderdag 13 november 2008

Omzetbelasting
Geen btw bij overgang algemeenheid van goederen / 13 november 2008

Een bv neemt begin 2004 vier motorvoertuigen en de kantoor- en bedrijfsinventaris over van de curator van een veetransportbedrijf, dat later failliet wordt verklaard. De bv betaalt tevens een bedrag aan goodwill. De curator brengt terzake van de overname btw in rekening. 'Fout', zegt de inspecteur. De bv mag de btw niet aftrekken.
De inspecteur legt ter zake van de door de bv afgetrokken btw een naheffingsaanslag op. Er is hier naar zijn mening sprake van de overgang van een algemeenheid van goederen.

Algemeenheid van goederen

Volgens de Wet op de Omzetbelasting vinden er geen leveringen of diensten plaats bij de overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap. Degene op wie de goederen overgaan komt in de plaats van de overdrager. Btw-heffing over de overgang is dan niet aan de orde.

Conclusie Rechtbank

Ook rechtbank Breda beslist dat er sprake is van overgang van een algemeenheid van goederen. Uit de feiten en omstandigheden blijkt namelijk dat er in deze zaak geen sprake is van afzonderlijk in aanmerking te nemen verkopen van zaken, maar van nauw met elkaar samenhangende verkopen van zaken. De btw is derhalve door de curator ten onrechte in rekening gebracht en door de overnemende bv ten onrechte in aftrek genomen.

Heffingsmogelijkheden inspecteur

Volgens de Rechtbank heeft de inspecteur in beginsel twee mogelijkheden om de ten onrechte in rekening gebrachte btw te vorderen: heffing bij de opsteller van de factuur (leverancier) of naheffing wegens ten onrechte genoten aftrek bij de ontvanger van de factuur (afnemer). Volgens de Rechtbank maakt het geen verschil dat de verschuldigde omzetbelasting niet op aangifte is voldaan. De keus is aan de inspecteur.

Zorgvuldigheid

Volgens de Rechtbank zijn er omstandigheden denkbaar waaronder de aftrek bij de afnemer in stand kan worden gelaten. Hiervan zal sprake kunnen zijn, als de afnemer bij de beoordeling van de aan hem uitgereikte factuur de nodige zorgvuldigheid heeft betracht en hij gezien de ter beschikking staande gegevens en het geheel van de feiten en omstandigheden redelijkerwijs kon concluderen dat de leverancier de in rekening gebrachte omzetbelasting verschuldigd was. Volgens de Rechtbank was er in deze zaak sprake van de nodige onzorgvuldigheid van de kant van de bv en heeft de inspecteur terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Vrijdag 7 november 2008

Procesrecht
Geen bezwaar tegen weigering voorlopige teruggaaf mogelijk / 7 november 2008

Een belastingplichtige kan niet in bezwaar gaan tegen een beslissing van de Belastingdienst om geen voorkopige teruggaaf toe te kennen, ook al loopt deze daardoor rente mis over de niet ontvangen voorlopige teruggaaf. Toekenning van een voorlopige teruggaaf is geen voor bezwaar vatbare beschikking.

Casus

Een vrouwelijke belastingplichtige verzoekt om een voorlopige teruggaaf IB/PVV 2007. De Belastingdienst laat per brief van 15 januari 2007 weten dat zij geen voorlopige teruggaaf ontvangt. Vervolgens dient de vrouw een bezwaarschrift in.

De inspecteur verklaart het bezwaar niet ontvankelijk. Tegen deze beslissing gaat zij in beroep. Zij vindt dat ze recht heeft op een rentevergoeding in verband met het niet ontvangen van een voorlopige teruggaaf IB/PVV 2007.

Conclusie Rechtbank

Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat tegen de beslissing om geen voorlopige teruggaaf toe te kennen geen bezwaar en beroep openstaat. Het fiscale procesrecht kent een zogenoemd gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Bezwaar en beroep zijn alleen mogelijk tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit dat een belastingaanslag betreft , daaronder begrepen de in artikel 15 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen voorgeschreven verrekening, of een voor bezwaar vatbare beschikking.

Het al of niet toekennen van een voorlopige teruggaaf is geen voor bezwaar vatbare beschikking. De inspecteur heeft het bezwaar van de vrouw daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.

Donderdag 6 november 2008

Invordering
Belastingdienst krijgt meer invorderingsbevoegdheden / 6 november 2008

De staatssecretaris van Financiën is van plan het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 zodanig te wijzigen, dat in een aantal situaties de betekening en de tenuitvoerlegging van een dwangbevel op alle dagen en uren van de week zonder voorafgaand rechterlijk bevel mogelijk is.
Hij heeft een conceptbesluit hiertoe ter informatie naar de Tweede Kamer gestuurd en is van plan over vier weken het ontwerpbesluit voor advies aan de Raad van State voor te leggen.

Versnelde tenuitvoerlegging

Een dwangbevel mag volgens het voorstel versneld worden tenuitvoergelegd als:

  1. bekend wordt dat een belastingaanslag aan de belastingschuldige wordt opgelegd ter zake waarvan terstond een dwangbevel wordt uitgevaardigd, of

  2. een vermogensbestanddeel van de belastingschuldige aan wie reeds een dwangbevel is betekend wordt aangetroffen.

Toezicht- en handhavingsacties Belastingdienst

De situaties waarop de wijziging doelt betreffen bijvoorbeeld toezicht- en handhavingsacties van de Belastingdienst, zoals acties op rommelmarkten, vlooienmarkten, jaarmarkten, themabeurzen, dans- en muziekfestivals en kermissen. Maar ook acties in de watersport zoals de controle van motorjachten op het gebruik van rode diesel.

Gezamenlijke acties politie en Belastingdienst

Daarnaast kan ook worden gedacht aan Automatic Number Plate Recognition-acties, waarbij de politie mensen aanhoudt ter beoordeling of de verkeerswetgeving is overtreden en de Belastingdienst tegelijkertijd controleert of voor het motorvoertuig aangifte motorrijtuigenbelastingen is gedaan.

Vrijdag 17 oktober 2008

Inkomstenbelasting (algemeen) / loonbelasting
Onbelaste kilometervergoeding gaat niet omhoog / 17 oktober 2008

Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft in antwoord op Kamervragen laten weten dat de onbelaste kilometervergoeding niet omhoog gaat. De kamerleden vroegen zich af of de vergoeding de kosten nog wel zou dekken, omdat de brandstofprijzen zo zijn gestegen.

In zijn antwoord geeft Staatssecretaris de Jager van Financiën eerst een voorbeeldberekening van de variabele kosten per kilometer. Op basis daarvan concludeert hij dat de maximale onbelaste vergoeding van 0,19 euro voldoende is om deze kosten te dekken. 'Uiteraard staat het werkgevers vrij een hogere (belaste) vergoeding te geven,' aldus De Jager.

Donderdag 16 oktober 2008

Omzetbelasting
Opgaven ICL maandelijks ipv per kwartaal? / 16 oktober 2008


Het Franse Voorzitterschap van de Europese Commissie wil met snellere informatie-uitwisseling btw-fraude tegengaan. In grote lijnen is voorgesteld om bij intracommunautair handelsverkeer de Opgaven ICL voor intracommunautaire goederenleveringen maandelijks in plaats van per kwartaal verplicht te stellen. Nederland ziet dit voorstel niet zitten in verband met verhoging van de administratieve lastendruk.

Nederland is voorstander van maatregelen die kunnen bijdragen aan bestrijding van belastingfraude en ziet het nut van een snelle gegevensuitwisseling. Wel maakt Nederland een kanttekening bij de (extra) administratieve lastendruk. De 'maatvoering' van de maatregel is daarbij van belang, samen met het vermogen en de bereidheid van de buitenlandse belastingadministraties om de ontvangen informatie ook snel te verwerken.

Administratieve last

Wat dit laatste betreft is een akkoord over een verbeterde samenwerking in het kader van een Eurofisc-mechanisme (een andere anti-fraudemaatregel) een goede stap. Hiermee wordt, zonder toename van de administratieve last voor het bedrijfsleven, de fraude effectiever bestreden dan met het voorliggende voorstel.

Woensdag 15 oktober 2008

Inkomstenbelasting (winst)
Hotel van familiebedrijf: geen aanpassing afschrijving op waardestijging / 15 oktober 2008

Na een grondige renovatie van een hotel hoeft het familiebedrijf de afschrijving door stijging van de restwaarde niet aan te passen. Hiermee schuift het hof eerdere visies van de inspecteur en de rechtbank aan kant.

Casus

Een familiebedrijf exploiteert in een bv een hotel in een monumentaal pand. In de loop der jaren is het pand meerdere malen gerenoveerd. In 1997-1998 is het pand wederom gerenoveerd en verbouwd. De inspecteur stelt een boekenonderzoek in bij het familiebedrijf. Het onderzoek richt zich met name op de bijzondere lasten en de afschrijving .

Vervolgens corrigeert de inspecteur de afschrijving. Volgens de inspecteur is de waarde van de ondergrond van het hotel namelijk aanzienlijk gestegen en moet rekening worden gehouden met restwaarde.

Vader op zoon

Hof Arnhem beslist dat een eventuele stijging van de restwaarde in 1999 niet hoeft te leiden tot een aanpassing van de afschrijving op de onroerende zaken. Volgen het hof maakt het familiebedrijf namelijk aannemelijk dat zij de waardestijging niet te gelde zal maken en het pand en andere onroerende zaken zal blijven gebruiken voor het hotelbedrijf.

Geen cassatie

Het hof neemt hierbij in overweging dat het hotelbedrijf al generaties lang binnen de familie wordt uitgeoefend en van vader op zoon wordt overgedragen. Het hof verklaart het beroep van het familiebedrijf gegrond. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij - alhoewel hij het op onderdelen niet eens is met de uitspraak - geen beroep in cassatie tegen de uitspraak zal instellen.

Dinsdag 14 oktober 2008

Inkomstenbelasting (winst)
Geen ondernemerschap door beperkt debiteurenrisico / 14 oktober 2008

Zowel een docente Engels en als een beeldend kunstenaar lopen de ondernemersfaciliteiten mis door een gebrek aan voldoende debiteurenrisico en zelfstandigheid. Dat beslissen Haarlemse rechters in twee afzonderlijke zaken.

Docent Engels

De docente Engels start in het jaar 2006 met het geven van trainingen in het gebruik van de Engelse taal aan medewerkers van bedrijven. De opdrachten van haar lopen via een overeenkomst van opdracht met instellingen. Zij dient een verzoek in om een VAR-WUO (Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming), maar de inspecteur vindt dat geen sprake is van een onderneming en geeft voor het jaar 2007 een VAR-ROW af (resultaat uit overige werkzaamheden). De docente gaat in beroep.

Ziekte of verlof

Rechtbank Haarlem vindt dat de taaltrainingen niet als een onderneming kunnen worden aangemerkt. Volgens de rechtbank werkt de docente slechts voor een tweetal opdrachtgevers en treedt zij niet rechtstreeks zelfstandig voor derden op. Het debiteurenrisico van haar is zeer beperkt, omdat de hoogte van de door de docente van haar opdrachtgever te ontvangen vergoeding vooraf is vastgesteld. Dat zij bij ziekte of verlof inkomsten zal derven, is op zichzelf niet voldoende voor het aannemen van ondernemerschap. Het beroep is ongegrond.

Beeldend kunstenaar

Naast zijn kunstenaarschap is de beeldend kunstenaar ook docent beeldende expressie. Vanaf 1995 tot en met 2004 hebben de werkzaamheden als beeldend kunstenaar tot verlies geleid, met uitzondering van het jaar 2001. De inspecteur heeft de zelfstandigenaftrek en het negatieve resultaat over 2004 als beeldend kunstenaar niet geaccepteerd. De beeldend kunstenaar komt in beroep en stelt dat wel sprake is van winst uit onderneming .

Vrije markt

De rechter stelt dat de resultaten uit de activiteiten van het beeldendkunstenaarschap niet kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming, omdat de behaalde resultaten op een enkele uitzondering na, een negatief verloop laten zien. Bovendien is door de kunstenaar een toekomstige winstverwachting onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook loopt hij geen debiteurenrisico of ondernemersrisico van betekenis gelopen. Daarnaast heeft de kunstenaar, zo vindt de rechter, onvoldoende redenen aangevoerd, waaruit blijkt dat een toenemende vraag op de vrije markt te verwachten is. Ook het beroep van de kunstenaar is ongegrond.

Dinsdag 7 oktober 2008

Inkomstenbelasting (winst)
Geen aftrekbeperking voor huurderskosten / 7 oktober 2008

Kosten en lasten van de ondernemer die normaal voor rekening komen van de 'huurder' vallen niet onder de aftrekbeperking. Te denken valt aan energiekosten, kosten inboedelverzekering, en belastingen/heffingen en kosten voor klein onderhoud die normaliter voor rekening van de huurder komen.

Kostenposten

Ondernemers mogen in principe de door hen gemaakte kosten in aftrek op hun winst brengen. De wet vermeldt een aantal kostenposten die niet, of slechts beperkt, voor aftrek in aanmerking komen. Eén van de aftrekbeperkingen betreft tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorende bezittingen, andere dan personenauto's. De kostenaftrek daarvoor is beperkt tot een gebruiksvergoeding van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen zonder rekening te houden met het heffingsvrije vermogen.

Casus

Een ondernemer exploiteert in 2001 samen met haar echtgenoot een dierenartspraktijk in maatschapsverband. Zij is gerechtigd tot een derde van het behaalde resultaat. Voor de uitoefening van de dierenartspraktijk maken zij en haar echtgenoot gebruik van een praktijkruimte in de tot het privé-vermogen behorende woning. Haar aandeel in de uitgaven voor gas, elektra en water voor de dierenartspraktijk brengt zij in haar aangifte in aftrek.

De inspecteur vindt dat deze kosten niet aftrekbaar zijn. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt echter anders. Normaliter draagt de huurder deze kosten. Hof 's-Hertogenbosch is daarom van oordeel dat voor deze kosten geen aftrekbeperking geldt. Zij kan de kosten volledig in aftrek brengen als ondernemingskosten.

Hoge Raad

Het Hof sluit zich aan bij de conclusie van A-G Overgaauw in de zaak van de Hoge Raad, nr. 43602. De A-G betoogt ondermeer: 'Kosten en lasten die normaliter voor rekening komen van de 'huurder' vallen niet onder het object van beperking. Te denken valt aan energiekosten, kosten inboedelverzekering, en belastingen/heffingen en kosten voor klein onderhoud die normaliter voor rekening van de huurder komen'.

Vanaf 2005

Bovenstaande procedure werd gevoerd over het fiscale boekjaar 2001. Vanaf het boekjaar 2005 is de beslissing van de Hoge Raad door de invoering van het zelfstandigheidsvereiste voor werkruimten in de eigen woning verder ingeperkt. Slechts indien de werkruimte conform de daartoe geformuleerde wettelijke criteria als een zelfstandig onderdeel van de eigen woning kan worden aangemerkt is aftrek van huurderskosten volgens de beslissing in bovengenoemde procedure mogelijk.

Maandag 6 oktober 2008

Loonheffing
Partiële toepassing stamrechtvrijstelling loonbelasting mag / 6 oktober 2008

Wanneer in een gouden handdruk elementen zijn opgenomen die niet zijn betaald voor gederfd of te derven loon, terwijl de gouden handdruk in zijn geheel ter voldoening aan een stamrechtverplichting in een stamrecht-BV is gestort, dan kan de stamrechtvrijstelling op het zuivere deel van de aanspraak worden toegepast. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van 19 september 2008.

Gouden handdruk

In deze zaak had een belastingplichtige een gouden handdruk ontvangen bij de beëindiging van zijn dienstverband. Deze bestond uit een bedrag voor te derven loon en uit een afrekening voor vakantiedagen en mobiliteitsbijdrage.

Er werd een zogeheten stamrecht-BV opgericht om de belastingsheffing over deze gouden handdruk uit te stellen naar de toekomst. Daarbij werd een recht op periodieke uitkeringen bedongen van de stamrecht-BV voor het gehele bedrag van de gouden handdruk.

Dit was niet helemaal correct, aangezien de stamrechtvrijstelling niet kan worden toegepast op de afrekening van vakantiedagen en de mobiliteitsbijdrage. De Belastingdienst vond dat daarom de gehele gouden handdruk moest worden belast.

Wel partiële toepassing mogelijk

Bij het standpunt dat de Belastingdienst innam wordt ervan uitgegaan dat bij enige vorm van onzuiverheid de gehele stamrechtvrijstelling komt te vervallen. Dit standpunt had de staatssecretaris van Financiën al eerder in een beleidsbesluit kenbaar gemaakt. De Hoge Raad heeft dit standpunt ondubbelzinnig afgewezen en stelt dat de zogenoemde stamrechtrechtvrijstelling in de loonbelasting wél partieel kan worden toegepast.

Woensdag 1 oktober 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Eigenwoningregeling bij bloot eigendom gewijzigd / 1 oktober 2008

De eigenwoningregeling is niet van toepassing als ouders tijdens hun leven de blote eigendom van hun woning overdragen aan hun kinderen. De woning behoort zowel voor de ouders als voor de kinderen tot de rendementsgrondslag van box 3. Dit staat in een nieuw besluit over de eigenwoningregeling.

Wat is bloot eigendom?

Op zich zijn de kinderen eigenaar geworden van een woning. Maar in tegenstelling tot het volle eigendomsrecht, hebben de kinderen een 'uitgekleed' eigendom. De ouders hebben immers het gebruik van de woning behouden. In feite zijn de kinderen eigenaar op papier en gebruiken hun ouders de woning alsof het hun eigendom is. Dit blijkt ook uit het feit dat de vruchtgebruiker de plicht heeft voor de woning te zorgen. De onderhoudskosten bijvoorbeeld komen voor rekening van de ouders. Door het overdragen van de 'bloot' eigendom wordt bespaard op de successiebelasting wanneer ouders overlijden.

Uitzendregeling

De bewindsman heeft het beleid over de uitzendregeling ook opgenomen in dit besluit. Voor de uitzendregeling mag de woning tijdens de gehele periode van de uitzending niet aan derden ter beschikking worden gesteld. De tijdelijke verhuurregeling geldt bij uitzending ook niet. De tijdelijke verhuurregeling is namelijk alleen van toepassing wanneer het hoofdverblijf niet wordt verplaatst, zoals bij vakanties en kortstondig verblijf in het buitenland.

Donderdag 25 september 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Wetsvoorstel tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten / Tweede Kamer 17 september 2008


Staatssecretaris Bussemaker van VWS, Minister Donner van SZW en Staatssecretaris De Jager van Financiën hebben het wetsvoorstel tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel wordt een nieuwe regeling voor de tegemoetkoming in de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten geïntroduceerd. Deze regeling zal de thans in de inkomstenbelasting bestaande buitengewone uitgavenregeling vervangen die per 1 januari 2009 zal vervallen. De regering heeft in dit wetsvoorstel gekozen voor een combinatie van specifieke en generieke elementen. De specifieke elementen betreffen de introductie van een nieuwe op de doelgroep toegespitste forfaitaire regeling en de invoering van een nieuwe fiscale regeling. De nieuwe fiscale regeling zal in afdeling 6.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting2001 worden opgenomen onder de titel Uitgaven voor specifieke zorgkosten. Deze regeling sluit voor een deel aan bij de regeling voor buitengewone uitgaven. De nieuwe regeling zal echter scherper worden gericht op de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten. Het generieke deel betreft met name de algemene inkomenscompensatie voor ouderen en arbeidsongeschikten.

Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 januari 2009 in werking treedt.

Woensdag 24 september 2008

Algemeen
De zzp'er en factureren / 24 september 2008

Voor alle goederen en diensten aan een andere ondernemer of rechtspersoon die geen ondernemer is, moet een factuur worden uitgeschreven.

Op de factuur moeten verplicht basisgegevens staan. Enkele van deze gegevens zijn:

  • een opeenvolgend nummer;

  • de datum van uitreiking van de factuur;

  • de datum waarop de levering of de dienst wordt verricht of is voltooid of de datum (voor zover vastgesteld kan worden) van vooruitbetaling en deze datum verschilt met de uitreikingsdatum van de factuur;

  • naam en adres van de ondernemer die de levering of de dienst verricht;

  • het btw-identificatienummer van de ondernemer die de levering of de dienst heeft verricht;

  • het btw-identificatienummer van de afnemer aan wie de levering of dienst is verricht ingeval van een verlegging van de heffing of aan wie intracommunautair wordt geleverd met toepassing van het 0% tarief;

  • een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of de verleende dienst;

  • de hoeveelheid (of omvang) en aard van de geleverde goederen of de verleende dienst;

  • het toegepaste tarief;

  • het btw-bedrag uitgedrukt in euro's;

  • als de belasting wordt voldaan door een fiscaal vertegenwoordiger; zijn naam en adres en btw-identificatienummer.

Btw-identificatienummer en omzetbelastingnummer

Het btw-identificatienummer van een Nederlandse ondernemer bestaat uit veertien posities. Het begint met de landcode NL, gevolgd door 9 cijfers, waarin uw omzetbelastingnummer is opgenomen plus een toevoeging van 3 posities: BO1 t/m B99. Het omzetbelastingnummer heeft vaak minder dan 9 cijfers voor de toevoeging B01 t/m B99. In dat geval wordt het btw-identificatienummer aangevuld met voorloopnullen. Ook staan er geen punten in het nummer.

Voorbeeld

Omzetbelastingnummer: 1234567B01
Btw-identificatienummer: NL001234567B01

Tijdstip factureren

De factuur moet vóór de 15e van de maand die volgt op de maand waarin de goederen of diensten zijn geleverd worden verzonden. De klant heeft deze factuur nodig om de btw die hun in rekening is gebracht als voorbelasting te kunnen verrekenen. Om de btw als voorbelasting te kunnen verrekenen, moet met originele facturen, rekeningen of nota's worden aangetoond hoeveel btw door leveranciers in rekening is gebracht. Voor de aftrek van voorbelasting is het belangrijk dat alle verplichte gegevens op de factuur staan.

Elektronisch factureren

Facturen mogen elektronisch worden verzonden als de afnemer daarmee akkoord gaat en een aantal waarborgen in acht worden genomen. Zo moet de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de elektronische factuur worden gewaarborgd. De Belastingdienst beschikt over een brochure waarin de voorwaarden waaraan een elektronische factuur moet voldoen zijn beschreven. Het zogeheten e-factureren of e-billing is in opkomst.

Dinsdag 23 september 2008

Omzetbelasting
Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten in 2009 / 23 september 2008

Vanaf 1 januari 2009 gelden strengere voorwaarden voor de btw-vrijstelling voor de gezondheidskundige verzorging van de mens. Enkele nu vrijgestelde diensten van beroepsbeoefenaren waarvoor de opleidingseisen niet in de wet BIG en de daarop gebaseerde besluiten vastliggen, vallen met ingang van volgend jaar onder de heffing van de omzetbelasting.
Zo zijn de werkzaamheden van osteopaten, pedagogen en chiropractoren met ingang van 1 januari 2009 niet langer vrijgesteld van omzetbelasting.

Toelichting

In principe zijn medische diensten vrijgesteld als ze behoren tot de handelingen waarvoor de beroepsbeoefenaar is opgeleid en die staan omschreven in de Wet BIG en de daarop gebaseerde Besluiten. Maar die handelingen verschillen per beroepsgroep:

  • Zo is iedere dienst met betrekking tot de gezondheidskundige verzorging van de mens vrijgesteld als die dienst door een arts wordt verricht, ook als dit handelingen betreft die hij als osteopaat verricht.

  • Voor bijvoorbeeld een fysiotherapeut die als osteopaat werkt, zou een afbakening van de vrijstelling tot handelingen die hij verricht op basis van zijn BIG-opleiding, ertoe leiden dat handelingen als osteopaat belast zijn; ook al hebben arts en fysiotherapeut dezelfde opleiding tot osteopathie gevolgd.

In een situatie waarin er sprake is van dienstverlening van dezelfde kwaliteit, geldt daarom nu dat de diensten van de fysiotherapeut die als osteopaat werkt ook in de vrijstelling vallen. Maar vanaf 2009 gaat dit veranderen. Vanaf die datum worden handelingen die met bedoelde werkzaamheden overeenkomen in de heffing van omzetbelasting betrokken, ook als zij worden uitgevoerd door artsen of andere beroepsbeoefenaren in de zin van de Wet BIG. Tevens wordt met de onderhavige herijking van de medische vrijstelling de positie van de niet-BIG psychologen herzien.

Dinsdag 16 september 2008

Algemeen
Prinsjesdag 2008; de fiscale plannen van het kabinet / Ministerie van Financiën 16 september 2008

Fiscaal pakket 2009 ingediend bij de Tweede Kamer

Staatssecretaris De Jager en Minister Bos van Financiën hebben op Prinsjesdag het fiscaal pakket 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. Het fiscaal pakket 2009 bestaat uit twee wetsvoorstellen: het Belastingplan 2009 en de Overige fiscale maatregelen 2009 (OFM). Tenzij anders vermeld, is de ingangsdatum 1 januari 2009. De meer technische aspecten die minder haast hebben, worden opgenomen in een separaat onderhoudswetsvoorstel.

Fiscaal bestuursrecht

- Meer digitalisering

Het wordt vanaf 1 januari 2009 mogelijk een wijziging van de voorlopige aanslag en teruggaaf digitaal aan te brengen en ook de schatting van het inkomen voor het komende belastingjaar digitaal te doen.

- Horizontaal toezicht

De Belastingdienst zet sterk in op horizontaal toezicht, waarbij afspraken worden gemaakt met overheden, individuele grote ondernemingen en brancheorganisaties. Dit gebeurt in de vorm van certificering en het afsluiten van handhavingsconvenanten.

Het aantal uren voor thematische acties (zoals vastgoed, loonheffingen en illegale arbeid) wordt opgevoerd.

- Basisregistratie inkomen

De invoering van de basisregistratie inkomen is voorzien in 2009. Verder biedt de Belastingdienst in 2009 als service voor burgers die digitaal aangifte doen, de mogelijkheid gegevens voor in te laten vullen in de aangifte inkomstenbelasting. In de aangifte over 2008 kunnen onder meer de NAW-gegevens, de loongegevens, de WOZ-gegevens, diverse heffingskortingen en het bedrag van de voorlopige teruggaaf worden vooringevuld.

- Belastingtelefoon

De Belastingdienst investeert in de jaren 2009 tot en met 2011 in de Belastingtelefoon om de telefonische bereikbaarheid te verbeteren en te kunnen garanderen.

Awir/Toeslagen

- Afschaffing medeondertekening bij toeslagen

- Moment van doorwerking wijzigingen in persoonlijke situatie

Wijzigingen in de situatie van een belanghebbende die van belang zijn voor inkomensafhankelijke regelingen en optreden na de eerste dag van de maand, werken door vanaf de eerstvolgende maand en niet direct vanaf de dag van de wijziging. Deze oorspronkelijk als tijdelijk bedoelde regeling wordt structureel gemaakt.

- Uitstel toepassing Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Per 1 januari 2009 treedt naar verwachting de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking. Deze wet biedt burgers meer doeltreffende rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen door de overheid.

Ingevolge het wetsvoorstel OFM 2009 zal de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen voor drie jaar nog niet van toepassing zijn op de beslistermijnen in de Awir. Gedurende deze drie jaar kan ervaring worden opgedaan met het nieuwe automatiseringssysteem.

Inkomstenbelasting

- Automatische verlening VAR

Een beschikking verklaring arbeidsrelatie (VAR) moet thans elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Ter vermindering van de administratieve lasten zullen VAR-beschikkingen voortaan automatisch worden verstrekt wanneer zich gedurende drie jaren geen wijziging heeft voorgedaan. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2010.

- Gelijktrekken autokostenvergoedingen

Een gift in de vorm van het afzien van een vergoeding van kosten voor vervoer per auto maakt onderdeel uit van de persoonsgebonden aftrekpost voor giften. Om de hoogte van deze vergoeding in overeenstemming te brengen met op andere plaatsen in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964 opgenomen vergelijkbare vergoedingen, wordt het bedrag van de vergoeding verlaagd van € 0,20 naar € 0,19 per kilometer.

- Verhoging MKB-winstvrijstelling (van 10% tot 10,7%)

Het kabinet denkt verder na over het afschaffen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling. Ondernemingen worden namelijk vaak gestart in deeltijd of naast een dienstbetrekking.

- Verhoging inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting

Op grond van het Belastingplan 2008 wordt de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting (IACK) per 1 januari 2009 geïntroduceerd. De IACK beoogt meer werken voor alleenstaanden en minst verdienende partners met kinderen aantrekkelijker te maken. De korting is groter naarmate de minst verdienende partner meer verdient.

- Verhoging maximale ouderschapsverlofkorting en ontkoppeling van levensloopregeling

Het wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt met ingang van 1 januari 2009 uitgebreid van 13 naar 26 weken. Door de uitbreiding van het wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt het maximale bedrag van de ouderschapsverlofkorting ook hoger. Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging wordt de koppeling van de ouderschapsverlofkorting aan de levensloopregeling losgelaten per 1 januari 2009.

- Op langere termijn omzetting van zelfstandigenaftrek in de MKB-winstvrijstelling

De zelfstandigenaftrek neemt af bij toenemende winst. De MKB-winstvrijstelling is daarentegen gericht op groei. Deze is immers een vast percentage van de winst. Eventuele toekomstige omzetting gebeurt eventueel pas na consultatie van het bedrijfsleven en de advieswereld.

De bedragen van de zelfstandigenaftrek blijven in 2009 nominaal constant.

- Verhoging van de startersaftrek

- Uitbreiding faciliteiten speur- en ontwikkelingswerk

In het Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV 2007-2011, is onder andere aangekondigd de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) uit te breiden. In 2009 vindt de eerste tranche van deze intensivering plaats. Per 1 januari 2009 wordt de definitie van speur- en ontwikkelingswerk verruimd. De verruiming zal zien op ontwikkeling van technische nieuwe programmatuur waarbij gebruik wordt gemaakt van al bestaande componenten.

- Uitbreiding faciliteiten zeescheepvaart

De maatregelen betreffen het verlagen van het tonnagetarief voor grotere schepen en voor als scheepsmanager werkzame ondernemers. Deze maatregelen maken het Nederlandse fiscale zeescheepvaartpakket in de breedte aantrekkelijker. Om aan te sluiten bij andere Europese landen en daardoor de Nederlandse tonnageregeling in Europees perspectief concurrerend te houden, introduceert het kabinet een extra schaal.

- Introductie doorwerkbonus

Ouderen zullen met een (fiscale) doorwerkbonus worden gemotiveerd om vanaf het jaar waarin zij 62 jaar worden door te blijven werken. Ook voor 65-plussers is er een doorwerkbonus. De doorwerkbonus wordt vormgegeven als een korting op de te betalen belasting (heffingskorting) voor ouderen die werken.

De hoogte van de bonus loopt met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. Deze bonus geldt voor alle ouderen en gaat in met ingang van 1 januari 2009.

Teneinde een minimum aan arbeidsparticipatie te garanderen wordt de bonus berekend over het gedeelte van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid dat de € 8867 (2009) te boven gaat. Verder blijft het deel van het inkomen dat het bedrag van het einde van de derde schijf (€ 54 776 in 2009) te boven gaat buiten beschouwing bij de berekening van de hoogte van de bonus.

De doorwerkbonus zal als heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting worden toegekend. De bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen blijft naast de doorwerkbonus bestaan. De doorwerkbonus bedraagt maximaal € 4591.

- Invoering houdbaarheidsbijdrage

Naast de hierboven genoemde bonus voor doorwerken wordt van ouderen een houdbaarheidsbijdrage naar draagkracht gevraagd. Deze houdbaarheidsbijdrage verbreedt het draagvlak voor de financiering van de oudedagsvoorziening. Deze bijdrage wordt ingebed in de schijvenstructuur van de loon- en inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De bovengrens van de tweede schijf in de inkomstenbelasting wordt met ingang van 2011 niet meer volledig maar nog maar voor 75% van de op basis van de tabelcorrectiefactor berekende mutatie geïndexeerd.

Van mensen die 65 jaar of ouder zijn en geboren zijn na 31 december 1945, met een inkomen dat hoger is dan de grens tussen de tweede en derde schijf (in 2009 € 32 127) wordt vanaf 2011 een bijdrage gevraagd. De bijdrage is gelijk aan het verschil tussen het tarief tweede schijf en het tarief derde schijf toegepast op het deel van het inkomen dat vanaf 2011 extra in de derde schijf valt.

- Arbeidskorting

Met ingang van 1 januari 2009 wordt de arbeidskorting inkomensafhankelijker gemaakt. Dit was reeds aangekondigd in het Belastingplan 2008.

- Lijfrenten

In de lijfrentesfeer vindt een aantal vereenvoudigingen plaats op het terrein van splitsing van lijfrenten, afkoop van kleine lijfrenten en inhouding van loonbelasting op afkoopsommen. Daarnaast vervalt de afrekenverplichting bij emigratie voor saldolijfrenten. Verder wordt de maximumpremiegrondslag in de derde pijler verhoogd, waardoor de aftrekmogelijkheden in de derde pijler worden teruggebracht naar het niveau van 2007. De maximumpremiegrondslag bedraagt per 1 januari 2009 € 153 221.

Afkoop kleine lijfrenten

Voor kleine lijfrentekapitalen wordt een afkoopmogelijkheid geïntroduceerd. Hierbij gaat het om - vaak premievrij gemaakte - lijfrenteverzekeringen met een (relatief) beperkte waarde. Het Belastingplan 2009 voorziet in een fiscaalverzachtende afkoopregelingen voor lijfrentecontracten waarvan de waarde niet meer bedraagt dan € 4000 (jaarlijks te indexeren met de tabelcorrectiefactor).

Inhouding loonbelasting of afkoopsommen

Per 1 januari 2009 wordt de onderworpenheid aan de inhouding van loonbelasting uitgebreid naar afkoopsommen van lijfrenten en afkoopsommen van bepaalde andere periodieke uitkeringen (het gaat daarbij om periodieke uitkeringen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval).

Vervallen afrekenverplichting saldolijfrenten bij emigratie

De afrekenverplichting bij emigratie voor zogenoemde saldolijfrenten en soortgelijke periodieke uitkeringen vervalt. Deze afrekenverplichting geldt voor bepaalde polissen die zijn afgesloten voor 14 september 1999 en die onder het overgangsrecht van de Wet IB 2001 vallen.

- Verdwijnen huidige regeling voor buitengewone uitgaven; Regeling chronisch zieken en gehandicapten

De huidige regeling voor buitengewone uitgaven verdwijnt (dit was al eerder geregeld, zie Belastingplan 2008, artikel II, onderdeel H). Daarvoor in de plaats komt het kabinet met een nieuwe regeling voor compensatie van hoge zorgkosten door chronisch zieken en gehandicapten.

Het ouderen- en arbeidsongeschiktenforfait bij de belastingopgaaf vervalt. Ter compensatie krijgen ouderen gemiddeld € 150 per jaar en arbeidsongeschikten gemiddeld € 225.

Vennootschapsbelasting

- Vrijstelling vermogensoverheveling woningcorporaties

Voor de vennootschapsbelasting zal expliciet worden geregeld dat de subsidiëring (reguliere projectsteun, saneringssteun en bijzondere projectsteun) niet belast en de bijdrageheffing niet aftrekbaar is.

- Versoepeling regime beleggingsinstellingen

De laatste jaren is de ontwikkeling gaande dat beleggingsinstellingen het vastgoed steeds vaker houden via dochtervennootschappen (indirect vastgoed). De beleggingsinstelling fungeert in dat geval dus tevens als houdstermaatschappij van vastgoedvennootschappen. De eisen die aan beleggingsinstellingen worden gesteld, blijken in de praktijk niet altijd geheel aan te sluiten bij vorengenoemde ontwikkeling. Daardoor kunnen knelpunten ontstaan. Om die knelpunten weg te nemen wordt het beleggingsbegrip aangepast.

- Verlaging VPB-tarieven vanwege uitblijven rentebox

Het uitblijven van een beschikking van de Commissie over de optionele rentebox is aanleiding om het voor 2008 voor de optionele rentebox gereserveerde bedrag op andere wijze toe te laten komen aan het bedrijfsleven. Daarbij is gekozen voor een verlaging van het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting tot 20% voor winsten tot een bedrag van € 250 000. De huidige tweede schijf van 23% komt te vervallen. De tariefverlaging geldt alleen voor het jaar 2008!

- Invoering Premie Pensioen Instelling (PPI)

In 2009 wordt er een fiscaal kader voor de premiepensioeninstelling (ppi) geïntroduceerd, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de fiscale behandeling van pensioenfondsen.

In Nederland bestaat er momenteel geen pensioenvehikel waarmee optimaal gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de IORP-richtlijn (de Europese richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) biedt. Met de PPI wordt aan deze lacune tegemoetgekomen.

Loonbelasting

- Loonheffing van directeur-grootaandeelhouder

Eerder was aangekondigd dat de directeur-grootaandeelhouder (dga) per 1 januari 2009 niet uit de loonheffing wordt gehaald. De wetswijzigingen die per 1 januari 2009 op dit punt zouden plaatsvinden, worden met het wetsvoorstel OFM teruggenomen.

Er is een alternatief pakket maatregelen samengesteld. Het gaat om de volgende maatregelen:

- een vereenvoudigde loonaangifte voor dga's;

- de mogelijkheid om maandaangiften met ongewijzigde gegevens eerder in te dienen (er kan dan ineens voor verschillende maanden tegelijk aangifte worden gedaan zodat de aangifte niet elke maand opnieuw afzonderlijk moet worden ingevuld en ingediend);

- een eenvoudiger betalingssysteem waarbij niet telkens een nieuw kenmerk hoeft te worden ingevuld;

- een verhoging van de grens voor de kwartaalaangifte omzetbelasting van € 7000 naar € 15000.

De verhoging van de grens voor de kwartaalaangifte omzetbelasting zal per 1 januari 2009 plaatsvinden. Voor de eerste drie maatregelen wordt gestreefd naar invoering per 1 januari 2010.

- Wijziging m.b.t. doorbetaaldloonregeling

De doorbetaaldloonregeling geldt voor werknemers die vanwege een dienstbetrekking bij een werkgever ook werkzaam zijn voor een andere werkgever, zoals bij dga's die voor verschillende groepsmaatschappijen werken. Onder bepaalde voorwarden mag de eerste werkgever loonbelasting inhouden op het totale loon. Eén van de voorwaarden is dat op verzoek van beide werkgevers en de werknemer een beschikking is afgegeven. Dit vereiste zal voor dga's vervallen.

- Belastingvrije vergoeding voor EVC-procedures

Met ingang van 1 januari 2009 kan een werkgever een EVC-procedure belastingvrij vergoeden of verstrekken. Een procedure ter erkenning van verworven competenties (EVC) stelt vast welke competenties iemand heeft opgedaan door bijvoorbeeld werkervaring en resulteert in een ervaringscertificaat.

- Loon in, loon over

Bij loon over gaat het om twee regelingen, waarvan de eerste regeling structureel wordt gemaakt. Deze regeling houdt in dat de inhoudingsplichtige een in de maand januari van het nieuwe jaar gedane inhouding op loon dat de werknemer met betrekking tot het voorgaande jaar toekomt, mag opnemen in de laatste aangifte over het oude jaar.

De tweede regeling wordt voor 2009 nog een keer verlengd en komt te vervallen per 1 januari 2010. Deze regeling houdt in dat de inhoudingsplichtige binnen het kalenderjaar loonbetalingen mag toerekenen aan de verstreken loontijdvakken waarop zij betrekking hebben, zo nodig door middel van het indienen van correctieberichten. Deze regeling komt te vervallen vanwege het grote aantal correctieberichten dat op basis hiervan wordt ingediend. Het is de bedoeling dat per 1 januari 2010 een eenduidige aangiftesystematiek wordt ingevoerd. Daarom wordt deze overgangsregeling voor het jaar 2009 nog een keer verlengd.

- Afschaffing correctieberichten over het lopende jaar

Vanaf 1 januari 2010 moeten fouten in een aangifte loonheffingen over een tijdvak in een lopend kalenderjaar worden hersteld in de eerstvolgende aangifte met betrekking tot dat jaar.

De correctieverplichting voor fouten in aangiften loonheffingen over verstreken kalenderjaren blijft bestaan om ervoor te zorgen dat ook voor die jaren de juiste loongegevens worden vastgelegd.

- Voortzetting tijdelijke regeling uitvraag jaarloongegevens

Voor de jaren 2006 en 2007 is het noodzakelijk gebleken alsnog jaarloongegevens bij een aantal werkgevers uit te vragen. Dit is gebeurd op grond van een tweetal regelingen die gelden voor jaarloongegevens over 2006 en 2007. Met ingang van het kalenderjaar 2009 kan, voor gegevens over het jaar 2008, geen gebruik meer worden gemaakt van die bevoegdheid. Omdat vooralsnog ervan moet worden uitgegaan dat in bijzondere gevallen uitvraag nodig blijft, wordt door een wijziging in de Wet LB 1964 een tijdelijke basis gecreëerd voor de benodigde uitvraag.

- Codificatie fiscale behandeling WGA-lasten

Vastgelegd wordt dat de lasten voor de werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-lasten) die de werkgever op zijn werknemer verhaalt niet op het loon in mindering mogen worden gebracht.

- Afschaffing eerstedagsmelding

De eerstedagsmelding (EDM) wordt afgeschaft. Daarbij geldt wel dat de inspecteur de bevoegdheid krijgt om maximaal een vijfjarige EDM-verplichting op te leggen. Dit betreft thans nog een vooraankondiging van een maatregel.

- Concrete stappen richting loonsomheffing

De mogelijk te nemen stappen zijn beschreven in een brief van 3 juli 2008 aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2009 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek.

Voorkoming dubbele belasting

- Uitbreiding fictieve onderworpenheid van in niet-verdragsland werkzame werknemers

In de AWR is een bepaling opgenomen voor werknemers die werkzaam zijn binnen het gebied van een Mogendheid waarmee Nederland geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten en die dat loon niet heeft onderworpen aan een belasting naar het inkomen. Wanneer een dergelijke werknemer daar gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden werkt en sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot een binnen het Rijk gevestigde werkgever, wordt dit loon (bij fictie) geacht te zijn onderworpen aan een belasting die vanwege een andere Mogendheid wordt geheven. Het gevolg daarvan is dat ter zake van dat loon het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 van toepassing is.

De hiervoor genoemde voorwaarde dat sprake moet zijn van een werkgever die binnen het Rijk is gevestigd, kan beperkend werken ten aanzien van werknemers die in privaatrechtelijke dienstbetrekking staan tot werkgevers die zijn gevestigd in een van de (andere) EU-lidstaten. Deze bepaling wordt dan ook uitgebreid tot werkgevers die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Omzetbelasting

- Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten

Het Belastingplan 2009 bevat een herijking van de medische vrijstelling in de Wet OB 1968. Als gevolg van deze herijking komen enkele thans vrijgestelde diensten van beroepsbeoefenaren in de zin van de Wet BIG, waarvoor de opleidingseisen niet vastliggen in het bepaalde bij of krachtens de Wet BIG, met ingang van 1 januari 2009 onder de heffing van de omzetbelasting te vallen. Zo zijn de werkzaamheden van osteopaten, pedagogen en chiropractoren met ingang van 1 januari 2009 niet langer vrijgesteld van omzetbelasting. Vanaf die datum worden handelingen die met bedoelde werkzaamheden overeenkomen in de heffing van omzetbelasting betrokken als zij worden uitgevoerd door artsen of andere beroepsbeoefenaren in de zin van de Wet BIG. Tevens wordt met de onderhavige herijking van de medische vrijstelling de positie van de niet-BIG psychologen herzien.

Successiewet

- Herziening Successiewet

In 2009 wordt gestart met het wetgevingstraject. De herziening omvat onder andere vereenvoudiging van de tariefstructuur, stroomlijning van verschillende vrijstellingen en vereenvoudiging van de bedrijfsopvolgingsregeling.

- Vrijstelling sportorganisaties

Het kabinet neemt in de Successiewet 1956 een vrijstelling op voor het recht van successie, het recht van overgang en het recht van schenking voor verkrijgingen door een vereniging of stichting die sportbeoefening bij die vereniging of stichting ten doel heeft, en die is aangesloten bij een door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) - in overeenstemming met de minister van Financiën - aangewezen landelijke sportorganisatie. De door de minister van VWS aangewezen landelijke sportorganisatie die voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden en is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, de Nederlandse Antillen of Aruba, komt zelf ook in aanmerking voor de voorgestelde vrijstellingen in de Successiewet 1956.

Ook denksporten, zoals schaken en dammen met spel- en wedstrijdelement worden tot sport gerekend.

Milieuheffingen

- Compensatieregeling energiebelasting in verband met invoering capaciteitstarief

Op dit moment wordt over het transport van elektriciteit aan kleinverbruikers een variabel transporttarief per kWh in rekening gebracht. Per 1 januari 2009 zal voor kleinverbruikers het variabele transporttarief per kWh vervallen en een capaciteitsafhankelijk transporttarief (capaciteitstarief) worden ingevoerd. Zonder compenserende maatregelen zou de invoering van het capaciteitstarief leiden tot negatieve financiële effecten bij huishoudens met een laag elektriciteitsverbruik en nadelig kunnen zijn voor de energiebesparingsprikkel.

- Vliegbelasting

Het kabinet wijzigt de vliegbelasting op onderdelen teneinde onnodige administratieve lasten voor de luchtvaartsector te voorkomen. Deze aanpassingen zijn eerder aangekondigd en werken terug tot en met 1 juli 2008.

Uitbreiding toepassing lage tarief

Deze aanpassing houdt in dat voor bestemmingen in EU-landen en bestemmingen in een land waarvan de luchthavens deels zijn gelegen binnen een vliegafstand van 2500 kilometer en deels daarbuiten, het lage tarief mede van toepassing is voor verder gelegen bestemmingen in dat land. Daarbij geldt wel een maximumafstand van 3500 kilometer.

Verruiming definitie boordpersoneel

Boordpersoneel is vrijgesteld van vliegbelasting. Als boordpersoneel wordt ook aangemerkt ieder die uitsluitend wordt vervoerd in het kader van het door hem verrichten van werkzaamheden als boordpersoneel aan boord van een ander vliegtuig.

Verpakkingenbelasting

Met het Belastingplan 2008 is de verpakkingenbelasting als nieuwe milieubelasting in het Nederlandse belastingstelsel geïntroduceerd. In het Belastingplan 2009 zijn aan aantal vereenvoudigen opgenomen. Het gaat om de volgende aanpassingen:

Introductie forfait voor geïmporteerde verpakkingen

Vereenvoudiging via sectorafspraken

Om dit soort regelingen mogelijk te maken wordt een delegatiebevoegdheid gecreëerd.

Wijziging definitie verpakkingen

De definitie van verpakkingen wordt aangepast, zodat aangewezen logistieke hulpmiddelen en verpakkingen die hoofdzakelijk een andere functie hebben dan een verpakkingsfunctie niet meer als verpakking voor de verpakkingenbelasting worden aangemerkt.

Halvering aantal tarieven

Het onderscheid tussen primaire en secundaire/tertiaire verpakking komt te vervallen. Hierdoor vermindert het aantal tarieven van de huidige zestien naar acht tarieven en een forfaitair tarief.

Introductie vermindering voor indirecte export

Directe export is vrijgesteld van verpakkingenbelasting. Indien producten echter via de Nederlandse tussenhandel worden geëxporteerd, de zogenoemde indirecte export, is wel verpakkingenbelasting verschuldigd.

Verlegging heffing bij loonverpakkers

De belastingplicht wordt bij loonverpakkers verschoven naar de opdrachtgever.

Componenten niet meer apart aangeven

De mogelijkheid wordt geïntroduceerd de componenten en elementen mee te wegen en op te geven bij het verpakkingsmateriaal waarin ze zijn verwerkt.

Wijziging concerndefinitie

Wijziging definitie importeur

De definitie van importeur wordt zodanig aangepast dat duidelijk is dat alleen de ondernemer voor wie de geïmporteerde producten bestemd zijn als importeur wordt aangemerkt.

Verlaging tarief biokunststof

Wijziging behandeling verkooppuntverpakkingen

Belasting van personenauto's en motorrijwielen en Motorrijtuigenbelasting

Maatregelen BPM en MRB

Het Belastingplan 2009 bevat een aantal fiscale maatregelen op het gebied van mobiliteit en vergroening. Het gaat om de volgende maatregelen:

- de verschuiving van BPM naar MRB in de periode 2009 tot en met 2013;

- de ombouw van de BPM-grondslag van catalogusprijs naar CO2-uitstoot in de periode 2009 tot en met 2013;

- de verlaging van het MRB-tarief voor zeer zuinige auto's;

In het Belastingplan 2008 is de eerste stap gezet om de aanschaf van zeer zuinige personenauto's te stimuleren. Hiertoe is het tarief van de motorrijtuigenbelasting voor deze auto's gehalveerd en de bijtelling privé-gebruik van zeer zuinige auto's verlaagd. Het kabinet brengt een verdere stimulering voor zeer zuinige auto's aan door het halve tarief MRB voor deze auto's te reduceren tot een kwarttarief.

- de verlaging van het MRB-tarief voor aardgasauto's tot het niveau voor benzineauto's;

- de verhoging van het MRB-tarief voor motoren;

- de verhoging van het MRB-tarief voor Euro-0, I en II vrachtwagens;

- de verdere differentiatie bijtelling auto van de zaak;

In het Belastingplan 2008 is een eerste stap gezet in de differentiatie van de bijtelling en onttrekking voor de auto van de zaak. Daarbij werd voor zeer zuinige auto's van de zaak de fiscale bijtelling en de in aanmerking te nemen onttrekking flink verlaagd naar 14% van de catalogusprijs van de auto in plaats van de in beginsel geldende 25% van de catalogusprijs van de auto. Voor veel rijders van een auto van de zaak is de stap naar een zeer zuinige auto echter nog te groot. Om ook deze autorijders te stimuleren tot de keuze voor een zuinigere auto, introduceert het kabinet in het Belastingplan 2009 een extra categorie.

De bijtelling of onttrekking van auto's in deze nieuwe categorie bedraagt 20% en geldt bij auto's die niet op diesel rijden met een CO2-uitstoot tussen de 111 en 140 gram per kilometer en bij auto's die wel op diesel rijden met een CO2-uitstoot tussen de 96 en 116 gram per kilometer. Bij een nog lagere CO2-uitstoot blijft een bijtelling of onttrekking van 14% gelden.

- de fiscale vrijstelling van het gebruik van waterstof als brandstof.

Bijlage:

Belasting- en premietarieven 2008-2009

Tarieven loon- en inkomstenheffing

2008

2009

AOW-premie eerste en tweede schijf (niet voor 65-plussers)

17,90

17,90

ANW-premie eerste en tweede schijf

1,10

1,10

AWBZ-premie eerste en tweede schijf

12,15

12,15

Belastingtarief eerste schijf

2,45

2,35

Belastingtarief tweede schijf

10,70

10,85

Belastingtarief derde schijf

42,00

42,00

Belastingtarief vierde schijf

52,00

52,00

Lengte eerste belastingschijf

€ 17579

€ 17878

Lengte tweede belastingschijf

€ 14010

€ 14249

Lengte derde belastingschijf

€ 22271

€ 22649

Algemene heffingskorting

€ 2074

€ 2007

Algemene heffingskorting 65-plus

€ 970

€ 935


 

Woensdag 10 september 2008

Inkomstenbelasting
In de praktijk: 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche' / 4 september 2008

Na de publicatie van 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche' op 25 juli zijn er vragen uit de praktijk gerezen. De antwoorden staan hieronder.

Ingangsdatum van de handreiking

Werkgevers in de autobranche mogen de grondslag voor de bijtelling privégebruik vanaf 25 juli 2008 op de nieuwe manier bepalen. Dit is de datum waarop de handreiking is gepubliceerd.

Bijtellingspercentages

Als u de handreiking gebruikt om de grondslag voor de bijtelling privégebruik te bepalen, kunt u gebruik maken van de verschillende bijtellingspercentages. Als een werknemer op een dag na werktijd bijvoorbeeld een Toyota Prius meeneemt, dan baseert u de grondslag voor de bijtelling privégebruik op deze auto. Het privégebruik is dan 1/365 x 14% van deze grondslag.

Met de Autodealerregeling 2007 was het niet mogelijk gebruik te maken van de verschillende bijtellingspercentages. Dit is ook één van de redenen waarom de Autodealerregeling op 1 oktober 2008 vervalt.

Bijtelling bepalen

De 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche' maakt onderscheid tussen 3 situaties bij het bepalen van de grondslag voor de bijtelling privégebruik. Als u wilt bepalen welke situatie van toepassing is, moet u de situaties in de volgorde van de handreiking doorlopen. Dat betekent dat de situatie 2. 2 pas kan gelden als situatie 2. 1 niet van toepassing is. En dat situatie 2. 3 pas kan gelden als situatie 2. 1 en 2. 2 niet van toepassing zijn.

Registreren van de auto's waarop u de grondslag voor de bijtelling baseert

Uit de administratie moet blijken op welke auto de grondslag voor de bijtelling privégebruik per dag is gebaseerd. En waarom u de grondslag op die auto hebt gebaseerd, dus van welke van de 3 situaties van de handreiking op een dag sprake is. Dit betekent niet dat de auto's elke dag geregistreerd moeten worden. Uw bedrijf kan bijvoorbeeld interne richtlijnen hebben waardoor alleen wijzigingen geregistreerd hoeven te worden.

Toezicht

Als werkgever moet u toezicht houden als u bijtelt op grond van de 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche'. U moet ook toezicht houden als u wilt bewijzen dat u terecht niet bijtelt. De Belastingdienst heeft daarvoor een aantal richtlijnen. Deze richtlijnen vindt u in de 'Handreiking Toezicht bijtelling privégebruik auto en geen bijtelling privégebruik auto voor de autobranche.

Bijtelling bij geen privégebruik

U mag alleen niet bijtellen als u overtuigend kunt bewijzen dat de werknemer op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt. Als u dat niet kunt bewijzen, moet u ook bijtellen over de periode waarin de werknemer de auto niet gebruikt. Dit geldt ook als u per 1 oktober de 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche' gaat gebruiken en u kunt aantonen dat de werknemer vanaf 1 oktober geen privékilometers rijdt.

Dinsdag 9 september 2008

Vennootschapsbelasting / inkomstenbelasting (winst)
Een voorziening voor bodemsanering mag rustig vijf jaar duren / 9 september 2008

Een ondernemer mag de tijd nemen om een voorziening, het geld dat hij voor een bodemsanering onder zijn bedrijfspand wil gebruiken, daadwerkelijk uit te geven. De rechter schrikt niet van een periode van vijf jaar dat de voorziening van de winst wordt afgetrokken. Het belangrijkste is dat de ondernemer het geld nog steeds wil bestemmen voor de sanering.

Casus

In verband met de bodemverontreiniging bij haar bedrijfspand heeft een bv in 1997 een saneringsplan opgesteld en op basis daarvan een voorziening gevormd. De inspecteur gaat akkoord met deze voorziening, maar in 2002 blijkt uit een boekenonderzoek dat het saneringsplan nog steeds niet is uitgevoerd.

De inspecteur vindt dat de voorziening moet vrijvallen.

Grens nog niet bereikt

Rechtbank Haarlem is het daar niet mee eens. De sanering is niet uitgevoerd, omdat in de jaren na 1997 de financiële middelen ontbreken om over te gaan tot nieuwbouw of verbouwing van het bedrijfspand waarbij de bodem moet worden gesaneerd. Ook in 2002 heeft de bv nog steeds het voornemen om het bedrijfspand aan te passen. Slechts om financiële redenen is dit niet gelukt. De situatie is na 1997 dus niet gewijzigd.

De rechtbank is het wel eens met de inspecteur dat er ergens een grens moet worden getrokken in het tijdsverloop tussen het vormen van de voorziening en het uitblijven van de beoogde sanering. Maar volgens de rechtbank is die grens in 2002 nog niet bereikt.

Woensdag 3 september 2008

Pensioenen
Afschaffing AOW-partnertoeslag vrijwel onbekend / 3 september 2008

Weinig mensen weten dat de AOW-partnertoeslag in 2015 wordt afgeschaft. Slechts 1 op de 5 mensen is daarvan op de hoogte. Bij de mensen die gevolgen ondervinden van de afschaffing is de bekendheid groter (1 op de 3).
Dat blijkt uit een onderzoek dat staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Afschaffing op 1 januari 2015

Mensen die op of na 1 januari 2015 65 jaar worden, ontvangen geen AOW- partnertoeslag meer voor hun jongere partner. Nu krijgen partners die nog geen 65 jaar zijn en geen of weinig inkomen hebben, een toeslag van maximaal 50 procent van het netto minimumloon, dat is ongeveer 700 euro per maand.

In 1996 is besloten om de AOW-partnertoeslag per 2015 af te schaffen, omdat steeds meer vrouwen economisch zelfstandig zijn en om te stimuleren (meer) te gaan werken. Aboutaleb vindt het belangrijk dat mensen op de hoogte zijn van de gevolgen die deze afschaffing voor hen kan hebben, zodat zij hier tijdig op kunnen inspelen door bijvoorbeeld te sparen of een baan te zoeken.

Media-aandacht

Staatssecretaris Aboutaleb start een nieuwe informatiecampagne om mensen die het aangaat voor te lichten. Er komen onder meer radiospots en informatie op internet over de afschaffing van de AOW-partnertoeslag. Alle gehuwde mensen die als eersten te maken krijgen met de afschaffing van de partnertoeslag krijgen een persoonlijke brief.

Dinsdag 2 september 2008

Inkomstenbelasting
Toerekening inkomsten minderjarige kinderen / 2 september 2008

Met de toerekening van inkomsten tussen fiscale partners is iedereen wel bekend. De Wet IB 2001 kent echter ook nog andere toerekeningsregels, onder andere de toerekening van inkomen van minderjarige kinderen.
Op grond van de hoofdregel zou een minderjarig kind zelfstandig aangifte moeten doen van zijn eigen inkomsten. De wetgever vond dit echter niet wenselijk en heeft bepaald dat bepaalde inkomsten van een minderjarig kind worden toegerekend aan de ouder die het ouderlijk gezag uitoefent. Het gaat hier om:

  • het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden;

  • de belastbare inkomsten uit eigen woning;

  • het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang;

  • de rendementsgrondslag voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.

Maandag 1 september 2008

Successiewet
Schenken aan sportclubs wordt fiscaal vriendelijker / 29 augustus 2008


Staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën overweegt om het fiscaal aantrekkelijker te maken geld te schenken aan sportclubs. Dat blijkt uit antwoorden die De Jager heeft gegeven op schriftelijke kamervragen van het CDA.

Nu moeten amateur-sportverenigingen over schenkingen boven de 2688 euro minimaal 41 procent afdragen. Hetzelfde geldt voor legaten. Volgens De Jager blijkt in de praktijk dat de huidige schenkingsvrijstelling ontoereikend kan zijn voor sportclubs die geld proberen te werven voor een grote investering, zoals de bouw van een nieuw clubhuis of de aanleg van een sportveld.

Helemaal belastingvrij

De Jager kondigt aan dat hij in het Belastingplan 2009 met een wijziging komt. Hij meldt niet waaraan hij denkt, maar Haagse bronnen verwachten dat de vrijstelling fors wordt verhoogd of dat schenkingen aan sportverenigingen helemaal belastingvrij worden.

Donderdag 28 augustus 2008

Vennootschapsbelasting / inkomstenbelasting (winst)
Schaf renteaftrek bedrijf af / 28 augustus 2008


Een plan om de renteaftrek voor bedrijven in te perken valt in Den Haag in goede aarde, zo meldt Het Financieele Dagblad donderdag op haar voorpagina.

Het ministerie van Financiën en werkgeversorganisatie VNO-NCW vinden het voorstel van drie prominente hoogleraren om rentebetalingen en renteontvangsten binnen concernverband fiscaal ongemoeid te laten interessant genoeg om grondig te bestuderen. Met de opbrengst kan de dividendbelasting worden afgeschaft en kan het tarief voor de vennootschapsbelasting omlaag van 25,5% naar 20%.

De voorgestelde versimpeling pakt de huidige financieringspraktijk van veel private equity-firma´s aan, stelt de krant. Die financieren de overname van bedrijven als Hema, Van Gansewinkel en NXP met extreem hoge leningen. De zware rentelast duwt deze bedrijven in de rode cijfers. Dit verlies wordt deels afgewenteld op de fiscus.

Dinsdag 26 augustus 2008

Inkomensvoorzieningen
Banksparen beter dan eigen pensioen van dga? / 26 augustus 2008

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) is zelf verantwoordelijk voor de opbouw van zijn pensioen. Banksparen wordt door ondernemers en adviseurs vaak over het hoofd gezien terwijl dit bijna 20% meer pensioen oplevert. Momenteel kan de pensioenopbouw grofweg op 3 manieren worden geregeld, namelijk:

  • In eigen beheer (al dan niet in een pensioen-bv);

  • Bij een verzekeraar;

  • Privé in een lijfrenteverzekering, maar nu ook in een lijfrenterekening.

Het standpunt van de adviseur is veelal om het ouderdomspensioen in eigen beheer te voeren. De liquiditeit blijft dan namelijk in onvoorziene omstandigheden voor de onderneming beschikbaar en het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico kan dan separaat verzekerd worden.

Verzekeringskosten

Bij de tweede optie, verzekering van het ouderdomspensioen drukken de verzekeringskosten van zo'n 15% per jaar zwaar op het rendement. Echter met de introductie in 2008 van lijfrente-banksparen is dit nadeel achterhaald nu de mogelijkheid bestaat om lijfrentestortingen niet meer uitsluitend bij een verzekeraar maar ook bij een bank onder te brengen.

Hiermee rijst de vraag of een dga's zijn pensioen in eigen beheer moeten voeren of helemaal geen pensioenregeling in de onderneming moet optuigen om in privé, buiten de onderneming om, zijn pensioen te regelen.

Eigen beheer

Pensioen in eigen beheer kan zowel in- als extern. Bij intern eigen beheer blijft de pensioentoezegging en reserve binnen de werk-bv. Bij extern eigen beheer worden de reserves in een aparte vennootschap gestald, zodat ze buiten een plotseling faillissement blijven. De jaarlijkse kosten van extern eigen beheer bedragen zo'n 1000 euro per jaar vanwege de extra kosten voor de accountant, notaris en Kamer van Koophandel. De kosten van lijfrentesparen via de bank zijn te verwaarlozen. Maar hoe zit het nu fiscaal?

Fiscaal

Een fictieve pensioenpremie van 10.000 euro per jaar kost de bv na aftrek van 25% vennootschapsbelasting (Vpb) 7.500 euro. Zonder pensioenpremie valt deze 10.000 euro in de winst en blijft er 7.500 over in de bv. Als deze 7.500 daarna als dividend uit de bv naar privé wordt gehaald betaalt de dga 15% dividendbelasting en houdt hij 5625 euro netto over.

Omdat deze dga 52% inkomstenbelasting betaalt mag deze 5625 euro worden gebruteerd naar een lijfrentepremie van
€ 11.718,= per jaar.

Banksparen

Deze dga heeft in plaats van een pensioeninleg van 10.000 euro per jaar met 1.000 euro kosten dus een jaarlijkse inleg van 11.718 euro zonder noemenswaardige kosten. Terwijl de beheerkosten wegvallen wordt de uiteindelijke pensioenopbouw volgens deze berekening maar liefst 17 % hoger. In principe kan dan ook worden geconcludeerd dat het door de introductie van banksparen financieel niet meer voordeliger is om pensioen in eigen beheer te gaan voeren. Er kunnen echter andere redenen zijn om pensioen in eigen beheer te blijven opbouwen, waarbij te denken valt aan de eigen beleggingskeuzen van de gereserveerde pensioengelden en de (weliswaar lagere dan de verzekeringsmaatschappij) beheerskosten die de bank in rekening zal brengen.

Maandag 25 augustus 2008

Pensioenen
Reparatie Pensioenwet per 1 augustus 2008 / 25 augustus 2008


De Veegwet Pensioenwet is op 1 augustus 2008 in werking getreden. Welke reparaties en aanpassingen zijn gedaan volgt hieronder in een kort overzicht:

– De maximaal toegelaten wachttijd is voor de uitzendbranche verruimd naar zes maanden.
– De omzetting van geregistreerd partnerschap in huwelijk leidt niet tot een bijzonder partnerpensioen.
– Bij voorzetting van het partnerpensioen tijdens de WW-periode mag rekening gehouden worden met partnerpensioen dat door uitruil wordt verkregen.
– De gevolgen voor de directeur-grootaandeelhouder bij scheiding worden weer gelijkgesteld aan de situatie onder de PSW.
– Het gelijke behandelingsartikel bij toeslagen is niet van toepassing op de meeverzekerde stijging tijdens de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid ook na 1 januari 2008.
– De verhoging van partnerpensioen van de gepensioneerde valt onder het begrip toeslag.
– Instemming van de partner is alleen relevant voor de waardeoverdracht van het partnerpensioen.
– Kosten van de waardeoverdracht mogen niet bij een deelnemer in rekening worden gebracht, wel bij uitvoerder of werkgever.
– Voor bepaling of het een klein pensioen betreft dat onder de afkoopgrens blijft, is voor afkoop van het nabestaandenpensioen de hoogte van het partnerpensioen bepalend voor de afkoop van partner- en wezenpensioen.
– De overdracht van pensioenkapitaal (indien verzocht) dient op de pensioendatum plaats te vinden of binnen acht weken na het verzoek daartoe, indien dat tijdstip minder dan acht weken voor de pensioendatum ligt. Overigens is bij een ingaand partnerpensioen niet in overdracht voorzien.
– Bij de beschikbare premieovereenkomst mag bij overschrijding van de absolute fiscalemaxima bij ingang van pensioen, uitsluitend het meerdere ineens worden uitgekeerd. Dit geldt dus bij overschrijding van de absolutemaxima van 100% voor een ouderdomspensioen, 70% voor een partnerpensioen, 14% vooreen wezenpensioen (28% bij volle wezen) en
70% bij een 40-deelnemingsjarenpensioen.
– Premievrije C-polis blijven onder de Pensioen- en spaarfondsenwet vallen, actieve C-polissenvallen wel onder de Pensioenwet.– Er is een recht op collectieve waardeoverdrachtgecreëerd. De uitvoeringsovereenkomst moet hierin voorzien en mag geen uitsluiting vandeze mogelijkheid inhouden.
– Pensioenfondsen en schadeverzekeraars mogen arbeidsongeschiktheidspensioenen, waaronder bepaalde WGA-aanvullingsregelingen uitvoeren. Bij AMvB is het begrip arbeidsongeschiktheidsverzekeringenvastgesteld,
welke AMvB aan het parlement is voorgelegd.
– Bij kleine pensioenen (afkoopgrens) mag de informatieverstrekking door pensioenuitvoerders ook zonder voorafgaande instemming van betrokkene elektronisch plaatsvinden.
– Voor de invulling van het begrip consistentie (van belang bij buffervrijval) hetgeen bij ministeriele regeling gebeurt, is parlementaire betrokkenheid geregeld.
– De AFM houdt toezicht op de uitvoering van de adviserende taak van de pensioenuitvoerders bij ‘opting out’ van de deelnemer bij eenpensioen met beleggingsvrijheid.

Bij de behandeling van de Veegwet zijn op de valreep in de Eerste Kamer een paar discussies gevoerd, waarvan het de vraag is of zij met de reactie van de minister beslecht zijn.

Bij overgang van ondernemingen behouden de werknemers hun oude pensioenregeling tenzij de nieuwe werkgever hen de pensioenregeling toezegt die geldt binnen het overnemende bedrijf. Het is, aldus de minister, expliciet niet de
bedoeling om de werknemers in deze situatie het behoud van hun oude pensioenregeling te garanderen(door het niet aanvaarden van de nieuwe pensioenovereenkomst).

Wat betreft het adviesrecht van de ondernemingsraad blijft de minister, ondanks tegenargumenten, van mening dat onder dit recht de uitvoeringsovereenkomst is begrepen. Hij ziet geen aanleiding dit te herzien.

Donderdag 21 augustus 2008

Pensioenen
Overdracht pensioen meestal niet op inhoud / 21 augustus 2008

Werknemers die van baan wisselen baseren hun beslissing om wel of geen waardeoverdracht plaats te laten vinden meestal niet op inhoudelijke argumenten. Dat blijkt uit onderzoek dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft laten uitvoeren door onderzoeksbureau GfK Panelservices.

Bij het wisselen van baan heeft een werknemer het recht om zijn pensioenaanspraken mee te nemen van de oude pensioenuitvoerder naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Het al dan niet meenemen van het opgebouwde pensioen is een beslissing die van grote invloed kan zijn op de uiteindelijke hoogte van de te bereiken pensioenaanspraak, afhankelijk van de verschillen tussen de pensioenregelingen.

Persoonlijke situatie

Of het verstandig is om waardeoverdracht te laten plaatsvinden, is afhankelijk van meerdere factoren. Zo kunnen de oude en de nieuwe pensioenregeling van elkaar verschillen (bijvoorbeeld een middelloonregeling of een beschikbarepremieregeling. Ook verschilt het beleid bij het waardevast of welvaartsvast houden van de pensioenaanspraken. Bovendien is de persoonlijke situatie een bepalende factor bij deze keuze.

De belangrijkste reden van een werknemer om het pensioen mee te nemen naar het nieuwe pensioenfonds of naar de nieuwe pensioenverzekeraar is het overzicht dat de werknemer heeft wanneer alle pensioenaanspraken bij één pensioenuitvoerder zijn ondergebracht. Ruim driekwart van de ondervraagde baanwisselaars die kiezen voor waardeoverdracht, doet dit vooral vanuit deze praktische overweging.

Ook de werknemers die ervoor kiezen om geen waardeoverdracht te plegen doen dit zelden op basis van de kwaliteit van de pensioenregeling. De helft is helemaal niet bezig geweest met waardeoverdracht of kan het zich zelfs niet meer herinneren. Anderen (11%) gaven aan de aanspraak te laten staan vanwege de vertrouwde naam van de voormalige pensioenuitvoerder.

Startbrief

Werknemers dienen zich beter te realiseren wat de consequenties van het wisselen van baan voor het pensioen, en van het al dan niet laten plaatsvinden van waardeoverdracht, zijn. Door de werknemer bewust te maken van zijn eigen verantwoordelijkheid hierbij, en de informatie over waardeoverdracht nog beter af te stemmen op de behoeften van de werknemer kan de beslissing tot waardeoverdracht een meer bewuste keuze worden.

Tot die informatie behoort bijvoorbeeld de startbrief, een einde deelnemingsoverzicht, informatie over het meegroeien van het pensioen met de stijging van de prijzen en het bestaan van het recht op waardeoverdracht. Het is een uitdaging voor de gehele pensioensector om de deelnemer in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken over waardeoverdracht, uitgaande van die informatie waarop de deelnemer vanaf 1 januari 2008 of 1 januari 2009 wettelijk recht heeft.

Onderzoek

Tussen 29 april 2008 en 13 mei 2008 heeft GfK Panelservices een representatieve steekproef van 643 personen die de afgelopen 12 maanden van baan zijn gewisseld, ondervraagd. Uitkomsten hiervan staan de rapportage 'AFM Life Events'

Maandag 18 augustus 2008

Inkomstenbelasting
Schuld dga aan eigen bv valt niet in box 1 maar in box 3 / 18 augustus 2008


De Hoge Raad is het volledig eens met het hof in Den Haag dat de rente van een geldlening die de bv berekent aan zijn dga geen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden is, maar een schuld die valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3.

Casus

De dga heeft een schuld aan zijn eigen bv. Hij heeft in 2002 € 74 667 aan rente betaald. Het bedrag van de geldlening is voornamelijk aangewend voor beleggingen. Rechtbank 's-Gravenhage heeft eerder geoordeeld dat de betaalde rente niet tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden behoort en daarom niet in aftrek komt op het belastbare inkomen uit werk en woning. De dga is het niet eens met dit oordeel en gaat in hoger beroep bij het hof.

Art. 81 Wet RO-arrest

Het hof in Den Haag oordeelt dat de aan de dga door zijn BV in rekening gebrachte rente niet tot zijn belastbare resultaat uit overige werkzaamheden behoort. De schuld valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3 . Dat in het omgekeerde geval de rente wel tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden behoort, brengt hierin geen verandering. Hierbij ontvangt een belastingplichtige rente over een lening die hij heeft verstrekt aan een bv waarin hij een aanmerkelijk belang heeft.

Het hof bevestigt dus de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad (8 augustus 2008, nr. 44 019) oordeelt dat 'de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden', een zogeheten art. 81 Wet RO-arrest. De Hoge Raad publiceert hiervan geen arrest omdat de uitspraak van het hof volledig is opgenomen.

Vrijdag 15 augustus 2008

Formeel belastingrecht
Staatssecretaris bevestigt fiscale uitzondering coffeeshops / 15 augustus 2008

Daar waar reguliere horecaondernemers bij een belastingcontrole hun inkooppfacturen van leveranciers paraat moeten hebben, hoeven coffeeshops dat niet. Dit antwoordt staatssecretaris De Jager van Financiën op vragen van kamerlid Verdonk.

De staatssecretaris volgt hierin de lijn van Hof Amsterdam (18 mei 2005, nr. 04/00449), dat bepaalde dat coffeeshops kunnen verstaan net dagstaten van de coffeeshophouder, waarmee de belastinginspecteur, bij het ontbreken van inkoopfacturen, inzicht krijgt in de met de verkoop van cannabisproducten gerealiseerde winst. De resultaten van deze 'waarnemingen ter plaatse' worden gebruikt bij boekenonderzoeken. Ze worden dan verdisconteerd in de theoretische omzetberekening en brutowinstanalyse van de coffeeshop.

De reguliere horecaondernemer moet de Belastingdienst bij een controle wel de inkoopfacturen overleggen volgens de formele administratieplicht.

Maandag 4 augustus 2008

Loonbelasting
Nieuwe manier bijtelling privégebruik auto voor de autobranche / Belastingdienst 31 juli 2008, nr. 2008/03107


Op dit moment bestaat de 'Autodealerregeling 2007' om de catalogusprijs op een praktische manier vast te stellen. Deze regeling loopt op 1 oktober 2008 af. Er is nu een andere manier waarop werkgevers in de autobranche het voordeel van het privégebruik kunnen vaststellen. Deze manier staat beschreven in de 'Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche'. De handreiking is voor alle werkgevers in de autobranche die door wisselend gebruik van auto's het voordeel van het privégebruik moeilijk vast kunnen stellen.

In de handreiking is te lezen dat de bijtelling per dag moet worden bepaald. Daarbij moet men onderscheid maken tussen drie situaties:

(1) de werknemer neemt na werktijd een auto mee;
(2) de werknemer werkt niet maar heeft wel een auto meegenomen; en
(3) de werknemer neemt geen auto mee.

In de eerste twee situaties bepaalt de werkgever de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto die de werknemer meeneemt of heeft meegenomen en nog niet heeft teruggebracht. Voor de derde situatie bepaalt de werkgever de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto waarop de werkgever in de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst heeft gebaseerd.

Tot 1 oktober 2008 bestaan de 'Autodealerregeling 2007' en de nieuwe manier om het voordeel van het privégebruik te bepalen naast elkaar. Werkgevers die nu gebruikmaken van de 'Autodealerregeling 2007', mogen dat tot 1 oktober 2008 blijven doen. Op die datum vervalt de regeling.

Woensdag 30 juli 2008

Inkomstenbelasting
Adviesmogelijkheden rond de (bancaire) lijfrente / 30 juli 2008

Op grond van de 'Wet Banksparen' is het sinds 1 januari 2008 mogelijk om ook een lijfrente te sluiten met een bank of beleggingsinstelling. Maar banksparen is zeker niet onder alle omstandigheden het beste advies om (extra) pensioen op te bouwen met behulp van lijfrenteproducten. Een aantal tips op een rij.
De verwachting bestaat dat met de introductie van de Wet Banksparen mensen meer gaan sparen voor een lijfrentevoorziening en voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Hierdoor neemt het budgettair beslag van deze regelingen voor de overheid toe. Ter compensatie heeft de wetgever daarom de assurantiebelasting verhoogd van 7 naar 7,5% en de premiegrondslag voor de berekening van de (inhaal)jaarruimte verlaagd.

De verlaging van de premiegrondslag is fors, van maximaal € 150.957 in 2007 naar € 104.806 in 2008. Met name werknemers met geen of weinig pensioenopbouw, zelfstandig ondernemers (ZZP'ers) en resultaatgenieters - veelal freelancers - kunnen hier de dupe van zijn. Het gaat dan wel over de (gemiddeld) bovenmodaal verdienende werknemer, zelfstandig ondernemer of freelancer.

Welke opties zijn er?

De vraag doet zich voor of de adviseur voor deze versoberde opbouwmogelijkheden van lijfrentevoorzieningen een oplossing kunnen bedenken. Wat zijn de adviesmogelijkheden?

Tip 1: Vul de lijfrentepot, zolang het nog kan!

Veel mensen gaan pas echt goed nadenken over hun pensioen als zij de 50 al gepasseerd zijn. Wat er dan nog aan reparatie van eventuele pensioengaten kan plaatsvinden, is over het algemeen beperkt. Zeker als de betrokkene - net zoals zoveel andere Nederlanders - 'eerder wil stoppen'. Daar komt nog bij dat de fiscale faciliëring van oudedagsvoorzieningen onder druk staat. Vandaar het advies om de bestaande mogelijkheden tot lijfrentepremieaftrek optimaal te benutten, zolang het nog kan.

Het ligt in de lijn van de verwachting dat de overheid de mogelijkheden van pensioen- en lijfrenteopbouw in de (nabije) toekomst verder zal beperken. In de praktijk blijkt dat daar relatief weinig verzet tegen is. Zo is de lijfrenteregeling sinds de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 al weer vier keer gewijzigd!

Tip 2: Kies voor pensioenopbouw!

Ondernemers zijn doorgaans volledig afhankelijk van het lijfrenteregime voor de fiscaal gefacilieerde opbouw van hun oudedagsvoorziening. Maar voor werknemers geldt dat zij hun pensioenopbouw via de pensioenregeling van hun werkgever zo optimaal mogelijk moeten benutten. Vaak bestaat voor hen de mogelijkheid om ook aan een aanvullende individuele pensioenmodule deel te nemen. De totale pensioenopbouw kan door deelname aan zo'n aanvullende spaarmodule vaak meer opleveren dan aanvullend sparen via een lijfrentevoorziening. Of dat in een concrete situatie het geval is, blijft een kwestie van rekenen, maar het is verstandig om die vergelijking te maken.

Als de werkgever nog geen aanvullende spaarmodule kent binnen zijn pensioenregeling, zou men dit bespreekbaar kunnen maken. Zeker als een lijfrentevoorziening in privé voor de betreffende werknemer(s) geen soelaas biedt.

Behalve het verbeteren van de pensioenopbouw over het huidige salaris - waar we het bij aanvullende modules doorgaans over hebben - verdient het aanbeveling de pensioenopbouw over achterliggende diensttijd te bezien. We hebben het dan over inhaal of inkoop van pensioen. Inhaal ziet op verbetering van pensioen over achterliggende diensttijd bij de huidige werkgever. Inkoop ziet op verbetering van pensioen over achterliggende diensttijd bij vorige werkgever(s).

Voor resultaatgenieters bestaat - evenals voor zelfstandig ondernemers - in beginsel niet de mogelijkheid om deel te nemen aan een pensioenregeling. Maar een resultaatgenieter kan opteren voor loonheffing, uiteraard als zijn opdrachtgever bereid is hem deze mogelijkheid te bieden. Als er geopteerd wordt voor loonheffing, bestaat ook de mogelijkheid voor deze 'fictieve werknemer' om deel te nemen aan een pensioenregeling.

Tip 3: Lijfrente gedeeltelijk clausuleren

Als iemand te weinig fiscale ruimte heeft om de volledige premie af te trekken, is het een overweging om een lijfrenteverzekering gedeeltelijk te clausuleren. Dat wil zeggen, alléén voor het expiratiekapitaal bij in leven zijn op de einddatum van de verzekering geldt de lijfrenteclausule. Alléén voor de premie die hiermee samenhangt, kan de verzekeringnemer lijfrentepremieaftrek genieten. Voor de premie die samenhangt met het overlijdensrisicodeel geldt de lijfrenteclausule niet. Deze premie is niet aftrekbaar. Dit verzekeringsdeel valt in box 3, waar het voor de vermogensrendementsheffing in de regel een waarde vertegenwoordigt van nihil.

De premiesplitsing, blijkend uit een aantekening op de polis, heeft een bijkomend voordeel. Door middel van premiesplitsing is het mogelijk de niet onder het lijfrenteregime vallende uitkering buiten de successieheffing te houden. Als er van de overlijdensuitkering niets - qua premiebetaling - aan het vermogen van erflater is onttrokken, is de uitkering vrij van successieheffing. Voorwaarde hierbij is dat de huwelijkse voorwaarden of de samenlevingsvoorwaarden premiesplitsing kunnen dragen. Ook op grond van deze voorwaarden mag er van de overlijdensuitkering niets aan het vermogen van erflater zijn onttrokken.

Gedeeltelijke clausulering kan overigens alleen bij een lijfrenteverzekering. Bij een lijfrentebankrekening of een lijfrentebeleggingsrecht is gedeeltelijke clausulering niet mogelijk.

Tip 4: Lijfrenteopbouw in de FOR

Soms is de opbouw van een lijfrentevoorziening in de fiscale oudedagsreserve (FOR) ruimer dan door gebruik te maken van de jaarruimte. Dit is met name het geval bij relatief lage winsten.

Voorbeeld
: De winst in enig jaar bedraagt € 30.000. Hiervan kan de ondernemer 12% aan de oudedagsreserve doteren, oftewel € 3.600. Dit bedrag kan hij in dat jaar (of in een volgend jaar) omzetten in een lijfrenteaanspraak. Zou ter zake van deze winst een jaarruimteberekening worden gemaakt - uitgaande van de cijfers 2008 - dan is maximaal een bedrag van 17% x (€ 30.000 -/- € 11.155) = € 3.204 aftrekbaar als lijfrentepremie.
Let op : dit bedrag is dan niet aftrekbaar in het jaar waarin de ondernemer de winst realiseert, maar in het daaropvolgende jaar. De jaarruimteberekening loopt immers altijd een jaar achter de feiten aan.

Tip 5: Lijfrenteopbouw mogelijk over autokostenforfait

Pensioenopbouw is niet mogelijk over het autokostenforfait. De bijtelling is expliciet uitgesloten van het pensioengevend salaris (art. 10b, UB LB). Men kan daarentegen wel een lijfrentevoorziening treffen voor het autokostenforfait. Het autokostenforfait valt namelijk onder de premiegrondslag voor de berekening van de (inhaal)jaarruimte.

Vrijdag 25 juli 2008

Omzetbelasting
Europa wil btw-vrijstelling in Nederland beperken / 24 juli 2008

De Europese Commissie heeft Nederland formeel verzocht zijn wetgeving met betrekking tot de btw-vrijstelling voor de terbeschikkingstelling van personeel in bepaalde sectoren te wijzigen.
Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de zogheten inbreukprocedure op grond van het EG-Verdrag. Als Nederland binnen enkele maanden geen gevolg geeft aan het advies, kan de Commissie de zaak voor het Europese Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen brengen.

Hof van Justitie

Nederland past een btw-vrijstelling toe op de terbeschikkingstelling van personeel in de sociaal-culturele sector, de gezondheidszorg en het onderwijs. De btw-richtlijn voorziet in een algemene vrijstelling in deze sectoren. Het Hof van Justitie heeft echter herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat de vrijstellingen van de btw-richtlijn strikt moeten worden geïnterpreteerd, aangezien zij uitzonderingen vormen op het algemene principe dat btw wordt geheven op alle diensten die door belastingplichtigen worden geleverd.

Te ruim

De Commissie is van mening dat de terbeschikkingstelling van personeel in de genoemde sectoren in dit geval niet valt onder de algemene vrijstellingen die volgens de btw-richtlijn worden verleend. Met andere woorden, de Commissie vindt dat de btw-vrijstelling voor de sociaal-culturele sector, de gezondheidszorg en het onderwijs door Nederland te ruim wordt toegepast. De vrijstelling is neergelegd in een besluit van 14 maart 2007 (met geldigheid vanaf 23 maart 2007) met nummer CPP07-347.

Publiekrechtelijke lichamen

Voorts worden de publiekrechtelijke lichamen die personeel ter beschikking stellen aan de euregio's volgens de Nederlandse wetgeving niet beschouwd als btw-plichtigen waardoor de diensten die zij leveren in Nederland niet aan de btw zijn onderworpen. De Commissie is van mening dat deze publiekrechtelijke lichamen als particuliere instanties handelen wanneer zij personeel ter beschikking stellen en daarom als btw-plichtigen moeten worden gekwalificeerd.

Donderdag 24 juli 2008

Loonheffingen
Cafetariaregelingen: voordelen en voorwaarden / 24 juli 2008

Met een goed cafetariasysteem kan een werkgever gemakkelijker personeel aantrekken en behouden. De werknemers mogen namelijk zelf bepalen in welke vorm zij hun arbeidsbeloning genieten. Hierbij moet de werkgever zich wel aan de voorwaarden houden.
In de praktijk doen regelingen opgeld op grond waarvan werknemers keuzes kunnen maken voor de vorm waarin de te genieten beloning wordt genoten. Vaak gaat het daarbij om ruilen van een deel van het (belaste) brutoloon voor bijvoorbeeld een (onbelaste) regeling voor het vergoeden van kosten.

Ruil

De ruil van belaste loonbestanddelen betreft bijvoorbeeld (een gedeelte van) het brutoloon per maand, een eindejaarsuitkering, een tantième, een provisie of de vakantietoeslag. Een bijzondere vorm van ruil is die waarbij de werknemer ADV-dagen of vakantiedagen ruilt. De werknemer kan dergelijke loonbestanddelen bijvoorbeeld inzetten ter verkrijging van een fiets, spaarloon, een vergoeding of verstrekking van de inrichting van een werkruimte, een vergoeding voor regelmatig woon-werkverkeer of andere zakelijke reizen of een vergoeding van de kosten van een studie.

Realiteitswaarde

Uitgangspunt is dat wat een werkgever en werknemer afspreken, realiteitswaarde heeft. Structurele keuzes zullen daarbij op minder argwaan van de fiscus hoeven te rekenen dan incidentele keuzes.
Bij een min of meer incidentele keuzemogelijkheid kan twijfel ontstaan over de realiteitswaarde van de ruil en de duiding ervan voor de loonheffingen. Dit is zeker het geval als de ruil buiten de beoogde gevolgen voor de loonheffingen geen wezenlijke betekenis of gevolgen heeft.

Gevolgen van wijzigingen

Een wijziging van de overeengekomen beloning heeft in een aantal situaties ook andere dan de primair beoogde gevolgen. Een verlaging van bijvoorbeeld het loon in geld, heeft in het algemeen gevolgen voor:

  • de grondslag voor de berekening van de diensttijdvrijstelling;

  • de pensioengrondslag en de verschuldigde pensioenpremies;

  • de grondslag voor de berekening van het vakantiegeld;

  • het loon tijdens ziekte of zwangerschap;

  • het SV-loon

  • de grondslag voor inkomensafhankelijke voorzieningen, zoals de huurtoeslag.

Voorspelbaar nadelig

De Belastingdienst zal situaties bestrijden waarin sprake is van wijzigingen die, afgezien van de beoogde gevolgen voor de loonheffingen en het SV-loon, voorspelbaar nadelig zijn en overigens praktische betekenis missen. Van voorspelbare nadeligheid is bijvoorbeeld sprake als een werknemer akkoord gaat met de ruil van een eindejaarsuitkering van € 100 voor een vergoeding van € 90 voor vakliteratuur.

Praktische aanwijzingen

De opzet van een cafetariaregeling is in principe vormvrij. De werkgever mag zelf bepalen hoe hij deze aanvulling op de arbeidsovereenkomst vormgeeft. Financiën heeft wel een aantal handreikingen gedaan en stelt ook enkele voorwaarden.
Allereert is het van belang dat de werkgever in de regeling duidelijk omschrijft wat de toekomstige keuzemogelijkheden voor de werknemer zijn, wat de fiscale en andere (inkomensgerelateerde) gevolgen (kunnen) zijn en - indien van toepassing - wat de gevolgen zijn bij uitdiensttreding.
In een aanvulling op de arbeidsovereenkomst kunnen werkgever en werknemer de individuele keus van de werknemer vastleggen. Daarin kan de werkgever bijvoorbeeld het volgende opnemen:

  • de reden van de aanvulling op de arbeidsovereenkomst;

  • het doel waarvoor de werknemer een bepaald bestanddeel inzet en de periode;

  • het bestanddeel dat de werknemer inzet, tot welk bedrag en de periode waarover.

Woensdag 23 juli 2008

Arbeidsrecht
Pas op met de flexwet / 23 juli 2008

De flexwet blijkt onverbiddelijk: de vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is er een voor onbepaalde tijd. Dat bevestigde de kantonrechter onlangs weer.

Casus

Een werknemer heeft in de periode van 9 januari tot 28 april 2006 op basis van één of meer uitzendovereenkomsten werkzaamheden verricht voor een werkgever in de functie van medewerker customer service. In de uitzendovereenkomst is opgenomen, dat bij ziekte de overeenkomst van rechtswege tot een einde komt. Op 1 mei 2006 is de werknemer in dienst getreden van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, in dezelfde functie. Op 1 december 2006 heeft de werkgever de werknemer bericht, dat zijn functie is gewijzigd in rayonmanager met ingang van 4 december 2006 en dat deze overeenkomst voortduurt tot 1 mei 2007.

Recht op arbeidsovereenkomst

Thans vordert de werknemer een verklaring van recht dat inmiddels sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Immers, volgens de werknemer is de arbeidsovereenkomst van 4 december 2006 de vierde achtereenvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de werkgever, hetgeen geconverteerd zou zijn in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Laatstgenoemde arbeidsovereenkomst is derhalve niet op 1 mei 2007 van rechtswege geëindigd. De werkgever betwist dat tussen partijen meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn overeengekomen.

Het geding tussen partijen spitst zich toe op het antwoord op de vraag of tussen partijen meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten zijn gesloten, waardoor de laatst gesloten arbeidsovereenkomst van 4 december 2007 wordt geacht van rechtswege te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Ziekmelding

De kantonrechter stelt vast dat sprake is geweest van twee uitzendovereenkomsten tussen de werknemer en het uitzendbureau op grond waarvan de werknemer te werk is gesteld bij de werkgever in de functie van medewerker customer service.

Gebleken is dat de werknemer zich ziek heeft gemeld. In geval van ziekte wordt de uitzendovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd. Een dergelijk beding is niet in strijd met de wet. Immers, het vindt zijn basis in de algemeen verbindend verklaarde ABU-CAO. Door de ziekmelding van de werknemer is sprake geweest van een nieuwe, tweede uitzendovereenkomst.

Vervolgens is een arbeidsovereenkomst gesloten met de werkgever. Het ging om dezelfde functie. De werkgever en het uitzendbureau worden beschouwd als werkgevers, die ten aanzien van de te verrichten arbeid moeten worden geacht elkaars opvolger te zijn. Op 4 december 2006 is de vierde arbeidsovereenkomst gesloten.

De kantonrechter verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van 4 december 2006 geldt als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd en dat geen rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst van 4 december 2006 is gekomen.

Maandag 21 juli 2008

Inkomstenbelasting/loonheffingen
Verlaging onbelaste kilometervergoeding in zicht? / 21 juli 2008

Op dit moment is het fiscaal toegestaan dat werkgevers een onbelaste vergoeding van 0,19 euro per kilometer verstrekken voor alle verreden zakelijke kilometers, waartoe uitdrukkelijk ook de woon-werkkilometers worden gerekend. Van deze regeling wordt veel gebruik gemaakt. In Den Haag circuleren plannen om het bedrag van 0,19 euro te verlagen naar 0,12 euro. De vraag is of dit zinvol is.

Mobiliteitsbewust

Deze maatregel, al dan niet beperkt tot het woon-werkverkeer, vertoont samenhang met onder meer het 'reiskostenforfait' voor het openbaar vervoer en de 'fiets van de zaak'. Reizigers met een reiskostenvergoeding voelen niet de werkelijke kosten die samenhangen met hun mobiliteit. Een versobering van de regeling vergroot de prijsprikkel en kan reizigers ertoe aansporen om bewuster met mobiliteit om te gaan, op grond waarvan een afname van de automobiliteit te verwachten is.

Filebestrijding

In het verkeersbeleid is veel aandacht voor het woon-werkverkeer. De aandacht voor het zakelijk verkeer is beperkt, omdat dit in de regel niet als een probleem wordt gezien. Door de regeling ook te versoberen voor het zakelijk verkeer, kan aangesloten worden bij veel nieuwe initiatieven die bijdragen aan filebestrijding en doorstroming op het hoofdwegennet. De verlaging van de belastingvrije vergoeding grijpt immers aan bij het gebruik.

Goede alternatieven

Het draagvlak om woon-werkverkeer en zakelijke verkeer aan te pakken is een belangrijk punt van aandacht bij verdere uitwerking van de regeling. Niet bij alle politieke partijen op het Binnenhof zal direct op steun kunnen worden gerekend. Het is van belang goede alternatieven (fiets, ov) en nieuwe initiatieven onder de aandacht te brengen, die beloond en gestimuleerd worden, en die in veel gevallen ook tijdwinst opleveren.

Lastenverzwaring

Implementatie van deze maatregel zal primair een lastenverzwaring voor de automobilist tot gevolg hebben, omdat naar verwachting de meeste werknemers hun gedrag niet zullen aanpassen en dus gebruik blijven maken van de auto. Dit betekent dat zij een lagere nettovergoeding krijgen, terwijl kan worden aangenomen dat de variabele kosten van het autogebruik voor woon-werkverkeer hetzelfde zijn gebleven.

Meer thuiswerken of met OV reizen

Voor een beperktere groep werknemers zal het koopkrachteffect neutraal of zelfs positief zijn. Het gaat om degenen bij wie de maatregel de gewenste gedragsverandering teweeg brengt. Voor hen wegen de voordelen van autogebruik niet langer op tegen de (toegenomen) kosten hiervan; zij zullen kiezen voor meer thuiswerken of voor alternatieve vervoersopties. De werkelijke onkosten voor reizen per openbaar vervoer kunnen geheel onbelast door de werkgever worden vergoed, zodat werknemers geen kosten meer voor woon-werkverkeer hoeven te maken.

Gedragsverandering niet zo groot

De kosten van woon-werkverkeer dalen, hetzij omdat er een kortere afstand met de auto gereden wordt, hetzij omdat men met het openbaar vervoer reist. Het netto-effect van deze maatregel op de koopkracht in Nederland zal vermoedelijk negatief zijn omdat de gedragsverandering niet zo groot zal zijn. Deze lastenverzwaring is overigens wel in overeenstemming met het principe 'de vervuiler' betaalt.

Wetswijziging

Verlaging van het bedrag van 0,19 naar 0,12 euro vergt een wetswijziging. Daarbij kan dan nog een onderscheid worden gemaakt tussen verreden kilometers in het kader van het woon-werkverkeer en verreden kilometers in het kader van het overig zakelijk verkeer. De huidige regeling geldt in beginsel voor het reizen met elk vervoermiddel.

Zaterdag 19 juli 2008

Algemeen
Wet Overige fiscale maatregelen 2008 II in Staatsblad / 18 juli 2008

De Wet Overige fiscale maatregelen 2008 II is in het Staatsblad geplaatst. De wet wijzigt een groot aantal fiscale wetten. De meeste wijzigingen zijn op 11 juli 2008 in werking getreden.
In deze wet zijn voornamelijk wijzigingen opgenomen van technische aard. De wet bevat onder andere de volgende wijzigingen:

  • fiscale partners kunnen hun inkomenstoerekening wijzigen tot het moment dat hun belastingaanslagen onherroepelijk vaststaan ;

  • de inspecteur heeft de mogelijkheid zonder nieuw feit na te vorderen bij inkomenstoerekening tussen fiscale partners;

  • voor tweede woningen in box 3 wordt op de begindatum dezelfde WOZ-waarde gehanteerd als die op de einddatum van het voorgaande jaar;

  • beperking van de aftrek van scholingsuitgaven voor dure studies;

  • kosten van onderhoud en verbetering verminderen de eigenwoningreserve ook al is het bedrag van deze uitgaven minder dan € 5000;

  • ook buitenlandse lichamen kunnen optreden als verzekeraar van stamrechten;

  • in de dividendbelasting wordt een vrijstelling opgenomen voor beleggingsrechten eigen woning;

  • uitbreiding van de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten; buitenlandse rechtspersonen kunnen voortaan ook in aanmerking komen voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting indien zij een monument verkrijgen;

  • voor het transport van tuingas blijft het verlaagde btw-tarief gelden;

  • afschaffing in de motorrijtuigenbelasting van enkele vrijstellingen en bijzondere tarieven;

  • aanpassing in de Wet BPM van de definitie van laadruimte (door de wijziging wordt verduidelijkt dat een bestelauto waarin door middel van bijvoorbeeld een kliksysteem zitplaatsen in de laadruimte zijn geplaatst, niet langer voldoet aan de eisen voor kwalificatie als bestelauto voor de BPM);

  • aan de vrijstelling van omzetbelasting voor kinderopvang wordt de mogelijkheid toegevoegd om bij algemene maatregel van bestuur nog andere vormen van kinderopvang vrij te stellen van omzetbelasting.

Donderdag 17 juli 2008

Pensioenen
De beschikbare-premieregeling / 17 juli 2008

In Nederland bestaan grofweg twee categorieën pensioenregelingen: beschikbare-premieregelingen enerzijds en middelloon- of eindloonregelingen anderzijds. Lange tijd vielen de meeste pensioenregelingen in de laatste categorie, maar daar is een kentering in gekomen. De beschikbare premieregeling wordt de laatste tijd steeds populairder.
Zo bestaan nieuwe pensioenregelingen die worden uitgevoerd door een verzekeringsmaatschappij voor een belangrijk deel uit beschikbare premieregelingen en ook bij pensioenfondsen neemt het aandeel toe.

Wat is een beschikbare premieregeling?

Een beschikbare premieregeling is een pensioenregeling, waarbij voor de werknemer een premie beschikbaar wordt gesteld, die wordt besteed aan pensioen. Anders dan bij andere typen pensioenregelingen wordt de werknemer geen vooraf vastgestelde pensioenuitkering in het vooruitzicht gesteld.

Keuze voor de werkgever

In een fors aantal branches geldt een verplichtgestelde pensioenregeling. In die branches hebben werkgevers geen keuze of zij het pensioen regelen voor hun werknemers en hoe ze dat doen. Buiten die branches kunnen werkgevers zelf beslissen of zij al dan niet een pensioen regelen voor hun werknemers. Als de werkgever besluit een pensioen te regelen, kan de werkgever - in overleg met de werknemers - zelf bepalen hoe die regeling er uitziet. Het kostenaspect speelt hierbij een belangrijke rol. Dat geldt voor iedere werkgever, maar zeker voor de startende ondernemer die een beperkt budget heeft.

Maandag 14 juli 2008

Loonheffing
Kwijtschelden van personeelsleningen, loon of toch niet? / 14 juli 2008

De personeelslening is een aardige arbeidsvoorwaarde, die de band tussen werkgever en werknemer kan verstevigen. Het kan natuurlijk ook voorkomen dat de lening de band tussen werkgever en werknemer verslechtert, bijvoorbeeld als de werknemer niet kan of wil terugbetalen. Welke fiscale aspecten zitten er vast aan het kwijtschelden van leningen?
Wanneer een werkgever besluit een lening te verstrekken aan een werknemer ontstaat er in feite een nieuwe rechtsverhouding tussen de werkgever en werknemer, die van schuldeiser en schuldenaar. Wanneer deze twee rechtsverhoudingen scherp gescheiden blijven, is er bij kwijtschelding van de schuld fiscaal geen vuiltje aan de lucht, zolang de schuldeiser maar handelt zoals elke weldenkende schuldeiser zou doen.

Loonvoordeel

Bij kwijtschelding van een schuld is nogal eens sprake van loon waarover loonheffingen verschuldigd zijn. De twee rechtsverhoudingen kunnen dan blijkbaar niet strikt gescheiden worden gezien. Een voorbeeld van een situatie waarin de twee rechtsverhoudingen vermengd waren geraakt is recentelijk beoordeeld door de rechtbank te Breda.

Casus verkoop aandelen

In het kader van een management buy-out was aan de gewezen eigenaar van de vennootschap, die aan zou blijven als directeur, door de vennootschap een lening verstrekt om verschuldigde loonbelasting te kunnen voldoen over om niet geleverde aandelen. Zodra de directeur zijn aandelen zou verkopen, moest de directeur de schuld terugbetalen. Het ging helaas niet goed met de waarde van de onderneming. De verkoopopbrengst van de aandelen was voor de directeur niet voldoende om de schuld aan de vennootschap te kunnen afbetalen. De werkgever/schuldeiser besloot daarop de resterende schuld kwijt te schelden.

Leningovereenkomst

De belastinginspecteur was van mening dat de kwijtschelding van de schuld zodanig met de dienstbetrekking was verbonden, dat er sprake is van loon. De werkgever is van mening dat slechts uitvoering is gegeven aan de leningovereenkomst, waarin was opgenomen dat de directeur de verkoopopbrengst zou gebruiken om de lening af te lossen. De rechtbank stelt de werkgever in het gelijk, omdat de directeur bij het sluiten van de leningovereenkomst er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de gehele schuld bij verkoop van de aandelen zou zijn voldaan. Het feit dat de dienstbetrekking nog bestond in het jaar van kwijtschelding had naar de mening van de rechtbank geen verband met de kwijtschelding van de schuld.

Wel of geen loon?

Uit deze uitspraak blijkt op welke wijze het verband met de dienstbetrekking moet worden beoordeeld. In het algemeen kan worden gesteld dat als een schuld niet verhaalbaar is, de kwijtschelding van de schuld geen loon is. In dat geval heeft niet de arbeidsverhouding geleid tot het kwijtschelden van de schuld, maar de oninbaarheid van de schuld. De werkgever moet wel aantonen dat er in voldoende mate is gepoogd de schuld te innen. Er is bijvoorbeeld wel sprake van loon, als een werknemer bij ontslag genoegen neemt met geen of een relatief lage ontslagvergoeding, maar de werkgever/schuldeiser wel een schuld kwijtscheldt zonder dat de oninbaarheid van de schuld vaststaat. In dat geval moet de kwijtschelding tot het loon worden gerekend.

Donderdag 10 juli 2008

Algemeen
Kassabonnen niet altijd bewaren / Staatssecretaris van Financiën 10 juli 2008

Ondernemers hoeven kassabonnen en kassarollen geen 7 jaar te bewaren. Als zij de gegevens van verkoopbonnen digitaal opslaan en beschikbaar stellen aan de Belastingdienst, voldoet dat ook.

Staatssecretaris De Jager van Financiën laat in antwoord op kamervragen weten dat kassabonnen en kassarollen wel een onderdeel zijn van de administratie waarvoor een bewaarplicht geldt.

Maar het bewaren van de papieren kassabonnen en kassarollen als de gegevens ook digitaal beschikbaar zijn, is niet nodig. Digitale opslag volstaat. Dat is het geval als de kassa's zijn aangesloten op een computer die de transactie ook digitaal registreert.

Van belang is dat de (digitale) administratie toegankelijk is en binnen een redelijke termijn raadpleegbaar is voor een eventuele controle door de Belastingdienst.

Woensdag 9 juli 2008

Loonheffingen
Correctie privé-bijtelling auto van de zaak / 9 juli 2008

Stel dat uit de eigen rittenadministratie van een werknemer achteraf blijkt dat hij minder dan 500 kilometer privé heeft gereden.De werknemer kan dan zijn werkgever verzoeken om met terugwerkende kracht de inhouding voor de bijtelling van de auto van de zaak over dat jaar ongedaan te maken.

De werkgever hoeft niet aan dat verzoek tegemoet te komen. Hij hoeft namelijk niet het risico te dragen dat de rittenadministratie wordt verworpen.

Vrijwaring

Komt de werkgever wel aan het verzoek tegemoet, dan moet hij over de verstreken inhoudingstijdstippen correctieberichten indienen. De inhoudingsplichtige moet dan zelf beoordelen in hoeverre de auto in het afgelopen jaar voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt (bijvoorbeeld op grond van de rittenadministratie van de werknemer). Er bestaat in dat geval geen vrijwaring voor de inhoudingsplichtige.

Weigering

Als de werkgever de correctie weigert, kan de werknemer bezwaar maken bij de Belastingdienst De Belastingdienst controleert dan de rittenadministratie van de werknemer, waarna de werkgever tot correctie kan worden verplicht.

Bij het opleggen van een correctieverplichting door de Belastingdienst loopt de werkgever geen risico dat de correctie moet worden teruggedraaid. En aangezien de Belastingdienst in dit geval zelf de kilometeradministratie van de werknemer heeft getoetst, loopt de werkgever niet het risico dat de rittenadministratie achteraf wordt verworpen

Maandag 7 juli 2008

Omzetbelasting
Laag btw-tarief voor arbeidsintensieve diensten wordt verruimd / 7 juli 2008

De lage Nederlandse btw op arbeidsintensieve diensten van bijvoorbeeld fietsenmakers, kappers en schoenmakers blijft definitief. De Europese Unie wil een einde maken aan de internationale lappendeken van btw-experimenten en staat daarom toe dat landen lage btw-tarieven invoeren op arbeidsintensieve en lokale diensten.

Eurocommissaris van belastingzaken László Kovács presenteert vandaag een voorstel hiertoe.

Stroomlijning btw-ontheffingen

De plannen zijn een opsteker voor ons land, waar het lage tarief 6 procent bedraagt en het hoge tarief 19 procent. Het lage tarief op diensten van fietsenmakers, kappers en schoenmakers werd in 2000 bij wijze van experiment ingevoerd. Dit met als doel banen te scheppen en zwartwerken te bestrijden. Dit doel is niet gehaald maar toch zette de regering zich in voor verlenging van de ontheffing die oorspronkelijk eind 2010 zou aflopen.

Kovács' stroomlijning van de btw-ontheffingen houdt in dat EU-lidstaten lage btw-tarieven kunnen invoeren op arbeidsintensieve en lokale diensten. Daarbij gaat het niet alleen meer om diensten van de fietsenmaker, kapper en schoenmaker, maar ook om oppaswerk, de schoonheidssalon, tuinonderhoud en -ontwerp, thuiszorg voor ouderen en zieken alsmede wasserettes.

Producten onder laag btw-regime

De eurocommissaris zet in zijn plannen tevens zwart op wit dat bepaalde producten onder een laag btw-regime mogen vallen, bijvoorbeeld inlegkruisjes en luiers en kinderzitjes voor in de auto. Daarbij verruimt Kovács de regels voor lagere aanschafbelasting op de bouw, herstel, renovatie, schoonmaak en onderhoud van huizen en gebouwen voor religieuze doeleinden, het ophalen van vuilnis en waterzuivering.

Ook maakt de Hongaar het mogelijk dat elke EU-lidstaat een laag btw-tarief kan invoeren voor eten in restaurants en diensten van cateraars, een wens van Frankrijk. Een Nederlands pleidooi, gelijkschakeling van het lage btw-tarief op boeken met dat op luisterboeken en vergelijkbare digitale producten, heeft Kovács eveneens gehonoreerd.

Zaterdag 5 juli 2008

Milieuheffingen
Plannen voor vereenvoudigingen in de verpakkingenbelasting / Staatssecretaris van Financiën 2 juli 2008


De Staatssecretaris van Financiën is voornemens meer vereenvoudigingen door te voeren voor de verpakkingenbelasting. Het is de bedoeling dat de vereenvoudigingen worden opgenomen in het Belastingplan 2009. De staatssecretaris beraadt zich op de volgende vereenvoudigingen:

- een forfait voor handelaars en importeurs. Handelaars en importeurs die producten invoeren en deze zonder toevoeging van extra verpakkingen in Nederland ter beschikking stellen, hebben minder zicht op de hoeveelheid gebruikte verpakkingen. Door het forfait zullen de administratieve lasten verminderen.

- een andere definitie van verpakkingen, waardoor bijvoorbeeld verpakkingen die feitelijk alleen logistieke hulpmiddelen zijn niet langer onder de grondslag vallen.

- het laten vervallen van het onderscheid primaire en secundaire/tertiaire verpakking. Dit zou het aantal tarieven halveren en een hoop administratieve lasten en discussies tussen belastingplichtigen en Belastingdienst schelen.

- het onderzoeken van de mogelijkheid om de uitbesteder van het verpakken belastingplichtig te laten zijn in plaats van de loonverpakker

- maatwerk in uitvoering. Er is bijvoorbeeld al een afspraak gemaakt met de sierteeltsector over bepaalde knelpunten.

Donderdag 3 juli 2008

Algemeen
Besluit over verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet/ Staatsecretaris van Financiën 30 juni 2008


De Staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd over de verwerking van de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007.

De werkgever houdt de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en het werknemersdeel van de premies werknemersverzekeringen tot een bepaald maximum in op het loon van de werknemers en draagt deze af. Als een werknemer meer dan één dienstbetrekking heeft, kan het voorkomen dat in totaal meer dan die maximumbedragen wordt ingehouden en afgedragen. De Belastingdienst betaalt de teveel betaalde bedragen terug na afloop van het kalenderjaar. Het teruggeven vergt van de werkgever nogal wat handelingen in de loonadministratie. De teruggaaf kan zo laag zijn dat de administratieve last van de werkgever niet in verhouding staat tot het voordeel van de werknemer. Om de werkgever tegemoet te komen heeft de Staatssecretaris het volgende besloten:

Hij keurt goed dat

  • werkgevers een teruggaaf van de bijdrage Zvw 2007 tot en met € 13 per werknemer en een teruggaaf van het werknemersdeel WW-Awf (of Ufo premie 2007) tot en met € 13 per werknemer niet verwerken in de loonadministratie;

  • werkgevers ervoor kunnen kiezen het bedrag van die teruggaven tot en met € 13 aan Zvw 2007 en tot en met € 13 aan werknemersdeel WW-Awf (of Ufo premie 2007) per werknemer netto door te betalen aan hun werknemers. Die doorbetaling heeft dan geen gevolgen voor de loonheffingen:

  • werkgevers ervoor kunnen kiezen het bedrag van de teruggaaf van de bijdrage Zvw 2007 ongeacht het bedrag niet in de loonadministratie te verwerken als ze het volledige bedrag netto doorbetalen aan hun werknemers. Die doorbetaling heeft dan geen gevolgen voor de loonheffingen.

Woensdag 2 juli 2008

Inkomstenbelasting (Algemeen)
Buitenlands belastingplichtige in België heeft recht op heffingskortingen / Hof 's-Hertogenbosch 15 april 2008


Naar onze mening niet verrassend heeft het Hof 's-Hertogenbosch onlangs arrest gewezen over de toepassing van de vanaf 2001 ingevoerde heffingskortingen voor niet in Nederland woonachtige personen (buitenlands belastingplichtigen) in het licht van de non-discriminatie bepaling (artikel 25 paragraaf 3) van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting gesloten tussen Nederland en België. De casus was als volgt.

Casus

X woont in België en geniet een AOW-uitkering. X bezit een aantal in Nederland gelegen, voor verhuur bestemde onroerende zaken. In geschil is onder meer of X als buitenlands belastingplichtige recht heeft op de ouderentoeslag in box 3, de algemene heffingskorting, de ouderenkorting en de aanvullende ouderenkorting.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X als buitenlands belastingplichtige recht heeft op de algemene heffingskorting, de ouderenkorting, de aanvullende ouderenkorting en de ouderentoeslag in box 3. Naar het oordeel van het hof is de ouderentoeslag in box 3 en voornoemde heffingskortingen een persoonlijke aftrek als bedoeld in artikel 25, § 3, van het belastingverdrag Nederland-België van 19 oktober 1970. De Inspecteur heeft bij de aanslag reeds de algemene heffingskorting verleend. De ouderenkorting, de aanvullende ouderenkorting en de ouderentoeslag in box 3 dienen nog te worden verleend.

Dinsdag 1 juli 2008

Loonbelasting/premieheffing
Voortgang wetsvoorstel Vervanging g-rekeningenstelsel door depotstelsel / Tweede Kamer 1 juli 2008


De Staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel vervanging g-rekeningenstelsel door een depotstelsel (31 301), naar de Tweede Kamer gestuurd. Volgens de bewindsman is de primaire drijfveer voor het nieuwe depotstelsel het efficiënter laten functioneren van het stelsel van vrijwarende betalingen. Het is niet de bedoeling om de positie van de ontvanger te versterken. Verder merkt de staatssecretaris op dat verzoeken om uitbetaling van een overschot op het depot veel vlotter kunnen worden afgewerkt dan de huidige verzoeken om deblokkering van een g-rekening. Een vrijgave of overboeking van een surplus op een depot zal in beginsel binnen enkele dagen kunnen plaatsvinden.

Maandag 30 juni 2008

Algemeen
In 2009 al fiscale maatregelen om meer en langer werken te stimuleren / 30 juni 2008

De Nederlandse arbeidsmarkt staat voor grote veranderingen. Er zijn dringend maatregelen nodig om meer mensen aan het werk te helpen en te houden. Het kabinet komt hiervoor met een omvattende en samenhangende aanpak. Ook een aantal korte termijnmaatregelen worden genoemd.

Dit is de kern van de kabinetsreactie (zie bijlage) op het advies "Naar een toekomst die werkt" van de commissie Arbeidsparticipatie (commissie-Bakker. De bewindslieden hebben de hoofdlijnen van de brede kabinetsaanpak voor de komende jaren naar de Tweede Kamer gestuurd. De reactie gaat in op de voorstellen van de commissie op het gebied van :

  • Het behouden en ontwikkelen van arbeidsparticipatie via het verhogen van de inzetbaarheid, werkverzekering en arbeidsmobiliteit, sociale innovatie en gezinsvriendelijk beleid en een herbeoordeling van de positie van zzp'ers

  • Mobilisering van het arbeidspotentieel door bevorderen van de uitvoering en regionale samenwerking, re-integratie(beleid), stimulering van niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers), vrouwen in deeltijd, mensen met een arbeidshandicap (Wajong, WAO, WGA) en allochtonen.

  • Verbetering van de inzet van ouderen, door loopbaanbewust personeelsbeleid, doorwerken tot en na 65 en verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd.

Korte termijn

Het kabinet treft ook op korte termijn maatregelen. Zo komen er in 2009 onder meer extra fiscale maatregelen om meer werken en langer doorwerken te stimuleren.

  • Werkgevers krijgen korting op sociale premies als ze oudere werklozen in dienst nemen

  • Dat krijgen ze ook als ze werknemers tussen de 62 en 65 jaar in dienst hebben.

  • Verder denkt het kabinet aan een tijdelijke no-riskpolis voor werkgevers, indien die een werkloze van 55 jaar en ouder in dienst nemen. De werkgever hoeft dan in de eerste jaren bij ziekte het loon van de werknemer niet door te betalen.

Vrijdag 27 juni 2008

Inkomstenbelasting (Algemeen)
Ook in België wonende Nederlander heeft recht op aftrek hypotheekrente / Advocaat-Generaal Hof van Justitie EG 25 juni 2008


De Advocaat-Genraal van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft een ons inziens opmerkelijke conclusie getrokken in een casus waarop de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 van toepassing is. Saillant in dit kader is dat met deze conclusie in meer gevallen de Nederlandse deur wordt opengezet om bepaalde aftrekposten in Nederland te kunnen effectueren, zonder dat daar op basis van de regels volgens de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 een wettelijjke basis voor is. Zoals bekend zal zijn bestaat onder de huidige Wet op de Inkomstenbelasting 2001 een vergelijkbaar recht door als inwoner van het buitenland te opteren voor binnenlandse belastingplicht in Nederland. De onderhavige casus is als volgt.

Casus

De Nederlandse ambtenaar Renneberg emigreert in 1993 naar België. Hij blijft werken voor de gemeente Maastricht en verwerft zijn gehele arbeidsinkomen in Nederland. Renneberg wil de hypotheekrente ter zake van zijn Belgische eigen woning in aftrek brengen op zijn Nederlandse inkomen. Volgens de inspecteur en Hof 's-Hertogenbosch is dat echter niet mogelijk. De Hoge Raad heeft hierover een prejudiciële vraag gesteld.

Advocaat-Generaal (AG) Mengozzi van het Hof van Justitie EG concludeert dat Nederland in strijd met het EG-verdrag handelt door Renneberg geen aftrek te verlenen voor zijn hypotheekrente. De AG overweegt hierbij dat Nederland de aftrek wel verleent aan ingezetenen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden. De AG acht hierbij van belang dat Renneberg zijn belastbare inkomen (nagenoeg) volledig verwerft uit een beroepsactiviteit in Nederland.

Woensdag 25 juni 2008

Fiscaal bestuursrecht
Ondanks buitenlandse inkomsten is verlengde navorderingstermijn niet van toepassing? Advocaat-Generaal 28 mei 2008


De Advocaat-Generaal heeft onlangs wederom een conclusie genomen inzake de verlengde navorderingstermijn bij buitenlandse inkomsten.

Casus

Naar aanleiding van de aangifte VPB 1992 stelt de Belastingdienst medio jaren '90 een boekenonderzoek in bij belanghebbende en verzoekt de inspecteur de Poolse Belastingdienst om inlichtingen te verstrekken. Hieruit blijkt dat belanghebbende ten onrechte de deelnemingsvrijstelling voor een contant uitgekeerd dividend heeft geclaimd. De inspecteur kondigt vervolgens pas in 2003 aan dat hij een navorderingsaanslag VPB over 1992 zal opleggen. Hij legt de navorderingsaanslag uiteindelijk medio 2004 op. Belanghebbende stelt dat de inspecteur ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de verlengde navorderingstermijn. Hof Amsterdam beslist dat de inspecteur geen beroep kan doen op de verlengde navorderingstermijn.

Advocaat-Generaal (A-G) Niessen concludeert dat de inkomsten uit Polen niet zijn aan te merken als inkomensbestanddelen die in het buitenland zijn opgekomen. Volgens de A-G is de verlengde navorderingstermijn daarom niet van toepassing. De A-G wijst er op dat aan de inkomsten weliswaar handelingen ten grondslag liggen die in het buitenland hebben plaatsgevonden, maar dat dat niet relevant is voor toepassing van de verlengde navorderingstermijn. Daarvoor is volgens de A-G vereist dat de inkomsten door de wijze waarop ze zijn uitbetaald buiten het zicht van de fiscus zijn gebleven.

Dinsdag 17 juni 2008

Inkomstenbelasting/loonheffing
De Jager komt met alternatieve maatregelen loonheffing directeur-grootaandeelhouder

Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin hij meldt dat in overleg met accountants en belastingconsulenten een alternatief pakket van maatregelen is ontwikkeld betreffende de loonheffing van directeur-grootaandeelhouders.

De leden van de vaste Commissie voor Financiën toonden zich eind 2007 bezorgd over beëindigen van de inhoudingsplicht voor de loonbelasting voor directeuren-grootaandeelhouders per 1 januari 2008. Eén van de belangrijkste problemen was dat ongeveer 1.600 dga's door de wijziging geen recht meer hebben op de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. De Jager: ëDe Commissie heeft mij toen gevraagd om in overleg met de werkgeversorganisaties en de koepeIorganisaties van belastingconsulenten en accountants te onderzoeken welke oplossingen er mogelijk zouden zijn.'

Alternatieven

De Jager zegt dat er in overleg met de betrokken organisaties een afweging van de verschillende mogelijkheden heeft plaatsgevonden. ëEén daarvan is een opt-out-regeling , waarbij kan worden geopteerd om uit de loonbelasting te gaan. Dit leidt echter tot handhavingsproblemen en risico's voor de (kwetsbare) loonaangifteketen; de organisaties hebben daarvoor begrip getoond. Zoals met deze organisaties is besproken, blijken er ook geen andere adequate oplossingen te zijn voor het genoemde probleem met betrekking tot de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk. Daarom is gezocht naar alternatieven,' aldus De Jager. Volgens De Jager levert het alternatieve pakket van maatregelen een aanzienlijke administratieve lastenverlichting op voor de dga en lost het ook het probleem met betrekking tot de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk op.

Vereenvoudigde loonaangifte

Concreet zien de alternatieve voorstellen er als volgt uit:

· het introduceren van een vereenvoudigde loonaangifte voor dga's;

· het introduceren van een systeem waarbij maandaangiften met ongewijzigde gegevens (bijvoorbeeld bij de dga die elke maand hetzelfde loon opneemt) eerder kunnen worden ingediend dan nu het geval is;

· het introduceren van een eenvoudiger systeem van betaling, waarbij niet steeds een ander betalingskenmerk moet worden ingevuld;

· het verhogen van de grens voor het doen van kwartaalaangifte voor de btw van € 7000 tot € 15.000 per 1 januari 2009; hierdoor zal een grotere groep bedrijven (ruw geschat circa 45.000 extra) per kwartaal in plaats van per maand aangifte btw gaan doen.

De Jager zet er op in dat de aanpassingen in de loonaangiteketen per 1 januari 2010 gerealiseerd is.

Bron:  Ministerie van Financiën

Zaterdag 7 juni 2008

Omzetbelasting
Terechte BUA-correctie voor bedrijfslidmaatschap golfclub / Hof 's-Hertogenbosch MK III 8 april 2008


Vof X exploiteert een technisch adviesbureau. De firmanten zijn A bv, B bv en C bv. A bv is lid van een golfvereniging. In geschil is of de voorbelasting die daarmee samenhangt terecht door vof X is afgetrokken. Het betreft de factuur voor het bedrijfslidmaatschap van 2002. Vof X stelt dat het haar ook om de reclame is te doen. Op het terrein staat namelijk een bord met haar naam en er wordt geadverteerd in het clubblad.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de factuur los staat van de reclame-uitingen en alleen betrekking heeft op het bedrijfslidmaatschap. De bezoeken aan de golfbaan met klanten zijn consumptief. Het maakt niet uit dat de zakelijke belangen er ook mee worden gediend. De uitgaven vallen onder het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) en de afgetrokken voorbelasting is dus terecht gecorrigeerd.

Vrijdag 6 juni 2008

Omzetbelasting
Geen BTW maar kansspelbelasting over opbrengst spelautomaten / 6  juni 2008

De brutospelopbrengst van kansspelautomaten is vanaf 1 juli 2008 belast met kansspelbelasting. Exploitanten van deze automaten betalen dan geen btw meer over de spelopbrengst.
Exploitanten van kansspelautomaten moeten vanaf 1 juli maandelijks aangifte kansspelbelasting doen over de opbrengst van de automaten. De belastingdienst stuurt expoitanten een aangifteformulier toe. De kansspelbelasting wordt berekend over het verschil tussen de inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen (brutospelopbrengst) in het aangiftetijdvak.

Vrijstelling omzetbelasting

Voor de exploitatie van kansspelautomaten geldt per 1 juli een btw-vrijstelling . Daardoor betaalt de exploitant geen btw meer over de opbrengsten. De btw over kosten, inkopen en investeringen van kansspelautomaten is dan niet meer aftrekbaar.

Deze week ontvangen exploitanten een brief waarin de gevolgen van deze wijzigingen op een rijtje zijn gezet. Meer informatie over de gevolgen van de nieuwe regels voor speelautomaten staat in de brochure Kansspelbelasting van de belastingdienst.

Gemengd gebruik

Worden er kosten gemaakt of worden er inkopen gedaan voor gemengd gebruik, dus voor zowel belaste prestaties als voor de exploitatie van kansspelautomaten, dan moet de btw hierover worden gesplitst in een aftrekbaar en niet-aftrekbaar deel.

Donderdag 5 juni 2008

Algemeen
Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen II aangenomen door Tweede Kamer / Tweede Kamer 27 mei 2008 nr. 31.404

Op dinsdag 3 juni 2008 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen II (31404). Hierbij bracht de kamer nog enkele wijzigingen aan.
  • Bij de waardering van de tweede woning in box 3 blijft de WOZ waarde gelden, ook als de waarde per 1 januari afwijkt ten opzichte van de waarde per 31 december van het voorafgaande jaar.

  • De algemene maatregel van bestuur, die de situaties beschrijft waarin de betekening en tenuitvoerlegging van een dwangbevel buiten kantooruren zonder toestemming van de rechter kan plaatsvinden, wordt vooraf aan de Staten-Generaal voorlegd. In deze voorhangprocedure dient de regering vooraf aan te geven in welke situaties van deze mogelijkheid gebruik gemaakt mag worden.

  • Aan de in het wetsvoorstel opgenomen vrijstelling voor kinderopvang wordt de mogelijkheid toegevoegd om bij algemene maatregel van bestuur nog additionele vormen van kinderopvang vrij te stellen van omzetbelasting. Hiermee wordt beoogd in te inspelen op mogelijk toekomstige wijzigingen van de regelgeving inzake kinderopvang

Dinsdag 3 juni 2008

Omzetbelasting
Bewijslast bij toepassing nultarief / 3 juni 2008

De ondernemer die goederen verkoopt en levert aan een ondernemer in een ander EU-land mag daarop het nultarief toepassen. Voorwaarde is dat hij de goederen vervoert of verzendt naar het land van de afnemer. Hij moet dit kunnen aantonen aan de hand van boeken en bescheiden.
De levering van goederen in Nederland is in de regel belast met Nederlandse omzetbelasting. Gaan de goederen naar een ander EU-land, dan is er een intracommunautaire levering. Bij een intracommunautaire levering mag de leverancier het nultarief toepassen en moet de ontvanger in zijn eigen land omzetbelasting betalen.

Aantoonbaar

Voorwaarde voor de toepassing van het nultarief is dat de leverancier het vervoer of de verzending van de goederen naar een ondernemer in een ander EU-land aantoont. Hij moet dit doen aan de hand van zijn boeken en bescheiden. Aannemelijk maken is niet voldoende. Het ondernemerschap van zijn afnemer moet hij aantonen aan de hand van het (geldige) BTW-identificatienummer van zijn afnemer. Slaagt hij niet in dit bewijs, dan kan hij niet verlangen dat de Belastingdienst voor hem in het land van bestemming informatie gaat inwinnen.

Bewijslast

Volgens de Hoge Raad (16 mei 2008, nr. 40036) voldoet een leverancier aan de bewijslast voor vervoer als hij kan overleggen:

  • kopieën van de facturen die op de transactie betrekking hebben;

  • CMR-vrachtbrieven;

  • pakbonnen;

  • betalingsbewijzen;

  • kopiefacturen getekend voor ontvangst; en

  • een verklaring van de vervoersonderneming.


Voorbeelden van andere bescheiden die een rol kunnen spelen zijn:

  • betaling van een factuur vanuit het buitenland;

  • bij accijnsgoederen: het accijnsgeleidedocument;

  • een verzekeringspolis in verband met het transport;

  • bevestiging door de koper van de ontvangst van de goederen;

  • correspondentie waaruit blijkt dat de goederen in het buitenland zullen worden geleverd

Factuur

De leverancier moet beschikken over het BTW-nummer van de afnemer. Hij kan dit BTW-nummer controleren in het Vies-systeem. De verkoopfactuur moet het BTW-nummer van de afnemer vermelden én de verklaring dat het nultarief in verband met een intracommunautaire levering van toepassing is.

Aangifte

De leverancier moet ook aangifte doen op de opgaaf intracommunautaire leveringen en eventueel Intrastat-aangifte doen, indien de verkopen naar andere EU-landen meer dan € 900.000 per jaar bedragen. Het Intrastat-systeem is een systeem dat wordt gebruikt om aan Eurostat statistische gegevens te verstrekken betreffende het goederenverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Donderdag 15 mei 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Aanbieding wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen / Tweede Kamer 9 mei 2008

Op 13 mei 2008 is aan de Tweede Kamer aangeboden het wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen (wetsvoorstel 31 459). Het wetsvoorstel wijzigt op de eerste plaats de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964 en in het spoor daarvan de AWR.

Het kabinet stelt door middel van het wetsvoorstel de volgende drie fiscale maatregelen voor:

Ten eerste wordt voorgesteld om vanaf een jaarloon van € 500 000 een werkgeversheffing (in de vorm van een zgn. pseudo-eindheffing) van 30% in te voeren over vertrekvergoedingen voor zover deze vertrekvergoedingen hoger zijn dan één jaarloon. Ten tweede wordt voorgesteld om in situaties waarin pensioenopbouw ook vanaf een pensioengevend loon van € 500 000 nog plaatsvindt op basis van een eindloonstelsel, een werkgeversheffing (eveneens in de vorm van een pseudo-eindheffing) van 15% toe te passen over een forfaitair berekende backservicepremie. De derde voorgestelde maatregel betreft de belastingheffing over carried interest of carried interest-achtige beloningen.

Op grond van deze nieuwe wetgeving wordt het rendement op vermogensbestanddelen (zoals aandelen en schuldvorderingen) als uitgangspunt belast in box 1, indien aan deze vermogensbestanddelen als beloning voor werkzaamheden van degene aan wie de vermogensbestanddelen worden verstrekt, bepaalde bijzondere condities zijn verbonden. Indien dergelijke "lucratieve belangen" middellijk worden gehouden, kan de belastingheffing in box 1 terugtreden ten behoeve van een actuele (niet uitgestelde) aanmerkelijk belangheffing in box 2. Met deze drie nieuwe maatregelen, komt de in het Belastingplan 2008 opgenomen aftopping van de omkeerregel bij pensioenen te vervallen.

Woensdag 14 mei 2008

Inkomstenbelasting
Terbeschikkingstellingsregeling geldt voor waardeaangroei bloot eigendom / 14 mei 2008

Heeft de aanmerkelijkbelanghouder de bloot eigendom en de bv het vruchtgebruik, dan is het rendement van de bloot eigendom een resultaat van een werkzaamheid, dat behoort tot het inkomen van werk en woning van de aanmerkelijkbelanghouder. Dit oordeelde de rechtbank in Haarlem.

Casus

X houdt via zijn houdstermaatschappij 100% van de aandelen in de bv. Hij heeft de bloot eigendom van een aantal onroerende zaken. Het vruchtgebruik van die onroerende zaken is van de bv. Het vruchtgebruik loopt tot 2016. De getaxeerde waarde van het vruchtgebruik bedraagt € 686.000. X vermeldt in zijn aangifte IB/PVV voor 2001 en 2002 een waardeaangroei van € 7.038 in box 3. De inspecteur stelt de waardeaangroei vast op € 686.000 / 15,5 jaar = € 44.258 en merkt dit bedrag aan als een resultaat uit een werkzaamheid (box 1).

Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de terbeschikkingstellingsregeling op de waardeaangroei van de bloot eigendom van de onroerende zaken van toepassing is.

Box 1

De rechtbank oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat ook een terbeschikkingstelling om niet onder de terbeschikkingstellingsregeling valt. Om andere dan zakelijke redenen ziet de belastingplichtige in die gevallen van een vergoeding af; het rendement komt dan op een andere manier tot uitdrukking. In casu haalt X het rendement uit het 'vollopen' van de waarde van de bloot eigendom. Het vestigen van het vruchtgebruik vormt het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel. De inspecteur rekent terecht de waardeaangroei van de bloot eigendom van de onroerende zaken tot het inkomen uit werk en woning.

Vruchtgebruik en bloot eigendom

De bv mag als vruchtgebruiker de onroerende zaken gebruiken en daarvan de vruchten (bijvoorbeeld huuropbrengsten, wanneer de bv de onroerende zaken aan een derde verhuurt) genieten. Het vruchtgebruik beperkt de rechten van de eigenaar; wat er voor hem van de eigendom overblijft, noemt men de bloot eigendom. De vruchtgebruiker kan het recht van vruchtgebruik verkopen of bezwaren. Hierdoor eindigt het recht niet. De eigenaar kan ten behoeve van een rechtspersoon het recht van vruchtgebruik voor de duur van maximaal 30 jaar vestigen. Het vruchtgebruik eindigt in elk geval bij de ontbinding van de rechtspersoon.

Een resultaat van een werkzaamheid

De waarde van het vruchtgebruik neemt in de loop van de tijd af en de waarde van de bloot eigendom neemt in de loop van de tijd toe. Deze waardetoename is het rendement van de bloot eigendom. Heeft de aanmerkelijkbelanghouder de bloot eigendom en de bv het vruchtgebruik, dan is het rendement van de bloot eigendom een resultaat van een werkzaamheid, dat behoort tot het inkomen van werk en woning van de aanmerkelijkbelanghouder.

Vrijdag 9 mei 2008

Juridische wetgeving/arbeidsrecht
Ook een weggemoffeld concurrentiebeding is geldig / 9 mei 2008

Een concurrentiebeding belemmert een werknemer ernstig in zijn carrière, maar de geldigheid kon tot vorig jaar vaak met succes worden aangevochten. Om de werknemer te beschermen stelt de wet zware eisen aan een geldig beding. Maar met twee uitspraken heeft de Hoge Raad een vette streep gehaald door die bescherming.

Voorzienbaar carrièreverloop

Vaak werd een concurrentiebeding ongeldig verklaard als de werknemer tijdens zijn dienstverband een nieuwe functie had gekregen, waardoor het beding zwaarder ging wegen. Maar begin vorig jaar bepaalde de Hoge Raad dat een functiewijziging voortaan onvoldoende is om een concurrentiebeding van tafel te krijgen.

Er geldt nu een dubbele toets: eerst wordt gekeken of er sprake is van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding. Zo ja, dan moet worden onderzocht op grond waarvan het concurrentiebeding dan zwaarder drukt. En het venijn zit in de staart: bij het beoordelen hiervan mag rekening gehouden worden met voorzienbare wijzigingen in de arbeidsverhouding.

Voorbeeld: managementtrainee wordt directeur

Een managementtrainee sluit een arbeidsovereenkomst met concurrentiebeding. De trainee klimt in de loop der jaren via de functies assistent accountmanager, accountmanager, senior accountmanager op naar directeur accountmanagement. Dan vertrekt hij.

Voorheen was dat oorspronkelijke concurrentiebeding dan al lang niet meer geldig en had de werknemer een goede zaak gehad als zijn geval voor de rechter was gekomen.

Nu liggen de kaarten heel anders. De gestage groei in functieniveau was voorzienbaar, waardoor geen sprake is van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding. En al werd bepaald dat die er wel was, dan is nog de vraag of en op grond waarvan het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken.

Een blik op de uitspraken van het afgelopen jaar, maakt duidelijk wat het gevolg is van de bepaling van de Hoge Raad: de werknemer kreeg in zaken over het concurrentiebeding niet een keer gelijk.

Handtekening

Daarnaast moest er tot voor kort altijd een handtekening van de werknemer onder het beding zelf staan. Een verwijzing in het contract naar een beding elders, bijvoorbeeld in het personeelshandboek, was niet genoeg. Nu mag een concurrentiebeding blijkbaar worden verstopt in bijlage 23a sub 2 van het personeelshandboek. Heeft de werknemer het niet gezien? Pech gehad.

Voorbeeld: concurrentiebeding in nieuwe arbeidsvoorwaarden

Een werkgever deelde per brief mee "het genoegen te hebben hierbij een nieuw exemplaar van de geldende arbeidsvoorwaarden toe te zenden". Of de werknemers de brief even voor akkoord wilden tekenen. Hoewel bij een dergelijk aanbod enige alarmbellen zouden moeten rinkelen, tekende de werknemer in kwestie.

De arbeidsvoorwaarden bleken een concurrentiebeding te bevatten . Makkelijke zaak, dacht de kantonrechter die hierover moest oordelen: concurrentiebeding niet zelf getekend, dus niet geldig. De zaak ging naar de Hoge Raad en die oordeelde out of the blue totaal anders.

Als, aldus de Hoge Raad, in een brief wordt verwezen naar een document dat (in schriftelijke vorm) wordt bijgevoegd en een concurrentiebeding bevat, dan is dat geldig. En om ook de laatste hoop de grond in te boren: daarbij is het niet nodig dat in die brief expliciet staat dat het document een concurrentiebeding bevat.

Donderdag 8 mei 2008

Internationaal belastingrecht
Uitwisseling van inlichtingen met België / 8 mei 2008

Nederland en België gaan als proef rechtstreeks inlichtingen uitwisselen tussen gemandateerde ambtenaren aan beide kanten van de grens. De inlichtingenuitwisseling heeft betrekking op directe belastingen en BTW en is beperkt tot inlichtingen die beschikbaar zijn in de belastingadministratie.
De regeling wordt toegepast vanaf 1 mei 2008 en wordt op 31 december 2009 geëvalueerd. Als beide landen dat willen, wordt de regeling vanaf 2010 permanent.

Belastingambtenaar

Er is ook een regeling getroffen voor de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene staat op het grondgebied van de andere staat voor belastingonderzoek. Deze regeling geeft bijvoorbeeld aan wanneer zo'n verzoek tot aanwezigheid wordt gedaan en hoe deze moet worden vormgegeven .Verder geeft de regeling aanwijzingen voor het uitvoeren van een belastingonderzoek.

Maandag 5 mei 2008

Inkomstenbelasting
Afkoopsom alimentatie ook aftrekbaar voor ex-samenwoners / 29 april 2008

De advocaat-generaal adviseert de Hoge Raad om afkoopsommen van alimentatie vanaf 2001 ook aftrekbaar te maken voor ex-samenwoners.

Casus

De advocaat-generaal heet zijn advies (conclusie) over de volgende zaak uitgebracht. De ex-samenwoner heeft 10 jaar ongehuwd samengewoond met een mevrouw. In 2000 verbreken zij de relatie. Uiteindelijk wordt overeengekomen dat hij ineens f 100 000 (€ 45 378) aan zijn vrouw betaalt als afkoopsom voor de onderhoudsverplichting .

De inspecteur weigert aftrek als persoonlijke verplichting omdat de wet alleen aftrek toestaat voor afkoopsommen van alimentatie tussen gewezen echtgenoten en geregistreerde partners. Hof Amsterdam oordeelt dat de niet-aftrekbaarheid van de afkoopsom voor een ex-samenwonende een verboden ongelijke behandeling is. De staatssecretaris gaat in cassatie bij de Hoge Raad.

Advies

Volgens de advocaat-generaal is het in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat de onderhoudsverplichting voor een gewezen echtgenoot of geregistreerde partner wel en die van een ex-samenwoner niet aftrekbaar is. Er is geen rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling.

De advocaat-generaal ziet voor de periode t/m 2000 evenwel geen reden voor rechterlijk ingrijpen. In deze periode was sprake van een ontwikkeling in de wetgeving waarbij de fiscale regels voor gehuwden en die voor ongehuwd samenwonenden geleidelijk gelijk werden getrokken. Van de wetgever kan niet worden verlangd dat hij van het ene op het andere moment alle aspecten van die ongelijke behandeling wegneemt.

Partnerregeling

De A-G concludeert daarom tot gegrondverklaring van het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën (want de casus speelt voor 2001). Voor de wetgeving vanaf 2001 is met de introductie van de partnerregeling beoogd om gehuwden en ongehuwden volledig gelijk te behandelen. Er is vanaf dat jaar geen reden meer voor ongelijke behandeling voor wat betreft de afkoopsom van een onderhoudsverplichting.

Vrijdag 25 april 2008

Loonheffing
Intrekken verklaring geen privégebruik auto / 25 april 2008

Het is een misverstand om te denken dat pas na het intrekken van de Verklaring geen privégebruik auto rekening moet worden gehouden met de bijtelling. De fiscus laat de bijtelling met terugwerkende kracht tot 1 januari van het betreffende jaar ingaan.

Werknemers die door de werkgever een auto ter beschikking gesteld hebben gekregen, maar deze niet gebruiken voor privéverkeer, kunnen bij de Belastingdienst de 'Verklaring geen privégebruik auto' aanvragen. Op basis van deze verklaring hoeft de werkgever geen bijtelling te verlonen.

Terugwerkende kracht

In de praktijk is niet altijd duidelijk wat de gang van zaken is als de werknemer gedurende het jaar de verklaring laat intrekken, omdat hij meer privé is gaan rijden dan is toegestaan . Een regelmatig heersende gedachte is dat pas na het intrekken van de verklaring rekening moet worden gehouden met de bijtelling. Dat is onjuist; de bijtelling heeft dan terugwerkende kracht tot 1 januari van het betreffende jaar.

Verlonen van bijtelling

De werknemer krijgt in dat kader door de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd over de voorliggende maanden in het kalenderjaar (eventueel verhoogd met boete, inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet en heffingsrente). De werkgever verloont de bijtelling met ingang van de periode waarvoor de Belastingdienst aangeeft dat de verklaring niet meer geldig is.

Dinsdag 22 april 2008

Loonheffing
Geen goede identificatie van werknemer leidt tot hoge boete / 22 april 2008

Het is van groot belang dat zodra er nieuwe werknemers in dienst treden goed wordt onderzocht of zij wel echt zijn wie ze claimen te zijn. Als dat niet is gebeurd, kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag en boete opleggen. Dat blijkt uit een zaak die voor Rechtbank Haarlem kwam.
In die zaak trof de Belastingdienst bij een boekenonderzoek in de administratie van een werkgever kopieën van overduidelijk vervalste identiteitsbewijzen aan. In de paspoorten was gebruikgemaakt van verschillende lettertypen, de pasfoto's waren scheef afgeknipt en hadden geen kartelrand en de kopieën vertoonden onverklaarbare verschillen in scherpte. Bij twee paspoorten was op de één na onderste regel zelfs een andere naam vermeld dan in de gegevens naast de foto!

Grove schuld

Als de werkgever er iets meer aandacht aan had besteed, had hij moeiteloos kunnen zien dat de overlegde paspoorten vals waren. De Belastingdienst verweet de werkgever dan ook grove schuld, en legde hem een fikse boete op. Daar maakte de werkgever bezwaar tegen, maar de rechtbank stelde de fiscus in het gelijk. Een werkgever dient altijd het legitimatiebewijs op echtheid te controleren en een goed leesbare kopie van dat bewijs te bewaren in de administratie. De fiscus legt flinke boetes op als blijkt dat de administratie kopieën van vervalste identiteitsbewijzen bevat.

Vrijdag 18 april 2008

Pensioenen
Belastingdienst: Overbruggingspensioen niet aanpasbaar bij dga's geboren na 1949 / 17 april 2008

De Belastingdienst zegt in een brief aan een pensioenadviesbureau dat het tijdelijke overbruggingspensioen (TOP) van directeuren-grootaandeelhouders (dga's) die zijn geboren na 1949, niet meer kan worden aangepast. Dit geldt ook voor de pensioenen van dga's die al zijn ingegaan.
De Hoge Raad heeft op 8 februari 2008 beslist dat ook dga's met pensioen in eigen beheer voor het in ten minste 10 jaar op te bouwen TOP mogen uitgaan van het volledige bedrag van de AOW-uitkering.

Verschil in uitleg

In een publicatie naar aanleiding van het arrest heeft een pensioenadviesbureau het standpunt ingenomen dat deze uitbreiding van opbouwmogelijkheden ook kan worden toegepast voor dga's van wie het pensioen al is ingegaan en voor dga's die zijn geboren na 1949. De Belastingdienst is het hier niet mee eens. Dit standpunt is nader uiteengezet in een brief aan het advieskantoor.

Donderdag 17 april 2008

Fiscaal bestuursrecht
Reactie op kabinetsstandpunt inzake initiatiefwetsvoorstel rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus / Tweede Kamer 4 april 2008


Dezentjé Hamming en Tang reageren op het kabinetsstandpunt over hun initiatiefwetsvoorstel rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus. Zij gaan in op de aspecten en bezwaren die de regering tegen het voorstel aanvoert.

Volgens de indieners van het initiatiefwetsvoorstel wordt de behoefte aan effectieve rechtsbescherming tegen controlehandelingen van de Belastingdienst breed gedragen. Vanwege het gebrek aan een adequate rechtsgang leidt de huidige regeling er namelijk toe dat belastingplichtigen, ook bij gerechtvaardigde bezwaren, bijna altijd toch aan een informatieverzoek van de Belastingdienst voldoen. De huidige wetgeving biedt onvoldoende effectieve mogelijkheden om onnodige administratieve lasten op dit gebied tegen te gaan. Interne instructies voor de Belastingdienst en een goede communicatie met belastingplichtigen kunnen het probleem beperken, maar niet structureel oplossen.

Verder verwachten de indieners niet dat door de beoogde rechtsbescherming een normale gang van zaken en een goede uitvoeringstaak van de Belastingdienst in gevaar zouden komen. Ook biedt het wetsvoorstel geen nieuwe mogelijkheden tot misbruik aan fraudeurs.

Internationale uitwisseling van gegevens zal door de geboden rechtsbescherming naar de verwachting van de indieners slechts in een beperkt aantal gevallen enige vertraging kunnen oplopen. Zij achten dit gerechtvaardigd. Wel is dit een punt dat bij evaluatie van de voorgestelde regeling uitdrukkelijk de aandacht zal moeten krijgen.

Dinsdag 15 april 2008

Successierecht
Nieuwe wet Schenk- en erfbelasting: tarieven omlaag / 15 april 2008

De tarieven op erven en schenken gaan omlaag en de conserverende aanslag vervalt. Ook de faciliteit bij bedrijfsopvolging kan eenvoudiger. Staatssecretaris De Jager van Financien sprak op een gastcollege op de Universiteit Tilburg over een nieuwe wet Schenk- en erfbelasting, de opvolger van de huidige Successiewet.

Contouren Wet schenk-en erfbelasting

De Jager gaf aan dat de wet eenvoudiger wordt. "Speerpunt van mijn beleid is vereenvoudiging: als het makkelijk kan gaan we het ook makkelijk doen. De huidige wet is behoorlijk ingewikkeld, zeker als je kijkt naar bijvoorbeeld bedrijfsopvolging, dat lijkt net een bord spaghetti. Daarom wordt de wet vernieuwd," aldus de staatssecretaris. Ook het aantal tariefgroepen wordt fors gereduceerd. Van de huidige 28 blijven er beperkt aantal over: twee categorieën (partners en kinderen - overige verkrijgers) met een klein aantal schijven. Tijdens het college onthulde de staatssecretaris dat wat hem betreft het hoogste tarief voor partners en kinderen niet hoger mag zijn dan 20%.

Bedrijfsopvolging

De faciliteit bij bedrijfsopvolging kan eenvoudiger worden vormgegeven. Uitgangspunt blijft echter dat de reële bedrijfsoverdrachten voor de faciliteit in aanmerking komen. Daarvoor is het nodig om duidelijk voor ogen te hebben wat reëel is. Een meer economische benadering van de toepassing van de voortzettingseis en van wat al dan niet onder de regeling kan vallen, lijkt op zijn plaats. Misschien is het nodig om de bedrijfsopvolgingsregeling hier en daar uit te breiden of te beperken. Verder wordt er gekeken naar de mogelijkheden om de conserverende aanslag te laten vervallen. Hierdoor wordt de aangifte voor ondernemers die gebruik maken van de regeling eenvoudiger.

Hoogte van de tarieven

Door een meer evenwichtige verdeling, kan iedereen wat minder betalen. Door de constructies te bestrijden zal de belastingopbrengst toenemen. Het bedrag dat daar mee wordt opgehaald zal worden geïnvesteerd in tariefsverlaging en verhoging van vrijstellingen. Nu kan dit op verschillende manieren. Het doel is dat de tarieven in ieder geval worden teruggebracht onder de 50%. Maar het is ook de bedoeling de tariefstructuur aan te pakken en de vrijstellingen te stroomlijnen. Verder wordt er aan gedacht de vrijstelling voor echtgenoten/partners te verruimen.

Constructiebestrijding

Het is soms mogelijk door constructies successierechten te ontlopen. Hierbij kan gedacht worden aan buitenlandse rechtsfiguren, zoals trusts. Of men probeert de nalatenschap uit te hollen door hoge rentes te stellen op vorderingen van de kinderen op de langstlevende waardoor een schuld gecreëerd wordt die net zo hoog is als het van de langstlevende te erven bedrag. Andere typische voorbeelden zijn het schuiven met het leveringsmoment van de eigen woning en levensverzekeringen in de familiesfeer. Het is de bedoeling in de nieuwe wet, deze en andere constructies uit te sluiten en hierdoor de grondslag te verbreden. Op dit moment wordt nagedacht hoe dit kan worden vormgegeven.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Maandag 14 april 2008

Premieheffing
Voortzetten eigenrisicodragerschap WAO bij overgang van een onderneming / Staatssecretaris van Financiën 24 maart 2008


Vooruitlopend op een wetswijziging keurt de Staatssecretaris van Financiën goed dat een nieuwe werkgever het eigenrisicodragerschap voor de WAO van een oude werkgever kan voortzetten. Het gaat om de volgende gevallen en onder de volgende voorwaarden:

  • de oude werkgever is of de oude werkgevers zijn eigenrisicodrager voor de WAO

  • er is sprake van overgang van een onderneming, zoals bij een fusie, een splitsing of een rechtsvormwijziging waarbij slechts in formele zin wijziging in de dienstbetrekkingen optreedt

  • de nieuwe werkgever overlegt een garantieverklaring op zijn naam van een kredietinstelling of een verzekeraar aan de competente inspecteur. Hij geeft daarmee aan het eigenrisicodragerschap voor de WAO voort te zetten

  • de nieuwe werkgever overlegt de garantieverklaring uiterlijk binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit of uiterlijk bij de overgang van de onderneming.

Het besluit is op 11 april 2008 in werking getreden en werkt terug tot en met 24 november 2006. Het besluit vervalt op 1 januari 2009.

Vrijdag 11 april 2008

Algemeen
Voorstel: ook navordering zonder nieuw feit / 10 april 2008

Het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen II is door de Staatssecretaris van Financiën ingediend bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel zijn volgens de staatssecretaris voornamelijk wijzigingen opgenomen van technische aard. Bij nader inzien lijken een fors aantal wijzigingen in dit voorstel wel degelijk van inhoudelijke betekenis. Zo krijgt de inspecteur straks de kans om bij inkomenstoerekeningen na te vorderen zonder nieuw feit.

De meeste wijzigingen moeten in werking treden per 1 juli 2008, sommige bepalingen met terugwerkende kracht tot een eerdere datum. In het wetsvoorstel wordt onder andere het volgende voorgesteld:

  • De goedkeuring dat fiscale partners inkomenstoerekening kunnen wijzigen tot het moment dat hun belastingaanslagen onherroepelijk vaststaan, wordt nu in de wet vastgelegd;

  • De inspecteur krijgt de mogelijkheid zonder nieuw feit na te vorderen bij inkomenstoerekening tussen fiscale partners.

  • In de bijleenregeling worden twee goedkeuringen in de wet vastgelegd die al eerder waren aangekondigd.

  • Bij lopende termijnen in box 3 sluit de rendementsgrondslag per 1 januari beter aan op die per 31 december van het voorgaande jaar.

  • Voor tweede woningen in box 3 wordt op de begindatum dezelfde WOZ-waarde gehanteerd als die op de einddatum van het vorige kalenderjaar.

  • De aftrek van scholingsuitgaven voor dure studies, zoals een pilotenopleiding, wordt beperkt.

  • Ook buitenlandse lichamen kunnen optreden als verzekeraar van stamrechten.

  • In de dividendbelasting wordt een vrijstelling opgenomen voor beleggingsrechten eigen woning.

  • De vrijstelling van overdrachtbelasting voor de verkrijging van monumenten wordt uitgebreid.

  • De btw-vrijstellingen voor onderwijs en verpleeginrichtingen worden uitgebreid.

  • Voor het transport van tuingas blijft het verlaagde btw-tarief gelden.

  • In de motorrijtuigenbelasting worden enkele vrijstellingen en bijzondere tarieven afgeschaft.

  • In de Wet BPM wordt de definitie van laadruimte aangepast

Donderdag 10 april 2008

Taxplanning
Overwaarde eigen woning gebruiken voor lening aan kind / 10 april 2007

Starters hebben het steeds moeilijker om een woning te financieren. Ouders kunnen hun kind daarbij ondersteunen en daar zelf ook nog op vooruit gaan. Zij kunnen bijvoorbeeld een lening onder zakelijke voorwaarden aan het kind verstrekken.
Voor het kind vormt de schuld aan de ouders in beginsel een eigenwoningschuld met de bijhorende renteaftrek . Bij de ouders wordt de vordering op het kind als een vermogensbestanddeel in box 3 aangemerkt, waarover zij in beginsel 1,2% inkomstenbelasting zijn verschuldigd.

Ook als de ouders voor de lening aan hun kind zelf een lening moeten aangaan met als onderpand de eigen woning, bevindt deze lening zich in box 3. Immers, het betreft geen lening ter zake van de aankoop, verbetering of onderhoud van hun eigen woning, noch een lening ter zake van een andere bron in box 1. Als de ouders het vermogen al beschikbaar hebben (als belegging of spaarrekening in box 3), betekent dit veelal een beter rendement.

Voorbeeld

Suzanne koopt een eigen woning voor € 200.000 (inclusief de aankoopkosten). Zij kan een lening bij haar ouders krijgen voor het volledige bedrag. De ouders hadden het geld belegd tegen 4% (voor box 3-heffing van 1,2%). Voor een bancaire lening onder gelijke voorwaarden zou Suzanne een rente van 6% moeten betalen.

Door de lening tegen dezelfde voorwaarden bij de ouders te betrekken in plaats van bij de bank, zal het rendement op het vermogen van de ouders toenemen. Maakten zij eerst een rendement 4% (na aftrek van de vermogensrendementsheffing 2,8% = € 5.600), dan bedraagt dit na de lening aan Suzanne 6 % (netto 4,8% van € 200.000 = € 9.600). Een stijging derhalve van € 4.000.

Minder zakelijke of onzakelijke voorwaarden

Nu zullen ouders door de bank genomen minder zakelijke voorwaarden stellen aan de verstrekking aan het kind. Niet in de laatste plaats, omdat het kind bij de bank ook niet de gehele lening kan krijgen op basis van zakelijke voorwaarden. De vraag rijst dan welke voorwaarde de ouders moeten stellen. Maar voor die vraag aan de orde komt, is het wellicht belangrijk om te weten wat de sancties zijn als er minder zakelijke of onzakelijke voorwaarden worden gehanteerd.

Neem de situatie dat ouders bij hun kind voor een persoonlijke lening een rente in rekening brengen van 8%. Het kind biedt geen extra vorm van zekerheid. Een zakelijke vergoedingsrente bij een persoonlijke lening zou minimaal 10% bedragen in de markt. In dat geval is er in beginsel sprake van een schenking door de ouders aan het kind ter zake van 2%.

In de uitvoeringspraktijk is echter goedgekeurd dat een afwijking van 25% van de geldende marktrente wordt toegestaan in een situatie dat ouders en kinderen geld lenen aan elkaar. Heffing van schenkingsrecht blijft dan achterwege. Dit geeft een bepaalde marge tussen ouders en kind om de fiscale situatie zo optimaal mogelijk vorm te geven.

Speelruimte

Als ouders geld aan de kinderen verstrekken om een huis te kopen, vragen zij niet zo vaak hypothecaire zekerheid, ook vanwege de bijbehorende kosten. In dat geval verstrekken de ouders de lening dus niet onder 'gelijke voorwaarden', want een bank stelt vrijwel altijd het recht van hypotheek als voorwaarde. Zonder hypothecaire zekerheid moet men de zakelijkheid van de lening dus toetsen aan de tarieven die in de markt van toepassing zijn voor een persoonlijke of consumptieve lening.

Het aardige is wel dat deze tarieven zich in een breed uiteenlopend scala bevinden. Deze ruimte is interessant wanneer de kinderen bij een hoge leningrente een renteaftrek ter zake van de eigen woning te gelde kunnen maken, terwijl de ouders in box 3 de vordering voor een fictieve rente van 4% belast zien worden (tegen het box 3-tarief van 30%). Ouders en kinderen kunnen deze ruimte benutten zonder op onzakelijkheid van de voorwaarden betrapt te kunnen worden. De combinatie met schenkingen ligt hier voor de hand.

Voorbeeld

Suzanne koopt wederom de eigen woning voor € 200.000 (inclusief de aankoopkosten). Zij leent het volledige bedrag bij haar ouders. De ouders kunnen op grond van de overwaarde van hun pand een hypothecaire lening aantrekken van 4%. De lening bij haar ouders wordt aangegaan zonder hypothecaire zekerheid tegen 8%. Een lening tegen dezelfde voorwaarden bij bank X zou Suzanne 10% kosten. Het percentage inkomstenbelasting waartegen aftrek plaats heeft, bedraagt 42%.

De positie van Suzanne is als volgt:

- Zij betaalt 2% minder dan wanneer zij van een bank zou lenen;

- Zij mist de fiscale aftrek (tegen 42%) over deze 2%, zijnde 0,84% over € 200.000.

Dat betekent dat haar nettopositie is verbeterd met 1,16% van € 200.000, zijnde € 2.320.

Voor de positie van haar ouders is het uitgangspunt neutraal. Door de lening van de bank en het doorlenen aan Suzanne ontstaat enerzijds een box 3-schuld, die direct ongedaan wordt gemaakt door een even grote bezitting in box 3. Fiscaal werkt dat neutraal uit.
Financieel ontstaat echter een voordeel. Er wordt namelijk 4% aan de bank betaald, zijnde € 8.000, maar daar staan de renteontvangsten van Suzanne tegenover, zijnde € 16.000. Per saldo ontvangen de ouders € 8.000 netto meer.

Samen gaan de ouders en het kind er € 10.320 op vooruit, dit nog afgezien van de vervolgens verhoogde box 3-heffing bij de ouders en eventueel het kind (bijvoorbeeld wegens consumptie of de vrijstellingen in box 3).

Woensdag 9 april 2008

Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
Rood staan bij eigen BV kan grote fiscale gevolgen hebben / 9 april 2008

Een directeur-grootaandeelhouder die 'rood' staat bij zijn BV en in privé onvoldoende vermogen heeft om zijn schuld in rekeningcourant binnen een redelijke termijn af te lossen, loopt grote fiscale risico's. De opnamen in rekeningcourant kunnen als uitdeling van winst worden aangemerkt, de oudedagsvoorziening kan gevaar lopen en een stamrecht kan als afgekocht worden beschouwd.
Een directeur-grootaandeelhouder kan voor diverse doeleinden geld lenen van zijn BV. Zo'n geldlening moet wel te allen tijde zakelijk worden ingericht. Dat betekent dus ook dat de directeur-grootaandeelhouder zijn aflossingen aan de BV moet kunnen doen. Gebeurt dit niet, dan loopt de BV risico's.

Oudedagsvoorziening

Heeft de BV bijvoorbeeld in eigen beheer een oudedagsvoorziening voor de directeur-grootaandeelhouder gevormd, dan kan de debetstand gezien worden als een afkoop van die oudedagsvoorziening. En dat is fiscaal verre van aantrekkelijk. Een debetstand en onvoldoende privé-vermogen kunnen dus grote fiscale gevolgen hebben. Dit bleek ook in de volgende geval.

Casus

Een gewezen bestuurder had recht op een wachtgelduitkering. In 1999 kocht hij dat recht af voor f 157.500 (€ 71.470); de afkoopsom bracht hij - met toepassing van de stamrechtvrijstelling - onder in een door hem opgerichte BV als koopsom voor een levenslange stamrechtuitkering.

Bij een boekenonderzoek bij de BV bleek dat de directeur-grootaandeelhouder forse opnamen in rekeningcourant had gedaan. Eind 1998 had hij nog een vordering in rekeningcourant van circa € 23.000; eind 2000 was dat omgeslagen in een schuld van bijna € 100.000.

Afkoop stamrecht

Dat vond de inspecteur te gortig: hij ging over tot actie. Allereerst stelde de inspecteur vast dat het gelet op zijn privé-vermogen niet waarschijnlijk was dat hij zijn schuld in rekeningcourant ooit nog kon aflossen. En dat had tot gevolg dat zijn BV de stamrechtverplichting jegens de directeur-grootaandeelhouder niet meer kon nakomen. Hij had door de opnamen in rekeningcourant in wezen zijn stamrecht afgekocht.

De inspecteur corrigeerde het inkomen over 2000 met € 71.470, de op de balans van de BV opgevoerde waarde van de stamrechtverplichting. De directeur-grootaandeelhouder verzette zich tegen die correctie, maar kreeg nul op het rekest.

Ook bij Hof Leeuwarden. Het Hof was het met de inspecteur eens dat de directeur-grootaandeelhouder in privé onvoldoende financieel draagvlak had om zijn schuld in rekeningcourant bij de BV ooit nog te kunnen aflossen. Daardoor was bij de BV de dekking van de stamrechtverplichting teloor gegaan en was het stamrecht in wezen afgekocht. De inspecteur had de waarde van het stamrecht terecht ineens in de belastingheffing betrokken als loon uit vroegere dienstbetrekking.

Uitspraak: Hof Leeuwarden, 4 mei 2007, BK45/05

Dinsdag 8 april 2008

Inkomstenbelasting
Vergoeding bij overname leaseauto deels aftrekbaar / 8 april 2008

Een werknemer kan de vergoeding die hij aan zijn werkgever heeft betaald voor het boekverlies op de lease-auto die hij bij het einde van zijn dienstverband moest overnemen, deels aftrekken.
De betreffende werknemer was op grond van zijn arbeidsovereenkomst verplicht om bij het einde van zijn dienstverband de auto van de zaak over te nemen en daarnaast een vergoeding te betalen voor het verschil tussen de dagwaarde en de boekwaarde van de auto.

Waardedaling

Volgens de rechtbank Arnhem was de vergoeding voor de waardedaling van de auto het gevolg van het gebruik van de auto gedurende de periode dat de werknemer deze tot zijn beschikking had. Aangezien hij de auto zowel zakelijk als privé heeft gebruikt dient de vergoeding naar rato van het gebruik tijdens de bezitsperiode te worden gesplitst in een vergoeding voor het gebruik van de auto voor privé-doeleinden en een vergoeding voor het gebruik van de auto voor zakelijke doeleinden

Voor zover de vergoeding is toe te rekenen aan het privé-gebruik brengt dat een aftrek met zich mee, want dat deel van de vergoeding verlaagt de bijtelling voor privégebruik van de auto.

Maandag 7 april 2008

Sociale verzekeringen
De administratieve verplichtingen van een eigenrisicodrager / 7 april 2008

De eigenrisicodrager neemt het grootste deel van de uitvoering van de Ziektewet over van het UWV. Zo wordt de werkgever verantwoordelijk voor de volledige ziektewetbeoordeling en voor de betaling van ziekengeld.
De eigenrisicodrager moet dus onder meer:

  • beoordelen of de (ex-)werknemer verzekerd is;

  • toetsen of er recht op ziekengeld bestaat;

  • zo nodig gegevens opvragen bij andere werkgevers;

  • het dagloon vaststellen (ook hiervoor moeten soms gegevens bij andere werkgevers worden opgevraagd);

  • de maximale uitkeringsduur berekenen;

  • beoordelen hoe hoog de uitkering moet zijn in geval van samenloop van de uitkering met loon en/of een ander uitkering;

  • berekenen of er anticumulatie van loon en/of andere uitkeringen moet plaatsvinden;

  • beoordelen of er naar aanleiding van gedragingen van de werknemer eventueel reden is voor het opleggen van een maatregel.

    Uiteindelijk neemt het UWV de beslissing over de toekenning van ziekengeld, maar eerst brengt de eigenrisicodrager hierover in veel gevallen een advies uit - aan datzelfde UWV. Dit moet op heel korte termijn na de ziekmelding gebeuren. Het UWV toetst het advies van de eigenrisicodrager marginaal. Pas als het akkoord is met het advies, mag de eigenrisicodrager de uitkering betalen.

Vrijdag 4 april 2008

Fiscaal bestuursrecht
Kabinetsstandpunt inzake wetsvoorstel rechtsbescherming belastingplichtige bij controlehandelingen van Belastingdienst / Staatssecretaris van Financiën 1 april 2008


Het kabinet heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt inzake het initiatiefwetsvoorstel betreffende de rechtsbescherming van een belastingplichtige bij controlehandelingen van de Belastingdienst. Het wetsvoorstel heeft als onderwerp uitbreiding van rechtsbescherming van burgers en bedrijven tegen de overheid. Het kabinet vindt dat het wetsvoorstel sympathiek oogt maar ontraadt desondanks het voorstel. Het kabinet draagt daartoe de volgende argumenten aan:

- de reeds bestaande rechten van de belastingplichtige,

- de verdere juridisering,

- de nadelige gevolgen voor het proces van heffing en toezicht,

- meer ruimte voor kwaadwillenden,

- nadelige gevolgen voor de gegevensuitwisseling met het buitenland,

- uitvoeringsgevolgen,

- budgettaire gevolgen.

Het kabinet is van mening dat de belastingplichtige in de fase van de informatievergaring geenszins rechteloos is. Zo kan de belastingplichtige die wordt geconfronteerd met een belastingambtenaar die het controle-instrumentarium te fors inzet na afloop van een belastingcontrole diens handelen laten toetsen door de fiscale rechter of hij kan gedurende het controleonderzoek de civiele kortgedingrechter inschakelen.

Voor wat betreft de verdere juridisering wordt opgemerkt dat de wetgever destijds bewust gekozen heeft voor het niet opnemen van de procedure van bezwaar en beroep in de fase van de informatievergaring. Als in de fase van het aangifteproces voortdurend de rechtmatigheid van het handelen van de uitvoeringsorganen ter discussie kan worden gesteld, bestaat het risico dat het systeem vastloopt.

Woensdag 2 april 2008

Procesrecht
Steekproeven mogen bij loonbelasting en btw wel, bij bpm niet / 14 maart 2008

De Hoge Raad oordeelt dat de toepassing van de steekproef bij naheffing door de fiscus is geoorloofd bij de loonheffing en de btw. Bij de bpm is de zogeheten geëxtrapoleerde steekproef in strijd met het stelsel van de bpm-wet.

De Hoge Raad is op 14 maart jl. in drie afzonderlijke gevallen tot deze conclusies gekomen. In de zaak over de loonheffing stelt de Hoge Raad dat het gebruik van de zogeheten guldenssteekproef geoorloofd is bij het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslagen loonheffing. Ook de naheffing van btw op basis van steekproeven acht het hoogste rechtscollege toelaatbaar.

Bpm

De Hoge Raad stelt bij de bpm voorop dat de voldoening van bpm op aangifte door een importeur niet op eigen naam gebeurt maar namens elk van de betrokken kentekenhouders. Dit brengt mee, zo redeneren de raadsheren, dat 'een constatering van het in gebreke zijn gebleven om het juiste bedrag aan BPM te voldoen, slechts kan geschieden onder aanwijzing van de kentekenhouder wiens belastingschuld het betreft'. Voor een naheffingsaanslag die niet is te herleiden tot een dergelijke constatering is in het stelsel van de wet, voor zover daarbij een rol is toegedacht aan de importeur, daarom geen plaats. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en vermindert de naheffingsaanslag.

Maandag 31 maart 2008

Algemeen
Minder rompslomp voor startende ondernemers / 31 maart 2008

Vanaf 31 maart 2008 kunnen eenmanszaken bij hun inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) meteen hun btw-identificatienummer meenemen. VOF's en CV's krijgen hem één week na hun inschrijving bij de KvK vanzelf door de Belastingdienst toegezonden.
Afzonderlijke inschrijving bij de Belastingdienst is dan niet meer nodig, zoals nu nog wel het geval is. Met deze nieuwe service is de beoogde lastenverlichting voor ondernemers weer een stap verder.

Pilot geslaagd

In 2007 hebben de KvK en de Belastingdienst succesvol proefgedraaid met een pilot in Den Haag, Utrecht en Zwolle. Deelnemende ondernemers waren zeer enthousiast over de nieuwe, tijdbesparende service. Voor BV´s, NV´s, verenigingen en stichtingen vindt nog een aparte pilot plaats. Met fiscaal intermediairs en het notariaat wordt onderzocht hoe het inschrijfproces in de toekomst kan worden vormgeven.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Vrijdag 28 maart 2008

Algemeen
De Jager wil boeteregime Belastingdienst aanpassen / 28 maart 2008

Ondernemers die te laat zijn met de maandelijkse afdracht van btw krijgen niet meer automatisch een boete. Staatssecretaris De Jager van Financiën kondigt dit aan in de aprileditie van magazine Ondernemen! van MKB-Nederland, dat volgende week verschijnt.
De Jager heeft hiertoe besloten omdat hem is gebleken dat er in het midden- en kleinbedrijf veel irritaties leven over het boeteregime van de Belastingdienst. Een soepeler boetebeleid gaat ook gelden voor te late afdracht van loonbelasting van personeel.

Coulanceperiode

Het is nog niet bekend wanneer een nieuw boetebeleid wordt ingevoerd, maar de staatssecretaris streeft ernaar om het in 2009 te laten ingaan. In principe wil De Jager een coulanceperiode van zeven dagen invoeren. Een bedrijf dat btw of loonbelasting te laat overmaakt, maar wel binnen maximaal zeven werkdagen, krijgt geen boete meer. Voorwaarde is dat de ondernemer de voorgaande keer wel op tijd heeft betaald.

Regelmatig te laat

Als een bedrijf twee keer achter elkaar te laat betaalt, dan volgt alleen een boete voor de tweede overschrijding. Is een ondernemer stelselmatig te laat met het afdragen van belastingen, dan kan een boete tot het wettelijk maximum worden opgelegd.

De Jager zegt in het blad van MKB-Nederland ook dat hij "terughoudend" zal zijn met het invoeren met nieuwe belastingen in het kader van de zogenoemde vergroening van het fiscale stelsel. Hij komt in mei met een vervolgplan hiervoor.

Dinsdag 25 maart 2008

Vennootschapsbelasting
Verkorte winstaangifte vennootschapbelasting op komst / 25 maart 2008

De werkgroep Fiscaal Jaarrapport buigt zich over de mogelijkheden om tot een zogeheten verkorte winstaangifte vennootschapsbelasting te komen voor kleine rechtspersonen in de zin van artikel 2:396 van het Burgerlijk Wetboek.
Het streven is deze voor het verantwoordingsjaar 2008 als extensie van de Nederlandse taxonomie te realiseren. De deelnemers van de werkgroep zijn (fiscaal)specialisten afkomstig van grote kantoren, Belastingdienst, softwareleveranciers en het NTP.

Voortgang

Op 19 maart jl. heeft de werkgroep de gegevenselementen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2007 beoordeeld. Dit heeft geleid tot een beperkte set van gegevenselementen die in de verkorte aangifte vennootschapsbelasting (als onderdeel van het fiscaal jaarrapport) zouden moeten worden opgenomen.

Aanbevelingen

De werkgroep heeft de volgende aanbevelingen reeds vastgesteld:

  • De vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening van de vennootschappen die een fiscale eenheid voor de heffing van de vennootschapsbelasting vormen, kunnen worden geschrapt. Als reden is door de werkgroep vastgesteld dat deze gegevens voor de aangifte vennootschapsbelasting vóór het jaar 2004 eveneens niet werden uitgevraagd.

  • Voor fiscale doeleinden zijn de vergelijkende cijfers van het voorafgaande jaar niet noodzakelijk voor het vaststellen van de belastbare winst c.q. het belastbare bedrag. De statutaire jaarrekening vereist daarentegen dat de vergelijkende cijfers wel worden opgenomen. De werkgroep stelt daarom voor de vergelijkende cijfers op te nemen in de verkorte winstaangifte vennootschapsbelasting, of het mogelijk te maken dat de Belastingdienst deze gegevens voorinvult voor de belastingplichtige.

  • Voor de weergave van de (geconsolideerde) fiscale cijfers zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij de minimale modellen voor balans en winst- en verliesrekening zoals deze gelden voor de statutaire jaarrekeningregels. Voor de werkgroep geldt als uitgangspunt dat de jaarrekening op fiscale grondslag de ondergrens (de minimale set gegevenselementen) bepaalt voor de realisatie van de verkorte winstaangifte. De bovengrens wordt logischerwijs bepaald door de huidige winstaangifte.

  • Toelichtingen op posten in de winstaangifte worden geschrapt.

  • Cijfers uit de commerciële jaarrekening worden geschrapt, de extensie maakt immers onderdeel uit van het Fiscaal Jaarrapport.

Uitgangspunten

De werkgroep heeft besloten om haar werkzaamheden binnen de volgende (algemene) kaders uit te voeren:

  • In de verkorte winstaangifte vennootschapsbelasting zullen uitsluitend die gegevenselementen worden uitgevraagd die een wettelijke basis hebben.

  • De verkorte winstaangifte zal bestaan uit de gegevenselementen die een wettelijke basis hebben, aangevuld met de gegevenselementen die nodig zijn voor de jaarrekening op fiscale grondslagen (Kamerstuk 31 136, Voorstel van wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek tot invoering van de mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslagen).

  • De informatie die de Belastingdienst uitvraagt in de huidige aangiften vennootschapsbelasting in het kader van toezicht/controlefunctie zullen in beginsel niet worden opgenomen in de verkorte winstaangifte vennootschapsbelasting. Wel is het mogelijk dat op verzoek van de Belastingdienst gegevenselementen ten behoeve van controle en toezicht worden toegevoegd aan de extensie.

  • De informatie die bij de Belastingdienst reeds bekend is dan wel redelijkerwijs bekend zou moeten zijn, zal in beginsel niet worden opgenomen in de verkorte winstaangifte vennootschapsbelasting.

  • De velden in de aangifte vennootschapsbelasting die gericht zijn op het geven van een vrijwillige toelichting zullen in beginsel niet worden opgenomen in de verkorte winstaangifte.

Zaterdag 22 maart 2008

Inkomstenbelasting/loonbelasting
Praktische invulling vrijwilligersregeling / 22 maart 2008

Staatssecretaris De Jager van Sociale Zaken heeft in een brief aan de Tweede Kamer uitleg gegeven over de vrijwilligersregeling. Daarbij gaat hij in op de praktische invulling van de regeling, verduidelijkt met enkele voorbeelden.
Aanleiding voor de brief was een motie van de Kamer om het maximum onbelast uurtarief in de vrijwilligersregeling te laten vervallen

Vrijwilligersvergoeding

Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is dat een eventueel ontvangen vergoeding niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van de verrichte werkzaamheden en het karakter heeft van een kostenvergoeding. Daarnaast moet de vergoeding onder de € 150 per maand en ook onder de € 1500 per jaar blijven om als onbelaste vrijwilligersvergoeding aangemerkt te kunnen worden.

Maximum onbelaste uurtarief

Wanneer organisaties hun vrijwilligers een uurvergoeding betalen, is dat op zich geen probleem zolang maar geen sprake is van een vergoeding voor beroepsmatige arbeid. Daarom hanteert de Belastingdienst een uurvergoeding van ten hoogste € 4,50 (€ 2,50 voor vrijwilligers onder de 23 jaar) als een niet-marktconforme vergoeding (safe harbour).

Dat betekent niet dat de Belastingdienst zal verlangen dat de vrijwilligersorganisaties een urenadministratie bijhouden ter onderbouwing van de kwalificatie als vrijwilligersvergoeding. Alleen als de organisatie er zélf voor kiest om een vrijwilliger te vergoeden op basis van het aantal gewerkte uren, dan vormt het uurtarief een logisch aanknopingspunt voor de Belastingdienst wanneer er redelijkerwijs twijfel is over de aard van de beloning voor vrijwilligerswerk.

Praktische invulling

In de brief van de staatssecretaris is hij met een praktische invulling van deze regels gekomen. Uit de voorbeelden blijkt dat de vrijwilligersvrijstelling niet van toepassing is als:

  • de vrijwilliger per maand meer ontvangt dan het maandmaximum.

  • de vrijwilliger per jaar meer ontvangt dan het jaarmaximum.

  • de organisatie een uurvergoeding betaalt die hoger is dan € 4,50. Dat geldt ook als de maandvergoeding onder de € 150 blijft (en bij een vergoeding over maximaal 10 maanden ook onder de € 1500 per jaar).

  • De werkzaamheden van zeer beperkte duur zijn, waarvoor een vergoeding wordt betaald die in redelijkheid niet onder de vrijwilligersvrijstelling kan vallen.

    Als een vrijwilliger alleen een vergoeding ontvangt van de gemaakte onkosten, dan is deze vergoeding niet belast voor de loon- of inkomstenbelasting. Deze onkosten hoeven niet aantoonbaar te worden gemaakt indien de vereniging een vergoeding verstrekt die niet hoger is dan € 150 per maand en tevens niet hoger dan € 1500 per jaar. Zijn de werkelijk gemaakte onkosten hoger dan deze bedragen dan mogen toch alle onkosten worden vergoed. Het gehele bedrag moet dan via bonnen of ander bewijsmateriaal aantoonbaar gemaakt kunnen worden.

Woensdag 19 maart 2008

Ondernemingsrecht
Aanpassing bestuur en toezicht in NV's en BV's / 19 maart 2008

Minister Hirsch Ballin van Justitie wil het Nederlandse bedrijfsleven internationaal aantrekkelijker maken door de keuze voor een gezamenlijke raad van uitvoerende en toezichthoudende bestuurders (one-tier board) in de wet vast te leggen.
Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat de bewindsman vandaag voor consultatie heeft aangeboden.

Keuze

Nederlandse naamloze en besloten vennootschappen kunnen hierdoor kiezen voor een model van een bestuur en een raad van commissarissen (dualistisch model) of voor het zogeheten one tier of monistisch bestuursmodel (tenzij de structuurregeling op de vennootschap van toepassing is).

Monistisch model

Het monistische model maakt het mogelijk taken binnen het bestuur van een onderneming te verdelen over algemene en uitvoerende bestuurders. Dit heeft als voordeel dat alle bestuurders gelijktijdig informatie ontvangen, of zij zich nu bezig houden met de algemene lijn of (ook) met het uitvoerende bestuur. Bestuurders die niet belast zijn met uitvoerende bestuurstaken, ontvangen de informatie bovendien op een moment dat er nog moet worden besloten door het bestuursorgaan.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Om onzekerheid over de gevolgen van een taakverdeling binnen een monistisch bestuur weg te nemen worden de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid van bestuurders in een monistisch stelsel in de wet vastgelegd. Niet alleen is een regeling opgenomen voor de aansprakelijkheid van bestuurders bij onbehoorlijk bestuur, maar ook voor de gevolgen van een tegenstrijdig belang binnen het bestuur en de raad van commissarissen voor de besluitvorming van de vennootschap.

Tegenstrijdige belangen

Wanneer een besluit voorligt waarbij een bestuurder of commissaris een persoonlijk belang heeft dat strijdig is met het belang van de vennootschap, dan is het uitgangspunt dat die persoon niet meedoet aan de besluitvorming. Het wetsvoorstel geeft een voorziening voor het geval daardoor geen bestuursbesluit of besluit van de raad van commissarissen zou kunnen worden genomen omdat alle bestuurders of commissarissen een tegenstrijdig belang hebben. Het besluit kan dan door een ander orgaan worden genomen, maar ook kunnen de statuten in een eigen regeling voorzien.

Grotere bruikbaarheid

De minister wil met de regeling de bruikbaarheid vergroten van de naamloze en de besloten vennootschap in nationale en internationale ondernemingsverhoudingen. Nederland krijgt meer concurrentie van rechtsvormen in het buitenland. Voor ondernemingen wordt steeds minder bepalend welke 'juridische jas' zij aantrekken; bevalt het gebodene in het vestigingsland niet, dan kan de onderneming kiezen uit een reeks van rechtsvormen elders in de Unie zonder dat dit ten koste gaat van de vrijheid om zich overal in de interne markt te vestigen.

Ook de arresten van het Europese Hof van Justitie benadrukken met enige regelmaat dat het ondernemingsrecht geen belemmeringen mag opwerpen bij het recht op vrije vestiging voor bedrijven en investeerders die gebruik willen maken van buitenlandse rechtsvormen.

Vrijdag 14 maart 2008

Successiewet
Verschil in behandeling overbedelingsschulden in strijd met EG-recht? / Advocaat-Generaal HvJ EG 13 maart 2008


De Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie EG heeft op 13 maart 2008 conclusie getrokken in een casus betreffende het al dan niet in aftrek kunnen brengen van (overbedelings)schulden in een in Nederland (gedeeltelijk) belastbare nalatenschap van een erflater die niet in Nederland woont.

Casus

Mevrouw Arens-Sikken (belanghebbende) is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met de heer Arens (D). D overlijdt op 8 november 1998. De heer en mevrouw Arens hadden vier kinderen. Door de ouderlijke boedelverdeling wordt belanghebbende een bedrag aan haar kinderen schuldig. Tot de boedel behoorde een in Nederland gelegen woonhuis. Bij het opleggen van de aanslag in het recht van overgang houdt de inspecteur geen rekening met de overbedelingsschuld van belanghebbende. De Hoge Raad heeft hierover op 12 januari 2007 (nr. 39819, V-N 2007/8.23) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EG.

Advocaat-Generaal (AG) Mazák van het Hof van Justitie EG concludeert dat het in strijd is met het EG-recht dat geen rekening wordt gehouden met de overbedelingsschulden als de erflater ten tijde van zijn overlijden buiten Nederland woont. De AG concludeert dat er sprake is van willekeurige discriminatie. Hij wijst hierbij op het verschil in behandeling bij een verkrijging van een ingezetene ten opzichte van de verkrijging van een niet-ingezetene.

Donderdag 13 maart 2008

Successiewet/vermogensbeheer
Ook Gerechtshof Amsterdam diskwalificeert Turbotestament / 13 maart 2008

Begin 2007 heeft de Rechtbank in Haarlem geoordeeld dat een zogenoemd turbotestament leidt tot een fictieve verkrijging in de zin van de Successiewet 1956. Op 1 februari jongstleden heeft het Gerechtshof in Amsterdam deze uitspraak bevestigd.

Een turbotestament leidt niet tot het fiscale voordeel dat wellicht is voorgehouden. Aanpassen ligt voor de hand.

Turbotestament

Een turbotestament houdt in dat de kinderen bij het overlijden van één van de ouders het bloot eigendom van nalatenschap van de overleden ouder erven. De langstlevende ouder erft daarbij het vruchtgebruik van de nalatenschap, maar is dan wel verplicht het eigen vermogen - onder voorbehoud van het vruchtgebruik - in te brengen in de nalatenschap.

Vruchtgebruik

Deze testamentbepaling heeft tot gevolg dat de langstlevende nog slechts het vruchtgebruik van het totale vermogen heeft. De kinderen verkrijgen bij het eerste overlijden het bloot eigendom van het vermogen van zowel vader als moeder. Bij het overlijden van de langstlevende valt er dan niets meer te erven. De langstlevende heeft immers slechts vermogen in vruchtgebruik en dit vruchtgebruik eindigt bij het overlijden van de langstlevende. Het bloot eigendom van de kinderen groeit bij overlijden van de langstlevende aan tot vol eigendom. De aangroei van bloot eigendom naar vol eigendom is in principe niet belast met successierechten.

De casus

Moeder was in gemeenschap van goederen gehuwd en had een turbotestament. Zij overleed in 1990. Met haar man had zij twee kinderen. De kinderen kregen bij het overlijden van moeder dus het bloot eigendom van het totale vermogen van hun ouders. Vader kreeg het vruchtgebruik van het totale vermogen. In 2002 overleed ook vader. Op het moment van zijn overlijden bezat hij alleen vermogen in vruchtgebruik, dat na het einde van dit vruchtgebruik door zijn overlijden in vol eigendom aan de kinderen behoort. De kinderen gaven in de aangifte successierecht aan dat hun verkrijging ter zake van het overlijden van vader nihil was.

De belastingdienst was het hier niet mee eens en er volgde een aanslag. Hiertegen maakten de kinderen bezwaar. Ook het bezwaarschrift werd door de fiscus afgewezen, waarna zij in beroep gingen bij de Rechtbank Haarlem.

Uitspraak Rechtbank Haarlem

De Rechtbank stelde hen in het ongelijk. Het turbotestament valt volgens de Rechtbank namelijk onder artikel 10 van de Successiewet 1956 (rechtshandeling waarbij de overledene partij was). Dit betekent dat bij overlijden van de langstlevende het bloot eigendom van de kinderen niet onbelast aangroeit naar vol eigendom. De kinderen zijn bij het overlijden van de langstlevende dus wel successierechten verschuldigd over de waarde van de goederen die de langstlevende heeft overgedragen.

Hoger beroep kinderen

Hierop gaan de kinderen in hoger beroep. Primair stellen zij dat artikel 10 Successiewet niet van toepassing is. Voor toepassing van artikel 10 Successiewet moet er sprake zijn van een rechtshandeling en daar is volgens hen in dit geval geen sprake van. Subsidiair stellen zij dat - wanneer artikel 10 Successiewet wel van toepassing is - de bij het overlijden van moeder al betaalde successierechten in mindering moeten worden gebracht op de aanslag.

Uitspraak Gerechtshof Amsterdam

Ook van het Gerechtshof krijgen de kinderen geen gelijk. Het is van mening dat op basis van de wetsgeschiedenis de term rechtshandeling ruim moet worden uitgelegd en dat hieronder ook de inbreng van het eigen vermogen in de nalatenschap onder voorbehoud van vruchtgebruik valt. Derhalve verwerpt het Gerechtshof het primaire standpunt van de kinderen.

Ook het subsidiaire standpunt van de kinderen wordt verworpen. Volgens het Hof kunnen de kinderen de successierechten die zij bij het overlijden van moeder hebben betaald, niet in aftrek brengen op de verschuldigde successierechten bij het overlijden van vader. De successierechten die bij het overlijden van moeder zijn voldaan, zagen immers op het vermogen dat van moeder is verkregen. Vader bracht zijn vermogen in, om er genotsrechten met eenzelfde waarde voor terug te krijgen.

Woensdag 12 maart 2008

Internationaal belastingrecht
Fiscale problemen in het buitenland melden / 12 maart 2008

Het ministerie van Financiën roept ondernemers en hun intermediairs op zich te melden met fiscale zaken waar zij tegen aan lopen in het buitenland. Die kan Nederland dan meenemen bij de onderhandelingen over belastingverdragen die momenteel worden gevoerd of op korte termijn starten.

Nederland voert momenteel met de volgende landen onderhandelingen over een algemeen belastingverdrag of een wijzigingsprotocol daarvan, of is van plan in 2008 onderhandelingen daarover te voeren: Algerije, Australië, Azerbeidzjan, Brazilië, Canada, China, Costa Rica, Cyprus, Cuba, Duitsland, Frankrijk, Hong Kong, Indonesië, Iran, Isle of Man, Japan, Kenia, Kyrgyzstan, Libië, Mexico, Peru, Saoedi-Arabië, Slowakije, Tanzania, Turkmenistan, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Korea en Zwitserland.

Naar verwachting zullen, na de afronding van de herziening van de staatkundige verhoudingen met de Nederlandse Antillen, onderhandelingen worden gevoerd over een wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk.

Informatie-uitwisselingsovereenkomst

Daarnaast voert Nederland momenteel met de volgende landen onderhandelingen over een informatie-uitwisselingsovereenkomst voor belastingaangelegenheden, of heeft het voornemen in 2008 onderhandelingen daarover te voeren: Bermuda, Guernsey en de Kaaimaneilanden.

Melden

In verband met deze onderhandelingen verzoekt het ministerie van Financiën belanghebbenden de voor hen van belang zijnde internationale fiscale aangelegenheden in relatie tot bovengenoemde landen te melden. Deze aangelegenheden kunnen dan bij de onderhandelingen met deze landen worden meegenomen. Belanghebbenden kunnen zich (uitsluitend) schriftelijk melden bij het ministerie van Financiën, directie Internationale Fiscale Zaken, afdeling Bilaterale Zaken, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Donderdag 6 maart 2008

Internationaal belastingrecht
Geen Belgische belasting over Nederlandse AOW / 6 maart 2008

Inwoners van België die een AOW-uitkering ontvangen uit Nederland, hoeven niet langer belasting te betalen over deze uitkering. Dit blijkt uit een arrest van het Hof van Beroep in Antwerpen.

Toewijzing heffingsrecht

Op grond van het Nederlands-Belgisch belastingverdrag is het heffingsrecht over de Nederlandse AOW-uitkering toegewezen aan de woonstaat België. AOW-pensioen dat opgebouwd is tijdens het wonen in Nederland mag volgens het Hof van Beroep te Antwerpen echter evenmin worden belast door België. Dit is een gevolg van het feit dat de AOW-uitkering strikt genomen in België niet kan worden aangemerkt als een pensioenuitkering .

Wonen in België

AOW-pensioen dat is opgebouwd tijdens het wonen in België en werken als grensarbeider in Nederland en is verkregen op grond van beroepswerkzaamheden in Nederland mag wel door België worden belast. Zo moet een Belgische grensarbeider die nooit in Nederland heeft gewoond, over zijn volledig AOW-pensioen belasting betalen in België.

Casus

De uitspraak betreft een Nederlander die op 50-jarige leeftijd naar België is verhuisd. Over zijn AOW-pensioen, opgebouwd tijdens het wonen in Nederland, hoeft hij geen belasting te betalen in België. Het AOW-pensioen opgebouwd door vanaf 50 jarige leeftijd vanuit België als grensarbeider in Nederland te werken mag wel door België belast worden.

[ Bron: Hof van Beroep te Antwerpen ]

Dinsdag 4 maart 2008

Loonbelasting
Pensioen kunstmatig opkrikken door forse loonsverhoging en dito verhoging eigen bijdrage / Hoge Raad 7 september 2007


De Hoge Raad heeft enige tijd terug beslist dat een forse verhoging van de pensioenaanspraken voor een directeur-grootaandeelhouder niet onzakelijk is vastgesteld. Het arrest in nu pas vrijgegeven voor publicatie.

Casus

Belanghebbende, X bv, heeft pensioenen toegezegd aan de DGA en zijn echtgenote. In 1995 zijn hun lonen met terugwerkende kracht tot en met 1994 fors verhoogd, onder gelijktijdige dito verhoging van de eigen bijdragen voor de pensioenen. De pensioenen worden in eigen beheer opgebouwd. In geschil is de aanvaardbaarheid van de loonsverhogingen en of het pensioen voor de echtgenote op 31 december 1994 een bestaande aanspraak is.

Hof Amsterdam oordeelt dat de loonsverhoging voor de DGA niet zo bijzonder dat deze buiten de pensioengrondslag moet blijven. De verhoging is terecht omdat de hij jarenlang weinig heeft verdiend. Zijn eigen bijdrage kan als een verplichte bijdrage in mindering op het loon komen. Het doet er niet toe dat een en ander buiten de salarisadministratie om is gegaan, niet schriftelijk tussen partijen is vastgelegd en ook zo kort voor de beoogde pensioendatum heeft plaatsgevonden. De hoge eigen bijdrage is alleen dan niet aanvaardbaar als deze de totale pensioenlasten zou overtreffen. Ten aanzien van de echtgenote is niet komen vast te staan dat haar aanspraak al op 31 december 1994 bestaat. Haar pensioen mag dus niet in eigen beheer worden opgebouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Vrijdag 29 februari 2008

Sociale verzekeringen
Wetsvoorstel Zelfstandig en Zwanger-regeling / 29 februari 2008

Vrouwelijke zelfstandigen krijgen een wettelijk recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van minimaal zestien weken. De uitkering bedraagt maximaal 100% van het wettelijk minimumloon.

Dit staat in het Wetsvoorstel zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen van minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat bij de Tweede Kamer is ingediend. De zogeheten Zelfstandig en Zwanger-regeling (ZEZ-regeling) geldt ook voor beroepsbeoefenaars zonder arbeidsovereenkomst, directeur-grootaandeelhouders en de meewerkende echtgenoot van een zelfstandige.

Urencriterium

Zelfstandigen die in het voorafgaande jaar minstens 1.225 uur werken, krijgen een uitkering van 100% van het wettelijk minimum loon. Voor zelfstandigen die minder dan 1.225 uur werken, hangt de uitkering af van de winst/inkomsten in het jaar voordat de uitkering wordt uitgekeerd. Dit om te voorkomen dat men zich met het oog op de uitkering presenteert als zelfstandige zonder dat er feitelijk inkomsten als zelfstandige zijn genoten.

Het kabinet sluit met dit aantal uren aan bij de grens die de Belastingdienst hanteert als criterium voor zelfstandigenaftrek.

Deels in loondienst

In het geval de zelfstandige deels werkzaam is als werknemer, geldt dat zij voor het deel dat zij als werknemer werkzaamheden verricht recht heeft op zwangerschaps- en bevallingsverlof conform de huidige bepalingen in de Wet arbeid en zorg. Dit wordt dan aangevuld met een uitkering voor de inkomstenderving als zelfstandige, voor zover zij niet vrijwillig verzekerd is.

Bescherming moeder en kind

De belangrijkste reden om tot deze regeling te komen, is de bescherming van moeder en kind. Veel vrouwelijke zelfstandigen verzekeren zich niet tegen inkomensverlies door zwangerschap en bevalling. De nieuwe regeling vermindert de financiële noodzaak voor zelfstandigen om tijdens de zwangerschap lange tijd door te werken en na de bevalling weer snel te beginnen.

Invoeringsdatum

Het wetsvoorstel regelt opname van het recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen in de Wet arbeid en zorg. De regeling wordt uitgevoerd door de UWV en betaald uit de algemene middelen. De beoogde invoeringsdatum is 1 juli 2008.

Overgangsbepalingen

Het recht op zwangerschapsuitkering bestaat voor alle vrouwelijke zelfstandigen die op of na de dag van inwerkingtreding bevallen, ook als sprake is van een recht op zwangerschapsuitkering van slechts één of enkele dagen. Aansluitend volgt een bevallingsuitkering. Vrouwelijke zelfstandigen die bevallen op of na de dag van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, krijgen recht op een bevallingsuitkering. Degene die voor inwerkingtreding is bevallen, kan hieraan geen recht op uitkering ontlenen.

Donderdag 28 februari 2008

Fiscaal bestuursrecht
Verdere behandeling wetsvoorstel rechtsbescherming bij administratieplicht en controlehandelingen / Tweede Kamer 26 februari 2008


De nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging inzake het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Dezentjé Hamming en Tang over de wijziging in de AWR ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus, zijn naar de Tweede Kamer gestuurd. Aan dit wetsvoorstel is eerder door ons aandacht besteed in deze rubriek.

De initiatiefnemers tot het wetsvoorstel melden onder meer het volgende. De rechtsbescherming tegen controlehandelingen van de fiscus die het wetsvoorstel biedt, zal ook gelden in gevallen waarin de betrokkene afspraken met de fiscus heeft gemaakt over horizontaal toezicht. Het wetsvoorstel maakt geen uitzondering voor die gevallen. Wel mag worden verwacht dat de belastingplichtige zich zelden zal beklagen over excessieve informatieverzoeken van de fiscus in gevallen waarin horizontaal toezicht wordt toegepast. De informatieverstrekking vindt dan, als het goed is, in onderling overleg plaats. Over de normen bij controlehandelingen zeggen de initiatiefnemers dat de normen die de inspecteur bij verzoeken om informatie in acht moet nemen, ook nu al bestaan en dat zij te vinden zijn in verdragsrecht, wetgeving en beginselen van behoorlijk bestuur. Het is niet de bedoeling om de fiscus aan strengere normen te binden en zijn onderzoeksbevoegdheden daarmee te beperken.

Woensdag 27 februari 2008

Algemeen
De Jager waarschuwt Nederlanders met een rekening in Liechtenstein / 25 februari 2008

Staatssecretaris Jan Kees de Jager (Financiën) adviseert Nederlanders die heimelijk een spaarrekening hebben in Liechtenstein, zich uit zichzelf te melden bij de Belastingdienst.
Zij kunnen alsnog een flinke boete voorkomen, wanneer zij gebruik maken van de inkeerregeling. Dat zei De Jager zondag in het tv-programma Buitenhof.

Aanleiding is een schijfje met gegevens van mensen die geld hebben gestald in het staatje om de belastingen te ontduiken. Deze CDA-ROM is in handen van Duitsland, tot woede van Liechtenstein dat net als Zwitserland een bankgeheim kent. De Jager houdt er rekening mee dat ook gegevens van Nederlanders erop staan.

Vrijdag 22 februari 2008

Loonbelasting
Strenger naheffen bij werknemers buiten loonadministratie / 22 februari 2008

Een goede loonadministratie is nu meer dan ooit van belang voor ondernemers. Sinds 1 januari 2008 is het Wetsvoorstel fiscale rechtshandhaving in werking getreden. Daardoor zijn de regels verscherpt voor werknemers die niet zijn opgenomen in de loonadministratie.
Opvallend daarbij is de zesmaandenfictie in de Wet op de loonbelasting. Deze fictie is van belang als blijkt dat een werknemer niet in de loonadministratie is opgenomen. In dat geval gaat de Belastingdienst ervan uit dat de werknemer ten minste zes maanden in dienst is bij de werkgever. Deze fictie geldt ook als de werknemer wel in de loonadministratie is opgenomen, maar de werkgever niet, te laat, onjuist of onvolledig eerstedagsmelding heeft gedaan. Ook dan kan de Belastingdienst er fictief van uitgaan dat deze werknemer minstens zes maanden in dienst is.

Langer dan zes maanden in dienst

Als de desbetreffende werknemer langer dan zes maanden in dienst is, dan geldt deze langere termijn als uitgangspunt voor een mogelijke naheffingsaanslag. In dat geval moet de Belastingdienst bewijzen dat de werknemer langer in dienst is dan de fictieve termijn van zes maanden.

Al met al betekent de zesmaandenfictie dat de werkgever belang heeft bij een nauwkeurige loonadministratie. Deze fictie geldt ook voor de socialeverzekeringspremies en de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

Woensdag 20 februari 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Hulpmiddelen zonder voorafgaand medisch voorschrift aftrekbaar / Rechtbank Leeuwarden EK 31 januari 2008

Rectbank Leeuwarden oordeelde onlangs dat voor de aftrekbaarheid van hulpmiddelen geen voorafgaande medische indicatie noodzakelijk is.

Casus

Eiseres, X, heeft gekozen voor fiscaal partnerschap met Y. Door een ernstig hartfalen is Y aangewezen op een rolstoel. X heeft voor Y in 2005 een oploopplank en een toilet op de begane grond aangeschaft. X beschikt over een brief van de huisarts uit 2006 waarin wordt bevestigd dat de aanpassingen zijn aangebracht vanwege de functiebeperkingen van Y. In geschil is of de kosten van de aanpassingen bij X aftrekbaar zijn.

Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat voor de aftrek van hulpmiddelen geen sprake hoeft te zijn van een medisch voorschrift dat voorafgaand aan de uitgaven is opgesteld. Er bestaat geen twijfel over de medische toestand van Y en het feit dat de aanpassingen hem in staat stelden om normale lichaamsfuncties te verrichten. De uitgaven zijn verder niet disproportioneel. Art. 6.17 Wet IB 2001 eist geen medisch voorschrift. Art. 20a van het Uitvoeringsbesluit IB 2001, waarin een 'medisch voorschrift' wel wordt genoemd, kan de aftrek volgens de rechtbank niet beperken. De rechtbank verwijst nog naar het Besluit van 15 december 2005, nr. CPP2005/2639M, V-N 2006/4.16 waarin de staatssecretaris aangeeft dat de kosten van een traplift zonder medisch voorschrift aftrekbaar zijn en voor een toilet op de begane grond aangeeft dat sprake blijft van een medisch voorschrift wanneer sprake is van de constatering en beschrijving van een functiebeperking. Het beroep van X is gegrond.

Dinsdag 19 februari 2008

Omzetbelasting (EU)
Wijziging BTW-heffing op downloads in EU / 19 februari 2008

Vanaf 2015 zal voor gedownloade diensten het BTW-tarief gelden uit het land waar de klant woont, zo heeft de EU bepaald. Nu geldt nog het tarief uit het land van de leverancier.

Luxemburgse lobby

Het gaat hierbij om de BTW op 'telecommunicatie, online uitzendingen en elektronische diensten aan consumenten', dus bijvoorbeeld het downloaden van software, ringtones en muziek. Omdat de BTW op online afgeleverde goederen nu nog wordt geheven volgens het tarief van het land waar de leverancier zich bevindt, zijn internetbedrijven als Amazon, Skype en Paypal gevestigd in Luxemburg. Daar geldt immers het laagste btw-tarief van Europa: 15 procent.

Lobby

Lange tijd heeft Luxemburg de belastinghervorming van de Europese Commissie tegengehouden, omdat het inkomstenverlies vreest van zo'n 200 miljoen euro per jaar. Het is dan ook aan de Luxemburgse lobby te wijten dat nieuwe BTW-regeling pas vanaf 2015 geldt, terwijl gelijktijdig behandelde EU-maatregelen al in 2010 van kracht worden.

Volgens de nieuwe wetgeving komt er ook een elektronisch systeem waardoor geheven BTW tussen landen automatisch wordt uitgewisseld. Tot nog toe gebeurde dit op papier. Vanaf dan kunnen bedrijven ook BTW terugeisen van landen, waar ze niet geregistreerd staan, maar wel BTW hebben betaald. Nu moeten ze die nog terugvragen.

[ Bron: Web Wereld ]

Maandag 18 februari 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Geen aftrek advocaatkosten na ontslagprocedure / Rechtbank Haarlem EK 11 februari 2008

Wederom heeft de fiscale rechter bepaald dat advocaatkosten gemaakt ten behoeve van een ontslagprocedure niet aftrekbaar zijn. De casus was als volgt.

Casus

X krijgt na ontbinding van een arbeidsovereenkomst een ontslagvergoeding. X maakt hoge kosten van juridische bijstand. X trekt de kosten af in zijn aangifte over 2003. X beroept zich op het gelijkheidsbeginsel omdat wethouders en leden van Gedeputeerde Staten wel beroepskosten kunnen aftrekken op grond van beleid van de staatssecretaris. Bovendien is ook voor genieters van resultaat uit overige werkzaamheden kostenaftrek mogelijk. De inspecteur weigert de aftrek. Voor rechtbank Haarlem is in geschil wie gelijk heeft.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat de arbeidsverhouding van X en van wethouders en leden van Gedeputeerde Staten (GS) beiden zijn aan te merken als dienstbetrekking in de zin van de Wet LB 1964, zodat sprake is van gelijke gevallen. X maakt echter niet aannemelijk dat de gunstiger behandeling van de inkomsten van wethouders en leden van Gedeputeerde Staten berust op bewust begunstigend beleid. De positie van wethouders en leden van GS is na invoering van het zogenoemde duale stelsel gewijzigd. Volgens een besluit van de staatssecretaris berust het nog steeds aanmerken van de wethouders en leden van GS als genieters van resultaat uit overige werkzaamheden na invoering van het duale stelsel op een vergissing van de belastingdienst. X hoort niet tot de groep bij wie de belastingdienst het onjuiste beleid hanteert, zodat X zich daarop ook niet kan beroepen. X heeft geen recht op aftrek van de advocaatkosten.

Vrijdag 8 februari 2008

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Gevolgen vertraagde incasso voorlopige aanslag IB voor box 3 ongedaan gemaakt / Staatssecretaris van Financiën 29 januari 2008


De automatische incasso van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting die eigenlijk gepland stond voor december 2007 is pas begin januari 2008 uitgevoerd. Deze latere dan gebruikelijke incasso heeft gevolgen voor de rendementsgrondslag van box 3. Staatssecretaris De Jager van Financiën acht dit ongewenst. Hij keurt daarom goed dat de rendementsgrondslag wordt berekend alsof de automatische incasso van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting niet in januari 2008 maar nog in december 2007 heeft plaatsgevonden. De belastingplichtige kan deze goedkeuring effectueren door bij de aangifte IB over het jaar 2007 en/of 2008 het bedrag van één of meer van de bezittingen van eind 2007 en/of begin 2008 te verlagen waardoor wordt bereikt dat het totaal van de bezittingen wordt verlaagd. De verlaging mag er niet toe leiden dat één van de bezittingen of het totaal van de bezittingen op een negatief bedrag uitkomt.

Dit besluit is op 8 februari 2008 in werking getreden.

Donderdag 7 februari 2008

Successiewet
Alleen specifieke vrijstellingen in Successiewet voor kinderen / 7 februari 2008

Kinderen kunnen alleen gebruik maken van voor hen in de Successiewet opgenomen specifieke vrijstellingen. Zij hebben dus geen recht op de vrijstelling voor 'andere gevallen' . Dat heeft de Hoge Raad beslist.

Feiten en geschil

De kinderen X en Y verkrijgen in 2002 uit de nalatenschap van hun vader ieder € 109 797. De speciaal in de Successiewet opgenomen vrijstellingen voor kinderen zijn niet van toepassing. Onder andere vanwege de hoogte van de verkrijgingen. Bij Hof Arnhem is in geschil of X en Y recht hebben op de in de Successiewet opgenomen vrijstelling voor 'andere gevallen'. Hof Arnhem heeft die vraag ontkennend beantwoord. X en Y komen in cassatie bij de Hoge Raad.

Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en beslist dat X en Y geen recht hebben op de vrijstelling voor 'andere gevallen'. Volgens het rechtscollege blijkt uit de wetsgeschiedenis dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om de vrijstelling voor 'andere gevallen' uitsluitend toe te kennen aan verkrijgers in de tariefgroepen II en III van de Successiewet. Daaronder vallen niet de kinderen. Zij behoren tot de verkrijgers uit tariefgroep I. Voor hen gelden andere, specifieke, vrijstellingen in de Successiewet.

Vrijdag 1 februari 2008

Inkomstenbelasting-winst/Vennootschapsbelasting
Winstneming pas bij juridische levering toegestaan / 1 februari 2008

De jaarwinstbepaling volgens goedkoopmansgebruik heeft als uitgangspunt dat men de winst niet eerder hoeft te nemen dan op het tijdstip waarop deze is gerealiseerd. Wat betreft het tijdstip van realisatie heeft men enige vrijheid. Men hoeft dit niet te stellen op het tijdstip van de obligatoire verkoop, maar mag dit uitstellen tot het latere tijdstip van levering. Dit heeft de Hoge Raad onlangs bevestigd.

Er zijn nog andere omstandigheden die van invloed zijn op het tijdstip van winstneming en aanleiding kunnen zijn voor uitstel. Dit is onder meer het geval als de tegenprestatie voorwaardelijk of onzeker is of goedkeuring van de overheid nodig is voor de definitieve effectuering van de transactie.

De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in een procedure waarbij het onder meer de vraag was of het tijdstip van winstneming mocht worden uitgesteld tot de juridische levering van de grond. De zaak was als volgt.

Casus

Een landbouwer dreef in maatschapverband met zijn broer een landbouwbedrijf. Beide broers waren voor 50% gerechtigd tot de maatschap. In verband met toekomstige woningbouw verkochten zij in 1997 landbouwgrond aan een BV waarbij zij zich het gebruiksrecht voorbehielden tot de juridische levering. De verkoopovereenkomst bevatte onder meer een ontbindende voorwaarde en een verlenging van de ontbindingsmogelijkheid. In 2001 vond de juridische levering plaats.

Geen landbouwvrijstelling

De inspecteur belastte bij de aanslagregeling inkomstenbelasting 1997 van een van de broers 50% van de boekwinst op de grond. De landbouwer deed een beroep op de landbouwvrijstelling waardoor de winst op de landbouwgrond onbelast zou blijven. Daarnaast verzocht hij het hof ingeval het hof van oordeel was dat geen sprake was van vrijgestelde winst, de heffing op grond van goedkoopmansgebruik uit te stellen tot uiterlijk het moment van juridische levering van de grond . Hof Den Bosch wees het beroep op de landbouwvrijstelling af en behandelde het verzoek om uitstel van winstneming niet.

Uitstel

De Hoge Raad maakte uit de processtukken van het hof op dat tussen de verkoper en de inspecteur niet in geschil was dat de winst kon worden uitgesteld tot uiterlijk de juridische levering in 2001 en dat de verkoper daarvoor had gekozen. De Hoge Raad was kort in zijn oordeel. De verkoper had gekozen voor uitstel van winstneming in 2001. Dan kon de winst niet in 1997 worden belast. De Hoge Raad verminderde daarop de aanslag over 1997.

Uitspraak: Hoge Raad, 25 januari 2008, nr. 43056.

Woensdag 30 januari 2008

Inkomstenbelasting
Een Agaathlening? Let op de juiste vorm / 15 januari 2008

Het voordeel van een Agaathlening aan een startende ondernemer is, dat de geldverstrekker het bedrag van de lening kan aftrekken als persoonsgebonden aftrek wanneer hij genoodzaakt is de lening kwijt te schelden. Maar dan moet wel aan de voorwaarden voor een Agaathregeling worden voldaan.

Feiten en geschil

A is in 2000 een horecaonderneming gestart. Belanghebbende, X, heeft op 5 januari 2001 een geldlening van fl. 50.000 (€ 22.689) verstrekt aan A. Op 9 december 2003 is A failliet verklaard. Volgens X lijdt hij een verlies op een belegging in durfkapitaal (Tante Agaathlening). Hij verzoekt de inspecteur om een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het een verlies op belegging in durfkapitaal betreft. Dit verzoek wordt door de inspecteur afgewezen. Rechtbank Arnhem geeft de inspecteur hierin gelijk. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur de beschikking terecht heeft geweigerd.

Beslissing

Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur terecht een beschikking, waarin hij verklaart dat het kwijtgescholden gedeelte van de geldlening niet meer voor verwezenlijking vatbaar is, weigert af te geven. De overeenkomst van geldlening is niet geregistreerd. Voorts is aan A niet een verklaring beginnende ondernemer afgegeven. Van een belegging in durfkapitaal is derhalve geen sprake. X' hoger beroep is ongegrond.

Maandag 28 januari 2008

Inkomstenbelasting
Belastingfraudeur krijgt klikbrieven niet te zien / 25 januari 2008

Een kennis en een famielid tippen de fiscus over een belastingfraudeur met een geheime spaarrekening in Duitsland. Moet de belastinginspecteur inzage geven in de klikbrieven? Nee, zegt de rechter in Arnhem. Bovendien moet de fraudeur een forse navorderingsaanslag met boetes betalen.

Casus

In februari 2003 heeft de inspecteur een brief gekregen van een anonieme tipgever over zwart geld van de heer X. In oktober 2003 heeft een familielid van X ook een klikbrief gestuurd. De inspecteur ontdekt vervolgens met hulp van de Duitse Belastingdienst dat X in Duitsland reeds geruime tijd over een bankrekening beschikt. De inspecteur beroept zich op de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar en legt voor de inkomsten- en vermogensbelasting een groot aantal (navorderings)aanslagen op met verhogingen en boetes van 50%.

Boetes minder

Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur geen inzage in de klikbrieven hoeft te geven, omdat de aanslagen zijn gebaseerd op informatie van de Duitse belastingdienst. X weigerde aanvankelijk immers om informatie te verstrekken. Vanwege het overschrijden van de 'redelijke termijn' moeten de verhogingen en boetes wel met 40% worden verminderd, zo stelt de rechter.

Inkeerregeling

Wie zijn buitenlandse vermogensbestanddelen opzettelijk niet of onjuist heeft aangegeven, begaat een misdrijf. De Belastingdienst biedt echter de mogelijkheid om alsnog juiste en volledige informatie te verschaffen. Voor deze vrijwillige verbetering geldt de inkeerregeling. Wanneer een belastingplichtige een beroep doet op de inkeerregeling, kan hij in principe onder de zware boetes uitkomen.

Donderdag 24 januari 2008

Sociale verzekeringen (overige)
Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage ZVW / Ministerie van SZW 18 januari 2008


Met betrekking tot de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2006 zijn problemen gesignaleerd. Het gaat om de volgende problemen: Allereerst zijn er werkgevers (inhoudingsplichtigen) die niet in staat zijn om de teruggaaf door de Belastingdienst van teveel afgedragen inkomensafhankelijke bijdrage ZVW te verwerken omdat hun systemen geen negatief loonbedrag kunnen verwerken. Verder kan het gaan om een teruggaaf van slechts enkele euro's, wat een onevenredig zware administratieve last vormt voor de inhoudingsplichtige werkgever. Tot slot kan het gaan om inhoudingsplichtigen die een teruggaaf hebben ontvangen voor werknemers die niet meer bij hen in dienst zijn.

De minister van Sociale Zaken is met de volgende oplossing gekomen: Aan alle inhoudingsplichtigen die gebruik maken van een systeem dat geen negatief loon kan verwerken, wordt toegestaan dat zij de teruggave niet verwerken in het fiscale loon. Zij mogen de volledige teruggave netto uitbetalen aan de desbetreffende werknemers. Verder zal, indien het gaat om teruggaven van ten hoogste 13 euro per werknemer per inhoudingsplichtige, de Belastingdienst de werkgever geen correctieverplichting opleggen. Met betrekking tot de teruggave voor werknemers die niet meer in dienst zijn bij de "oude" werkgever, wordt er vanuit gegaan dat de ex-werkgever de gebruikelijke inspanningen zal verrichten om de gegevens van de ex-werknemers te achterhalen. Daarnaast zijn deze werknemers door de Belastingdienst per brief geïnformeerd dat hun voormalige inhoudingsplichtige een teruggaaf voor hen heeft ontvangen. Zij kunnen dan zelf contact opnemen met hun vroegere inhoudingsplichtige.

Woensdag 23 januari 2008

Werkgevers: hoedt u voor de zesmaandenfictie en het anoniementarief! / 23 januari 2008

Vanaf 1 januari 2008 gelden strengerere eisen voor de loonadministratie: de aanpassingen betreffen onder meer de uitbreiding van de toepassing van het anoniementarief en de invoering van de zogenaamde zesmaandenfictie.

Anoniementarief

De werkgever moet op basis van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) in een aantal situaties loonheffing op het loon van de werknemer inhouden op basis van het zogeheten anoniementarief (2007: 52 procent). Het anoniementarief moest de werkgever tot 2008 toepassen als:

  • de werknemer naam, adres of woonplaats niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt;

  • de inhoudingsplichtige de identiteit van de werknemer niet heeft vastgesteld aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en een kopie hiervan heeft opgenomen in de loonadministratie;

  • de werknemer onjuiste gegevens terzake heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit wist of redelijkerwijs moest weten.

De toepassing van het anoniementarief is in 2008 op basis van de wetswijziging uitgebreid naar de volgende situaties:

  • De werknemer heeft geen of een onjuist sofi-nummer (BSN-nummer) opgegeven aan de werkgever

Wanneer dit het geval is, is het de werknemer namelijk niet toegestaan om in Nederland te werken. De werkgever zal daarom in de loonadministratie een kopie moeten bewaren van de verblijfs- en tewerkstellingsvergunning van werknemers die verplicht zijn over deze documenten te beschikken. Een uitzondering voor deze verplichting is echter geformuleerd voor werknemers die op grond van internationale verdragen zijn uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfs- en tewerkstellingsvergunning en voor personeel dat op Nederlandse ambassades werkt.

Zesmaandenfictie

Een inspecteur die tijdens een controle een werknemer aantreft die niet is opgenomen in de loonadministratie van de werkgever, ziet zich vaak geconfronteerd met het standpunt van de werkgever dat de werknemer (toevallig) de dag van controle is begonnen met werken. Tot voorkort moest de inspecteur vervolgens aantonen dat de werknemer al langer werkzaam is bij de werkgever. Om een einde te maken aan deze bewijsproblematiek voor de inspecteur is de zesmaandenfictie ingevoerd.

Factor zes

Op grond van de zesmaandenfictie wordt een werknemer, die niet is opgenomen in de loonadministratie en/of niet is aangemeld via een eerstedagsmelding, geacht al ten minste zes maanden in dienst te zijn bij de werkgever . De inspecteur kan op grond van deze fictie, zonder nader bewijs, naheffingsaanslagen loonheffingen over een periode van zes maanden opleggen. Als grondslag voor de naheffing dient ten minste het loon dat de werknemer geniet in het loontijdvak van het tijdstip van constatering, dat vervolgens wordt vermenigvuldigd met de factor zes.

Anoniem

Als er ook sprake is van een 'anonieme' werknemer, zal de naheffing met toepassing van het anoniementarief (52 procent) plaatsvinden. Voor de premieheffing van de werknemersverzekeringen houdt de toepassing van het anoniementarief in dat bij de berekening van de verschuldigde premies geen rekening wordt gehouden met de franchise en het premiemaximum.

Bewijs

Na toepassing van de zesmaandenfictie door de inspecteur is het vervolgens aan de werkgever om overtuigend aan te tonen dat er geen dienstbetrekking aanwezig is óf dat de duur van de dienstbetrekking korter is dan zes maanden. Voor deze bewijslast geldt de vrije bewijsleer, wat inhoudt dat de werkgever zich van alle mogelijke soorten bewijs kan bedienen (werkroosters, getuigschriften, sollicitatiebrieven, voltijdsfunctie van de werknemer elders etcetera). Als de inspecteur wil naheffen over een langere periode dan zes maanden, dan ligt de bewijslast voor de maanden die de termijn van zes maanden te boven gaan bij de inspecteur.

Let op!

De inspecteur kan geen loonheffingen naheffen op basis van de zesmaandenfictie over de periode vóór de inwerkingtreding van de wet.

Vrijdag 18 januari 2008

Loonbelasting
Verwerking teruggaaf bijdrage Zvw en premies werknemersverzekeringen / Ministerie van Financiën 18 januari 2008

Bij de verrekening van de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de premies werknemersverzekeringen kunnen problemen rijzen. In een brief aan de Tweede Kamer geven minister Donner en staatssecretaris De Jager oplossingen daarvoor.

Bij de verrekening van de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) en de premies werknemersverzekeringen kunnen problemen voorkomen:

  • De systemen van sommige werkgevers kunnen geen negatief loonbedrag verwerken.
    In deze gevallen hoeven werkgevers de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw niet te verwerken in het fiscaal loon over 2007. Zij mogen de hele teruggaaf netto uitbetalen aan de medewerkers. Dan is ook geen aanpassing nodig van de jaaropgaaf 2007.

  • De teruggaaf is zo laag, dat de administratieve last van de werkgever niet in verhouding staat tot het voordeel van de werknemer.
    Werkgevers mogen er dan voor kiezen de teruggaaf van te veel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en premies werknemersverzekeringen niet te verwerken. Het gaat dan om teruggaven van € 13 of minder per werknemer. De Belastingdienst corrigeert deze gevallen niet.
    De Belastingdienst onderzoekt of voor de teruggaven voor 2007 en 2008 een doelmatigheidsgrens mogelijk is.

  • Werkgevers kunnen te maken hebben met teruggaven aan werknemers die niet meer bij hen in dienst zijn.
    De Belastingdienst gaat ervan uit dat werkgevers contact opnemen met deze werknemers. Als dat niet lukt is het aan de ex-werknemer om contact op te nemen met de ex-werkgever. De Belastingdienst heeft deze werknemers met een brief op de hoogte gebracht dat hun voormalige werkgever voor hen een teruggaaf heeft ontvangen.

Woensdag 16 januari 2008

Algemeen
Verlate incasso voorlopige aanslagen / 16 januari 2008

14 januari 2008

De automatische incasso, die op 31 december uitgevoerd had moeten worden, is ten onrechte te laat gedaan. De verschuldigde belastingbedragen zijn op 3 januari 2008 afgeschreven.

Het innen van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting (IB), vennootschapsbelasting (Vpb) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) door automatische incasso vindt plaats in maandelijkse termijnen, steeds op de laatste dag van de maand.

Gevolgen voor de Vpb

Door de verlate incasso is bij sommige belastingplichtigen invorderingsrente in rekening gebracht voor de Vpb. Het gaat alleen om ondernemingen met een voorlopige aanslag van € 400.000 of hoger. De Belastingdienst brengt de genoemde invorderingsrente terug tot € 0.

Gevolgen voor IB

Bij de IB zijn er ook gevolgen. Doordat de incasso niet op tijd is uitgevoerd, is de grondslag 'voordeel uit sparen en beleggen' in box 3 in 2007 en 2008 te hoog. De waarde van de bezittingen en schulden in box 3 eind 2007 mag in de aangifte IB 2007 worden verminderd met het te laat afgeschreven bedrag. Dit geldt ook voor de waarde van bezittingen en schulden begin 2008 in de aangifte IB 2008.

Een besluit met deze strekking verschijnt binnenkort. Daarnaast ontvangt iedereen die het betreft een excuusbrief.

Gevolgen voor de Zvw

De te laat geïnde bedragen hebben verder geen gevolgen voor de Zvw.

[ Bron: belastingdienst ]

Dinsdag 15 januari 2008

Pensioenen/loonbelasting
Berekening waardeoverdracht pensioen gewijzigd / 15 januari 2008

Werknemers hebben recht op de waardeoverdracht van hun pensioenaanspraken bij verandering van werkgever. Met ingang van 1 januari 2008 is de berekening van de overdrachtswaarde veranderd. Dit kan forse gevolgen hebben voor de nieuwe werkgever.

Tot en met 2007 werd de overdrachtswaarde berekend op een vaste rente van 4%, maar deze is nu gebaseerd op de marktrente. Deze marktrente wordt jaarlijks bepaald op basis van de per 1 oktober door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur met een looptijd van 25 jaar. In 2008 geldt een rekenrente voor pensioenfondsen van 4,9 %.

Waardeoverdracht

Sinds 8 juli 1994 zijn werkgevers verplicht mee te werken aan het wettelijk recht van werknemers op waardeoverdracht bij verandering van werkgever. De werknemer moet dan wel binnen 6 maanden na opname in een nieuwe pensioenregeling een verzoek tot waardeoverdracht doen. Daarna bestaat er geen 'recht' meer, maar nog wel de mogelijkheid tot vrijwillige waardeoverdracht. In de Pensioenwet zijn diverse bepalingen opgenomen met betrekking tot waardeoverdracht.

Rekenrente

Veel direct verzekerde pensioenregelingen hebben de aanspraken verzekerd op 3% rekenrente. Het feit dat de rekenrente voor waardeoverdracht nu wijzigt, heeft forse gevolgen in het geval een werknemer die van werkkring verandert overgaat naar een pensioenregeling bij een verzekeraar. In dat geval worden de pensioenaanspraken ingekocht op basis van 3%, terwijl de waarde die feitelijk wordt overgedragen is berekend op de marktrente.

Voor 2008 is de rekenrente voor pensioenfondsen vastgesteld op 4,9%. Deze rekenrente geldt zowel bij inkomende als uitgaande waardeoverdrachten. De verschillen kunnen ook ontstaan, hoewel minder groot, in het geval een herverzekerd pensioenfonds nog werkt met een rekenrente van 4%.

Verschil

Volgens de geldende waardeoverdrachtregels moet de nieuwe werkgever het verschil aanvullen. Veel werkgevers zijn zich niet bewust van deze mogelijk forse consequentie wanneer een nieuwe werknemer gebruik maakt van het wettelijk recht op waardeoverdracht. Het is overigens niet zo dat het geld bij de verzekeraars blijft hangen. In geval een werknemer vertrekt en zijn pensioenaanspraken meeneemt, krijgt de oude werkgever het teveel aan gereserveerde voorziening terug.

Rekenvoorbeeld

Stel een werkgever neemt een man van 45 jaar aan met een reeds opgebouwd ouderdomspensioen van € 12.000 en een opgebouwd nabestaandenpensioen van € 8.400. De overdrachtswaarde op 4,9% bedraagt dan ongeveer € 63.000. Voor een regeling met een rekenrente op 4% is ongeveer € 80.000 nodig om hetzelfde pensioen te kunnen aankopen. Bij rekenrente van 3% is ongeveer € 107.000,-- benodigd. Dit betekent dus een benodigde aanvulling van respectievelijk € 17.000 of € 44.000. De aanvulling komt volledig voor rekening van de nieuwe werkgever.

Forse kostenstijging

Ter vergelijking: in 2007, toen nog de vaste rente van 4% gehanteerd werd, waren in dit voorbeeld geen kosten voor waardeoverdracht bij een 4%-contract en ongeveer € 27.000 bij een 3%-contract. Kortom, een zeer forse kostenstijging die verder kan oplopen naarmate de over te nemen pensioenen hoger zijn, hetgeen vaak het geval is naarmate de werknemer ouder wordt.

Creditering

Het omgekeerde speelt ook. Als een werkgever een pensioenregeling heeft met een rekenrente van 3% en een vertrekkende werknemer draagt zijn pensioenaanspraken over naar zijn nieuwe werkgever, dan zou de ex-werkgever in het bovenstaande voorbeeld een teruggave krijgen van ongeveer € 44.000. Dit bedrag wordt dan in de rekening-courant met de verzekeraar gecrediteerd.

[ Bron: AWVN ]

Donderdag 10 januari 2008

Civiel recht

Nieuw belastingstelsel van invloed op schadebegroting / Hoge Raad 30 november 2007


Verweerster is op 9 oktober 1980 het slachtoffer geworden van een door een arts gemaakte medische fout. Deze heeft tot gevolg gehad dat haar rechter onderarm moest worden geamputeerd. Partijen zijn het erover eens dat verweerster recht heeft op volledige schadevergoeding. In geschil is echter op welk bedrag de schade moet worden begroot. De eisers in cassatie, zijnde de erfgenamen van de arts, stellen dat bij de begroting van de belastingschade rekening behoort te worden gehouden met het nieuwe belastingstelsel dat met ingang van het jaar 2001 de vermogens- en de inkomstenbelasting over inkomsten uit vermogen heeft vervangen door de forfaitaire box-3 heffing. Dit resulteert voor verweerster namelijk in een aanzienlijk lagere belastingschade. In een tussenarrest van 27 februari 2003 heeft Hof Amsterdam deze stelling echter verworpen.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond. Ten tijde van het tussenarrest stond vast dat het nieuwe belastingstelsel inmiddels was ingevoerd en dat de belastingschade in het in eerste aanleg uitgebrachte deskundigenrapport begroot was op de voet van regels die voor een groot deel van de periode waarover de belastingschade moet worden begroot niet meer van toepassing zijn. De rechter moet bij het bepalen van schadevergoeding echter zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de werkelijk geleden en te lijden schade begroten. Zonder nadere motivering had het hof niet mogen vasthouden aan een begroting van de belastingschade waarin wordt voorbijgegaan aan de ingrijpende wijziging van het belastingstelsel met ingang van 2001. De Hoge Raad verwijst het geding naar Hof 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.

Woensdag 9 januari 2008

Gevolgen einde btw-plicht directeur-grootaandeelhouder (vervolg) / 9  januari 2008

De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2007 uiteengezet voor de heffing van omzetbelasting bij directeuren-grootaandeelhouders (dga's).

Het Hof van Justitie EG heeft op 18 oktober 2007 (nr. C-355/06, Van der Steen, V-N 2007/48.19) een prejudiciële vraag over de btw-positie van de directeurgrootaandeelhouder beantwoord van het Gerechtshof te Amsterdam. Het antwoord luidt dat een natuurlijk persoon die in naam en voor rekening van een belastingplichtige vennootschap alle werkzaamheden van deze laatste verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die vennootschap bindt en waarvan hij overigens enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is, zelf geen belastingplichtige is. In het besluit (zie bijlage) wordt ingegaan op de belangrijkste gevolgen van dit arrest.

BTW-gevolgen einde ondernemerschap dga

Het einde van het ondernemerschap van de dga voor de omzetbelasting in 2007 - die uit het Van der Steen arrest volgt -, kan verschillende gevolgen hebben. Dit is afhankelijk van de situatie. Het is mogelijk dat de dga die tot 18 oktober 2007 zelfstandig ondernemer was:

  • als zodanig is opgenomen in de administratie van de Belastingdienst;

  • als onderdeel is opgenomen van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit de dga en één of meerdere vennootschappen waarvoor een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst; of

  • op grond van het beleidsbesluit van 24 juli 2002 mocht handelen als ware hij onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting die bestond uit de dga en één of meerdere vennootschappen;


Voor al deze situaties geeft de staatssecretaris in het besluit aan hoe de de omzetbelasting voor de betreffende goederen moeten worden berekend. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

  • Gevolgen ondernemerschap voor loondienstwerkzaamheden DGA

  • Gevolgen ondernemerschap DGA voor andere vergoedingen en werkkamer

  • Gevolgen ondernemerschap DGA in periode 27 april 2002 tot 18 oktober 2007

  • BTW-gevolgen einde ondernemerschap DGA

  • Afrekening einde ondernemerschap

  • Betaling voor privé-gebruik

  • DGA in fiscale eenheid met één werkmaatschappij

  • Gevolgen uittreden DGA uit de FE

  • Bijzondere situaties

  • Privé-gebruik DGA

  • Melding verbreking fiscale eenheid

  • Administratieve verwerking Belastingdienst

  • Bestelauto's op naam van DGA en BPM/MRB.

BPM bestelauto

Indien een dga als gevolg van het Van der Steen arrest geen btw-ondernemer meer is en een bestelauto op zijn naam heeft staan waarvoor de ondernemersregeling is toegepast vóór 18 oktober 2007 , dan kan het kenteken van deze bestelauto op naam worden gesteld van de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit (indien deze vennootschap een btw-ondernemer is) of op naam van een andere btw-ondernemer.

Als deze wijziging van de tenaamstelling plaatsvindt, dan betekent dit dat de dga in die situatie geen rest-BPM hoeft te betalen.

Als het kenteken van de bestelauto niet wordt overgeschreven op naam van een btw-ondernemer, moet de dga rest-BPM betalen, te berekenen naar de peildatum 18 oktober 2007, en is hij vanaf die datum motorrijtuigenbelasting verschuldigd.

Dinsdag 8 januari 2008

Soepelheid voor DGA's na uitspraak Europees Hof / 8 januari 2008

De Belastingdienst versoepelt de gevolgen van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie waarin wordt gesteld dat directeur-grootaandeelhouders (DGA's) niet langer voor de BTW als ondernemer worden gezien.

Privé-gebruik

Als een bedrijfsgoed in 2007 is gebruikt voor privé-doeleinden is de DGA over dit gebruik tot 18 oktober 2007 omzetbelasting verschuldigd. Maar als deze goederen vóór 1 april 2008 in de onderneming worden ingebracht, blijven de normale regels voor privé-gebruik van toepassing. Als de DGA goederen in privé houdt, zoals onroerende zaken, moet in beginsel BTW worden betaald over de actuele waarde van die goederen.

Afschrijving

De staatssecretaris heeft echter bepaald dat mag worden afgerekend op basis van de afschrijvingssystematiek, die bij de BTW-heffing gebruikelijk is (5 jaar voor roerende goederen en 10 jaar voor onroerende goederen). Daarmee worden de gevolgen voor de BTW-heffing beperkt.

Bestelauto

Voor bestelauto's blijft het lage MRB-tarief gehandhaafd en is er ook in de toekomst geen BPM verschuldigd, mits de bestelauto voor een bepaalde datum wordt geleverd aan de vennootschap van de DGA of aan een andere BTW-ondernemer.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Maandag 7 januari 2008

Besluit over doorbetaaldloonregeling / 7 januari 2008

De overgangsregeling van de zogenoemde doorbetaaldloonregeling wordt verlengd tot 1 januari 2009. Dit heeft de Staatssecretaris van Financiën in een besluit vastgelegd.

Doorbetaaldloonregeling

De doorbetaaldloonregeling is een praktische regeling in de Wet op de loonbelasting voor de heffing van loonbelasting en premie volksverzekeringen wanneer een natuurlijk persoon werkzaamheden verricht voor twee inhoudingsplichtigen (veelal de werkgever en een andere inhoudingsplichtige). Als aan de gestelde voorwaarden is voldaan, mag de andere inhoudingsplichtige na goedkeuring van de inspecteur de met de werkzaamheden verband houdende beloning doorbetalen aan de werkgever zonder inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen. De werkgever verstrekt het loon aan de werknemer alsof het een onderdeel is van het door hemzelf verschuldigde loon onder inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen.

De doorbetaaldloonregeling kan onder meer worden toegepast bij een commissaris die vanwege de (hoofd)dienstbetrekking een commissariaat elders in het concern vervult en ook bij een directeur-grootaandeelhouder die via een eigen houdstermaatschappij arbeid verricht voor een werkmaatschappij.

Praktijk

In de praktijk blijkt de doorbetaaldloonregeling in bepaalde situaties bij een directeur-grootaandeelhouder met een eigen houdstermaatschappij te worden toegepast waarvoor ze strikt genomen niet is bedoeld. De eigen houdstermaatschappij verantwoordt dan het loon van de dga voor de loonheffing terwijl de werkmaatschappij de premies werknemersverzekeringen betaalt. De Belastingdienst stelt zich tegen deze situatie sinds begin 2006 steeds kritischer op.

Inhoudingsplicht

Per 1 januari 2007 is de doorbetaaldloonregeling uitdrukkelijk niet meer van toepassing in de situatie dat de directeur-grootaandeelhouder voor zijn arbeid bij de werkmaatschappij wel verzekerd is voor de werknemersverzekeringen en niet voor zijn arbeid bij de eigen houdstervennootschap. Daar komt nog bij dat met ingang van 1 januari 2009 een BV met de directeur-grootaandeelhouder als enig werknemer niet langer inhoudingsplichtig voor de loonheffing zal zijn. Dit betekent dat het dan niet langer mogelijk zal zijn om de inhoudingsplicht te verleggen naar zo'n houdstervennootschap.

Aanpassingen

Dit heeft in de uitvoeringspraktijk tot discussies geleid, ook over de pensioenopbouw. In de gebruikelijke concernstructuren zullen managementovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en pensioenovereenkomsten daardoor moeten worden aangepast. Het blijkt dat veel van de betrokken werkgevers meer tijd nodig hebben om zich op de nieuwe situatie in te stellen.

Uitstel wijzigingen tot 1 januari 2009

Daarom is de wijziging van de wettelijke regeling uitgesteld tot 1 januari 2009. In verband hiermee zal de Belastingdienst in een aantal gevallen de bestaande praktijk, zoals die in ieder geval tot en met 2005 gold, tot 1 januari 2009 ongemoeid laten. Dit biedt de betrokken werkgevers de mogelijkheid om zich in te stellen op de wijzigingen van de doorbetaaldloonregeling en de inhoudingsplicht voor de loonheffing van BV's met de DGA als enig werknemer.

Besluit van 17 december 2007, nr. CPP2007/3031M.

Vrijdag 4 januari 2008

Gevolgen einde btw-plicht directeur-grootaandeelhouder / 3 januari 2008

De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2007 uiteengezet voor de heffing van omzetbelasting bij directeuren-grootaandeelhouders (dga's).

Het Hof van Justitie EG heeft op 18 oktober 2007 (nr. C-355/06, Van der Steen, V-N 2007/48.19) een prejudiciële vraag over de btw-positie van de directeurgrootaandeelhouder beantwoord van het Gerechtshof te Amsterdam. Het antwoord luidt dat een natuurlijk persoon die in naam en voor rekening van een belastingplichtige vennootschap alle werkzaamheden van deze laatste verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die vennootschap bindt en waarvan hij overigens enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is, zelf geen belastingplichtige is. In het besluit wordt ingegaan op de belangrijkste gevolgen van dit arrest.

BTW-gevolgen einde ondernemerschap dga

Het einde van het ondernemerschap van de dga voor de omzetbelasting in 2007 - die uit het Van der Steen arrest volgt -, kan verschillende gevolgen hebben. Dit is afhankelijk van de situatie. Het is mogelijk dat de dga die tot 18 oktober 2007 zelfstandig ondernemer was:

  • als zodanig is opgenomen in de administratie van de Belastingdienst;

  • als onderdeel is opgenomen van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit de dga en één of meerdere vennootschappen waarvoor een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst; of

  • op grond van het beleidsbesluit van 24 juli 2002 mocht handelen als ware hij onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting die bestond uit de dga en één of meerdere vennootschappen;

Voor al deze situaties geeft de staatssecretaris in het besluit aan hoe de de omzetbelasting voor de betreffende goederen moeten worden berekend. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

  • Gevolgen ondernemerschap voor loondienstwerkzaamheden DGA

  • Gevolgen ondernemerschap DGA voor andere vergoedingen en werkkamer

  • Gevolgen ondernemerschap DGA in periode 27 april 2002 tot 18 oktober 2007

  • BTW-gevolgen einde ondernemerschap DGA

  • Afrekening einde ondernemerschap

  • Betaling voor privé-gebruik

  • DGA in fiscale eenheid met één werkmaatschappij

  • Gevolgen uittreden DGA uit de FE

  • Bijzondere situaties

  • Privé-gebruik DGA

  • Melding verbreking fiscale eenheid

  • Administratieve verwerking Belastingdienst

  • Bestelauto's op naam van DGA en BPM/MRB.

BPM bestelauto

Indien een dga als gevolg van het Van der Steen arrest geen btw-ondernemer meer is en een bestelauto op zijn naam heeft staan waarvoor de ondernemersregeling is toegepast vóór 18 oktober 2007, dan kan het kenteken van deze bestelauto op naam worden gesteld van de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit (indien deze vennootschap een btw-ondernemer is) of op naam van een andere btw-ondernemer.

Als deze wijziging van de tenaamstelling plaatsvindt, dan betekent dit dat de dga in die situatie geen rest-BPM hoeft te betalen. Als het kenteken van de bestelauto niet wordt overgeschreven op naam van een btw-ondernemer, moet de dga rest-BPM betalen, te berekenen naar de peildatum 18 oktober 2007, en is hij vanaf die datum motorrijtuigenbelasting verschuldigd.

Woensdag 2 januari 2008

Hogere normrente personeelslening / 31 december 2007

Vanaf 1 januari 2008 gaat de normrente die bij personeelsleningen van toepassing is omhoog naar 5,3%. In 2007 geldt een percentage van 4,7%.

Dat blijkt uit het overzicht 'Belastingwijzigingen' van het ministerie van Financiën.

Heeft een werknemer een lening bij zijn werkgever waarvoor hij geen of nauwelijks rente verschuldigd is? Dan moet het rentevoordeel tot het loon worden gerekend. Dit rentevoordeel wordt bepaald aan de hand van het normpercentage. Het verschil tussen de normrente en de verschuldigde rente die de werknemer moet betalen vermenigvuldigt met het geleende bedrag vormt de verplichte bijtelling.

Vrijdag 28 december 2007

Bij zakelijke condities geen ongebruikelijke terbeschikkingstelling / 28 december 2007

In een familierelatie is het gebruikelijk dat kinderen zaken van ouders overnemen terwijl de koopsom schuldig blijft. Bij verhuur van deze zaken aan de ouder is er - mits er sprake is van zakelijke condities - volgens de rechter geen sprake van ongebruikelijke terbeschikkingstelling.

Casus

Een zoon en dochter kochten in december 1999 een kantoorpand van hun vader en bleven de koopsom schuldig. Ze verleenden hun vader een recht van hypotheek op het pand, dat hun vader direct daarna voor de nominale waarde overdroeg aan zijn BV (A). De kinderen gingen het pand vervolgens verhuren aan BV A voor f 240.000 per jaar.

Inkomsten

De inspecteur verhoogde in verband daarmee het inkomen van de zoon in 2001 met inkomsten uit overige werkzaamheden, omdat er naar zijn mening sprake was van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling van het pand aan BV A. De zoon was het daar niet mee eens en ging in beroep.

Zakelijke condities

De rechter besliste dat de terbeschikkingstelling van het pand aan BV A geen ongebruikelijke terbeschikkingstelling vormde. De verhuur van het pand en de rechtshandelingen die daaraan vooraf waren gegaan, namelijk de koop van het pand, het aangaan van de hypotheek en de inbreng van de hypotheekvordering in BV A, hadden onder zakelijke condities plaatsgevonden.

Er was volgens de rechter sprake van een op zijn onderdelen geheel zakelijke overeenkomst, zodat niet kon worden gezegd dat sprake was van een terbeschikkingstelling onder onzakelijke condities. Er was evenmin sprake van een terbeschikkingstelling onder niet normale omstandigheden. Daar deed niet aan af dat BV A door het geheel van rechtshandelingen een door haarzelf gefinancierd kantoorpand huurde.




 
   
mb-logo-s disclaimer
Boitelle Belastingadviseurs BV • Deken van Oppensingel 13 • 5911 AA VENLO • Nederland • T +31 (0)77 3549565 • F +31 (0)77 3546183 • M +31 (0)6 28241697 • E info@boitelle-belastingadviseurs.nl • KvK Venlo 14101120