|
2014 | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007 A C T U E E L N I E U W S 2009Woensdag 30 december 2009
Ruim 5500 mensen hebben bijna 1,5 miljard euro aan buitenlands vermogen alsnog bij de Belastingdienst opgegeven. Het aantal inkeerders is in de laatste weken van dit jaar gestegen tot maar liefst 160 per dag. Begin december was dit nog 50 per dag en vorig jaar keerden 2 mensen per dag in.
|
Voorgestelde tariefstructuur erf- en schenkbelasting per 1 januari 2010 |
|||
Deel van de belaste verkrijging |
Tariefgroep 1 (partners en kinderen) |
Tariefgroep 1A (kleinkinderen) |
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers) |
€ 0 - € 118.000 |
10% |
18% |
30% |
€ 118.000 - hoger |
20% |
36% |
40% |
Schenken in 2009 of wachten tot 2010?
In 2009 geldt voor een belaste verkrijging tot € 22.763 het lage 5%-tarief. Wordt meer geschonken maar niet meer dan € 45.519, dan is het tarief over het meerdere 8%. Deze tarieven zijn beduidend lager dan het voorgestelde tarief van 10%. Bij schenkingen tot € 108.400 geldt dat deze het best in 2009 plaatsvinden.
Verschuldigd schenkingsrecht / schenkbelasting bij schenkingen in: |
||
Verkrijging door kind: |
2009 |
2010 |
€ 10.000 |
€ 272 |
€ 500 |
€ 20.000 |
€ 772 |
€ 1.500 |
€ 30.000 |
€ 1.352 |
€ 2.500 |
Als ouders tijdens hun leven geld aan de kinderen willen schenken dan ligt een eenvoudige bancaire overboeking het meest voor de hand. Omdat veel ouders vinden dat hun kind bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd nog niet in staat is het overgehevelde vermogen goed te beheren, willen ze het kind in bescherming nemen. Daartoe kan gedacht worden aan bewindvoering en aan een herroepelijke schenking. De wettelijke regeling van bewind kent echter het nadeel dat bij minderjarige kinderen toestemming van de kantonrechter noodzakelijk is en dat het kind 5 jaar na het moment van instellen een verzoek kan indienen bij de rechtbank om het bewind eraf te halen.
Als een ouder een schenking doet aan een kind van dertien dan kan het kind al op 18-jarige leeftijd verzoeken om het bewind te laten vervallen. De ouder zou bij de schenking kunnen bepalen dat de schenking wordt herroepen zodra het kind een dergelijk verzoek bij de rechtbank indient. Het is echter zeer de vraag of herroeping van de schenking daadwerkelijk mogelijk is, omdat daarmee een wettelijk recht van het kind wordt beperkt. Vermogensoverheveling met behoud van grip kan door de werking van het verzekeringsrecht eenvoudig worden gerealiseerd door middel van een kapitaalverzekering.
Woensdag 11 november 2009
Internationaal Belastingrecht
Nederland gaat fiscale informatie uitwisselen met Andorra / 11 november 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën en minister Xavier Espot Miró van Buitenlandse Zaken van Andorra hebben op 6 november 2009 een verdrag getekend dat de uitwisseling van fiscale informatie regelt.
Zwartspaarders
Het verdrag is in lijn met de intensieve aanpak van De Jager van zwartspaarders. De overeenkomst regelt dat beide landen op verzoek informatie in belastingzaken zullen uitwisselen. Hiermee kan belastingontduiking worden tegengegaan.
Goedkeuring
Het verdrag treedt in werking nadat het in beide landen door het parlement is goedgekeurd.
Gegevensuitwisseling
Staatssecretaris De Jager heeft constant druk uitgeoefend in verschillende internationale verbanden (G20, OESO, EU) voor meer internationale transparantie en gegevensuitwisseling. Op korte termijn worden er verdragen getekend met Zwitserland, Liechtenstein en de Bahamas. En er wordt onder andere nog onderhandeld met Monaco en San Marino.
Dinsdag 10 november 2009
Successierecht / Overdrachtsbelasting
Samenloopbepaling Successiewet bij samenloop overdrachtsbelasting en schenkingsrecht / 10 november 2009
Voor een schenking van een onroerende zaak bestaat een samenloopbepaling die onder voorwaarden voorkomt dat zowel schenkingsrecht als overdrachtsbelasting over hetzelfde bedrag verschuldigd wordt. Rechtbank Breda beslist dat slechts de overdrachtsbelasting die is betaald over het bedrag waarover daadwerkelijk schenkingsrecht is geheven in aftrek komt op het recht van schenking.
Bloot eigendom
Een dochter verkrijgt op 19 mei 2008 de bloot eigendom van de woning van haar ouders voor een bedrag van € 172.000. De waarde van de volle eigendom is € 430.000. De ouders hebben zich het recht van vruchtgebruik voorbehouden, welk recht ook eindigt bij het metterwoon verlaten van de woning.
Overdrachtsbelasting
De waarde van het bloot eigendom is voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting vastgesteld op € 236.500, zodat op aangifte een bedrag van € 14.190 aan overdrachtsbelasting is voldaan. Bij de berekening van deze waarde van het bloot eigendom is rekening gehouden met een waardedrukkende factor van 25% op de waarde van het vruchtgebruik, zoals dit is beschreven in een Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 19 februari 2007.
Metterwoonclausule
In het besluit keurt de staatssecretaris goed dat een metterwoonclausule een waardedrukkend effect van 25% heeft op de waarde van het vruchtgebruik. De waarde van de blote eigendom komt hierdoor uit op een hoger bedrag. Op het moment dat de vruchtgebruiker de woning metterwoon verlaat, is dan geen overdrachtsbelasting meer verschuldigd.
Samenloopbepaling
De ouders hebben van de koopsom van € 172.000 een bedrag van € 133.000 kwijtgescholden. Over die kwijtschelding is een aangifte recht van schenking ingediend. In de aangifte wordt een beroep gedaan op de samenloopbepaling in de Successiewet. Door de samenloopbepaling mag de betaalde overdrachtsbelasting in mindering worden gebracht op het verschuldigde schenkingsrecht.
Aanslag recht van schenking
Met dagtekening 25 november 2008 is de aanslag recht van schenking opgelegd, waarbij rekening is gehouden met aftrek van een bedrag van € 7.711 aan overdrachtsbelasting. Volgens de dochter bedraagt de aftrek aan overdrachtsbelasting € 10.603.
Waardeverhogende factor
De dochter stelt dat voor de berekening van de vermindering rekening moet worden gehouden met dezelfde waardeverhogende factor van de metterwoonclausule voor het bloot eigendom als gehanteerd wordt voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting.
Geen dubbele belastingheffing
De rechtbank buigt zich over de vraag welk bedrag aan overdrachtsbelasting in mindering mag worden gebracht op grond van de samenloopbepaling. Volgens de rechtbank komt slechts de overdrachtsbelasting die is betaald over het bedrag waarover daadwerkelijk schenkingsrecht is geheven in aftrek op het recht van schenking. Hierdoor is er geen sprake van dubbele belastingheffing over enig deel.
Aftrek overdrachtsbelasting
Er is of wordt recht van schenking geheven over het bedrag van de kwijtschelding (€ 133.000) verminderd met een bedrag van € 4.479 (vrijstelling voor schenking door ouders aan kinderen). Over dat verschil van € 128.521 moet 6% overdrachtsbelasting worden berekend. De vermindering bedraagt € 7.711, aldus de rechtbank.
Geen deel onbelast
De wijze waarop de dochter de samenloopbepaling uitlegt, leidt er volgens de rechtbank toe dat over een deel van de overdracht en de schenking zowel geen overdrachtsbelasting als schenkingsrecht wordt geheven. Dit is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. Het gelijk is aan de inspecteur.
Maandag 9 november 2009
Successierecht / Belastingplan 2010
Toezeggingen De Jager op nieuwe Successiewet / 6 november 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën meldt de Tweede Kamer dat hij bereid is nader onderzoek te doen naar de voorstellen uit een tweetal amendementen bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956. Het gaat om het voorstel om erfgenamen met een relatief laag vermogensbezit een korting op de verschuldigde erfbelasting te verlenen en het voorstel tot het verkorten van de wachttijd bij samenlevingscontracten.
De Tweede Kamer heeft op 3 november 2009 het wetsvoorstel Wijziging Successiewet en enige andere belastingwetten aangenomen. Hierbij werd een fors aantal amendementen vanuit de kamer aanvaard.
Korting op verschuldigde erfbelasting
Het amendement op stuk 55 betreft het voorstel om erfgenamen met een vermogensbezit met een lagere waarde dan twee maal het heffingsvrije vermogen voor Box 3 inkomstenbelasting een korting op de verschuldigde erfbelasting te verlenen van € 1000. De staatssecretaris is bereid een uitgebreider onderzoek in te stellen naar de uitvoeringsaspecten en de daarmee samenhangende proportionaliteit van het in dat amendement opgenomen voorstel.
Wachttijd bij samenlevingscontracten
Verder is hij van plan om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid en wenselijkheid de wachttijd bij samenlevingcontracten te verkorten om deze zo mogelijk meer in lijn te brengen met wachttijden die gelden bij huwelijk of geregistreerd partnerschap.
De staatssecretaris is van plan de uitslagen van beide onderzoeken halverwege het volgende jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Vrijdag 6 november
Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
Fiscus mag maximaal drie maanden heffingsrente rekenen / 6 november 2009
De Belastingdienst mag voortaan niet meer drie maanden heffingsrente rekenen als een aanslag moet worden betaald. Dat heeft de Hoge Raad bepaald op 25 september jl.
In deze zaak had een belastingplichtige op 30 juni 2004 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2003 gedaan. De inspecteur legde meer dan drie maanden daarna, met dagtekening 15 april 2005, een definitieve aanslag inkomstenbelasting op. Daarbij berekende de inspecteur heffingsrente over de periode van 1 januari 2004 tot en met 15 april 2005.
Bezwaar
De belastingplichtige maakte daartegen bezwaar en stelde dat wanneer er drie maanden na het indienen van een aangifte nog geen (voorlopige) aanslag is opgelegd, vanaf dat moment geen heffingsrente meer in rekening mag worden gebracht.
Na in eerste instantie ongelijk te hebben gekregen bij zowel de rechtbank als het hof Arnhem, stelde de Hoge Raad de belastingplichtige in het gelijk op basis van het zorgvuldigheidsbeginsel.
Deze uitspraak geldt voor alle aanslagen die de fiscus heeft opgelegd vanaf 25 september 2009 en alle aanslagen waartegen op die datum nog bezwaar kon worden gemaakt.
Terugbetaling
Te veel betaalde heffingsrente wordt door de fiscus automatisch terugbetaald, er hoeft dus geen bezwaar te worden gemaakt. De aanslag, inclusief de heffingsrente, moet overigens wel op tijd worden betaald. De Belastingdienst gaat onderzoeken hoe deze aanslagen precies herrekend gaan worden.
Woensdag 4 november 2009
Fiscaal Procesrecht
Weerstand tegen verhoging verzuimboete IB-aangifte / 4 november 2009
In de Tweede Kamer is weerstand tegen de plannen van staatssecretaris De Jager om de verzuimboete voor het te laat inleveren van de aangifte door particulieren te verhogen van € 200 naar € 1000.
De kamer is bang dat kwetsbare groepen zoals ouderen worden getroffen worden door deze maatregel. Dat meldt het Financieele Dagblad. De kritiek werd geuit tijdens het wetgevingsoverleg waar het Belastingplan 2010 aan de orde kwam. De Jager zegde toe om de boete niet automatisch op te leggen maar per geval te beoordelen of de boetemaatregel moet worden ingezet.
Integratieheffing
Een ander kritiekpunt van de kamer is de integratieheffing van bejaardenhuizen, ziekenhuizen en woningbouwcorporaties. Wanneer deze instellingen willen bouwen op eigen grond moeten zij volgens dit plan 19% btw afdragen over de waarde van deze grond. De kamer wees de staatssecretaris erop dat woningcorporaties al vennootschapsbelastingplichtig zijn en niet zitten te wachten op een extra heffing
Dinsdag 3 november 2009
Fiscaal procesrecht
Proceskostenvergoeding ook voor verletkosten / 3 november 2009
De verletkosten die een erfgenaam maakt voor een taxatie en overleg met een door hem ingeschakelde taxateur komen in aanmerking voor een proceskostenvergoeding.
De erfgenamen maken met succes bezwaar tegen de WOZ-waarden van een drietal panden. De vraag is alleen tot welk bedrag zij recht hebben op een proceskostenvergoeding.
Verletkosten
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de erfgenamen recht hebben op vergoeding van de kosten van twee verlofdagen die één van hen heeft opgenomen om de objecten en de referentieobjecten te bezichtigen en om de taxatieverslagen te bespreken met een door hem ingeschakelde taxateur.
Proceskostenvergoeding
Hof Arnhem beslist dat de verletkosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit blijkt volgens het hof uit een arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2001 (35 988, BNB 2001/235). In het licht van dat arrest behoren de in verband met de taxatie en het overleg met de taxateur gemaakte verletkosten en de bijbehorende reiskosten tot de voor een vergoeding in aanmerking komende kosten.
Hoogte van de vergoeding
Het hof rekent 10 uur aan verletkosten toe (te weten 5 uur voor de bezichtiging van de objecten en 5 uur voor de bespreking van het taxatieverslag). Ook de reiskosten van € 76,20 die de erfgenaam in verband met de taxatie en het overleg heeft gemaakt, worden vergoed. De totale vergoeding, inclusief het opmaken van het taxatieverslag voor € 297,50, komt daarmee uit op € 856,90.
Maandag 2 november 2009
Successierecht / Belastingplan 2010
Vernieuwde successiewet: Termijn voor samenlevingscontract verlengd tot 1 januari 2012 / 30 oktober 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft de derde nota van wijziging op het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze nota wordt onder andere de overgangsperiode voor samenlevers zonder samenlevingscontract verlengd tot 1 januari 2012. Ook wordt voorgesteld dat de bedrijfsopvolgingsregeling ook van toepassing is bij de economische eigendom van bijvoorbeeld onroerende zaken.
Samenlevingscontract
In de derde nota van wijziging is de overgangsperiode voor samenlevers zonder samenlevingscontract verlengd tot 1 januari 2012. Personen die samenwonen, maar geen samenlevingscontract hebben gesloten of wel een samenlevingscontract hebben gesloten maar daarin geen zorgplicht hebben opgenomen hebben tot 1 januari 2012 de tijd om dit alsnog notarieel vast te leggen.
Bedrijfsopvolgingsregeling
Voorgesteld wordt om niet alleen ter beschikking gestelde onroerende zaken, appartementsrechten, rechten van opstal of erfpacht dan wel vruchtgebruik op onroerende zaken toe te laten tot de bedrijfsopvolgingsregeling, maar ook de zogenoemde economische eigendom van die zaken of rechten. Voor het begrip economische eigendom wordt aangesloten bij het gelijkluidende begrip zoals dat voor de overdrachtsbelasting geldt.
Verkrijgingen krachtens erfrecht
In de derde nota van wijziging wordt ook voorgesteld om ongehuwde partners bij de toedeling van bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht gelijk te behandelen met gehuwden. In de Wet op de inkomstenbelasting 2001 worden bepaalde vorderingen en schulden (box 3) die voortvloeien uit verkrijgingen krachtens erfrecht gedefiscaliseerd . Dat houdt in dat de vordering bij de crediteur niet in de rendementsgrondslag wordt betrokken en de met die vordering corresponderende schuld bij de debiteur niet in mindering komt op de rendementsgrondslag.
Wettelijke verdeling
Het gaat daarbij om vorderingen en schulden die voortvloeien uit de wettelijke verdeling van een nalatenschap van een overleden ouder tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen en verdelingen die daarmee materieel overeenkomen. Bij dergelijke verdelingen gaan alle goederen van de nalatenschap naar de langstlevende echtgenoot, onder de verplichting de schulden van de nalatenschap te voldoen. De kinderen krijgen een vordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van hun erfdeel die doorgaans pas opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende.
Ongehuwde partners
De defiscalisering van bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht in de inkomstenbelasting is op dit moment niet van toepassing bij ongehuwde partners met kinderen, ook niet als de nalatenschap van één van die partners overeenkomstig de wettelijke verdeling wordt verdeeld.
Ongunstige fiscale gevolgen
Volgens de huidige Successiewet 1956 zou een dergelijke verdeling bij ongehuwde partners voor de betrokkenen ongunstige fiscale gevolgen hebben voor de heffing van erfbelasting. Bij het overlijden van de langstlevende partner wordt dan over de waarde van de vorderingen van de kinderen successierecht geheven.
Wettelijk erfrecht
Daarom wordt voorgesteld deze fiscale belemmering voor ongehuwde partners weg te nemen zodat ook in die gevallen de nalatenschap verdeeld kan worden op een manier die overeenkomt met het wettelijk erfrecht. Het ligt daarom voor de hand ook bij de defiscalisering in box 3 ongehuwden die voor de heffing van erfbelasting als partner worden aangemerkt, gelijk te schakelen met gehuwden.
Vrijdag 30 oktober 2009
Pensioenen / Internationaal Belastingrecht
Wetsvoorstel pensioen-bv in EU-lidstaat ingediend / 30 oktober 2009
Bij de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel waarmee met terugwerkende kracht tot 15 september 2009 meer uitvoerders zijn toegestaan voor pensioen en voor ontslagvergoedingen in de vorm van periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon (hierna: stamrecht) in eigen beheer.
Het wetsvoorstel betekent dat voortaan ook lichamen die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een aangewezen staat van de Europese Economische Ruimte, mogen optreden als verzekeraar van een pensioen of stamrecht in eigen beheer. Het wetsvoorstel noemt daarbij de volgende voorwaarden:
Het lichaam is door de Belastingdienst aangewezen en verplicht zich om inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van de pensioen- of stamrechtregeling en de winstbepaling van het lichaam.
Het lichaam rekent de verplichting tot het binnenlands ondernemingsvermogen van de (lid)staat waarin het is gevestigd.
Het lichaam maakt aannemelijk dat het minimaal 10% belasting moet betalen over de belastbare winst, die naar Nederlandse maatstaven is bepaald. Bij die winstbepaling blijven de bepalingen over de octrooibox en de groepsrentebox buiten toepassing.
Het lichaam sluit met de Belastingdienst een overeenkomst. In deze overeenkomst stelt het lichaam zich aansprakelijk voor de belasting die de directeur-grootaandeelhouder moet betalen bij onder andere afkoop van het pensioen of stamrecht.
De besluitvorming over deze verruiming is nog niet afgerond.
Donderdag 29 oktober 2009
Belastingplan 2010
Fiscale wijzigingen 2010 aan Tweede Kamer verzonden / 28 oktober 2009
De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs een aantal wijzigingen aangebracht in het pakket aan voorgestelde belastingmaatregelen voor 2010, mede naar aanleiding van vragen die door de Tweede Kamer zijn gesteld.
De belangrijkste aanpassingen betreffen de regeling voor stamrechtbanksparen, de bpm-korting voor zuinige dieselauto's, uitbreiding en verduidelijking van de werkkostenregeling en een nieuwe mogelijkheid om ingehouden dividend te verrekenen met de vennootschapsbelasting van de ontvangende vennootschap, wanneer sprake is van een deelnemingssituatie of een fiscale eenheid. De behandeling van de wetsvoorstellen, inclusief de wijzigingen, en de stemming hierover door de Tweede Kamer is voorzien op 17, 18 en 19 november 2009.
Bancair stamrecht
In de voorgestelde nieuwe regeling van stamrechtbanksparen was bepaald dat het recht op uitkeringen uit een stamrechtspaarregeling of stamrechtbeleggingsrecht overgaat op de erfgenamen, als er geen (in de regeling benoemde) nabestaanden zijn. Hierdoor zou een ruimere fiscale faciliteit ontstaan ten opzichte van bestaande verzekeringsproducten die onder de huidige stamrechtvrijstelling vallen.
De nu voorgestelde wijziging houdt in dat in de hiervoor beschreven situatie het tegoed van de stamrechtspaarrekening respectievelijk het stamrechtbeleggingsrecht wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van de erflater. Zo ontstaat een beter evenwicht tussen de fiscale behandeling van producten die al onder de huidige stamrechtvrijstelling vallen en de twee voorgestelde regelingen.
Bpm
De korting op de bpm (aanschafbelasting) voor zuinige dieselauto's gaat omhoog naar € 750 (was: € 700) en gaat gelden voor personendiesels met een CO2-uitstoot van 95 tot 120 gram (was: tot 104 gram). Hierdoor komen meer dieselauto's in aanmerking voor de bonus en worden de effecten van de ombouw van de bpm-grondslag naar een CO2-heffing voor zuinige dieselauto's, die zich vooral in 2010 zal voordoen, beperkt. Naast deze wijziging voor zuinige dieselauto's worden ook de tarieven in de bpm aangepast aan de nieuwe gegevens over de jaarlijkse afname van de CO2-uitstoot voor nieuwe auto's.
Overige fiscale maatregelen 2010
In het wetsvoorstel is al een nieuwe betalingsfaciliteit in de Invorderingswet opgenomen voor situaties waarbij sprake is van indirecte overdracht van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economische verkeer van de aandelen. Niet de directeur-grootaandeelhouder (dga) draagt dan de aandelen over, maar zijn persoonlijke houdstermaatschappij.
In zo'n geval wordt een verkapte winstuitdeling (dividend) geconstateerd bij de dga, waarover deze inkomstenbelasting (box 2) moet betalen. Hiervoor wordt de betalingsfaciliteit in het leven geroepen. In aanvulling daarop wordt in de dividendbelasting geregeld dat de minister van Financiën kan regelen dat inhouding van dividendbelasting over de verkapte winstuitdeling in zo'n situatie achterwege kan blijven.
Fiscale vereenvoudigingswet 2010
De per 1 januari 2011 nieuw in te voeren werkkostenregeling wordt aangevuld met een gerichte vrijstelling voor outplacement (naast cursussen, congressen, studiereizen e.d.). Verder wordt de regeling op bepaalde punten nader uitgewerkt en verduidelijkt.
Met ingang van 1 januari 2011 wordt het weer mogelijk om het gezamenlijk inkomen uit sparen en beleggen (box 3) in een overlijdensjaar toe te rekenen aan de partner. Deze wijziging hangt samen met het invoeren van één peildatum (1 januari) in box 3 vanaf 2011.
Sinds medio november 2005 wordt in bepaalde situaties ingehouden dividendbelasting niet meer verrekend met de vennootschapsbelasting van de ontvangende (moeder)maatschappij maar op verzoek teruggegeven. Dit betreft situaties waarbij de deelnemingsvrijstelling of deelnemingsverrekening van toepassing is of sprake is van een fiscale eenheid. Voorgesteld wordt om weer terug te keren naar de verrekeningsmogelijkheid. Deze wijziging heeft te maken met de al aangekondigde aanpassing van de heffingsrente. Heffingsrente wordt vanaf 2010 niet meer vergoed of in rekening gebracht vanaf het midden van een belastingjaar, maar vanaf de eerste dag na het einde van het belastingjaar. Gevaar voor oneigenlijk gebruik van de verrekeningsmogelijkheid bestaat daardoor niet meer.
Woensdag 28 oktober 2009
Loonbelasting/kredietcrisis
De Jager wil geen uitstel loonbelasting voor kleinbedrijf / 27 oktober 2009
De Belangenvereniging Ondernemend Nederland (BVON) wil meer financiële ruimte creëren voor het kleinbedrijf en heeft staatssecretaris Jan Kees de Jager (Financiën) gevraagd de loonbelasting drie maanden op te schorten. Het ministerie van Financiën voelt er weinig voor. "Het voorstel is nauwelijks serieus te nemen."
"We hebben een enquête onder onze leden gehouden en daaruit bleek dat de liquiditeitspositie van veel ondernemers in gevaar komt. De vaste lasten gaan immers gewoon door terwijl de omzet achterblijft. Er is daarom veel behoefte aan wat extra financiële ruimte. Met de vrijgekomen gelden kunnen ondernemers weer investeringen doen," zegt BVON-bestuursvoorzitter Harry van Schaik.
Crisismaatregelen helpen vooral grote ondernemingen
De BVON heeft het ministerie daarom uitstel van betaling van de loonbelasting met drie maanden gevraagd, met een inlooptermijn van vijf jaar tegen redelijke rente. "De enige reactie vanuit het ministerie is, dat men genoeg doet en verwijst naar verlaging van de vennootschapsbelasting," aldus de BVON, die vindt dat deze maatregel en andere crisismaatregelen vooral de grotere ondernemers helpen. "Kleine ondernemers maken momenteel al niet veel winst en daarbij betalen ze al eens per drie maanden btw. Dus het voegt niets toe!"
Volgens het ministerie ligt dat iets genuanceerder. "Wij vinden inderdaad dat het crisispakket zoals dat er nu ligt, voldoende is. Ik kan me voorstellen dat een lagere vennootschapsbelasting weinig soelaas biedt voor kleinere ondernemers, maar als een bedrijf in problemen komt vanwege de crisis, kan het in aanmerking komen voor een soepele betalingsregeling voor loon- en omzetbelasting. Daar hebben we de BVON ook op gewezen. Een generieke maatregel zoals de BVON wil, lijkt ons niet verstandig," licht woordvoerder Hans Veld van Financiën toe in een reactie.
Twijfels over BVON
Daarnaast heeft Financiën zijn twijfels over de BVON. Veld: "Het voorstel zoals wij het toegestuurd kregen was nauwelijks serieus te nemen. Het is voor ons onduidelijk wie de BVON precies vertegenwoordigt en waar die enquête op is gebaseerd. De BVON vroeg haar leden of het opschorten van de loonbelasting extra financiële armslag zou geven. Daar zou ik ook 'ja' op antwoorden."
De BVON overweegt via de Tweede Kamer te spelen. Van Schaik: "We wachten nog even af of er nog een reactie komt vanuit het ministerie, maar anders gaan we met de oppositie praten." Financiën-woordvoerder Veld vraagt zich af of de BVON op deze manier probeert nieuwe leden te werven.
De BVON werd in september opgericht en behartigt belangen van het kleinbedrijf. De vereniging heeft naar eigen zeggen nu zo'n 1.000 leden, maar mikt op 100.000. "We worden door veel bedrijven benaderd, waaronder werkgeversorganisaties die zich niet meer vertegenwoordigd voelen door de grotere organisaties en vinden dat hun belangen ondergesneeuwd raken," aldus Van Schaik. "Nee, ik zeg niet om welke organisaties het gaat."
Dinsdag 27 oktober 2009
Toeslagenwet
FIOD-ECD onderzoekt mogelijke fraude met kinderopvangtoeslag / 26 oktober 2009
De FIOD-ECD onderzoekt onder leiding van het Functioneel Parket een mogelijke fraude met kinderopvangtoeslag (KOT). Op maandag 26 oktober 2009 is een negental doorzoekingen verricht. Er is administratie in beslaggenomen. De verdachten zijn bestuurders van gastouderbureaus.
Aanleiding voor het onderzoek was een melding van de Belastingdienst/Toeslagen. Vermoedelijk is in een groot aantal gevallen fraude gepleegd bij het indienen van de aanvraag. Zo zijn aanvragen met terugwerkende kracht ingediend, terwijl de feitelijke opvang op dat moment nog niet gestart was.
Ook zijn in de aanvragen door het gastouderbureau oppasuren en -tarieven vermeld welke niet overeenkwamen met de werkelijkheid. Tevens zijn er aanvragen gedaan voor kinderopvangtoeslag terwijl er in werkelijkheid helemaal niet opgepast is door de gastouder. De omvang van de fraude is nog niet bekend.
De doorzoekingen vonden plaats in Beilen, Meppel, Heiloo, Emmen, Hengelo, Delfzijl, Duiven, Giekerk en Dedemsvaart. Kinderopvangtoeslag is een bijdrage van de overheid voor de kosten van kinderopvang. Een gastouderbureau bemiddelt tussen (vraag)ouders en gastouders.
Vorig najaar ontving de Belastingdienst Toeslagen de eerste signalen, klachten en meldingen over onjuist gebruik van toeslagen, bijvoorbeeld fictieve of onjuiste aanvragen. De Belastingdienst Toeslagen wil dat de klant de toeslag krijgt waar hij recht op heeft. Daarom wordt regelmatig gecontroleerd of de werkelijke situatie klopt met de opgegeven situatie. Indien nodig werkt Toeslagen nauw samen met andere overheidsdiensten zoals GGD en UWV.
Maandag 26 oktober 2009
Omzetbelasting
Meer duidelijkheid over verlaagd btw-tarief isolatiewerk / 26 oktober 2009
Staatssecretaris De Jager heeft de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging bij het Belastingplan 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de stukken geeft hij onder andere meer duidelijkheid over het verlaagde btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden.
Laag btw-tarief
Het lage btw-tarief geldt alleen op het aanbrengen van isolatiemateriaal. Het aanbrengen van isolatieglas valt niet langer onder het verlaagde tarief.
Isolatieglas
Het kabinet past de wettekst van het verlaagde btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden (Tabel I, onderdeel b, post 19, van de Wet op de omzetbelasting) zodanig aan dat het aanbrengen van isolatieglas niet langer onder het verlaagde btw-tarief kan vallen. Ook wordt duidelijker aangegeven dat het lage tarief alleen gericht is op het aanbrengen van isolatiemateriaal
Isolatiemateriaal
Het verlaagde btw-tarief heeft alleen betrekking op diensten en niet op leveringen van isolatiemateriaal. Onder isolatiemateriaal wordt hier verstaan het materiaal dat wordt aangebracht aan vloeren, muren en daken met het oogmerk om de woning energiezuiniger te maken, zoals glaswol en steenwol. Constructieonderdelen zoals ramen en deuren zijn een normaal onderdeel van een woning en zijn als zodanig geen isolatiemateriaal.
Vervangen van bestaande delen
Door aan te sluiten bij het aanbrengen van isolatiemateriaal vallen ook werkzaamheden die te ver af staan van de isolatiedienst niet onder het verlaagde btw-tarief. Zo geldt het verlaagde tarief niet voor het vervangen van bestaande delen van een woning, zoals een (rieten)dak of een muur.
Eén dienst
Er kan sprake zijn van één dienst die bestaat uit vervanging/vernieuwing en het aanbrengen van isolatiemateriaal aan bijvoorbeeld een bodem of een gevel van een woning. In dat geval is het verlaagde btw-tarief alleen van toepassing op het aanbrengen van isolatiemateriaal. Ditzelfde geldt als bij, aanbouw of uitbouw van een woning isolatiediensten worden verricht.
Materialen met een beduidende waarde
Het verlaagde tarief is niet van toepassing op de materialen als die materialen een beduidend deel (meer dan 50%) vertegenwoordigen van de waarde van de totale dienst. Als de uitzondering van materialen met een beduidende waarde van toepassing is betekent dat niet dat de dienst in het geheel moet worden onderworpen aan het algemene tarief. Er blijft dan sprake van een dienst waarvan een deel (de isolatiedienst) is onderworpen aan het verlaagde tarief en een deel (het materiaal) aan het algemene tarief.
Vrijdag 23 oktober 2009
Omzetbelasting
EU-landen: wijzigingen btw-wetgeving in 2010 / 23 oktober 2009
Met ingang van 1 januari 2010 treden drie wijzigingen in werking met betrekking tot Europese btw-wetgeving.
De eerste wijziging betreft de plaats van de levering van de dienst: de ondernemer die een dienst afneemt, geeft de btw aan in eigen land. Deze regeling geldt voor de levering van diensten business-to-business. Een aantal diensten zijn uitgezonderd van deze regeling. Het betreft diensten die te maken hebben met:
onroerend goed (bijvoorbeeld onderhoud);
restaurant en cateringdiensten;
personenvervoer;
diensten die te maken hebben met cultuur, sport, ontspanning, wetenschap en onderwijs;
diensten geleverd aan consumenten:
telecommunicatie, radio- en televisieomroepdiensten;
langs de elektronische weg verrichte diensten.
Bij de levering van diensten van business-to-consumer blijft de plaats van de btw-aangifte het land waar de aanbieder van de dienst is gevestigd.
De tweede wijziging betreft de procedure voor de btw-teruggave. Voortaan kan btw die betaald is in een andere EU-lidstaat, bij de Nederlandse Belastingdienst worden teruggevraagd. Deze procedure verloopt elektronisch. Indien buitenlandse belastingdiensten de teruggave te laat betalen, moeten deze een rentevergoeding aan de ondernemer betalen. Daarnaast gelden nieuwe minimumbedragen voor het terugvragen van de btw.
Ten slotte is er een aantal administratieve wijzigingen: de opgaaf ICP (intracommunautaire prestaties voor goederen en diensten) vervangt de opgaaf ICL (intracommunautaire leveringen, alleen voor goederen). Dienstverleners dienen een opgaaf ICP te doen. Daarnaast moeten leveranciers van goederen maandelijks een opgave ICP doen als de omzet per kwartaal meer dan 100.000 euro is.
Donderdag 22 oktober 2009
Belastingplan 2010
Navorderingsaanslag corrigeert slordigheid definitieve aanslag / 22 oktober 2009
Vanaf 2010 moet het volgens kabinetsplannen voor een inspecteur gemakkelijker worden om foutief door hem vastgestelde belastingaanslagen te corrigeren, door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen. Verstrekt dat de inspecteur carte blanche wanneer hij die belastingaanslag slordig vaststelt?
Het gevolg is in ieder geval dat een definitieve aanslag in feite een voorlopig karakter krijgt en dat een belastingplichtige pas na verloop van vijf jaren zekerheid heeft over de definitieve omvang van zijn belastingschuld.
Woensdag 21 oktober 2009
Internationaal belastingrecht
Onenigheid over aanpak zwartspaarders Liechtenstein / 21 oktober 2009
Minister Wouter Bos (Financiën) en zijn collega's van andere EU-landen zijn het dinsdag niet eens geworden over de aanpak van zwartspaarders in Liechtenstein, het ministaatje bij Zwitserland.
Ministers van Financiën van Luxemburg en Oostenrijk uitten grote bezwaren tegen een Europees ontwerpverdrag met Liechtenstein over een verregaande opheffing van het bankgeheim. Luxemburg en Oostenrijk vrezen dat ze door het verdrag hun eigen bankgeheim verliezen. De landen hoeven belastingdiensten in andere EU-landen nu niet melden wie er hoeveel spaargeld heeft, maar heffen wel een lage eigen spaarbelasting.
De woordvoerder van de Luxemburgse minister Luc Frieden (Financiën) wees erop dat er in Groot-Brittannië nu ook veel spaargeld is verborgen in trusts en stichtingen. Dat moet ook gelijktijdig worden aangepakt om te voorkomen dat het geld daarheen verdwijnt, stelde hij.
De EU-landen proberen al lange tijd om zwart spaargeld te achterhalen bij stichtingen en trusts in Liechtenstein. De spaarders kunnen hun geld daar nu belastingvrij verbergen voor de fiscus in eigen land. Inmiddels heeft Liechtenstein meer stichtingen dan inwoners. De Europese Commissie en huidig EU-voorzitter Zweden gaan nu opnieuw sleutelen aan de tekst.
Maandag 19 oktober 2009
Successierecht
Regels voor grensoverschrijdende erfenissen / 19 oktober 2009
Brussel heeft voorgesteld een einde te maken aan de huidige onduidelijkheid over grensoverschrijdende erfenissen. De Europese Commissie wil een simpele regel invoeren om te bepalen welk recht van toepassing is als iemand in een ander EU-land overlijdt.
Plan is dat steeds het recht geldt van het woonland. Maar de erflater kan in zijn testament vaststellen dat het recht geldt van het land van zijn nationaliteit. Het voorstel aan de EU-landen en Europarlement moet voorkomen dat er een strijd uitbreekt of bijvoorbeeld het Nederlandse of Duitse recht geldt als een Nederlander overlijdt die in Duitsland woont. Het stelsel is van belang door verschillen in bijvoorbeeld het onterven of minimumdeel van erfenissen.
Europees Certificaat van Successie
Idee is ook dat er een Europees Certificaat van Successie komt. Daarmee kan iemand in een ander EU-land aantonen erfgenaam te zijn. In Europa zijn jaarlijks zo'n 450.000 grensoverschrijdende erfenissen. Daar is naar schatting meer dan 120 miljard euro mee gemoeid. EU-commissaris Jacques Barrot (Justitie) benadrukt dat zijn plan niets verandert aan de nationale regels voor erfrecht.
Donderdag 15 oktober 2009
Inkomstenbelasting / dividendbelasting
Dga gaat zakelijk de fout in bij terugstorten rente particuliere spaarrekening / 15 oktober 2009
De belastinginspecteur heeft, naast de naheffingsaanslag dividendbelasting, terecht 50% boete opgelegd aan een dga voor de onzakelijk lage rente die hij betaalde aan zijn bv.
De bv heeft geld geleend aan haar aandeelhouder, de dga, door bedragen op de privé-internetspaarrekening van de dga te storten. De dga heeft een lagere rente betaald aan de bv (€ 111.260) dan de rente die hij ontving op de internetspaarrekening (€ 136.237). Het verschil van € 24.977 stak hij in eigen zaak. Het hof vindt dat de bv zich op onzakelijke gronden een voordeel heeft laten ontgaan ten gunste van de dga ter grootte van het renteverschil. Er is hier duidelijk sprake van een vermomde winstuitdeling, zo oordeelt het hof.
De dga heeft zich proberen te verweren door te stellen dat het om loon ging voor in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden. Het hof zegt echter dat 'uit de gebruikelijkloonregeling niet volgt dat elk salaris minder dan € 38.118 (2002) zakelijk is'.
Woensdag 14 oktober 2009
Pensioen / oudedagsvoorziening
Banksparen: aardverschuiving fiscale vermogensmarkt / 13 oktober 2009
Banksparen is sinds de introductie anderhalf jaar geleden gegroeid naar een aandeel van 30% op de fiscale vermogensmarkt. Daarmee wordt een gevoelige klap uitgedeeld aan verzekeraars. Dat blijkt uit onderzoek van van IG&H Consulting die de complete bankspaarmarkt in kaart heeft gebracht.
Jarenlang hebben verzekeraars een lucratieve monopolie gehad op fiscaal gefaciliteerde vermogensopbouw voor pensioenaanvulling of hypotheekaflossing. Per 1 januari 2008 is dat monopolie doorbroken met de introductie van banksparen. Belangrijkste conclusies zijn:
Banksparen groeit in de eerste 18 maanden snel naar een marktaandeel van 30% op de fiscale vermogensmarkt. Er staat inmiddels bijna € 1,8 miljard op bankspaarrekeningen in Nederland.
Dit is voor banken zeer aantrekkelijk, het geld heeft door zijn fiscale oormerk een veel lagere omloopsnelheid dan regulier spaargeld.
Verzekeraars krijgen hiermee, na de woekerpolisaffaire, een volgende gevoelige klap in de markt voor spaar- en beleggingverzekeringen.
De totale bankspaarinleg van € 1,8 mrd lijkt niet geheel ten koste van verzekeringsproductie gerealiseerd te zijn. De groei van banksparen is namelijk fors hoger dan de daling van beleggingsverzekeringen. Banken lijken extra spaargeld uit de reguliere spaarmarkt aan te trekken waardoor de fiscale markt is gegroeid. Dit veroorzaakt een trendbreuk in de volume-ontwikkeling van de fiscale vermogensmarkt.
Het einde van de groei is nog niet bereikt. De onderzoekers hebben berekend dat in 2012 een potentieel marktaandeel van 45% kan worden behaald. Dit marktaandeel kan zelfs hoger uitpakken indien fiscale mogelijkheden verder worden verruimd. Dit is het geval met gouden handdrukken.
Verkoop van bankspaarproducten is vooralsnog vooral bancaire aangelegenheid. Meer dan 80% van het gerealiseerde volume is verkocht via banken.
Intermediairs zijn nog steeds terughoudend in het adviseren van banksparen. Dat is mede te verklaren doordat het verdienmodel minder aantrekkelijk is voor intermediairs.
Rabobank, ING, ABN AMRO, Nationale-Nederlanden, SNS Bank, Delta Lloyd Bank, Florius, AEGON en Fortis Bank Nederland hebben aan dit onderzoek meegewerkt en hun gegevens beschikbaar gesteld.
Donderdag 8 oktober 2009
Algemeen bestuursrecht
Gevaren voor de inkeerder en adviseur bij vrijwillige verbetering / 8 oktober 2009
Wat zijn de consequenties van de vrijwillige verbetering van de aangifte en de gevaren die daarbij voor de inkeerder en met name diens adviseur op de loer liggen? Voor hij het weet, is hij medepleger.
De per 1 juli 2009 verhoogde maxima voor vergrijpboeten voor verzwegen box 3-inkomsten, de per 1 januari 2010 aangescherpte inkeerregeling en de door het Europese Hof onder voorwaarden gesanctioneerde, verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar, zetten de inkeerregeling extra op scherp. Gezien deze ontwikkelingen is het verstandig om nu gebruik te maken van de inkeerregeling.
De belastingadviseur zal bij de beoordeling van het verzoek van zijn cliënt om toepassing van de inkeerregeling ook acht moeten slaan op mogelijke strafrechtelijke vervolgingsrisico's voor eventuele aanverwante commune strafbare feiten, respectievelijk het risico te kunnen worden beboet als medepleger op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Maandag 5 oktober 2009
Omzetbelasting
Mogelijk latere inwerkingtreding nieuwe btw-regels / 2 oktober 2009
Op 29 september 2009 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel implementatie richtlijnen BTW-pakket. Wel wil de Tweede Kamer zeker weten dat de richtlijnen goed worden ingevoerd in alle Lidstaten van de Europese Unie. Daarom is via een amendement een wijziging aangebracht dat het wetsvoorstel op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treedt. In het wetsvoorstel was oorspronkelijk een inwerkingtreding van 1 januari 2010 bepaald.
Richtlijnen
Het is echter van groot belang dat de richtlijnen goed worden ingevoerd in Nederland en in de andere 26 Lidstaten van de Europese Unie. Alleen dan kunnen ondernemers bij de Nederlandse Belastingdienst het geld terugvorderen voor btw betaald in alle 27 Lidstaten.
Deadline 1 januari
Tijdens het debat in de Tweede Kamer werd duidelijk dat de systemen in de EU nog gebouwd en getest moeten worden. Dat kan leiden tot spanning op de deadline van 1 januari 2010. In het debat heeft de regering toegezegd om in oktober nog informatie aan de Kamer te sturen over onder andere:
de stand van zaken van de wetgeving in de Lidstaten
de bouw van software en of die software getest is in elk van de Lidstaten
of elk van de Lidstaten in staat is verzoeken tot teruggaaf ingediend in Nederland te ontvangen en in behandeling te nemen.
Door het amendement kan de wetgeving nu verder gaan in het wetgevingsproces, maar kan de Kamer de vinger aan de pols houden bij implementatie, zodat dit wetsvoorstel alleen in werking treedt als ook redelijk zeker is dat de systemen op tijd klaar zijn en werken.
Donderdag 24 september 2009
Inkomstenbelasting / loonheffing
Fiscale ins en outs van kerstpakketten / 24 september 2009
Menig werkgever geeft zijn werknemers en relaties een kerstpakket. Hij moet daarbij wel goed opletten of hij over die gulle gaven geen loonheffing moet afdragen, en of de kosten voor hem wel aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting en btw.
Loon
Loon is, kort gezegd, alles wat een werknemer ontvangt op grond van zijn dienstbetrekking. Het is daarbij niet van belang of de werknemer recht heeft op loon. Het is ook niet van belang of de werknemer het loon in geld of in een andere vorm ontvangt; beloningen in natura en aanspraken kunnen ook loon zijn.
Loon in natura, ook verstrekkingen genoemd, is belast voor de loonheffingen, ook al betaalt de werkgever het niet in geld uit. Het is toch een voordeel uit dienstbetrekking.
Verstrekkingen
Sommige verstrekkingen zijn (gedeeltelijk) onbelast. Tot de vrije verstrekkingen behoren bijvoorbeeld verstrekkingen ter zake van algemeen erkende feestdagen en Sinterklaas. Zo kan de werkgever een chocoladeletter met Sinterklaas of een banketstaaf met Kerst onbelast verstrekken.
Geschenken
Maar een kerstpakket of een cadeaubon voor het personeel wordt gezien als een geschenk in natura:
voor zover de waarde in het economische verkeer van geschenken in totaal per kalenderjaar niet meer is dan € 70, mogen de werkgevers daarover 20% eindheffing toepassen;
voor zover de waarde meer is dan € 70 kan de werkgever, net als voor andere verstrekkingen, gebruik maken van de zogenoemde regeling voor kleine verstrekkingen: als de waarde in het economische verkeer niet meer is dan € 136 per verstrekking en in totaal maximaal € 272 per jaar bedraagt, kan de werkgever tegen het gebruteerde tabeltarief eindheffing toepassen.
Gebruteerd tabeltarief
Het gebruteerde tabeltarief is een percentage dat wordt toegepast op het eindheffingsloon. De hoogte van het percentage is afhankelijk van:
het jaarloon van de werknemer voor toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen;
de leeftijd van de werknemer (jonger dan 65 jaar of 65 jaar en ouder);
het bedrag van de loonheffingskorting.
Personeelsvereniging
Uitkeringen van personeelsverenigingen kunnen onbelast zijn. Uitkeringen en verstrekkingen uit fondsen die aan de dienstbetrekking zijn verbonden, behoren onder bepaalde voorwaarden namelijk niet tot het loon.
Als voorwaarde geldt onder meer dat de werknemers die bij het fonds betrokken zijn, zelf de laatste vijf kalenderjaren minstens evenveel als de werkgever moeten hebben bijgedragen aan de middelen van het fonds. Als de werkgever de laatste vijf kalenderjaren meer heeft bijgedragen aan de middelen van het fonds dan werknemers, dan geldt de vrijstelling niet.
Geschenken aan zakelijke relaties
Voor geschenken aan zakelijke relaties geldt een eindheffingstarief van 45% als de waarde van het geschenk of de verstrekking niet meer is dan € 136 en 75% als de waarde meer is dan € 136.
Aftrekbaarheid van de kosten
In de inkomstenbelasting zijn de kosten volledig aftrekbaar voor zover het om een kerstpakket gaat dat de werkgever aan zijn personeel schenkt. Een kerstpakket aan een zakelijke relatie wordt gezien als een relatiegeschenk. Daarvoor geldt een aftrekbeperking: de kosten en lasten die verband houden met deze relatiegeschenken of met representatie komen voor slechts 73,5% in aftrek.
Deze beperking tot 73,5% (in de jaren 2003-2006 was dit 75%) geldt alleen wanneer de ondernemer daarvoor kiest. Wanneer hij daar niet voor kiest, staat de fiscus een bedrag van €4200 (bedrag 2009) niet in aftrek toe.
Omzetbelasting
De omzetbelasting blijft volledig aftrekbaar als de aanschaffingskosten (of de voortbrengingskosten of de kostprijs) van de relatiegeschenken, giften of personeelsvoorzieningen niet meer bedragen dan € 227 (exclusief btw) per werknemer of relatie per boekjaar.
Als de ondernemer gedurende het jaar meerdere geschenken aan dezelfde werknemer of relatie geeft, dan moet hij deze voor de grens van € 227 bij elkaar tellen. Bij overschrijding is de in rekening gebrachte btw in het geheel niet aftrekbaar.
Woensdag 23 september 2009
Successiewet
Schenken in 2009 of wachten tot 2010? / 23 september 2009
Per 1 januari 2010 veranderen de tarieven en vrijstellingen voor schenkingen. Wat en voor welk bedrag is het beste tijdstip om te schenken?
Op 20 april 2009 heeft staatssecretaris De Jager het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet 1956 ingediend. Er wordt onder meer voorgesteld de schenkingsvrijstelling van ouders aan kinderen per 1 januari 2010 te verhogen van jaarlijks € 4.556 naar jaarlijks € 5.000 en de eenmalige, verhoogde vrijstelling voor een kind tussen 18 en 35 jaar te verhogen van € 22.760 naar € 24.000. De voorgestelde nieuwe tariefstructuur ziet er als volgt uit:
Voorgestelde tariefstructuur erf- en schenkbelasting per 1 januari 2010 |
|||
Deel van de belaste verkrijging |
Tariefgroep 1 (partners en kinderen) |
Tariefgroep 1A (kleinkinderen) |
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers) |
€ 0 - € 125.000 |
10% |
18% |
30% |
€ 125.000 - hoger |
20% |
36% |
40% |
In 2009 geldt voor een belaste verkrijging tot € 22.763 het lage 5%-tarief. Wordt meer geschonken, maar niet meer dan € 45.519, dan is het tarief over het meerdere 8%. Deze tarieven zijn beduidend lager dan het voorgestelde tarief van 10%.
Bij schenkingen tot € 108.400 geldt dat deze het beste in 2009 kunnen plaatsvinden.
In onderstaande tabel is het verschuldigde schenkingsrecht / de verschuldigde schenkbelasting na aftrek van de schenkingsvrijstelling weergegeven voor 2009 en 2010:
Verschuldigd schenkingsrecht / schenkbelasting bij schenkingen in: |
||
Verkrijging door kind: |
2009 |
2010 |
€ 10.000 |
€ 272 |
€ 500 |
€ 20.000 |
€ 772 |
€ 1.500 |
€ 30.000 |
€ 1.352 |
€ 2.500 |
Als ouders tijdens hun leven geld aan de kinderen willen schenken, dan ligt een eenvoudige bancaire overboeking het meest voor de hand. Omdat veel ouders vinden dat hun kind bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd nog niet in staat is het overgehevelde vermogen goed te beheren, willen ze het kind in bescherming nemen. Daartoe kan gedacht worden aan bewindvoering en aan een herroepelijke schenking. De wettelijke regeling van bewind kent echter het nadeel dat bij minderjarige kinderen toestemming van de kantonrechter noodzakelijk is en dat het kind vijf jaar na het moment van instellen een verzoek kan indienen bij de rechtbank om het bewind eraf te halen.
Als een ouder een schenking doet aan een kind van dertien, dan kan het kind al op 18-jarige leeftijd verzoeken om het bewind te laten vervallen. De ouder zou bij de schenking kunnen bepalen dat de schenking wordt herroepen zodra het kind een dergelijk verzoek bij de rechtbank indient. Het is echter zeer de vraag of herroeping van de schenking daadwerkelijk mogelijk is, omdat daarmee een wettelijk recht van het kind wordt beperkt. Vermogensoverheveling met behoud van grip kan door de werking van het verzekeringsrecht eenvoudig worden gerealiseerd door middel van een kapitaalverzekering.
Maandag 21 september 2009
Inkomstenbelasting
Wijzigingen in de eigenwoningregeling / 21 september 2009
In het kader van vereenvoudiging van de bijleenregeling zijn op Prinsjesdag 2009 drie wijzigingen voorgesteld.
Afschaffing van de goedkoperwonenregeling
De goedkoperwonenregeling houdt in dat als de verwervingsprijs van een nieuwe eigen woning verminderd met de eigenwoningreserve lager is dan het niveau van de oude eigenwoningschuld, de eigenwoningschuld voor de nieuwe woning maximaal het bedrag van de oude eigenwoningschuld bedraagt, maar nooit meer dan de verwervingsprijs van de nieuwe eigen woning.
De regeling is destijds in het leven geroepen om verplichte aflossing van een bestaande eigenwoningschuld te voorkomen. In de praktijk blijkt het beoogde voordeel in situaties van partnerschap teniet te worden gedaan door de werking van de partnerregeling. Aan de hand van het volgend voorbeeld wordt de huidige en nieuwe situatie toegelicht.
Voorbeeld
Jan en Marie wonen samen in de woning van Jan waarvan Jan 100% eigenaar is. De waarde van de huidige woning van Jan bedraagt € 250.000 met een eigenwoningschuld van € 200.000. Zij besluiten gezamenlijk een nieuwe woning te kopen (ieder wordt voor 50% eigenaar van de nieuwe woning). De nieuwe eigen woning kost € 300.000. Bij de financiering van deze aankoop zal Jan rekening moeten houden met zijn eigenwoningreserve van € 50.000 die hij heeft gerealiseerd met de verkoop van zijn vorige eigen woning. Dit heeft tot gevolg dat Jan in beginsel € 100.000 in box 1 mag financieren.
Echter, hij mag op basis van de goedkoperwonenregeling € 150.000 als eigenwoningschuld aanmerken. Voor Marie geldt dat zij in beginsel een eigenwoningschuld heeft van € 150.000, maar zij zal op grond van de partnerregeling rekening moeten houden met het niet verbruikte deel van de eigenwoningreserve van Jan.
Dit heeft tot gevolg dat de eigenwoningschuld van Marie maximaal € 100.000 mag bedragen. In de huidige situatie met de goedkoperwonenregeling bedraagt de eigenwoningschuld van Jan € 150.000 en die van Marie € 100.000. In de nieuwe situatie, na afschaffing van de goedkoperwonenregeling, heeft Jan een eigenwoningschuld van € 100.000 en Marie van € 150.000. We kunnen concluderen dat er in dit voorbeeld per saldo niets wijzigt.
Door afschaffing van de goedkoperwonenregeling valt een deel van de complexiteit van de bijleenregeling weg. Overigens werkt de afschaffing van de goedkoperwonenregeling niet onder alle omstandigheden neutraal uit.
Renteaftrek over meegefinancierde kosten ter verkrijging van de hypotheek
In het besluit van de Staatsecretaris van Financiën van 13 november 2006 is aangegeven dat kosten die verband houden met de voor de woning benodigde hypotheek, voor de bijleenregeling geen kosten ter verwerving van de eigenwoning zijn. Hierdoor worden belastingplichtigen zonder eigenwoningreserve ('starters') fiscaal gunstiger behandeld dan belastingplichtigen die op grond van de bijleenregeling een eigenwoningreserve hebben ('doorstromers'). Het kabinet heeft nu besloten om dit verschil tussen starters en doorstromers gelijk te trekken.
Verkorting verjaringstermijn van de eigenwoningreserve van 5 naar 3 jaar
De vijfjaarstermijn houdt in dat de eigenwoningreserve die ontstaat bij de vervreemding van de eigen woning gedurende vijf jaar na het moment waarop zij is gerealiseerd blijft bestaan. Na afloop van de vijfjaarstermijn vervalt de eigenwoningreserve in zijn geheel. Dit houdt in dat gedurende vijf jaar zowel de belastingplichtige als de belastingdienst rekening moeten houden met de waarde van de eigenwoningreserve.
Dit zorgt bij beide partijen voor onnodige administratieve lasten. Nu besloten is tot de afschaffing van de goedkoperwonenregeling, is het in het verlengde daarvan mogelijk om de verjaringstermijn van de eigenwoningreserve in te korten naar drie jaar. Dit is met name het geval omdat door de afschaffing van de goedkoperwonenregeling in de meeste gevallen de eigenwoning-reserve direct verbruikt zal worden.
Waardebepaling van woningen in box 3 aan de hand van de WOZ-waarde
De tweede woning, vaak een vakantiewoning, wordt in box 3 in de heffing betrokken. Dit houdt in dat jaarlijks de waarde van de tweede woning per 1 januari en per 31 december van het betreffende jaar dient te worden aangegeven. In de praktijk bleek het vaststellen van de waarde in het economische verkeer veelal tot discussie te leiden tussen belastingplichtige en de fiscus. Om meer duidelijkheid over de waarde van de box 3-woning te bewerkstelligen wordt nu voorgesteld om de WOZ-waarde te hanteren. Met name omdat de WOZ-waarde jaarlijks wordt vastgesteld, is deze actueel te noemen.
Donderdag 17 september 2009
Belastingplan 2010
Alle nieuwe en gewijzigde regels rond de auto / 16 september 2009
Het Belastingplan 2010 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 bevatten tal van nieuwe en gewijzigde fiscale regels. In deze bijdrage staat alle regelgeving rond de auto overzichtelijk bijelkaar.
Tenzij anders vermeld is de inwerkingstredingsdatum 1 januari 2010.
BPM
De BPM wordt in 4 jaar omgevormd naar een heffing op basis van CO2-uitstoot. Zo worden de bonusmalusregeling en de CO2-toeslag per 2010 afgeschaft.
De BPM-korting van € 500 voor zuinige auto's die geldt voor 2010 en 2011 wordt verhoogd naar € 700. Zuinige auto's zijn benzineauto's met een CO2-uitstoot tussen 110 en 120 g/km en dieselauto's met een CO2-uitstoot tussen 95 en 104 g/km.
De BPM-vrijstelling voor elektrische auto's wordt verlengd tot 2018.
Voor 2010 geldt een korting van € 300 voor auto's met een affabriekroetfilter.
Vanaf 2011 gaat een BPM korting gelden voor de aanschaf van dieselpersonenauto's die voldoen aan de Euro-6 norm.
Bestrijding U-bochtconstructie waarbij een nieuw te leveren auto eerst op een buitenlands kenteken wordt gezet om vervolgens als gebruikte auto te worden geïmporteerd.
Bestrijding hagelschadeconstructie waarbij een jonge Nederlandse schadeauto wordt geëxporteerd om zodoende de teruggaaf bij export te verkrijgen, waarna de auto vrijwel direct weer wordt ingevoerd. Bij herinvoer wordt heffing volgens de optionele afschrijvingstabel verplicht. Ook de eisen voor de teruggaaf bij uitvoer worden aangepast.
Naheffing van BPM wordt mogelijk bij het opvoeren van auto's waarbij de CO2-uitstoot hoger wordt.
Wijziging van de berekening van BPM bij in- en uitvoer van gebruikte voertuigen.
Motorrijtuigenbelasting
Het MRB-tarief voor zeer zuinige auto's gaat naar 0. Onder zeer zuinige auto's worden personenauto's verstaan met een CO2-uitstoot van maximaal 95 g/km (diesel) of maximaal 110 g/km (benzine).
Overige maatregelen
Voor elektrische auto's (nulemissieauto's) geldt in 2010 en 2011 geen autokostenforfait. De 3 jaren daarna bedraagt de bijtelling 7%.
De willekeurige afschrijving blijft gelden voor zeer zuinige personenauto's.
Zeer zuinige auto's ñ waaronder elektrische auto's ñ worden aangemerkt als bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de kleinschaligheidstoeslag.
Alle nieuwe en gewijzigde regels in de loonbelasting / 16 september 2009
Het Belastingplan 2010 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 bevatten tal van nieuwe en gewijzigde fiscale regels. In deze bijdrage staat alle regelgeving op het terrein van de loonbelasting overzichtelijk bijelkaar.
Tenzij anders vermeld is de inwerkingstredingsdatum 1 januari 2010.
Tarief/heffingskortingen: Voor het in 2010 geldende tarief en de in de loonbelasting geldende heffingskortingen zie: Alle nieuwe en gewijzigde regels in de inkomstenbelasting.
Voor elektrische auto's (nulemissieauto's) geldt in 2010 en 2011 geen bijtelling (autokostenforfait). De 3 jaren daarna bedraagt de bijtelling 7%.
Vanaf 2011 geldt voor kleine banen (jongeren onder 23 jaar met een laag loon) een loonheffingstarief van 0%. Vanaf 2010 geldt voor kleine banen (jongeren onder 23 jaar met een laag loon) een vrijstelling van premieheffing voor de werknemersverzekeringen en van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet.
Afdrachtverminderingen
De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk wordt tijdelijk verhoogd door de grens van € 150.000 waarvoor 50% geldt te verhogen naar € 220.000.
Er wordt een afdrachtvermindering onderwijs ingevoerd voor de verhoging van het opleidingsniveau van de werknemer. De regeling geldt alleen in 2010.
De afdrachtvermindering onderwijs voor startkwalificatie wordt uitgebreid.
.De gebruikelijkloonregeling is voortaan niet meer van toepassing als het gebruikelijk loon niet hoger is dan € 5000 per jaar.
De aanspraak op vakantiebonnen wordt gewaardeerd op 99% van de nominale waarde.
Pensioen in eigen beheer wordt ook mogelijk als het eigen-beheerlichaam is gevestigd in een andere EU-lidstaat of aangewezen EER-staat. Er komt ook een aanwijzigingregeling. Ook voor stamrechten in eigen beheer geldt deze uitbreiding naar EU-/EER-staten. Deze regelingen gelden per 15 september 2009.
De overgangsregeling voor loon in, loon over wordt met een jaar verlengd.
De gevolgen van het arrest over internationale pensioenregelingen worden gerepareerd.
Alle nieuwe en gewijzigde regels in de vennootschapsbelasting / 16 september 2009
Het Belastingplan 2010 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 bevatten tal van nieuwe en gewijzigde fiscale regels. In deze bijdrage staat alle regelgeving op het terrein van de vennootschapsbelasting overzichtelijk bijelkaar.
Tenzij anders vermeld is de inwerkingstredingsdatum 1 januari 2010.
Octrooibox wordt innovatiebox
De octrooibox krijgt een nieuwe naam: innovatiebox. Het tarief voor innovatieve activiteiten wordt verlaagd van 10% naar 5%. De grondslag wordt verruimd naar alle winsten behaald met innovatieve activiteiten. Nu is er een maximum van € 400.000. Verliezen op innovatieve activiteiten worden aftrekbaar tegen het normale tarief van 25,%%.
Verliesverrekening uitgebreid
Verliesverrekening: de terugwenteling van verliezen wordt verruimd van één jaar naar 3 jaar. Hierbij geldt een maximum van terugwenteling van 10 mln euro per jaar. De voorwaartse verliesverrekening wordt ingekort van 9 jaar tot 6 jaar. Het gaat om een keuzeregime. Deze maatregel geldt voor de jaren 2009 en 2010.
Deelnemingsvrijstelling aangepast
De deelnemingsvrijstelling wordt aangepast. Als alternatief voor de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op deelnemingen die als belegging worden gehouden. De "niet als beleggingseis" geldt zowel voor deelnemingen in binnenlandse als in buitenlandse lichamen. De deelnemingsvrijstelling geldt echter toch als aannemelijk is dat de deelneming die als belegging wordt gehouden, voldoet aan een (aangepaste) onderworpenheidstoets of (aangepaste) bezittingentoets. Bij sfeerovergangen als gevolg van deze voorstellen geldt compartimentering.
Dividendbelasting
De inhoudingsvrijstelling wordt uitgebreid met dividenden uitgekeerd aan aandeelhouders in IJsland en Noorwegen.
In de voorwaarden van de inhoudingsvrijstelling bij uitkeringen in EU-situaties vervallen de rechtsvormeis en de onderworpenheidseis. Er geldt een uitzondering voor dividenduitkeringen aan een buitenlands lichaam dat een vergelijkbare functie vervult als een vrijgestelde beleggingsinstelling of een fiscale beleggingsinstelling.
Alle nieuwe en gewijzigde regels in de inkomstenbelasting / 16 september 2009
Het Belastingplan 2010 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 bevatten tal van nieuwe en gewijzigde fiscale regels. In deze bijdrage staat alle regelgeving op het terrein van de inkomstenbelasting overzichtelijk bijelkaar.
Tenzij anders aangegeven is de inwerkingstredingsdatum 1 januari 2010.
Tarief inkomstenbelasting 2010
Box 1 |
Bel. inkomen uit werk en woning |
Tarief 2010 |
Belasting/Premie VV |
|
1e schijf |
€ 18.218 |
33,45 % (65+: 15,55%) |
€ 6093 |
|
2e schijf |
€ 14.520 |
41,95 % (65+: 24,05%) |
€ 6090 |
€ 12.183 |
3e schijf |
€ 21.629 |
42% |
€ 9084 |
€ 21.267 |
4e schijf |
meerdere |
52% |
Heffingskortingen
De algemene heffingskorting wordt € 1987 (2009: € 2007). Voor 65+: € 924 (2009: € 935).
De arbeidskorting wordt maximaal € 1496 (2009: € 1468).
Samenloop tussen de levensloopverlof en de doorwerkbonus wordt voorkomen door aanpassing van de levensloopregeling.
De aanvullende combinatiekorting wordt € 775 (2009: € 770).
De inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting wordt € 1084 (2009: € 995).
De alleenstaande-ouderkorting wordt € 945 (2009: € 902).
De ouderenkorting wordt € 684 (2009: € 661).
De alleenstaande ouderenkorting wordt € 418 (2009: € 410).
Winst
De in 2009 geldende regeling voor willekeurige afschrijving wordt verlengd met een jaar. Ook investeringen gedaan in 2010 kunnen in 2 jaar worden afgeschreven (2010 en 2011).
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek wordt verruimd. Het maximum wordt € 15.120.
De budgetten van de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek worden verhoogd.
De mkb-winstvrijstelling wordt verhoogd naar 12%. Het urencriterium vervalt.
De zelfstandigenaftrek wordt geïndexeerd en voortaan alleen verrekend met winstinkomen en niet meer met eventueel ander inkomen. Er geldt voor de niet verrekende zelfstandigenaftrek een voorwaartse verrekeningstermijn van 9 jaar. Starters mogen wel gedurende 3 jaar verrekenen met ander inkomen.
Voor elektrische auto's (nulemissieauto's) geldt in 2010 en 2011 geen bijtelling. De 3 jaren daarna bedraagt de bijtelling 7%.
De willekeurige afschrijving blijft gelden voor zeer zuinige personenauto's.
Zeer zuinige auto's ñ waaronder elektrische auto's ñ worden aangemerkt als bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de kleinschaligheidstoeslag.
Eigen woning
De hypotheekrenteaftrek herleeft tot maximaal 2 jaren voor een eigen woning die wordt verhuurd en waarvan de verhuurperiode voorbij is. Deze maatregel geldt voor 2010 en 2011. De maatregel geldt ook als de woning in 2008 of 2009 is verhuurd.
Banksparen
Banksparen wordt uitgebreid met een variant voor stamrechten (ontslagvergoedingen) en voor uitvaartproducten.
Box 3
Verplichtingen die kunnen leiden tot uitgaven die worden aangemerkt als persoonsgebonden aftrekpost, komen niet als schuld in box 3 in aanmerking. Deze reparatie naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad treedt in werking met ingang van 30 december 2009.
Schulden en vorderingen inzake in te voeren erfbelasting worden in box 3 opgenomen. Er geldt een uitzondering voor aanslagen waarbij een verkrijging inzake de Natuurschoonwet 1928 is opgenomen.
Terbeschikkingstellingsregeling
Als een ter beschikking gestelde onroerende zaak in 2010 wordt ingebracht in de vennootschap, kan dit zonder de heffing van inkomstenbelasting (doorschuifregeling) en overdrachtsbelasting (inbrengvrijstelling).
Er wordt een terbeschikkingstellingsvrijstelling ingevoerd van 12%, vergelijkbaar met de mkb-winstvrijstelling.
De terbeschikkingsteller krijgt recht op toepassing van de herinvesteringsreserve en de kostenegalisatiereserve.
De vermogenstoets van de betalingsfaciliteit voor de terbeschikkingstellingsregeling vervalt.
Aanmerkelijk belang
Er komt een doorschuifregeling voor het schenken van aanmerkelijkbelangaandelen. Voorwaarde is dat de vennootschap een materiële onderneming drijft. Over een eventueel beleggingsgedeelte vindt afrekening plaats.
De voorwaarde dat de vennootschap een materiële onderneming drijft, gaat ook gelden voor de doorschuifregeling bij vererven van aanmerkelijkbelangaandelen. Er komt een overgangsmaatregel voor bestaande situaties met houdstermaatschappijen waarvan in het kader van een bedrijfsopvolging de werkmaatschappij is overgedragen tegen schuldigerkenning.
Bij vererving van een aanmerkelijk belang zal ter zake van het beleggingsvermogen moeten worden afgerekend. Er geldt een tegemoetkoming als binnen 24 maanden na het overlijden het beleggingsvermogen wordt uitgekeerd als dividend. Dit wordt op verzoek niet als regulier voordeel belast, mits het wordt afgeboekt op de verkrijgingsprijs.
De betalingsregeling voor de belasting over aanmerkelijkbelangaandelen die worden overgedragen tegen schuldigerkenning, wordt verruimd. Het hoeft niet langer te gaan om overdracht binnen de familiekring.
Er komt een uitstel van betalingsregeling voor het regulier voordeel dat een aanmerkelijkbelanghouder geniet als zijn houdstervennootschap de aandelen voor een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer overdraagt.
Overige maatregelen
Dieetkostenaftrek wordt ook mogelijk als de dieetverklaring is afgegeven door een diëtist.
Schuldig gebleven giften zijn niet meer aftrekbaar op het moment dat deze rentedragend worden. Ook giftenaftrek voor een schenking 'ter zake des doods' is niet meer mogelijk.
Voor migranten (partners) wordt in het jaar van aankomst en vertrek weer toerekening van inkomen mogelijk voor de periode van binnenlandse belastingplicht.
Aanpassing tonnageregeling aan de eisen van de Europese commissie.
Woensdag 16 september 2009
Internationaal belastingrecht
Fiscale informatie-uitwisseling met de British Virgin Islands / 11 september 2009
Staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën en de Premier van de British Virgin Islands, Ralph T. O'Neal, hebben vrijdag 11 september een verdrag getekend dat de uitwisseling van fiscale informatie regelt.
'Deze overeenkomst is belangrijk voor Nederland omdat de Belastingdienst hierdoor informatie gaat ontvangen uit één van de grotere financiële centra van het Caribische gebied', aldus De Jager.
Nederlandse Antillen en Aruba
De Nederlandse Antillen en Aruba gaan ook fiscale informatie uitwisselen met de British Virgin Islands. Namens de Nederlandse Antillen tekende de minister van Financiën, Ersilia de Lannooy een verdrag met de British Vrigin Islands en namens Aruba tekende de minister van Financiën en Economie, Nilo Swaen ook een verdrag met de British Virgin Islands. Deze Antilliaanse en Arubaanse verdragen in nauwe samenwerking met Nederland tot stand gekomen.
Staatssecretaris De Jager heeft constant druk uitgeoefend in verschillende internationale verbanden (G20, OESO, EU) voor meer internationale transparantie en gegevensuitwisseling. Op korte termijn vindt ondertekening van het verdrag met Zwitserland plaats. En er wordt onderhandeld met onder andere Monaco, Liechtenstein, San Marino en Andorra.
Dinsdag 15 september 2009
Algemeen
Persbericht Financiën: Belastingplan 2010 aardig voor de ondernemer / 15 september 2009
Meer en makkelijker ondernemen. Dat is de focus van de voorstellen in het Belastingplan 2010, zo zegt het persbericht van het ministerie van Financiën.
Een greep uit de voorstellen van het Belastingplan:
Innovatiebox voor R&D . Voor innovatieve ondernemers wordt de octrooibox omgevormd tot een innovatiebox. Dit betekent dat winst die wordt behaald met onderzoek en ontwikkeling nog maar tegen 5 procent wordt belast. Ook worden de plafonds in de regeling geschrapt.
Liquiditeit vergroot . Om de liquiditeit van ondernemers in zwaar weer te vergroten, kunnen ze ervoor kiezen verliezen uit 2009 en 2010 drie jaar terug te wentelen. En ook in 2010 kunnen afschrijvingen naar voren worden gehaald.
Winstvrijstelling omhoog . Voor mkb'ers wordt de winstvrijstelling met 1,5 procent verhoogd tot 12 procent. In deze regeling verdwijnt ook de eis dat de ondernemer minimaal 1225 uur moet ondernemen (het urencriterium). Hierdoor wordt het aantrekkelijker om naast een baan ook te gaan ondernemen.
KIA sterk verruimd . Groei van ondernemingen wordt bevorderd door de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) met 29 procent te verhogen.
Stimulering dga . Voor de dga wordt een pakket maatregelen voorgesteld, waaronder een uitbreiding van de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting en een versoepeling van de gebruikelijkloonregeling.
Bij het Belastingplan zit een aantal aparte wetten, waaronder een vereenvoudigingswet en een wetsvoorstel uniformering loonbegrip. De belangrijkste vereenvoudigingen liggen op het gebied van:
Nieuwe werkkostenregeling . Een vrijstelling van 1,5 procent van de fiscale loonsom vervangt 29 categorieën voor vrije vergoedingen en verstrekkingen door de werkgever (zoals werkkleding, kerstpakketten, fietsen e.d.).
Kleine banen . Banen van werknemers jonger dan 23 jaar met een lager loon dan de loongrens worden per 2010 vrijgesteld van premieheffing en bijdrage zorgverzekeringswet. Per 2011 wordt ook de loonheffing op nul procent gezet.
Uniformering loonbegrip . Er komt één loonbegrip voor loonbelasting, verschillende premies en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Voor werkgevers moet dit een lastenreductie gaan opleveren van 380 miljoen euro. Voor werknemers wordt de loonstrook korter, duidelijker en eenvoudiger.
Daarnaast zet De Jager onder andere in op:
Pakket btw-verlagingen, waaronder:
schilderen en stukadoren van huizen ouder dan twee jaar;
schoonmaakwerkzaamheden in huis;
educatieve moderne informatiedragers zoals cd-roms.
Steun in de rug voor de innovatieve auto-industrie, met bijvoorbeeld:
geen leasebijtelling op elektrische auto's in 2010 en 2011;
schrappen van motorrijtuigenbelasting voor zeer zuinige auto's;
hogere korting van 700 euro op de aanschafbelasting van zuinige auto's.
[ Bron: Ministerie van Financiën ]
Inkomstenbelasting
Nieuw stelsel afwaardering voorraad door detaillisten / 15 september 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft het besluit van 2 december 2005 (CPP2005/2687M) over voorraadwaardering, geactualiseerd. De voorraadwaardering door detaillisten op het gebied van textiel, kleding, schoenen, meubelen en stoffering is aangepast. In het besluit heeft de staatssecretaris een tabel met afwaarderingspercentages opgenomen. De percentages lopen op naarmate het aantal maanden dat de voorraad op de balans staat.
Vastleggen voorraad
Door de ontwikkelingen in de technieken op het gebied van de bedrijfsvoering zijn sommige van de hierboven genoemde detaillisten in staat hun in- en verkopen geheel of nagenoeg geheel vast te leggen op het niveau van artikelen of relatief kleine artikelgroepen. Dit is dan bepalend voor de vaststelling van de door het bedrijf te hanteren afwaarderingspercentages per artikel(groep).
Afwaarderingspercentages
In de meeste gevallen kan de detaillist niet op grond van zijn bedrijfsadministratie vaststellen welke afwaarderingspercentages in zijn onderneming van toepassing zijn. Dan kan worden teruggevallen op het in het besluit opgenomen stelsel van afwaardering.
Stelsel van afwaardering
Het stelsel houdt in, dat de detaillist de in het besluit genoemde groepen van handelsgoederen waardeert op de aanschaffingsprijs, verminderd met de bij elke groep vermelde afwaarderingspercentages wegens veronderstelde geringere verkoopbaarheid. De afwaarderingspercentages lopen op naarmate de goederen op de balansdatum langer in voorraad zijn.
Goed koopmansgebruik
Voor de voorraad die niet onder de in dit besluit opgenomen regeling is te scharen gelden de algemene waarderingsregels volgens goed koopmansgebruik. De belastingplichtige kan de voorraad individueel (af)waarderen als daar aanleiding toe is. De individuele afwaardering moet wel aannemelijk worden gemaakt.
Het besluit is op 8 september 2009 in werking getreden en werkt terug tot en met 31 augustus 2009.
Maandag 14 september 2009
Civielrecht
Openbaarmaking fusie- en splitsingsvoorstellen voortaan via internet / 14 september 2009
Voortaan mogen bedrijven een fusie- of splitsingsvoorstel aanbieden via de internetsite van de Kamer van Koophandel in plaats van neerleggen bij het handelsregister. Bedrijven kunnen bij inzage voor leden en aandeelhouders volstaan met publicatie op hun eigen website. Dat staat in een wetsvoorstel dat moet leiden tot lastenverlichting voor het bedrijfsleven.
Per jaar stellen gemiddeld zo'n 2329 rechtspersonen een fusievoorstel en 410 rechtspersonen een splitsingsvoorstel op. Het neerleggen van de stukken bij het handelsregister voor een fusie of een splitsing kost een rechtspersoon gemiddeld € 51. In totaal kost op jaarbasis het neerleggen van de stukken voor een fusie en een splitsing het bedrijfsleven ongeveer € 140.000.
Besparing van € 93.000
Met de openbaarmaking via de internetsite van de Kamer van Koophandel is 1/3 van de tijd en kosten gemoeid. Deze wijze van openbaarmaking van stukken kost dan ruim € 46.000 (140 000/3). In totaal levert het voorstel volgens het kabinet een mogelijke besparing op van ruim € 93.000 (140.000ñ46.000).
Vrijdag 11 september 2009
Successierecht
Aanvullend commentaar NOB op vernieuwde successiewet / 11 september 2009
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een aanvullend commentaar uitgebracht bij het wetsvoorstel Wijziging Successiewet. Met name de bepalingen over het afgezonderd particulier vermogen roepen volgens de orde nog veel vragen op. Ook bevatten de voorgestelde regels over (cummulatief) preferente aandelen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit onevenwichtigheden.
De NOB heeft op 4 juni 2009 haar eerste reaktie gegeven op het wetsvoorstel wijziging Successiewet. Nu komt zij met aanvullend commentaar op de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging die onlangs door staatssecretaris De Jager van Financiën naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.
Afgezonderd particulier vermogen (APV)
De definitie van het begrip APV wordt opgenomen in een nieuw artikel in de Wet inkomstenbelasting 2001. De Orde vraagt zich ondermeer af of het begrip ëeconomische deelgerechtigdheid' uit deze definitie nader kan worden toegelicht. Wel merkt de Orde nog op dat zij het verhelderend vindt dat in de definitie uitdrukkelijk wordt opgenomen dat een sociaal belang behartigende instelling niet wordt aangemerkt als een APV.
Rentevergoeding
Ook is de Orde blij met de invoering van overgangsrecht voor situaties waarin sprake is van inbreng in een APV vóór 1 januari 2010 waarover reeds schenkings- of successierecht is betaald. Dit recht wordt op verzoek teruggegeven. Het is wel opvallend dat hier niet wordt gesproken over enige rentevergoeding en de Orde vraagt zich af of het inderdaad de bedoeling is hierover geen rente te vergoeden.
Bedrijfsopvolgingsregeling
De Orde is verbaasd dat de staatssecretaris de regels bij de verkrijging van een medegerechtigdheid of van preferente aandelen in een bv, wil aanscherpen. Ook is zij van mening dat áls de bedrijfsopvolgingsregeling geldt voor (cumulatief) preferente aandelen, het niet moet uitmaken op welke wijze die zijn ontstaan. De Orde verzoekt de staatssecretaris om overgangsrecht, als hij niet van plan is de aangescherpte regels aan te passen.
Schenken onder opschortende voorwaarde.
De Orde vraagt ook aandacht voor de voorgestelde fictie voor de schenking onder de opschortende voorwaarde. Als de Orde de staatssecretaris goed begrijpt is hij van mening dat de invoering van de fictie in een puur binnenlandse situatie geen wijziging brengt in het tijdstip van de belastingheffing en de waarde waarover wordt geheven. De Orde is het op dit punt eens met de Staatssecretaris.
Fictiebepaling
De invoering van de fictie heeft dus tot doel om in een internationale situatie waarin nu geen Nederlands schenkingsrecht of successierecht wordt geheven in de toekomst wel schenk- of erfbelasting te heffen. De Staatssecretaris heeft daarbij vermoedelijk de volgende situatie op het oog.
Schenker emigreert naar Nederland
Een schenker woont niet in Nederland en schenkt onder een opschortende voorwaarde aan de begiftigde en (r)emigreert vervolgens naar Nederland. De voorwaarde gaat in vervulling als de schenker in Nederland woont. Onder de huidige wet kan Nederland bij de vervulling van de voorwaarde geen schenkingsrecht heffen. Onder de voorgestelde regeling kan Nederland wel heffen.
Geen terugwerkende kracht
De Orde heeft hier geen moeite mee voor die situaties waarin na de invoeringsdatum van het wetsvoorstel een dergelijke schenking wordt gedaan. De belastingplichtigen zijn dan op de hoogte van de fictie en kunnen beslissen om al dan niet te schenken onder een opschortende voorwaarde. De Orde vindt het echter in strijd met de rechtszekerheid dat deze regeling ook terugwerkt voor schenkingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. In die situatie treden onrechtvaardige situaties op.
Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI's)
Tenslotte is de Orde van mening dat het van groot belang is dat SBBI's vooraf zekerheid kunnen krijgen over hun fiscale status en dat het begrip 'sociaal belang' duidelijker wordt ingevuld. Voor een schenker is het immers niet alleen van belang of hij giftenaftrek ontvangt, maar ook of de begiftigde instelling 100% van de gift ontvangt, of slechts het bedrag dat na belastingheffing resteert.
Maandag 7 september 2009
Inkomstenbelasting / loonheffing
Ook VAR voor buitenlandse zelfstandige / 7 september 2009
Rechtbank Breda oordeelt dat een Belgische ziekenverzorgster ook recht heeft op een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR).
De Belgische ziekenverzorgster verzoekt de inspecteur een verklaring arbeidsrelatie af te geven voor 2009. De inspecteur weigert een VAR 2009, omdat zij niet gevestigd is in Nederland en buitenlands belastingplichtige is. De inspecteur wil alleen een ander soort verklaring met dezelfde rechtskracht als een VAR afgeven. Voor de rechtbank in Breda is in geschil of de inspecteur een VAR 2009 moet afgeven of niet.
Zekerheid
Rechtbank Breda vindt dat de Belgische als buitenlands belastingplichtige ook recht heeft op een VAR op grond van de parlementaire geschiedenis van deze regeling. Het is de bedoeling van de wetgever geweest om ook voor een buitenlands belastingplichtige een verklaring af te geven die zekerheid geeft over de aard van de arbeidsrelatie.
De verklaring is bedoeld om zekerheid te bieden aan de opdrachtgever dat er geen sprake is van inhoudingsplicht van loonbelasting. De verklaring die de inspecteur aflegt, biedt die zekerheid niet zodat die minder waarde heeft. Bovendien is tegen die verklaring geen bezwaar en beroep mogelijk.
Vrijdag 4 september 2009
Inkomstenbelasting
Regresvordering op bv schoonzoon is niet ongebruikelijk / 4 september 2009
Zowel de kredietverschaffing van de bank aan een bv als het sluiten van de daarmee verband houdende borgstellingsovereenkomst met een schoonvader zijn op zich niet ongebruikelijk, zo stelt de rechter bij het hof in Den Haag.
Borgstelling
Een schoonvader stelt zich in juli 1998 borg voor een schuld die de bv van zijn schoonzoon is aangegaan bij de bank. Nadat de bv op 16 juli 2003 in staat van faillissement is verklaard, spreekt de bank de schoonvader aan tot betaling van de hoofdsom van de borgstelling. Hij betaalt de bank € 34.034 en krijgt daarmee een regresvordering op de bv van de schoonzoon. In het jaar 2004 is het faillissement van de BV beëindigd wegens gebrek aan baten.
Regresvordering
In zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 heeft de schoonvader, door het oninbaar zijn van de vordering op de bv, een bedrag van € 34.034 als negatief resultaat uit overige werkzaamheden wegens ter beschikkingstelling van vermogen aangegeven. De inspecteur gaat hier echter niet mee akkoord.
Ongebruikelijke terbeschikkingstelling
De vraag is of hier sprake is van een terbeschikkingstelling en zo ja of deze terbeschikkingstelling is aan te merken als ongebruikelijk. De uit de borgstelling ontstane regresvordering aan een bloed- en aanverwant (schoonzoon) wordt namelijk alleen als een belaste terbeschikkingstelling aangemerkt als het een maatschappelijk ongebruikelijke transactie betreft. Alleen dan kan schoonvader een mogelijk verlies op de regresvordering in box 1 aftrekken.
Niet ongebruikelijk
Het hof is van mening dat zowel de kredietverschaffing als het sluiten van de daarmee verband houdende borgstellingsovereenkomst op zich niet ongebruikelijk zijn. Zeker niet in het licht van de bestaande familierelatie van (schoon)vader en (schoon)zoon. Verder vindt het hof dat ook de condities waaronder de kredietverschaffing en de borgstelling zijn verleend, gebruikelijk zijn. Halverwege 1998 had de bank immers nog vertrouwen in de continuïteit van de bv.
Borgstellingsprovisie
Dat de schoonvader als borg geen 1% borgstellingsprovisie van de bv verlangde, vindt het hof tot slot wel onzakelijk maar gezien de familierelatie niet ongebruikelijk. Het niet bedingen van de provisie is gezien de omvang van het bedrag (€ 340 per jaar), daarnaast geen reden om de borgstellingsovereenkomst als ongebruikelijk te kwalificeren. Uiteindelijk beslist het hof dan ook dat er geen sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De regresvordering is dus niet als tbs-verlies aftrekbaar.
Donderdag 3 september 2009
Belastingen personenauto's en motorrijtuigen (BPM)
Hertaxatie fiscus kan wachten bij import auto / 2 september 2009
Bij het importeren van een auto uit het buitenland kan voortaan het kenteken meteen worden afgegeven als de BPM betaald is. Het is niet meer nodig om hiervoor een hertaxatie door de Belastingdienst af te wachten. Dit is het gevolg van een uitspraak van het hof in Den Bosch.
Tot dusver werd het kentekenbewijs pas afgegeven als de BPM-procedure helemaal was doorlopen. De ondernemer die een auto importeerde, kon de BPM berekenen aan de hand van een taxatie. De Belastingdienst kon echter een tegentaxatie uitvoeren als er twijfels waren over de oorspronkelijke taxatie. Pas als de BPM volgens deze tegentaxatie was betaald, werd het kenteken van de auto afgegeven.
Het hof in Den Bosch heeft in een zaak hierover geoordeeld dat het kenteken moet worden afgegeven wanneer de importerende ondernemer de BPM heeft betaald. Als de Belastingdienst vindt dat de auto niet juist is getaxeerd, mag er een hertaxatie worden uitgevoerd en mag de Belastingdienst een naheffing opleggen.
Cassatie
Aanvankelijk is Staatssecretaris De Jager van Financiën tegen deze uitspraak van het hof in cassatie gegaan. Maar nu heeft de staatssecretaris de cassatie ingetrokken en legt hij zich bij de uitspraak van het Bossche hof neer. Wel zal het ministerie van Financiën de werkwijze rond de BPM-aangifte bij import van auto's nog eens goed tegen het licht houden en waar nodig aanpassen.
'Het betekent ook dat als de Belastingdienst een naheffing doet voor een auto die al geïmporteerd is, deze voor rekening komt van de ondernemer die de auto heeft geïmporteerd'. 'Als de auto in de tussentijd al is verkocht, kan het voor die ondernemer moeilijk worden de extra te betalen BPM van de klant terug te krijgen.'
Import auto's goedkoper
Onlangs heeft de Hoge Raad in een andere procedure bepaald dat de BPM-afdracht bij auto-import voortaan dient te worden gebaseerd op de inkoopwaarde voor de handel van de betreffende auto in plaats van op de verkoopwaarde aan particulieren. De uitspraak heeft tot gevolg dat de import van auto's goedkoper wordt.
Woensdag 2 september 2009
Inkomstenbelasting
Gebruikelijk loon dga bij verliessituaties vervalt / 2 september 2009
Staatssecretaris De Jager wil voorkomen dat bedrijven die al flink geraakt worden door de economische crisis, door het verplichte dga-loon in financiële problemen komen. De Jager is bereid de fiscale regels op dit punt te verruimen. Hij is echter niet van plan de gebruikelijkloonregeling volledig te schrappen om te voorkomen dat dga's zichzelf massaal op een 'nulinkomen' zetten.
Het gebruikelijke loon, ook fictief loon genoemd, wordt bepaald aan de hand van het salaris dat is toegekend aan andere werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. Het kabinet kondigt rond Prinsjesdag aan dat dga's die met hun bedrijven in de problemen zijn geraakt niet langer verplicht zijn om zichzelf minimaal € 40.000 loon uit te betalen. Dat meldt het Financieele Dagblad.
Knelpunten
De NOAB (Nederlandse orde van Administratie- en Belastingdeskundigen) heeft samen met MKB Nederland in de zomer nog een brief gestuurd met daarin de belangrijkste irritatiepunten van de dga, waaronder het als knellend ervaren gebruikelijke loon.
Deze brief is een reactie op de notitie over de fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder, die De Jager in mei van dit jaar naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Hierin wordt nader ingegaan op de fiscale aspecten in de loon- en inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, btw, sociale zekerheid en Pensioenwet. Er worden maatregelen aangekondigd die zullen worden opgenomen in het Belastingplan 2010. Het is de bedoeling dat ze op 1 januari 2010 in werking treden.
Donderdag 27 augustus 2009
Inkomstenbelasting/oudedagsvoorzieningen
Lijfrentesparen (polis of rekening), minder eenvoudig dan het lijkt! / 27 augustus 2009
Wanneer de consument fiscaal vriendelijk wenst te sparen voor een aanvulling op het pensioen is hij sinds 1 januari 2008 niet langer alleen op verzekeraars aangewezen. Ook via de bank kan hij sparen of beleggen voor een lijfrentekapitaal. Verder is het mogelijk om van het in een polis opgebouwde kapitaal een lijfrente-uitkering via de bank aan te kopen.
Zowel bij een polis als bij een rekening heeft hij de keuze uit sparen (geen risico), obligaties (gematigd risico), aandelen (meer risico) of een combinatie hiervan. Daarbij kan hij zowel éénmalig als periodiek inleggen. In het kader van risicospreiding kan periodieke inleg de voorkeur genieten.
Sparen voor een aanvulling op het pensioen kan in box 1 of box 3. Box 3 heeft als voordeel dat de cliënt flexibel is in de besteding van het kapitaal op de pensioendatum. Ook als het geld al eerder nodig is, kan de cliënt er vrij over beschikken. Nadeel van box 3 is de vermogensrendementsheffing. Jaarlijks wordt er 1,2 procent belasting geheven over het gemiddelde vermogen per de peildata van 1 januari en 31 december van het betreffende kalenderjaar. Niet alleen in de opbouwfase, maar ook zodra het pensioen is ingegaan.
Indien de consument in box 1 voor een aanvulling op het pensioen wenst te sparen, kan dit in de vorm van een verzekering of een spaarrekening bij de bank. De premies of koopsom zijn, mits er een aantoonbaar pensioentekort is, aftrekbaar van het belastbaar inkomen in box 1. De hoogte van de toegestane premieaftrek wordt jaarlijks berekend (jaarruimte). Door middel van de reserveruimte is het ook mogelijk de pensioentekorten tot 7 jaar terug in te halen. Ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen kunnen tevens hun stakingswinst of de opgebouwde oudedagsreserve omzetten in een lijfrente. Op de expiratiedatum komt er een kapitaal beschikbaar, dat voor de aankoop van periodieke uitkeringen aangewend dient te worden.
De uitkeringen worden belast tegen de dan geldende belastingtarieven. De belastingheffing kan op deze wijze voor een langere periode worden uitgesteld. Daarnaast is er gedurende de looptijd over de opgebouwde waarde geen vermogensrendementsheffing verschuldigd aangezien een lijfrentepolis of lijfrenterekening tot box 1 behoort. Het is niet mogelijk om tussentijds op te nemen uit de polis of van de rekening. Gezien de kostenstructuur lijkt de keuze voor een lijfrenterekening snel gemaakt. Maar is dat wel altijd de juiste beslissing?
Uitkering bij leven algemeen
Op de expiratiedatum komt het opgebouwde kapitaal tot uitkering en dient er een lijfrente te worden aangekocht. Welke lijfrentes er mogen worden aangekocht is gebonden aan fiscale regels. Bij de uitkering van een polis wordt hiervoor gekeken naar het fiscale regime dat voor de betreffende polis geldt. Bij de oudere fiscale regimes is er meer mogelijk dan onder het huidige regime.
Voor polissen gesloten onder het pre brede herwaarderingsregime geldt, dat de uitkering zonder fiscale boete in één keer kan worden uitbetaald (afrekening belasting ineens), de termijnen geen beperkingen kennen qua ingangsdatum, hoogte, looptijd en kring van gerechtigden (de uitkeringen kunnen bijvoorbeeld ook aan de kinderen worden geschonken).
Voor een bancaire lijfrente geldt altijd het huidige fiscale regime. Doorstorten van een oud regime polis in een bancaire lijfrente heeft het verlies van het oude regime tot gevolg. Alvorens hier toe wordt overgegaan, zal men dus de voor- en nadelen van de verschillende regimes zorgvuldig moeten afwegen.
Uitkering bij leven (polis)
Lijfrentepolissen bestaan in de vorm van gegarandeerde uitkeringen, eventueel verhoogd met winstbijschrijvingen, en beleggingsverzekeringen. De rentevoet waarop de gegarandeerde uitkering wordt berekend staat vanaf de ingangsdatum vast en wijzigt niet gedurende de looptijd. Dit kan een nadeel zijn als de rentevoet laag is. Over beleggingsverzekeringen en de daarmee gepaard gaande (verborgen) kosten is de laatste tijd heel wat te doen geweest. Vast staat, dat de polis een minder transparant product is dan een bancaire lijfrenterekening.
De uitkering van een lijfrenteverzekering kan - afhankelijk van het regime ñ aangewend worden voor een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een overbruggingslijfrente en een lijfrente voor meerderjarige invalide kinderen. Ook de afkoopsom van alimentatieverplichtingen of pensioenrechten bij echtscheiding en stakingswinsten van de IB-ondernemer mogen in een lijfrenteverzekering worden ondergebracht. Voor een nieuw te sluiten lijfrente geldt het huidige regime. De aan te kopen lijfrenten zijn voor deze polissen beperkt tot een (tijdelijke) oudedagslijfrente en een nabestaandenlijfrente.
Voor de oudedagslijfrente geldt dat deze uiterlijk op leeftijd 70 in moet gaan, waarbij de duur van de uitkering levenslang is.
De tijdelijke oudedagslijfrente mag niet eerder ingaan dan leeftijd 65 jaar, danwel in het jaar waarin de cliënt met pensioen gaat. De termijnen dienen minimaal 5 jaar uit te keren, waarbij de uitkering niet hoger mag zijn dan 20.097 euro (2009) bruto per jaar.
Uitkering bij leven (rekening)
Een bancaire lijfrenterekening bestaat in de vorm van een geblokkeerde spaar- dan wel beleggingsrekening. Op de spaarrekening kan gekozen worden uit een variabele rente of een vaste (deposito)rente. Gelet op de huidige rentestand en de verwachting dat de rente op termijn weer kan stijgen doet veel consumenten besluiten variabele rente te kiezen. Een belangrijk pluspunt in vergelijking met een polis waar doorgaans geen variabele rente mogelijk is.
Afhankelijk van de gekozen rentevaste periode hebben rentestijgingen of dalingen gevolgen voor het op te bouwen kapitaal. Er worden in de regel geen kosten ingehouden. Er kan ook worden ingelegd op een bancaire beleggingsrekening. Het uiteindelijke kapitaal is dan afhankelijk van het beleggingsresultaat rekeninghoudend met de aan- en verkoopkosten en de beheerkosten. Een bancaire lijfrentespaarrekening valt onder het depositogarantiestelsel van de Nederlandsche Bank. Bij een eventueel faillissement van de bank is het hierdoor mogelijk om (een deel van) het spaartegoed terug te krijgen.
Deze regeling geldt niet voor verzekeringspolissen, waarvoor een noodregeling geldt. Er zal worden getracht de rechten van de polis zo goed mogelijk veilig te stellen, maar in vergelijking met de spaarvariant heeft de cliënt hier dus niet de garantie, dat hij het tegoed in een polis terugkrijgt. Wordt er gekozen voor de beleggingsrekeningvariant, blijven de ingelegde bedragen volledig buiten de failliete boedel van de bank.
Het vermogen dat is opgebouwd op de bancaire lijfrenterekening kan alleen gebruikt worden voor een (tijdelijke) oudedagslijfrente en een nabestaandenlijfrente. Wanneer een oud regime lijfrentekapitaal wordt doorgestort naar een bancaire lijfrente, vervalt het oude regime met de daaraan verbonden voordelen. De aan te kopen rente in de uitkeringsfase zal moeten voldoen aan de in de wet IB 2001 gestelde voorwaarden. Omzetting van een oud regime polis in een bancaire lijfrente is dan ook in het algemeen af te raden.
Een lijfrenteverzekering overeengekomen onder de Brede Herwaardering of onder de Wet IB 2001 kan worden omgezet naar banksparen. Het huidige lijfrenteregime is dan van toepassing. Vóór 01.01.2006 gespaard lijfrentekapitaal kan onder voorwaarden nog als overbruggingslijfrente worden gebruikt. De uitkeringsfase van banksparen kent geen overbruggingsvariant. Het is echter wel mogelijk om het als overbruggingslijfrente aan te wenden lijfrentekapitaal om te zetten naar banksparen. Door het opgebouwde lijfrentekapitaal vervolgens weer om te zetten naar een lijfrenteverzekering kan het overgangsrecht herleven. Een overbruggingslijfrente is dan weer mogelijk. Andere lijfrentevormen, zoals in het kader van afkoop van partneralimentatie of verevening van pensioen bij echtscheiding, zijn niet toegestaan in de vorm van een bancaire lijfrente. Bij verzekeraars kunnen deze vormen vanzelfsprekend nog wel worden ondergebracht.
Ook voor de bancaire oudedagslijfrente geldt dat deze uiterlijk op leeftijd 70 dient in te gaan. De duur van de uitkering is minimaal 20 jaar vanaf de leeftijd van 65 jaar. Wanneer de uitkering ingaat voor leeftijd 65, komt er voor ieder jaar dat de uitkering eerder begint één jaar bij. Een oudedagslijfrente met ingangsdatum leeftijd 60, dient dus minimaal 25 (5 + 20) jaar uit te keren. Wanneer cliënt langer leeft dan de duur van de uitkering, zal hij het besteedbaar inkomen op een andere wijze moeten aanvullen. Het risico van langleven is dan ook een belangrijk aandachtspunt. De tijdelijke oudedagslijfrente dient vanaf leeftijd 65 jaar minimaal 5 jaar uit te keren, waarbij de uitkering niet hoger mag zijn dan 20.097 euro (2009) bruto per jaar.
Uitkering bij overlijden (polis)
Een lijfrentepolis kent in de regel een ingebouwde overlijdensrisicodekking. Vaak is dit de som van de betaalde premies, of een percentage van de waarde van de polis. De waarde van de polis kan dus op de datum van overlijden hoger zijn dan de overlijdensuitkering. Het verschil valt terug aan de verzekeringsmaatschappij. Het uit te keren kapitaal bij overlijden voor de einddatum van de polis komt toe aan de op de polis vermelde begunstigde. Doorgaans is dit de echtgeno(o)t(e) of de partner. Als deze niet aanwezig of overleden is, volgen de kinderen. Zijn er geen kinderen, gaat de uitkering naar de overige erfgenamen van de verzekeringnemer.
De begunstiging van de polis is door de verzekeringnemer op elk gewenst moment te wijzigen. Van de uitkering dient een nabestaandenlijfrente te worden aangekocht. De minimale duur van deze uitkering wordt bepaald door de relatie waarin de begunstigde tot de overledene stond, maar ook leeftijd en geslacht spelen een rol. Wanneer de begunstigde de echtgeno(o)t(e) is, dient er in ieder geval 1 procent sterftekans aanwezig te zijn. Dit betekent dat een vrouw van 25 een uitkering van minimaal 17 jaar dient aan te kopen.
Een vrouw van 65 kan volstaan met een uitkering van minimaal 2 jaar. Voor een man van dezelfde leeftijd geldt een minimale duur van 14 respectievelijk 1 jaar. Zijn de kinderen de begunstigde voor de uitkering, dan dient de aan te kopen uitkering levenslang te zijn. Een uitzondering wordt gemaakt voor kinderen die jonger zijn dan 30 jaar. In dit geval mag de uitkering tijdelijk zijn, mits de uitkeringen in ieder geval n het jaar dat de begunstigde 30 jaar wordt eindigen.
Komt de cliënt te overlijden als de lijfrente al is ingegaan, dan hangt het van de met de verzekeringsmaatschappij gemaakte afspraken af of de uitkering stopt, dan wel voor 70 procent of 100 procent overgaat op de langstlevende. Of uitkeringen wel of niet overgaan naar de partner heeft gevolgen voor de hoogte van de uitkeringen bij leven aan de eerste begunstigde. De hoogte van de uitkering wordt immers afhankelijk van de sterftekans van twee verzekerden. De uitkering zal bij een verzekering met overgang op de langstlevende lager zijn dan bij een lijfrente op één leven. Voorts kent 70 procent overgang op de langstlevende bij overlijden weer een hogere uitkering bij leven dan een gelijkblijvende (100 procent) uitkering.
Zodra beide verzekerden zijn overleden, vervalt het restant van het ingelegde kapitaal aan de verzekeringsmaatschappij. Het is mogelijk om dit risico af te dekken met een contraverzekering, dat wil zeggen een dalende risicoverzekering op het leven van de begunstigde(n) van de lijfrente. In de praktijk wordt doorgaans een contraverzekering afgesloten door de erfgenamen (kinderen). Deze verzekering zorgt ervoor dat een eventueel restant in de polis niet aan de verzekeraar vervalt maar aan de erfgenamen wordt uitgekeerd. Aangezien er op deze wijze niets uit het vermogen van de verzekerde wordt onttrokken, is de uitkering uit de contraverzekering onbelast voor het successierecht. De premie voor de contraverzekering is ook niet in mindering gebracht op het inkomen in box 1 en kan daardoor ook voor de inkomstenbelasting netto worden ontvangen.
Gevolgen voor de successieheffing (pensioen- en lijfrente imputatie)
Eventuele rechten van pensioen- en lijfrentes (met aftrek wegens belastinglatentie) worden voor de helft op de vrijstelling voor het successierecht in mindering gebracht. Deze vermindering is echter aan een maximum gebonden. De vrijstelling kan voor de langstlevende nimmer minder dan 152.166 euro bedragen bij een vrijstelling ad 523.570 euro. Bij kinderen worden de rechten van pensioen- en lijfrentes volledig in mindering gebracht op hun vrijstelling, doch niet verder dan tot 10.323 euro.
Eigendom van de polis vererft
De wijze van waarderen is afhankelijk van de aard van de verkrijging. Bij het verkrijgen van alle rechten en plichten is de waarde in het economisch verkeer bepalend. Met andere woorden: als de verkrijging een polis betreft waarop de erflater wel verzekeringnemer was maar geen verzekerde, zal de economische waarde van de verzekering als verkrijging belast zijn.
Lijfrentekapitaal of ñ termijnen gaan over
Wanneer men recht krijgt op een lijfrente-uitkering of op een lijfrentekapitaal, uit hoofde van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, waarvan de premies volgens het oude regime (Pre Brede Herwaardering) aftrekbaar waren, wordt dit kapitaal c.q. de gekapitaliseerde waarde van de uitkering belast met successierecht. Op de berekende waarde mag zowel in geval van een kapitaalsuitkering als bij periodieke uitkeringen, een evenredig deel van de betaalde premies in mindering worden gebracht. Vervolgens mag nog rekening worden gehouden met een latente belastingclaim van 30 procent (over het saldo van de aangegeven waarde minus betaalde premies).
Krijgt men recht krijgt op een lijfrente-uitkering, waarvan de premies volgens het nieuwe regime (Wet IB 2001) aftrekbaar waren, is de gekapitaliseerde waarde van de uitkering vrijgesteld voor de heffing van successierecht. De gekapitaliseerde waarde van het recht op deze uitkering zal echter wel worden geïmputeerd op de kapitaalvrijstelling voor het successierecht. Deze imputatie geldt sinds 1995 ook voor uitkeringen van Brede Herwaardering lijfrenten.
Uitkering bij overlijden (rekening)
Een overlijdensrisicodekking maakt geen deel uit van een bancaire lijfrente. Bij overlijden wordt het opgebouwde saldo uitgekeerd en aangewend om een nabestaandenlijfrente aan te kopen. Indien er een hoger kapitaal benodigd is, kan er een losse overlijdensrisicoverzekering worden afgesloten. Bij overlijden van de rekeninghouder voor de einddatum komt het opgebouwde saldo toe aan de erfgenamen van de overledene. Wijziging van de begunstiging voor de uitkering bij overlijden dient bij testament plaats te vinden.
Voordat men tot verdeling van de nalatenschap overgaat zal men eerst moeten vaststellen op welke voorwaarden de partners zijn gehuwd, een geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract zijn aangegaan. Vervolgens zal het van het erfrecht of testament afhangen of de bij leven bedoelde begunstiging bij overlijden tot de beoogde gevolgen leidt. Wanneer het wettelijk erfrecht van toepassing is kan de lijfrenterekening weer aan de langstlevende worden toebedeeld, zodat deze de uitkering voor een nabestaandenlijfrente kan aanwenden.
Maar wat nu als de erflater op huwelijkse voorwaarden was gehuwd en zijn kinderen tot enig erfgenaam heeft benoemd, omdat hij in de veronderstelling leefde, dat zijn pensioen en lijfrentevoorzieningen voldoende waren om de langstlevende in haar levensonderhoud te voorzien? Het advies banksparen gaat hier verder dan op het eerste gezicht nodig lijkt. Het testament nog eens kritisch bekijken is dus aan te raden.
In sommige testamenten kan het erfdeel van de echtgenote in het kader van successiebesparing beperkt zijn tot 1 procent. In combinatie met een afvullegaat (hierbij heeft de langstlevende het recht goederen uit de nalatenschap te kiezen, bijvoorbeeld tot het bedrag van de vrijstelling voor het successierecht) hoeft dat verder geen belemmering te zijn.
De minimale duur van de uitkeringen is ook bij een lijfrenterekening afhankelijk van de relatie van de nabestaande tot de overledene. Leeftijd en geslacht spelen echter geen rol. Voor de echtgen(o)t(e) geldt een minimale looptijd van 5 jaar. Ook voor kinderen jonger dan 30 jaar geldt een minimale duur van 5 jaar, mits de uitkeringen eindigen zodra de 30 jarige leeftijd wordt bereikt. Voor kinderen ouder dan 30 jaar geldt een minimale looptijd van 20 jaar. Dit geldt echter alleen bij overlijden in de opbouwfase. Zijn de periodieke uitkeringen al ingegaan en komt de rekeninghouder dan te overlijden, zullen de uitkeringen conform de afgesproken bedragen en looptijd plaatsvinden.
Voor het successierecht geldt, dat een bancaire lijfrente gezien de ingangsdatum altijd aan de voorwaarden die voor de vrijstelling van het successierecht gelden voldoet. Wel imputeert de waarde van de aanspraak op de vrijstellingen van het successierecht. Het toedelen van lijfrenterekeningen in het kader van verdeling van een nalatenschap kan een aardig planningsinstrument zijn. Afhankelijk van de omvang van de verkrijgingen en de vrijstellingen van de langstlevende en kinderen kan er gespeeld worden met de toedeling van lijfrenterekeningen om zodoende successie te besparen.
Samenvattend
De keuze voor een bancaire lijfrente mag dan qua kosten en eenvoud voor de hand liggen. Reden om toch voor een lijfrenteverzekering te kiezen kunnen zijn:
behoud van het oude belastingregime;
verzekeren van bijzondere lijfrentevormen;
de wens levenslang een periodieke uitkering te genieten;
percentage overgang op de langstlevende mogelijk;
inbouw overlijdensrisico en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid mogelijk;
hoogte uitkeringen afhankelijk van leeftijd en geslacht (bij een direct ingaande lijfrente voor een alleenstaande man van 70 jaar en een koopsom van 50.000 euro geeft een polis zowel bij een levenslange uitkering als bij een uitkering met een duur van 5 jaar op dit moment een hogere uitkering);
eenvoudig wijzigen van de begunstiging.
Redenen om voor een bancaire lijfrenterekening te kiezen kunnen zijn:
saldo vererft naar de erfgenamen en vervalt niet aan verzekeraar (geen contradekking nodig);
estate planningsinstrument;
geen levenslange (met tot gevolg kleine uitkeringsbedragen) uitkering gewenst;
transparantie;
lagere beheer- en transactiekosten dan bij verzekeren;
flexibel gelden overboeken (eenvoudiger switchen als men niet tevreden is).
Conclusie
Volgens de kamerleden Depla en Blok mag het banksparen dan in vergelijking met verzekeren een vereenvoudiging lijken voor de consument voor wat betreft kostentransparantie en het rendement van het product. Gelet op bovenstaande aspecten is een goed advies om de consument de juiste afwegingen en keuzes te laten maken onontbeerlijk. Hierdoor kunnen de kosten vanwege het advies juist weer hoger uitvallen.
Woensdag 26 augustus 2009
Inkomstenbelasting
De Jager opent inkeerlijn voor zwartspaarders / 25 augustus 2009
Staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën heeft een apart telefoonnummer en e-mailadres (inkeer@belastingdienst.nl) geopend voor belastingplichtigen die gebruik willen maken van de inkeerregeling. Uit de praktijk bleek dat belastingplichtigen sneller de stap namen om in te keren nadat er uitleg was gegeven over de werking van de inkeerregeling.
Inspecteurs kregen veel praktische vragen over de boetes en navordering. Sinds begin van het jaar hebben meer dan 2100 belastingplichtigen gebruik gemaakt van de regeling. In totaal gaven zij aan ruim 463 miljoen euro op buitenlandse rekeningen te hebben staan. Bijzondere uitschieters waren bedragen van bijna 22, 4 en 3 miljoen euro. De meeste inkeerders hebben hun geld op rekeningen in Zwitserland, België en Luxemburg staan.
De Jager verhoogde eerder al de maximale boete voor zwartspaarders die door de Belastingdienst of FIOD-ECD worden opgespoord naar 300 procent Ook komend jaar kan nog gebruik worden gemaakt van de inkeerregeling, wel legt de Belastingdienst dan een boete van 15 procent op over ingekeerd vermogen dat langer dan 2 jaar op een buitenlandse rekening staat.
Meer informatie
Inkeerlijn Belastingdienst 076 5260128
E-mail inkeerregeling inkeer@belastingdienst.nl
[ Bron: Ministerie van Financiën ]
Woensdag 19 augustus 2009
Inkomstenbelasting/loonheffing
Lunchritten behoren tot zakelijk verkeer / 19 augustus 2009
Tussen de middag met de auto even naar huis rijden om te gaan lunchen. Geldt dat ook als woon-werkverkeer? Ja, zo blijkt uit een recente uitspraak van de rechter.
De fiscus heft in sommige gevallen te veel belasting van werknemers met een auto van de zaak. Dat is de uitkomst van een proefprocedure voor de rechtbank in Arnhem. Een directeur uit Drenthe hoeft daardoor over een belastbaar bedrag van bijna 30.000 euro geen belasting te betalen voor het privégebruik van zijn zakenauto.
Autokostenforfait
De inzet van de procedure was het autokostenforfait: de speciale inkomensheffing op het privégebruik van een auto van de zaak. In ruil voor het recht de auto ook in zijn vrije tijd te mogen gebruiken, moet de automobilist ieder jaar 25 procent van de catalogusprijs van de auto bij zijn loon optellen.
De automobilist kan aan de extra belasting ontsnappen via een legale vluchtroute. Hij moet dan minder dan 500 kilometer per jaar aan privéritten maken.
Lunchritten
De directeur van een Drents bedrijf deed een beroep op deze vrijstelling. Hij kon dat ook makkelijk doen. In zijn garage staat nog een veel grotere auto dan zijn leaseauto (een Audi A8), voor zijn gezin met vijf kinderen. Van huis uit rijdt hij met de Audi dagelijks de 2,6 kilometer naar zijn werk. Die ritten tellen niet als privéritten. Woon-werkverkeer is in de wet namelijk gekwalificeerd als zakelijk verkeer.
Tot zover is de fiscus het eens. Het probleem ontstaat doordat de man tussen de middag naar huis rijdt om daar te lunchen. Een futiliteit die op jaarbasis oploopt tot zo'n 1.000 kilometer extra. Ruim meer dan de vrijgestelde 500 kilometer, zo redeneert de belastinginspecteur. De directeur heeft zijn vrijstelling verspeeld.
Fiscus verliest
Maar de belastingrechter in Arnhem heeft de directeur gelijk gegeven. Die kijkt simpelweg naar de letterlijke wettekst en niet naar het motief om in werktijd een extra ritje naar huis te maken. Daar mag de fiscus zich niet mee bemoeien.
De uitspraak schept ruimte: alles wat er van huis naar werk wordt gereden, is in fiscale zin zakelijk verkeer. Het is niet bekend of de fiscus in beroep gaat.
Donderdag 13 augustus 2009
Ondernemingsfinanciering
Steuntje in de rug voor gezonde bedrijven / 13 augustus 2009
Minister Maria van der Hoeven (Economische Zaken) wilde woensdag afrekenen met het misverstand dat de overheid alleen noodlijdende bedrijven zou ondersteunen. In een nieuwe regeling, de Garantie Ondernemingsfaciliteit (GO), gaat het om in de kern gezonde bedrijven, die bij hun bankier aankloppen om uitbreidingen, nieuwe investeringen of overnames te financieren.
De tijdelijke regeling is sinds april van kracht en sindsdien zijn er garanties versterkt voor dertien bedrijven tot een totaal bedrag van 130 miljoen euro. Voor dit en volgend jaar zijn garanties beschikbaar voor een bedrag van in totaal 3 miljard euro. De bewindsvrouw zei woensdag te hopen op een 'vliegwieleffect' door de regeling extra onder de aandacht te brengen.
Zij deed dit samen met ex-politicus Joop Wijn, die als directeur bij ABN Amro een contract ondertekende met de Beelengroep, een onderneming die zich richt op sloopwerken en recycling en sterk uitbreidt. Naast de zogeheten borgstellingskredieten en de groeifaciliteit is dit een derde regeling van Economische Zaken om bedrijven te ondersteunen die bij de bank aankloppen voor krediet.
Bij de Garantie Ondernemingsfaciliteit gaat het om garantiekredieten met bedragen van 1,5 tot 50 miljoen euro. De overheid staat garant voor de helft, dus per geval tot ten hoogte 25 miljoen euro.
Vrijdag 7 augustus 2009
Kredietcrisis/Invorderingswet
Voorlopig geen nieuwe fiscale maatregelen tegen crisis / 7 augustus 2009
Steeds meer bedrijven hebben problemen met het aan de Belastingdienst betalen van verschuldigde omzetbelasting omdat afnemers hun betalingen uitstellen. Staatssecretaris De Jager van Financiën is hiervan op de hoogte. In een brief aan de Tweede Kamer laat hij echter weten dat er voorlopig geen nieuwe fiscale maatregen komen om de huidige economische crisis te bestrijden.
Huidige maatregelen
De mogelijkheid om per kwartaal btw-aangifte te doen en de tijdelijke versoepeling van het invorderingsbeleid is volgens de bewindsman een effectieve en ook gedurfde inzet van het fiscale instrumentarium om de huidige economische crisis te bestrijden. Meer maatregelen zijn volgens hem ongewenst.
Kwartaalaangifte omzetbelasting
Op dit moment kunnen alle ondernemers in Nederland opteren voor een kwartaalaangifte van de omzetbelasting, ongeacht de grootte van de omzet. Dit versterkt de kasstroom van de ondernemers en vermindert de administratieve lasten.
Toename kwartaalaangifte
Per 1 juli jl. zijn al ruim 55.000 ondernemers die voor de omzetbelasting maandaangifte doen en op maandbasis omzetbelasting afdragen, op hun verzoek door de Belastingdienst naar kwartaalaangifte gezet. Dit is nu dus al ruim 26% van de daarvoor in aanmerking komende ondernemers. De staatssecretaris constateert dan ook dat de regeling kennelijk in een behoefte voorziet en daadwerkelijk bijdraagt aan een versterking van de kasstroom van ondernemers.
Versoepeling invorderingsbeleid
Daarnaast is eind mei de tijdelijke versoepeling van het invorderingsbeleid in werking getreden. Bedrijven die bedrijfseconomisch gezond zijn en door de economische crisis zijn getroffen, kunnen onder minder strenge voorwaarden uitstel van betaling krijgen. Deze tijdelijke versoepeling geldt overigens niet uitsluitend voor de omzetbelasting maar in principe voor alle belastingmiddelen.
Dinsdag 4 augustus 2009
Inkomstenbelasting
Geen navordering bij ambtelijk verzuim / 4 augustus 2009
Een inspecteur mag niet alsnog een navorderingsaanslag opleggen nadat hij in de aanslag inkomstenbelasting een dividenduitkering van € 400.000 vergeet mee te nemen. Het dividend stond duidelijk in de aangifte en de inspecteur had hiervan op de hoogte moeten zijn, aldus hof 's-Hertogenbosch.
Dividenduitkering
Een directeur-grootaandeelhouder (dga), heeft een aanmerkelijk belang in een bv. In 2004 keert deze bv aan haar een dividend uit van € 400 000. De bv houdt € 100 000 dividendbelasting in en draagt dit bedrag af aan de belastingdienst. De dga verwerkt het dividend correct in de elektronisch ingediende aangifte inkomstenbelasting 2004.
Navorderingsaanslag
Bij de aanslag wordt echter alleen de dividendbelasting verrekend. Het dividend zelf wordt niet in de aanslag betrokken, omdat het computersysteem van de Belastingdienst dit niet overneemt. Nadat de dga de inspecteur hierop wijst, volgt alsnog een navorderingsaanslag. De vraag is of navordering in dit geval wel is toegestaan.
Ambtelijk verzuim
In tegenstelling tot de inspecteur en de rechtbank Breda beslist het hof dat hier sprake is van een ambtelijk verzuim en dat daarom navordering niet mogelijk is. Navordering is mogelijk in geval van een schrijf- of tikfout of een daarmee te vergelijken vergissing, en dat is hier niet het geval.
Controleplicht
Het staat vast dat het hier om een relatief en absoluut groot bedrag van € 400.000 gaat. De inspecteur had zijn fout daarom gemakkelijk kunnen ontdekken als hij enige controle had toegepast. Laat de inspecteur dit na dan kan hij, als de primitieve aanslag later te laag blijkt, niet meer zeggen dat hij die uitkomst niet heeft gewild. De gevolgen van deze werkwijze komen volgens het hof voor rekening van de inspecteur.
Maandag 3 augustus 2009
Inkomstenbelasting
Eigenwoningforfait en renteaftrek tijdens scheiding / 3 augustus 2009
Bij echtscheiding kan er onder voorwaarden een recht op aftrek wegens onderhoudsverplichtingen ontstaan. Er moet dan ñ bijvoorbeeld ñ sprake zijn van een juridische verplichting tot het betalen van een periodieke uitkering. Dat er een juridische verplichting bestaat, volgt meestal uit een rechterlijk oordeel of een echtscheidingsconvenant.
In onderstaand voorbeeld, dat is gebaseerd op de uitspraak van Rechtbank Haarlem 'Voor ex-echtgenote betaalde bedragen geen aftrekbare alimentatie' , wordt uitgewerkt hoe de toedeling van het eigenwoningforfait en de renteaftrek eruit kan zien in een periode van echtscheiding:
Voorbeeld
M en V, gehuwd in gemeenschap van goederen, hebben een gezamenlijke eigen woning en eigenwoningschuld. Op 1 maart 2009 verlaat M de eigen woning. Op 1 augustus 2011 wordt de echtscheiding uitgesproken. In het echtscheidingsconvenant spreken M en V af dat V in de woning blijft wonen. Zij is hiervoor geen vergoeding verschuldigd. De woning blijft gezamenlijk eigendom. Ook spreken M en V af dat ieder zijn helft van de hypotheekrente blijft betalen.
Vanaf 1 maart 2009
M en V zijn, omdat zij zijn getrouwd, een gedeelte van dit jaar elkaars fiscale partner geweest. Ze mogen er nu voor kiezen om het gehele jaar als fiscale partner te worden behandeld. Het eigenwoningforfait en de renteaftrek worden naar keuze toegerekend.
Vanaf 1 januari 2010
M mag op grond van de echtscheidingsregeling zijn helft van de gezamenlijke woning aanmerken als eigen woning. Zijn deel van de betaalde hypotheekrente mag hij aftrekken en de helft van het eigenwoningforfait moet hij bij zijn inkomen optellen. Omdat M zijn gedeelte van de woning aan V ter beschikking stelt zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen, mag hij een bedrag gelijk aan zijn eigenwoningforfait als onderhoudsverplichting weer aftrekken van zijn inkomen.
V kan eveneens de helft van de gezamenlijke woning aanmerken als haar eigen woning. Voor dit gedeelte van de woning heeft V recht op hypotheekrenteaftrek en moet zij haar deel van het eigenwoningforfait bij haar inkomen optellen. Ook de alimentatie die V ontvangt in de vorm van woongenot van M's helft van de eigen woning, moet V bij haar inkomen optellen. Het woongenot wordt gewaardeerd op de helft van de waarde van het eigenwoningforfait.
Vanaf 1 maart 2011
De tweejaarstermijn van de echtscheidingsregeling is verlopen. Voor M verhuist de woning en de daarmee samenhangende eigenwoningschuld van box 1 naar box 3. De hypotheekrente die M betaalt, is bij hem niet langer aftrekbaar. Het eigenwoningforfait hoeft M niet meer bij zijn inkomen op te tellen. Omdat M zijn helft van de woning zonder vergoeding beschikbaar stelt aan V, mag M een bedrag als onderhoudsverplichting aftrekken. Voor de hoogte van dit aftrekbare bedrag is aangesloten bij het bedrag dat M op grond van het eigenwoningforfait bij zijn inkomen had moeten tellen toen zijn deel van de woning nog kwalificeerde als eigen woning. Voor V verandert er niets.
Vanaf 1 augustus 2011
De ondertekening van het echtscheidingsconvenant verandert niets aan de fiscale situatie zoals die vanaf 1 maart 2011 geldt. De helft van de hypotheekrente, M's deel, is niet langer aftrekbaar. M en V kunnen voorkomen dat M's deel niet meer aftrekbaar is door V 100% eigenaar te maken van de eigen woning. In dat geval kwalificeert de gehele woning voor V als eigen woning. V kan de betaalde hypotheekrente aftrekken en moet het gehele eigenwoningforfait bijtellen.
Als V onvoldoende middelen heeft om de hypotheekrente te betalen, dan kunnen M en V in het echtscheidingsconvenant bijvoorbeeld een hogere alimentatie afspreken. Voor M heeft dit het voordeel dat hij deze hogere alimentatie kan aftrekken als onderhoudsverplichting. V moet de ontvangen alimentatie bij haar inkomen optellen, maar kan nu wel de hypotheekrente betalen en aftrekken.
Donderdag 30 juli 2009
Pensioenen
Pensioenshoppen mogelijk voor nabestaanden / 27 juli 2009
Nabestaanden krijgen met terugwerkende kracht (vanaf 21 april 2009) de mogelijkheid om hun nabestaandenpensioen onder te brengen bij een pensioenuitvoerder van hun keuze.
De mogelijkheid voor het zogenoemde shoppen wordt geregeld in een wet van minister Donner die 27 juli in het Staatsblad is gepubliceerd.
Inkopen pensioenuitkering
Het gaat om nabestaanden met een pensioenovereenkomst waarin een bedrag is opgebouwd, waarmee ze een pensioenuitkering inkopen. Nu kunnen zij dat bedrag alleen gebruiken voor een uitkering bij de eigen pensioenuitvoerder.
Overstappen mogelijk
Vanaf nu is het voor verzekeraars verplicht en voor het pensioenfondsen toegestaan om mee te werken aan een verzoek van een nabestaande om over te stappen naar een andere pensioenuitvoerder. Dit geldt niet alleen voor nabestaanden die in de toekomst een nabestaandenpensioen inkopen, maar ook voor nabestaanden van wie de partner al is overleden en die nog geen nabestaandenpensioen hebben ingekocht.
Maandag 27 juli 2009
Inkomstenbelasting
Zonder plaatsbewijzen geen reisaftrek / 27 juli 2009
Hof Amsterdam beslist in hoger beroep dat een werkneemster geen recht heeft op reisaftrek, omdat zij geen plaatsbewijzen kan overleggen.
Reisaftrek openbaar vervoer
Een werkneemster heeft in haar aangifte inkomstenbelasting van 2004 de reisaftrek openbaar vervoer geclaimd. Zij beschikt wel over een reisverklaring van haar werkgever, maar niet over plaatsbewijzen.
Giroafschriften
De werkneemster heeft kopieën van giroafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat zij in 2004 betalingen heeft gedaan aan de Nederlandse Spoorwegen (NS). Rechtbank Haarlem beslist dat de geldigheid van de reisverklaring niet afhankelijk is van de aanwezigheid van plaatsbewijzen en staat de aftrek toe. De inspecteur is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep.
Plaatsbewijzen
Hof Amsterdam beslist dat de plaatsbewijzen een essentieel onderdeel zijn van het te leveren bewijs. Slechts door de combinatie van de door de werkgever opgemaakte reisverklaring met de plaatsbewijzen kan namelijk het (directe) verband worden gelegd tussen het woon-werkverkeer en het daadwerkelijk op bepaalde dagen met het openbaar vervoer afgelegde traject. Nergens uit de wet blijkt dat het bewijs op een andere manier kan worden geleverd. Zonder plaatsbewijzen dus geen reisaftrek
Vrijdag 24 juli 2009
Inkomstenbelasting
Fiscale gevolgen compensatieregelingen woekerpolissen / 24 juli 2009
Diverse levensverzekeraars zijn collectieve compensatieregelingen overeengekomen voor de zogenaamde woekerpolissen. In het Besluit van 6 juli 2009, CPP2009/1028M maakt staatssecretaris De Jager duidelijk wat de gevolgen van deze compensatieregelingen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting.
Compensatieregelingen
Over het algemeen houden de compensaties in:
een verlaging met terugwerkende kracht van het kostenpeil van de verzekeringen, of
een verlaging van de premies voor bepaalde risicodekkingen.
Dat leidt tot herberekening van (verzekerde) waarden of tot uitkeringen ineens. Ook voor de toekomst hebben de regelingen gevolgen.
Om ongewenste gevolgen te voorkomen geeft de staatssecretaris op grond van de hardheidsclausule een aantal goedkeuringen af.
Afkoop
Een nabetaling die betrekking heeft op een verzekering die naar een andere verzekeraar of een bancaire instelling is overgegaan, zou in beginsel moeten worden beschouwd als een gedeeltelijke afkoop van de kapitaalverzekering of lijfrente waarop de nabetaling betrekking heeft.
Goedkeuring
Voor deze gevallen keurt de staatssecretaris goed, dat de deze nabetaling wordt aangemerkt als reguliere verzekeringsuitkering en niet als een gedeeltelijke afkoopsom. Specifiek met betrekking tot kapitaalverzekeringen keurt hij goed dat de nabetalingen niet leiden tot het verlies van bestaande rechten op vrijstelling van toekomstige kapitaalsuitkeringen.
Overschrijding bandbreedtes
Voor kapitaalverzekeringen kunnen premieverlagingen of een verhoging van de verzekerde rechten gevolgen hebben voor het recht op vrijstelling van de kapitaalsuitkering, omdat de premies per verzekeringsjaar binnen een bepaalde bandbreedte moeten vallen. Voor bij voorbeeld een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) geldt een bandbreedte van 10 : 1 voor de hoogste respectievelijk laagste premie op basis van het verzekeringsjaar.
Indien de bandbreedte ten volle is benut, zou een verlaging van de reguliere premie op grond van de compensatieregelingen niet alleen leiden tot het verlies van het recht op vrijstelling van de kapitaalsuitkering maar ook tot onmiddellijke afrekening over de waarde van de KEW en overgang naar box 3.
Goedkeuring
In deze situaties acht de staatsecretaris het overschrijden van de bandbreedte louter door het verlagen van de premie als gevolg van de compensatieregeling, niet in strijd met de voorwaarden voor vrijstelling van de kapitaalsuitkering. Voor de toekomst mag voor de bandbreedte-eis als laagste premie worden uitgegaan van de premie zoals die op grond van de compensatieregeling is overeengekomen.
Eerbiedigende werking
Voor de toepassing van de eerbiedigende werking voor kapitaalverzekeringen ñ bij voorbeeld artikel 76 Wet IB 1964 en de relevante bepalingen van de Invoeringswet Wet IB 2001- moeten de (premies voor de) verzekerde uitkering bij leven en ten gevolge van overlijden separaat worden beoordeeld. Als op grond van een compensatieregeling de premie voor het overlijdensgedeelte wordt verlaagd, waarbij de in totaal verschuldigde premie gelijk blijft, wordt per saldo in de toekomst een hogere premie voldaan voor de uitkering bij leven. Als gevolg hiervan kan in een aantal gevallen het recht op eerbiedigende werking verloren gaan.
Goedkeuring
Daarom keurt de staatssecretaris goed dat in dergelijke gevallen een verhoging van de premie voor de uitkering bij leven als gevolg van een compensatieregeling, niet leidt tot verlies van het bestaande recht op eerbiedigende werking. Deze goedkeuring geldt overeenkomstig indien louter als gevolg van de compensatieregeling een verhoging plaatsvindt van een verzekerde waarde.
Maandag 20 juli 2009
Omzetbelasting
Voorwaarden toepassing verlaagd btw-tarief isolatiewerkzaamheden / 17 juli 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft een concepttoelichting bij het verlaagde btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden naar de Tweede Kamer gestuurd. In die toelichting staat wanneer er sprake is van op energiebesparing gerichte werkzaamheden. Uit de toelichting volgt ook dat het verlaagde tarief niet geldt voor materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten.
Isolatiewerkzaamheden
Het verrichten van op energiebesparing gerichte isolatiewerkzaamheden aan bestaande woningen (ouder dan twee jaar na de eerste ingebruikneming), valt per 1 juli 2009 onder het verlaagde btw-tarief.
Energiebesparende maatregelen
In de concepttoelichting staat wanneer er sprake is van op energiebesparing gerichte werkzaamheden. Er is sprake van op energiebesparing gerichte werkzaamheden bij:
Vloer- gevel- en dakisolatie met een Rc-waarde (warmteweerstand van een constructie), die voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit (groter dan of gelijk aan 2,50 m2K/W);
spouwmuurisolatie met een Rc-waarde, die groter is dan of gelijk aan 1,1 m2.K/W;
aanbrengen van ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen inclusief beglazing met Ugl-waarde die kleiner dan of gelijk is aan de eisen van het Bouwbesluit;
bodemisolatie met een Rc-waarde die groter is dan of gelijk aan 1,1 m2K/W.
Rieten daken
Voor wat betreft rieten daken is het uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de zogenaamde Rc-waarde. Als een rieten dak voldoet aan deze voorwaarde kunnen de werkzaamheden aan rieten daken ook onder het verlaagde btw-tarief voor op energiebeparing gerichte isolatiewerkzaamheden vallen.
Woningen
Voor de uitleg van het begrip ëwoning' wordt aangesloten bij de uitleg van dit begrip in Tabel I -post b.8 van de Wet op de omzetbelasting.
Beduidend deel
Het verlaagde tarief is niet van toepassing op de materialen als die materialen een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de totale dienst. Onder "beduidend" wordt hier verstaan meer dan 50%. De staatssecretaris geeft in de concepttoelichting twee voorbeelden.
Voorbeeld 1
Arbeidsloon € 1000 en isolatiemateriaal € 800. In deze situatie is de waarde van de materialen minder dan 50% van de waarde van de totale dienst (€1800). Dit betekent dat de totale dienst is onderworpen aan het verlaagde tarief.
Voorbeeld 2
Arbeidsloon € 1000 en isolatiemateraal € 1.001 of meer. In deze situatie is de waarde van de materialen meer dan 50% van de waarde van de totale dienst (€2001). Dit betekent dat alleen het arbeidsloon is onderworpen aan het verlaagde tarief.
Diensten vanaf 1 juli 2009
Het moment waarop de dienst wordt verricht, is bepalend voor het antwoord op de vraag of het verlaagde tarief van toepassing is. Het verlaagde tarief is pas van toepassing als de dienst wordt afgerond op of na 1 juli 2009.
Post B 19
Het verlaagde btw-tarief op isolatiewerkzaamheden zal worden opgenomen in een nieuwe post van B19 -Tabel I van de Wet op de omzetbelasting.
Concepttoelichting
Een bestaand besluit van 27 september 2007, met toelichtingen op de verschillende categorieën goederen en diensten waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt, zal worden geactualiseerd. De tariefswijziging voor isolatiewerkzaamheden zal dan worden meegenomen. Vooruitlopend op de publicatie van dit besluit laat de staatssecretaris weten dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de sector alvast uitgaat van de concepttoelichting.
Vrijdag 19 juni 2009
Successierecht
Vordering door ik-opa-testament gedeeltelijk onbelast / 19 juni 2009
Rechtbank Haarlem beslist dat de ik-opa-vordering van kleinkinderenvoor de helft onbelast moet blijven. Er is geen sprake van omzetting in genotsrechten omdat de schoondochter als laatste overlijdt. Zij was geen partij bij de rechtshandeling waarbij haar man de verplichting op zich had genomen een bedrag uit de erfenis van zijn overleden vader schuldig te erkennen aan zijn kinderen.
Ik-opa-testament
Een opa stelt een ik-opa-testament op. Hij benoemt zijn enig kind tot enig erfgenaam onder de verplichting een bedrag schuldig te erkennen aan zijn -in dit geval drie- kleinkinderen. Opa overlijdt in 1998. Daarna overlijdt zijn zoon in 2001 en in 2006 overlijdt de schoondochter, met wie de zoon in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd.
Schuldigerkenning
De zoon heeft na het overlijden van opa -ter uitvoering van het testament van opa- aan de kleinkinderen een bedrag schuldig erkend. De verkrijging van de zoon uit de nalatenschap van opa valt in de huwelijksgoederengemeenschap van de zoon en de schoondochter.
Schoondochter
Als de schoondochter overlijdt is zij aan elk van de drie kinderen een ik-opa-vordering verschuldigd van € 83.380. Dit is een derde van de helft van het in de huwelijksgoederengemeenschap vallende schuldig erkende bedrag. Volgens de inspecteur is dat bedrag belast als erfrechtelijke verkrijging. Er zou hier sprake zijn van omzetting in genotsrechten (zoals vruchtgebruik). De kleinkinderen zijn het daar niet mee eens.
Omzetting in genotsrechten
Eén van de voorwaarden bij omzetting in genotsrechten is dat er sprake moet zijn van een rechtshandeling waarbij de overledene zelf partij was. In dit geval is dat de overleden zoon die -ter uitvoering van het testament van opa- aan de kleinkinderen een bedrag heeft schuldig erkend.
Rechtshandelingen
Rechtbank Haarlem beslist dat de omzetting in genotsrechten volgens de Successiewet niet van toepassing is op deze ik-opa-vordering. De schoondochter was namelijk zelf geen partij bij de overeenkomst (rechtshandeling) waarbij de inmiddels overleden zoon (haar man) de bedragen schuldig erkende. Volgens de rechtbank is dit niet anders nu de schoondochter in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd. Er is geen bepaling van huwelijksgoederenrecht die regelt dat een echtgenoot die niet zelf partij is bij een rechtshandeling met gevolgen voor de huwelijksgoederengemeenschap, wel geacht wordt zelf partij te zijn.
Ongewenste gevolgen
De rechtbank is zich ervan bewust dat het gevolg van haar beslissing is dat over de helft van het schuldig erkende bedrag geen recht van successie wordt geheven. Wanneer de wetgever dit ongewenst acht, is het aan de wetgever te bepalen of en zo ja, op welke wijze hij daaraan een einde wil maken, aldus de rechtbank.
Let op!
Het wetsvoorstel schenk-en erfbelasting bevat ook bepalingen om constructies te bestrijden. Hieronder valt ook de omzetting in genotsrechten.
Donderdag 18 juni 2009
Loonheffing
Duidelijkheid over kostenvergoeding pakket internet, telefonie en tv / 18 juni 2009
Het komt steeds vaker voor dat een werknemer een totaalpakket voor internet, telefonie en tv met zijn provider afsluit. De huidige wet- en regelgeving op loonbelastinggebied voorziet hier niet in waardoor er weer de nodige discussies met de Belastingdienst (kunnen) ontstaan. Onlangs heeft de Belastingdienst haar mening kenbaar gemaakt.
Totale gebruik combi-abonnement
De onbelaste vergoeding of verstrekking moet volgens de Belastingdienst worden bepaald op basis van het totale gebruik van het combi-abonnement:
Bij een zakelijk gebruik van 10 procent of minder is de vergoeding of verstrekking volledig belast.
Bij een zakelijk gebruik van meer dan 10 procent en minder dan 90 procent is de vergoeding of verstrekking voor 50 procent onbelast.
Bij een zakelijk gebruik van 90 procent of meer is de vergoeding of verstrekking volledig onbelast.
Bewijslast
Over de bewijslast van de omvang van het zakelijke gebruik heeft de Belastingdienst nog opgemerkt dat de werkgever per werknemer het percentage van het zakelijk gebruik binnen het totale gebruik van het abonnement aannemelijk moet maken.
Oude tijden herleven
Tot 1 januari 2007 gold er een zelfde regeling voor de kosten van internet via de kabel. De befaamde Paarse krokodil heeft hiermee korte metten gemaakt maar dankzij de voortschrijdende ontwikkelingen op het gebied van internet, telefonie en tv wordt de praktijk wederom opgezadeld met een afgestofte regeling waarvan iedereen blij was dat deze verdwenen was.
Donderdag 11 juni 2009
Successierecht
Geen samenlevingscontract? Ga dan nog voor 1 juli langs bij de notaris! / 10 juni 2009
Naar verwachting wordt op 1 januari 2010 de Successiewet gewijzigd. Een onderdeel hiervan is de wijziging van het begrip partner. Alleen als een notarieel samenlevingscontract is opgemaakt kan gebruikt worden gemaakt van de (veel) hogere vrijstelling en het lagere tarief van de successiebelasting voor partners.
De vrijstelling voor niet-partners is nu € 1.976 en wordt € 2.000. De vrijstelling voor partners bedraagt nu € 532.570 en wordt verhoogd naar € 600.000. De vrijstelling houdt in dat bij overlijden, de partner van de overledene over de eerste € 600.000 van zijn of haar erfenis, geen successiebelasting is verschuldigd. Het tarief voor partners bedraagt nu 5%-27% en voor niet partners 41%-68%, dit wordt in 2010 10%-20% voor partners en 30%-40% voor niet partners. Dit betekent dat de kwalificatie als partner in de Successiewet kan lijden tot aanzienlijke belastingvoordelen.
Iemand wordt in ieder geval als partner voor de Successiewet aangemerkt als diegene gehuwd of geregistreerd partner is Daarnaast kan iemand ook als partner worden aangemerkt wanneer diegene samenwoont (ongehuwd of niet als partner geregistreerd). Daarbij moet wel worden voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
iemand moet tot het moment van overlijden minimaal 6 maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd;
iemand staat volgens de basisadministratie op hetzelfde woonadres ingeschreven;
iemand is wederzijdse zorgplicht aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract;
iemand heeft de afgelopen 5 jaar in de inkomstenbelasting, indien mogelijk, gekozen voor fiscaal partnerschap.
Daarnaast kunnen samenwonenden ook als partner worden aangemerkt wanneer ze gedurende een aangesloten periode van 5 jaar een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Een notarieel samenlevingscontract is daarbij dus geen vereiste.
Minimaal zes maanden
Deze laatste mogelijkheid voor de kwalificatie van partner komt naar verwachting met ingang van 2010 te vervallen. Dit betekent dat alleen wanneer er een notarieel samenlevingscontract is opgemaakt, waarin wederzijdse zorgplicht is vastgelegd, de vrijstelling en het lagere tarief nog benut kunnen worden. Daarbij moet nog wel worden voldaan aan de voorwaarden van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en inschrijving op hetzelfde woonadres volgens de basisadministratie. Aan deze voorwaarden moet bovendien minimaal 6 maanden voorafgaand aan het overlijden zijn voldaan. Dus niet alleen 6 maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd, maar ook het samenlevingscontract moet minimaal 6 maanden voor overlijden zijn aangegaan.
De gewijzigde Successiewet zal naar verwachting ingaan op 1 januari 2010, dit betekent dat iemand op zijn laatst op 1 juli 2009 aan bovengenoemde voorwaarden moet voldoen wil diegene niet in 2010 bij een onverhoopt vroegtijdig overlijden van de partner tegen ongewenste fiscale gevolgen aanlopen.
Tip
Uiteraard kan iemand ook op een later tijdstip een samenlevingscontract aangaan. Echter, mocht een van de twee partners dan binnen 6 maanden overlijden, dan wordt niet voldaan aan de voorwaarden en kan het zomaar zijn dat de overlevende partner 30%-40% successierecht moet betalen over de erfenis! Met een tijdig opgesteld samenlevingscontract kunnen samenwoners bereiken dat zij volgens de Successiewet op dezelfde manier worden behandeld als gehuwden.
Maandag 8 juni 2009
Algemeen
Fiscaal stimuleringspakket aangenomen door Tweede Kamer / 5 juni 2009
De Tweede Kamer heeft het Fiscaal stimuleringspakket van staatssecretaris De Jager aangenomen. In dit pakket zijn fiscale maatregelen opgenomen die onderdeel zijn van het crisispakket van het kabinet.
In dit wetsvoorstel zijn onder andere de volgende maatregelen opgenomen:
intensivering van de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk;
verlaging van de tarieven in de vliegbelasting naar nul;
toepassing van de energie-investeringsaftrek voor energiebesparing in huurwoningen;
verlaging van het mkb-tarief in de tweede schijf van de vennootschapsbelasting naar 20% voor de jaren 2009 en 2010;
de (vergrijp)boete voor het niet aangeven van inkomen in box 3 wordt verhoogd naar maximaal 300%;
het huidige g-rekeningenstelsel wordt vervangen door een depotstelsel.
Ook zijn er bij het dit wetsvoorstel een drietal amendementen van de Tweede Kamer aangenomen:
toepassen van het verlaagd btw-tarief voor isolatiewerkzaamheden;
het beperken van de inkeerregeling tot twee jaar na aangifte;
inkorten van de tijdelijke verhoging van het budget voor de energie-investeringsaftrek met twee maanden voor de subsidieregeling voor dubbel glas.
De beoogde ingangsdatum van het Fiscaal stimuleringspakket is 1 juli 2009. De Eerste Kamer moet het wetsvoorstel nog behandelen.
Woensdag 3 juni 2009
Omzetbelasting
Beperkte administratieve lastenverzwaring door uitstel btw-aangifte / 3 juni 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën verwacht dat de totale administratieve lasten veroorzaakt door het uitstellen van de btw-aangifte juist zullen afnemen. Dit blijkt uit zijn antwoorden op vragen van de Tweede Kamerleden Omtzigt en Blanksma-van den Heuvel over de administratieve lastendruk voor ondernemers.
De kamerleden vragen zich af of het klopt dat, door het mogelijk maken van het per kwartaal doen van btw-aangiften, er een aanzienlijke verzwaring van de administratieve lastendruk voor ondernemers dreigt.
Nieuwe papierberg voor ondernemers
De vragen zijn gesteld naar aanleiding van het artikel 'Nieuwe papierberg voor ondernemers' dat is gepubliceerd in de Telegraaf van 28 april 2009.
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
De administratieve lastendruk zou worden verzwaard doordat het Centraal Bureau voor de Statistiek wegens zijn verplichte informatiestroom aan de Europese Unie maandelijks btw-cijfers moet hebben en het CBS daarom zelf ondernemers moet gaan enqueteren.
Benodigde maatregelen
De bewindsman geeft aan dat momenteel wordt bezien welke maatregelen nodig zijn om aan de eisen van de Europese verordeningen op een minimale wijze te voldoen. Allereerst zal daarbij worden uitgegaan van de door de Belastingdienst ter beschikking gestelde gegevens met betrekking tot de kwartaalaangiften en de maandaangiften (in de gevallen waar ondernemers niet voor kwartaalaangifte hebben gekozen).
Redelijke statistiekinschatting
Uitsluitend als deze gegevens niet voldoende zijn om een redelijke statistiekinschatting te maken op het minimale niveau zal een uiterst kleine steekproefenquete per maand worden gedaan om de reeds beschikbare maand- en kwartaalaangiften te valideren.
Afname administratieve lasten
Daardoor en afhankelijk van het aantal ondernemers dat overstapt naar kwartaalaangifte zullen de totale administratieve lasten die samenhangen met deze uitvraag slechts beperkt zijn, nl. maximaal een paar miljoen euro. De totale administratieve lasten zullen dus naar verwachting sterk afnemen.
Vrijdag 29 mei 2009
Inkomstenbelasting
Voorstellen verbetering positie dga / 29 mei 2009
Onlangs heeft de staatssecretaris van Financiën een notitie over de fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt nader ingegaan op de fiscale aspecten in de loon- en inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, btw, sociale zekerheid en Pensioenwet. Er worden maatregelen aangekondigd die zullen worden opgenomen in het Belastingplan 2010. Het is de bedoeling dat ze op 1 januari 2010 in werking treden. Een toelichting op de maatregelen.
Eenmalige mogelijkheid om tbs-pand geruisloos in bv in te brengen
In de terbeschikkingstellingsregeling zal een eenmalige mogelijkheid worden ingevoerd om een pand belastingvrij in te brengen in het ondernemingsvermogen van de bv. Voorgesteld wordt om gedurende een periode van een jaar toe te staan dat een tbs-pand wordt ingebracht in de bv waarin een materiële onderneming zit en waaraan het ter beschikking wordt gesteld. De doorschuiving vindt plaats naar de boekwaarde en zonder heffing van overdrachtsbelasting.
Er zullen vergelijkbare voorwaarden worden gesteld als bij toepassing van de inbrengvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Daarvoor geldt onder meer dat de inbreng tegen aandelen plaatsvindt en de inbrenger minimaal 90% van de aandelen van de bv in zijn bezit moet hebben.
Nieuwe faciliteiten in tbs-regeling
Voor een terbeschikkingsteller komt er een faciliteit die vergelijkbaar is met de mkb-winstvrijstelling. Verder zullen de herinvesteringsreserve en de kostenegalisatiereserve ook gaan gelden voor de tbs-regeling.
Uitstelregeling bij einde tbs-regeling
Aan een terbeschikkingsteller wordt uitstel van betaling verleend voor maximaal 10 jaar voor de verschuldigde inkomstenbelasting bij het einde van de terbeschikkingstelling. De eis dat de belastingschuldige over onvoldoende middelen moet beschikken om de belasting te voldoen, zal vervallen.
Invloed huwelijksvermogensrecht op tbs-regeling
De staatssecretaris van Financiën volhardt in zijn standpunt dat bij het ter beschikking stellen van een tot de huwelijksgoederengemeenschap behorend vermogensbestanddeel, de voordelen aan beide echtgenoten moeten worden toegerekend naar ieders gerechtigdheid in de huwelijksgoederengemeenschap. In een tweetal beslissingen van Rechtbank Haarlem is anders beslist. Ook de advocaat-generaal van de Hoge Raad denkt er blijkens zijn conclusie anders over. Als de Hoge Raad dit standpunt volgt, zal de staatssecretaris zijn eigen standpunt bij wet vastleggen.
Gebruikelijk loon lager dan € 5000
Als het gebruikelijk loon niet hoger is dan € 5000 per jaar, zal de gebruikelijkloonregeling buiten toepassing blijven. Bij concernstructuren geldt deze grens niet per bv, maar voor alle werkzaamheden die de dga voor het concern verricht.
Doorschuiffaciliteit bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen
Als aanmerkelijkbelangaandelen vererven, kan de heffing over de aanmerkelijkbelangclaim onder voorwaarden worden doorgeschoven naar de verkrijger. Als aandelen worden geschonken, is dat niet mogelijk. In de inkomstenbelasting wordt daarom voor schenking een soortgelijke regeling getroffen. Om voor de regeling in aanmerking te komen, moet sprake zijn van een materiële onderneming. Deze voorwaarde zal dan overigens ook gaan gelden voor vererving van aanmerkelijkbelangaandelen. Verder zullen nadere voorwaarden worden gesteld om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Bij een buitenlandse verkrijger zal een conserverende aanslag aan de schenker worden opgelegd.
De uitstelfaciliteit voor verschuldigde inkomstenbelasting zal voortaan voor schenking en vererving worden beperkt tot situaties van overdracht van aanmerkelijkbelangaandelen tegen schuldig blijven van de overdrachtsprijs. De beperking tot de familiekring vervalt.
Begrip dga voor werknemersverzekeringen
Het begrip dga voor de werknemersverzekeringen verschilt ingrijpend van het fiscale begrip aanmerkelijkbelanghouder en van het begrip dga voor de Pensioenwet. Omdat uniformering van dit begrip allerlei ongewenste neveneffecten kan hebben, wordt voorgesteld een wijziging van het begrip dga voor de werknemersverzekeringen op een later moment, bijvoorbeeld in 2011, in te voeren.
Dga en btw
Sinds het Van der Steen-arrest in 2007 kan een dga niet als een btw-plichtige ondernemer worden aangemerkt voor de werkzaamheden die hij op grond van een arbeidsovereenkomst verricht tegen een vergoeding voor zijn bv. Bij besluit in 2007 nam de staatssecretaris het standpunt in dat een dga ook niet btw-plichtig is als hij zijn arbeidswerkzaamheden voor zijn bv in de vorm van een managementovereenkomst verricht.
Voor de dga persoonlijk gelden daarom geen administratieve verplichtingen voor de omzetbelasting.
Vennootschapsbelasting
Omdat de belastingdruk voor een dga verschilt ten opzichte van een IB-plichtige ondernemer, kan dit de keuze voor een bepaalde rechtsvorm beïnvloeden. Om dit te voorkomen, zou een rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting kunnen worden overwogen, maar die is op korte termijn niet te realiseren. Voor de korte termijn neemt de staatssecretaris als uitgangspunt dat te treffen maatregelen de verschillen tussen een dga en een IB-ondernemer niet zullen vergroten.
Hij vindt verder dat een dga uitgesloten moet blijven van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen.
Pensioen
Wanneer een dga minstens 10% van de aandelen houdt, mag onder voorwaarden het pensioen in eigen beheer worden opgebouwd. Als sprake is van een fiscaal zuivere pensioenregeling, is de aanspraak vrijgesteld en zijn de uitkeringen belast. De pensioenaanspraak mag niet uitgaan boven hetgeen in collectieve regelingen gangbaar is. Dit acht de staatssecretaris niet onredelijk.
Donderdag 28 mei 2009
Belasting op Personenauto´s en Motorrijtuigen BPM
Versoepeling inrichtingseisen bestelauto's / 28 mei 2009
De technische eisen aan de vaste wand in een bestelauto, die de cabine van de laadruimte scheidt, worden versoepeld. Hierdoor kunnen fabrikanten en importeurs een bestelauto eenvoudiger aanpassen aan de Nederlandse fiscale bepalingen voor de BPM. Deze maatregel geldt per 1 juni 2009.
Het beleidsbesluit van 12 mei, CPP2009/764M, staat nu het gebruik van popnagels als bevestigingsmateriaal toe. Ook hoeft de wand niet meer aan de bovenzijde te worden vastgezet en hoeft de wand niet overal aan de carrosserie aan te sluiten.
Woensdag 27 mei 2009
Inkomstenbelasting
Stamrechtvrijstelling geldt ook voor deel ontslagvergoeding / 27 mei 2009
Soms bestaat een ontslaguitkering uit verschillende elementen: een deel is vervanging van gederfd of te derven loon, een ander deel dient ter vervanging van vakantiedagen. Hierdoor wordt niet strikt voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat het stamrecht dient ter vervanging van gederfd of te derven loon. Is nu toch de stamrechtvrijstelling van toepassing op het eerste deel?
Een stamrecht is een recht op toekomstige periodieke uitkeringen. Een hoge uitkering ineens, zoals een ontslagvergoeding, kan over een aantal jaren uitgesmeerd worden. Niet het stamrecht wordt belast, maar de uitkeringen. De uitvoering van stamrechten is beperkt tot een beperkte kring van toegelaten verzekeraars. Tot de toegelaten verzekeraars van stamrechten behoren:
een van vennootschapsbelasting vrijgesteld pensioenfonds;
een professionele verzekeringsmaatschappij;
een eigen stamrecht-bv;
de (gewezen) werkgever.
De stamrechtvrijstelling is van toepassing als het stamrecht voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat het gaat om vervanging van gederfd of te derven loon (art. 11 lid 1g Wet LB).
Onzuivere aanspraak
De vraag of een gedeeltelijke toepassing van de stamrechtsvrijstelling mag behandelen we een zaak die een op 31 december 2003 vanwege het ontslag van een werknemer toegekend stamrecht betreft. Het stamrecht had een waarde van in totaal €65.958. Dit bedrag was onder toepassing van de stamrechtvrijstelling gestort op de bankrekening van een stamrecht-bv waarvan de ontslagen werknemer alle aandelen had. Van het bedrag van €65.958 had €53.615 betrekking op gederfd of te derven loon, en €12.343 op afkoop van vakantiedagen en een mobiliteitsbijdrage.
De inspecteur legde de voormalige werkgever van de werknemer een naheffingsaanslag loonbelasting op over het totale bedrag van €65.958 met 10% verzuimboete. Hij voerde aan dat in het Besluit van de Staatssecretaris van Financien van 27 november 2002, nr. CPP2002/896M, duidelijk staat dat als een deel van de aanspraak onzuiver is, de gehele aanspraak onzuiver is. Vandaar de naheffing.
De rechtbank Breda oordeelde in eerste instantie dat voor dit standpunt van de staatssecretaris over de stamrechtvrijstelling noch in de wet noch in de wetsgeschiedenis steun was te vinden en verklaarde het beroep gegrond. De naheffing (en de verzuimboete) moest beperkt blijven tot het bedrag aan belastbaar loon van € 12.343.
Oordeel Hoge Raad
De staatssecretaris stelde daarop sprongcassatie in bij de Hoge Raad. Zonder succes: de HR concludeerde eveneens dat de stamrechtvrijstelling ook op een deel van de aanspraak kan worden toegepast. De advocaat-generaal is van mening dat dit in overeenstemming met de letter en de bedoeling van de wet is, en dat de staatssecretaris niet het recht had om hiervan af te wijken in het genoemde besluit.
Als hij de wet had willen veranderen had hij dat in een wetswijziging moeten doen. Daarbij wijst de advocaat-generaal ook op het verschil tussen pensioenen en stamrechten. Dat een onzuiver pensioen geheel belast dient te worden heeft een duidelijk doel, om de pensioenopbouw binnen de perken te houden. Bij stamrechtuitkeringen is er echter geen reden waarom een gedeelte van de uitkering, dat bijvoorbeeld dient ter compensatie van vakantiedagen, niet belast zou kunnen worden, terwijl een ander gedeelte (ter vervanging van gederfd loon) wel onder de omkeerregel valt, dit wil zeggen niet direct belast wordt.
Overdracht van een pensioenregeling naar eigen beheer
Hiermee is nog eens duidelijk geworden dat de stamrechtvrijstelling ook op een deel van de aanspraak van toepassing is. De belasting van (gedeeltelijk) onzuivere pensioenen blijft intact, zoals bijvoorbeeld recentelijk bleek in een uitspraak over een gedeeltelijk van een verzekeringsmaatschappij naar een bv overgedragen pensioenaanspraak (HR 13 maart 2009, nr. 07/10142). De bv kwalificeerde niet als een toegelaten verzekeraar in de zin van art. 18 van de Wet LB. De HR stelde de inspecteur in het gelijk, die de gehele pensioenaanspraak tot het loon had gerekend, waardoor deze als belastbaar inkomen uit werk en woning werd belast. Gezien deze consequentie verdient het aanbeveling een dergelijke overdracht van een pensioenregeling naar eigen beheer altijd in alle details aan de inspecteur voor te leggen, voor de uitvoering plaats heeft.
Let op
Het blijft oppassen met stamrechten vlak voor het pensioen: zij kunnen gezien worden als verkapte VUT-regelingen. Als er sprake is van een stamrecht dat vervroegde uittreding mogelijk maakt (geen onderdeel van een pensioenregeling), dan geldt dat de werkgever over de afstorting van het stamrecht 26% eindheffing is verschuldigd. Deze eindheffing komt voor rekening van de werkgever.
Maandag 25 mei 2009
Inkomstenbelasting
De Jager heroverweegt inkeerregeling / 25 mei 2009
Naar aanleiding van recente ontwikkelingen rond het bankgeheim heeft Staatssecretaris De Jager van Financiën een heroverweging van de inkeerregeling in gang gezet. Dit laat hij weten in een brief aan de Tweede Kamer.
In de brief geeft de bewindsman antwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Van der Vlies over de inkeerregeling voor zwartspaarders.
Bankgeheim
Het gaat daarbij met name om de situatie dat de zwartspaarder pas tot inkeer komt als het bankgeheim van het land waar hij zijn vermogen heeft ondergebracht op de schop gaat. Het Tweede Kamerlid vraagt zich af of de staatssecretaris het er mee eens is dat de inkeerregeling vooral bedoeld is voor zwartspaarders die vrijwillig tot inkeer komen (zonder te weten dat de fiscus hun zwarte spaargeld op het spoor is) en dat van zo'n vrijwillige inkeer geen sprake meer is in het geval dat verschillende landen hun bankgeheim prijsgeven.
Recente ontwikkelingen
De staatssecretaris deelt mee dat hij naar aanleiding van de recente ontwikkelingen over het bankgeheim een heroverweging in gang heeft gezet van alle hiermee samenhangende regelingen en procedures. Ook wordt in dit kader de huidige inkeerregeling heroverwogen. Over de uitkomsten zal de Kamer te zijner tijd worden ingelicht. Tot dat moment geldt de huidige inkeerregeling.
Huidige inkeerregeling
Dat houdt in dat nog kan worden ingekeerd tot het moment waarop een belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur bekend is of zal worden met de desbetreffende informatie. De beoordeling of van een dergelijk moment sprake is, hangt af van de concrete omstandigheden van het individuele geval.
Vrijdag 22 mei 2009
Inkomstenbelasting / vennootschapsbelasting
Willekeurig afschrijven / 22 mei 2009
Regeren is dan wel vooruitzien, maar blijft toch voornamelijk tobben. Heb je als kabinet een leuke fiscale 'doorwerkbonus' verzonnen om ouderen langer aan het werk te houden, blijken de werkgevers door de kredietcrisis juist werknemers te willen lozen. Maar de ouderen, blij met hun nieuwe bonus, willen niet meer weg. Hetzelfde succes is de vliegbelasting beschoren. Ingevoerd als milieumaatregel, in de hoop dat er misschien een klein beetje minder gevlogen zal worden. Nog geen jaar later wordt er ñ alweer die kredietcrisis - opeens héél veel minder gevlogen. En wie dacht dat het kabinet nu staat te juichen heeft het mis: hoorden wij minister Eurlings al niet iets mompelen over afschaffing van die vliegbelasting?
Het is ook nooit goed. Wetgeven heeft iets moeizaams, waardoor je altijd een beetje achter de feiten aan loopt, zeker als de werkelijkheid zo snel verandert als in het afgelopen half jaar.
Toch zijn er ook slagvaardige stappen gezet, die het bedrijfsleven en zeker ook de kleine ondernemer, wat ruimte geven in deze barre tijden. Een sterk staaltje is de regeling voor willekeurige afschrijvingen, die onlangs is ingevoerd voor aanschaffingen die bedrijven doen in 2009. Investeringen 'in het belang van de bevordering van de economische ontwikkeling', heet het officieel. Het is eenvoudig en het werkt als volgt.
Normaal gesproken mogen de aanschafkosten van een bedrijfsmiddel (bijvoorbeeld een machine) van de winst worden afgetrokken verdeeld over de jaren dat het bedrijfsmiddel meegaat. Zo werkt de bedrijfseconomie. Gaat een machine van € 100 000 tien jaar mee, dan kan er elk jaar € 10 000 worden 'afgeschreven', nog even afgezien van een eventuele restwaarde.
Aanschaffingen in 2009, die onder de nieuwe regeling vallen mogen echter in twee jaar worden afgeschreven. Voor onze machine van € 100 000 is dat dus € 50 000 per jaar. Daardoor valt de fiscale winst in die twee jaar dus flink lager uit. En dat scheelt. Wel is het natuurlijk zo dat na die twee jaar de koek op is, zodat er dan niet meer op de machine kan worden afgeschreven. Het is dus vooral uitstel van belasting betalen. Maar dat kan menig ondernemer goed gebruiken.
De nadruk van de regeling ligt op investeringen in 'stoffelijke' zaken. Voorbeelden zijn vrachtauto's, machines en vaste installaties in de open lucht. 'Ongrijpbare' zaken als software vallen buiten de regeling. Ook geldt de regeling niet voor onder meer gebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, dieren, bromfietsen, motorrijwielen en personenauto's (maar weer wel voor taxi's en zeer zuinige personenauto's).
De bedrijfsmiddelen moeten uiterlijk op 1 januari 2012 in gebruik worden genomen. Als dat door bijzondere omstandigheden niet lukt, kan die datum op verzoek worden opgeschoven. Ook vóór de ingebruikname mag er al worden afgeschreven. Investeert u eind 2009 in een bedrijfsmiddel dat eind 2011 in gebruik wordt genomen, dan kunt u in 2009 en 2010 dus al de hele aanschafprijs afschrijven. U moet wel betalingen hebben verricht, want u mag niet meer afschrijven dan wat u hebt betaald. De regeling geldt voor eenmanszaken en vennootschappen, dus zowel voor de inkomsten- als vennootschapsbelasting.
Al is het een mooie regeling, toch een waarschuwing om niet al te gretig gebruik te maken van het versneld afschrijven. Als in deze moeilijke tijden het inkomen toch al behoorlijk wat lager dreigt uit te komen, kan het juist gunstiger zijn om af te schrijven in jaren waarin het inkomen ñ en dus ook het tarief ñ hoger zal zijn. Aan de andere kant kan het weer voordelig zijn om veel af te schrijven in een erg slecht jaar, waarin er een negatief inkomen ontstaat. Dat kan dan weer worden verrekend met hogere inkomens in vorige jaren.
Het blijft dus opletten om met het willekeurig afschrijven een optimaal belastingvoordeel te behalen. Als de regeling echter een succes wordt kan zij een flinke bijdrage leveren aan herstel van de economie.
Donderdag 21 mei 2009
Inkomstenbelasting / loonheffing
Nog maar 10 procent bijtelling voor elektrische auto / 21 mei 2009
Voor elektrische auto's wordt een verlaagde bijtelling van 10 procent geïntroduceerd. Ook de vrijstelling van bpm voor deze auto's wordt verlengd tot 2018. Staatssecretaris De Jager kondigde dit onlangs aan bij een toespraak op het circuit van de TT van Assen.
Extra stimulans
De ontwikkelingen op de markt van elektrische auto's gaan erg hard. Binnen enkele jaren zullen er ook op de Nederlandse markt verschillende betaalbare, concurrerende elektrische auto's verkrijgbaar zijn. De Jager wil met de verlaagde bijtelling een extra stimulans geven aan leveranciers en fabrikanten van deze modellen.
De Jager: 'Mede door onze gunstige fiscale regelingen zie ik veel belangstelling van ontwikkelaars van elektrische auto's voor de Nederlandse markt. Door de lage bijtelling nu al in de wet op te nemen, hoop ik fabrikanten een extra duwtje in de rug te geven zodat de elektrische auto binnen afzienbare tijd voor iedereen een betaalbaar alternatief kan bieden.' Geplande ingangsdatum van de maatregel is 1 januari 2010.
Woensdag 20 mei 2009
Inkomstenbelasting / loonheffing
Plan bijtelling oudere auto's tot 25 jaar wellicht van de baan / 20 mei 2009
Een particuliere actie tegen een lastenverzwaring voor automobilisten met een youngtimer of semi-oldtimer van de zaak, lijkt succes af te werpen. Verscheidene Kamerleden noemen de eenmansactie kansrijk omdat het aannemen van het amendement 'een bedrijfsongeval' zou kunnen zijn.
De lastenverzwaring gaat om een tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 aangenomen motie om voor auto's tot 25 jaar de catalogusprijs als maatstaf voor de bijtelling te nemen. Voor oudere auto's wordt van de waarde in het economisch verkeer uitgegaan. Die grens ligt in 2009 nog op 15 jaar.
Kostenexplosie
Het amendement wil de milieudoeleinden dienen door een verjonging van het wagenpark en het vrijmaken van 21 miljoen euro voor onder meer de sloopregeling voor oudere auto's. Volgens een van de ondernemers van zo'n 'youngtimer' (auto van 15-25 jaar) leidt de maatregel tot een kostenexplosie voor de eigenaren. Die zouden dan voor minder milieuvriendelijke alternatieven kiezen.
Herberekening van cijfers
Verscheidene Kamerleden noemen de eenmansactie kansrijk omdat het aannemen van het amendement 'een bedrijfsongeval' zou kunnen zijn. De Kamer neemt op 26 mei 2009 een petitie in ontvangst van de initiatiefnemer, de heer Van Embden. Die maakt op zijn website melding van een gesprek met Kamerleden die de strekking van zijn weergave bevestigen. Het gaat er nu om de cijfers van het ministerie van Financiën en de actievoerders met elkaar te verenigen. Het standpunt van de Kamer lijkt af te hangen van een herberekening van de cijfers van Financiën.
Dinsdag 19 mei 2009
Inkomstenbelasting
Voor ex-echtgenote betaalde bedragen geen aftrekbare alimentatie / 19 mei 2009
Een man betaalt in het derde jaar na de echtscheiding een aanslag IB voor zijn ex echtgenote en alle hypotheekrente. Volgens de Rechtbank te Haarlem kwalificeren die bedragen niet als aftrekbare onderhoudsverplichtingen.
De man en zijn echtgenote sluiten in december 2001 een echtscheidingsconventant. Daarin is opgenomen dat hij maandelijks een partneralimentatie betaalt, die vanaf 1 januari 2002 jaarlijks wordt geïndexeerd.
Woning gemeenschappelijk eigendom
De echtelijke woning, die de man verlaten heeft en waarin de vrouw is blijven wonen, is gemeenschappelijke eigendom. Zolang de echtelijke woning gemeenschappelijk eigendom is, zijn de (ex) echtelieden onderling voor de helft aansprakelijk voor de hypothecaire verplichtingen. De man neemt op zich de rente en aflossing te betalen zolang die voor hem volledig fiscaal aftrekbaar zijn. De vrouw betaalt de overige eigenaarslasten.
Onderhoudsverplichting
In 2005 betaalt de man alle hypotheekrente en brengt hiervan de helft (€ 4.714) in aftrek als persoonsgebonden aftrek onder de noemer van onderhoudsverplichting voor zijn voormalige echtgenote. Dit doet hij ook voor wat betreft een aanslag inkomstenbelasting (IB) (van € 5.366) die hij voor zijn ex betaalt. De inspecteur accepteert die aftrekposten niet.
Aanslag IB
Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. De rechtbank stelt vast dat de betaling van de aanslag IB niet aftrekbaar is. De betaling voldoet niet aan de wettelijke omschrijving van een onderhoudsverplichting omdat het niet gaat om een periodieke uitkering maar om een incidentele betaling. Bovendien vloeit de betaling niet voort uit het echtscheidingsconvenant.
Hypotheekrente
De rechtbank oordeelt vervolgens dat ook de hypotheekrente niet aftrekbaar is. De bijzondere regeling bij echtscheiding voor de kosten van de eigen woning geldt maar voor een termijn van twee jaar en die termijn was in 2005 verstreken zodat uit dien hoofde de rente niet aftrekbaar is.
Echtscheidingsconvenant
De betaling is ook niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting omdat het echtscheidingsconvenant de man niet tot betaling verplicht. De rechtbank stelt de aanslag wel naar beneden toe bij omdat de helft van het eigenwoningforfait vervalt en de betaalde partneralimentatie hoger was door de wettelijke indexatie.
Maandag 18 mei 2009
Fiscaal bestuursrecht
Stijgende lijn aantal inkeerders per maand / 18 mei 2009
Het aantal inkeerders per maand stijgt. In het jaar 2007 hebben 336 inkeerders zich bij de Belastingdienst gemeld, per maand dus gemiddeld 28. In het jaar 2008 zijn dit 522 inkeerders, per maand dus gemiddeld 43 en in 2009 (tot 15 april) 570 inkeerders, per maand dus gemiddeld 163.
Dit blijkt uit antwoorden van staatssecretaris De Jager van Financiën op vragen van het Tweede Kamerlid Omtzigt over de inkeerregeling.
Inkeerregeling
Een belastingplichtige die zijn buitenlandse vermogensbestanddelen opzettelijk niet of onjuist heeft aangegeven, begaat een misdrijf. De Belastingdienst biedt echter de mogelijkheid om alsnog juiste en volledige informatie te verschaffen. Voor deze vrijwillige verbetering geldt de inkeerregeling.
Aparte registratie
De bedragen waarmee wordt ingekeerd over 2007 en 2008 zijn niet apart geregistreerd. Met ingang van 2009 vindt wel registratie plaats. Tot op heden bedraagt dit bedrag ongeveer € 126 miljoen.
Medewerking financiële instellingen
De staatssecretaris is het verder eens met het Tweede Kamerlid dat het niet gepast is dat financiële instellingen, die met belastinggeld overeind gehouden zijn en worden, medewerking verlenen aan het niet betalen van belasting door te adviseren dat geld buiten het zicht van de Belastingdienst geplaatst wordt op buitenlandse bankrekeningen. De bewindsman vindt dit maatschappelijk ongewenst en laat op dit moment onderzoeken welke maatregelen in dat geval het meest geëigend zijn.
Vrijdag 15 mei 2009
Inkomstenbelasting / Belastingen vooor Personenauto's en Motorrijtuigen (BPM)
De Jager wil regeling voor bestelauto's versoepelen / 15 mei 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën wil de regeling voor bestelauto's en de bpm-vrijstelling versoepelen. Binnenkort komt hij met een beleidsbesluit waarin het een en ander geregeld is rondom het verplichte tussenschot. Dit blijkt uit antwoorden van de bewindsman op vragen van de Tweede Kamerleden Neppérus en Remkes.
Aanslagen BPM
De vragen zijn gesteld naar aanleiding van het feit dat de douane bij het opsporen van bestelauto's die privé worden gebruikt, ook bedrijfsauto's staande houdt waarbij het tussenschot voor één keer is weggehaald om zichtbaar grote bedrijfsartikelen te kunnen vervoeren. In dergelijke situaties zijn aanslagen BPM met boete aangekondigd en opgelegd.
Tussenschot
De bewindsman deelt mee dat ondernemers die een bestelauto aanschaffen onder bepaalde voorwaarden geen BPM hoeven te betalen . Eén van de voorwaarden voor die vrijstelling is dat de laadruimte van de bestuurderszitplaats is afgescheiden door een vaste wand over de gehele breedte van de cabine . Als een bestelauto niet meer op deze wijze is uitgerust, is er geen sprake van een bestelauto voor de BPM. Het is standaardprocedure dat dan belasting (met boete) wordt nageheven.
Versoepelde regeling
In zijn antwoorden geeft de bewindsman aan dat hij al het voornemen had om deze regeling te versoepelen. De vragen van de Tweede Kamerleden neemt hij mee in zijn overwegingen. Ook wil hij bezien of het bestaande herstelbeleid kan worden aangepast.
Woensdag 13 mei 2009
Inkomstenbelasting
Inkeerregeling / 13 mei 2009
Wie zijn buitenlandse vermogensbestanddelen opzettelijk niet of onjuist heeft aangegeven, begaat een misdrijf. De Belastingdienst biedt echter de mogelijkheid om alsnog juiste en volledige informatie te verschaffen. Voor deze vrijwillige verbetering geldt de inkeerregeling.
Door tijdig en vrijwillig de aangifte te verbeteren kan men voorkomen dat de Belastingdienst sancties oplegt. Die sancties kunnen bestaan uit het opleggen van een boete (maximaal 300% van de verschuldigde belasting) of strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie.
Geen anonieme verbetering
De Belastingdienst maakt geen afspraken over anonieme belastingplichtigen. Als een gemachtigde een bespreking wil voeren zonder vooraf de naam van de betreffende belastingplichtige te noemen, zal de Belastingdienst daar niet op ingaan. De gemachtigde krijgt dan een standaardbrief toegezonden, waarin de inkeerregeling wordt uitgelegd en hem verzocht wordt de naam van zijn cliënt bekend te maken.
De inspecteur maakt geen afspraken die afwijken van de geldende wetgeving. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om tegen betaling van een bepaald percentage van het huidige saldo van het buitenlandse tegoed de belastingschuld af te kopen.
Vrijwillige verbetering
Van vrijwillige verbetering is sprake als men alsnog (een) juiste en volledige aangifte(n) doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt. De belastingplichtige moet dat wel doen voordat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden. Hij betaalt dan alsnog belasting en heffingsrente, maar hij krijgt geen zware sancties opgelegd.
Een spijtoptant maakt in principe in de volgende gevallen op tijd gebruik van de inkeerregeling:
de inspecteur heeft hem nog geen vragen gesteld over zijn buitenlandse vermogensbestanddelen;
de inspecteur heeft nog geen boekenonderzoek aangekondigd, waarbij buitenlandse vermogensbestanddelen ontdekt kunnen worden;
een FIOD-ECD-rechercheur heeft nog niet gemeld dat er een onderzoek tegen hem loopt in verband met buitenlandse vermogensbestanddelen.
Procedure
Wanneer de inspecteur de verklaring heeft ontvangen, stuurt hij een ontvangstbevestiging. Vervolgens zal hij de verklaring behandelen. Daarbij beoordeelt hij aan de hand van de feitelijke omstandigheden of de inzender naar objectieve maatstaven kon weten dat de Belastingdienst reeds op de hoogte was (of binnenkort zou komen) van de onjuistheid. Ook kan hij hem verzoeken om aanvullende informatie te geven. Als er aanleiding voor is, krijgt hij een of meer (navorderings)aanslagen over de oude jaren (tot maximaal 12 jaar terug). Deze aanslagen worden vermeerderd met heffingsrente . Als de verklaring geen gevolgen heeft voor de belasting, zal de inspecteur hem dat meededelen.
Vrijdag 8 mei 2009
Staatssecretaris De Jager van Financiën kondigt vandaag officieel een aantal maatregelen aan om de positie van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) te verbeteren. Zo wordt het mogelijk om tijdens leven een aandelenpakket door te schuiven naar de opvolger. Met betrekking tot vermogen dat vanuit privé aan de BV ter beschikking wordt gesteld, worden verzachtende maatregelen voorgesteld. En de gebruikelijkloonregeling vervalt als het gebruikelijk loon niet hoger is dan € 5000 per jaar.
In de inkomstenbelasting wordt het mogelijk om ook bij schenking van een aanmerkelijk belang (meer dan 5% van de aandelen in een onderneming) gebruik te maken van een doorschuiffaciliteit. Nu kan dat alleen nog maar bij het vererven van een aanmerkelijk belang. De doorschuiffaciliteit geldt alleen voor zover de BV waarvan deze aandelen worden doorgeschoven een materiële onderneming drijft. Dit vereiste zal ook gaan gelden voor de doorschuiffaciliteit bij vererven van aanmerkelijkbelangaandelen (waarbij een overgangsregeling zal worden getroffen). Beide doorschuiffaciliteiten zorgen ervoor dat een belastingclaim geen hindernis meer vormt bij bedrijfsopvolging.
Omdat er een doorschuiffaciliteit voor schenking komt, komt de uitstel van betalingsfaciliteit bij schenking te vervallen. Voor de situatie waarbij de aanmerkelijkbelangaandelen worden overgedragen tegen schuldigerkenning wordt de betalingsregeling verruimd. Het hoeft niet langer te gaan om overdracht binnen de familiekring.
Een DGA die vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan zijn BV wordt daarvoor belast in box 1 van de inkomstenbelasting. De staatssecretaris verzacht deze zogenaamde terbeschikkingstellingsregeling op een aantal punten:
eenmalig wordt toegestaan dat een ter beschikking gesteld pand kan worden ingebracht in de bv zonder heffing van inkomstenbelasting (door middel van doorschuiving van de boekwaarde) en zonder de heffing van overdrachtsbelasting.
de terbeschikkingsteller krijgt een faciliteit die vergelijkbaar is met de MKB-winstvrijstelling.
de terbeschikkingsteller krijgt recht op toepassing van de herinvesteringsreserve en de kostenegalisatiereserve.
de faciliteit voor uitstel van betaling voor de terbeschikkingstellingsregeling zal worden versoepeld. Het vereiste dat de belastingschuldige over onvoldoende middelen beschikt om de belasting te voldoen, de zogenaamde vermogenstoets, vervalt.
Een DGA die werkzaamheden verricht voor de BV valt onder de loon- en inkomstenbelasting. Voor de hoogte van het loon wordt uitgegaan van het zogenoemde gebruikelijke loon; oftewel wat in de markt een gebruikelijke beloning is voor vergelijkbare arbeid. De staatssecretaris stelt voor dat de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing is als het gebruikelijke loon niet hoger is dan € 5000 per jaar. In deze gevallen hoeft er dan geen loonadministratie te worden opgezet.
De bovengenoemde voorstellen zullen worden opgenomen in het Belastingplan 2010 met een beoogde datum van inwerkingtreding van 1 januari 2010.
Dinsdag 5 mei 2009
Vennootschapsbelasting
Geen voorziening voor bijna failliete dga / 5 mei 2009
Een bv heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vermogenspositie van haar directeur-grootaandeelhouder (dga) zo slecht is dat er niet voldoende mogelijkheden zijn om de vordering - eventueel geleidelijk - te incasseren. Dat stelt in hoger beroep het hof in Den Haag.
De bv heeft een lening verstrekt aan haar dga. Daarnaast is er ook een rekening-courantvordering op hem. De totale vordering eind 2003 bedraagt € 292.376.
Donderdag 16 april 2009
Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
Snellere terugwenteling verlies 2008 van start / 16 april 2009
Ondernemers kunnen versneld een voorschot op de verliesverrekening over 2008 verkrijgen. In plaats van de aangifte neemt de Belastingdienst genoegen met een redelijke schatting van het verlies over 2008 op basis van bijvoorbeeld een voorlopige jaarrekening. De staatssecretaris van Financiën heeft dat officieel in een besluit bekendgemaakt. De regeling kan tot 1 juli 2010 worden toegepast.
Voor ondernemers in de inkomstenbelasting gaat het om ondernemingsverliezen als bedoeld in art. 3.148 Wet IB 2001. Voor ondernemers in de vennootschapsbelasting gaat het om verliezen als bedoeld in art. 20 Wet VPB.
Boekjaar
Bij ondernemers met een gebroken boekjaar gaat het om verliezen die worden toegerekend aan het jaar 2008. Dat betekent voor ondernemers in de inkomstenbelasting het boekjaar 2007-2008. Voor ondernemers in de vennootschapsbelasting zal dat het boekjaar 2008-2009 zijn.
Aanslag
De Belastingdienst mag een verlies voorlopig terugwentelen (eventueel bij voorschot) vóórdat de aangifte over het jaar 2008 is gedaan. De ondernemer moet dan wel aannemelijk maken, aan de hand van een voorlopige jaarrekening of anderszins, dat een verlies is geleden. Verder is het niet nodig dat de aanslag over het jaar waarmee het verlies wordt verrekend definitief is vastgesteld. Een voorlopige aanslag is al voldoende.
Let op
De Belastingdienst verleent geen voorschot als de aangifte over het verliesjaar al is gedaan en de aanslag over het jaar waarnaar wordt teruggewenteld op zeer korte termijn definitief wordt vastgesteld.
Aanvraag
De ondernemer stuurt een onderbouwd en ondertekend verzoek om een voorschot op de terugwenteling van een verlies aan de inspecteur.
Maandag 6 april 2009
Bedrijfsopvolging
Tegen welke waarde kan een kind het bedrijf van de ouder overnemen? / 6 april 2009
De bedrijfsopvolging binnen de familie is lastig. Welke waarde moet de bedrijfsopvolger vergoeden? Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden voor de overdragende ondernemer, want er spelen meerdere aspecten.
Zo heeft de overdrager veelal zelf de opbrengst nodig voor zijn oudendag en beschikt hij zelf niet over additionele financiële middelen hiervoor. De ouders willen alle kinderen gelijk behandelen en niet de bedrijfsopvolger bevoordelen boven de rest. De betrokkenheid van de ondernemer ligt nog steeds bij zijn onderneming, dus hij wil wel dat de bedrijfsopvolging slaagt. De bedrijfsopvolger moet dus een zodanig bedrag betalen dat hij het bedrijf rendabel kan voortzetten.
Dit laatste aspect speelt vooral bij landbouwbedrijven, hoewel in de huidige economische situatie dat ook wel bij meerdere onderneming kan spelen. De Hoge Raad helpt de bedrijfsopvolger hierbij.
Het is bij landbouwbedrijven gebruikelijk dat deze niet worden overgenomen tegen de waarde in het economische verkeer maar tegen de lagere agrarische waarde. Bij deze laatste waarde is de voortzetting van het bedrijf nog net mogelijk. De verkoop van de lossen delen, dus vooral de landbouwgrond levert doorgaans meer op.
Verkoopt een ouder zijn onderneming tegen een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer, dan kan sprake zijn van een gift. De gift is iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt. De gift kan dus verstopt zijn in een verkoopovereenkomst. Net zo als bij een schenking gaat het bij een gift om vrijgevigheid, verarming van de schenker en verrijking van de begiftigde. Ook bij de gift is schenkingsrecht verschuldigd.
Uitgangspunt voor de Successiewet is de waarde in het economische verkeer. Dit is de prijs ëdie bij aanbieding van de zaak voor de verkoop op de meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde daarvoor zou zijn besteed'. In beginsel geldt deze waarderingsregel ook voor ondernemingsvermogen, waarbij doorgaans de going-concernwaarde of voortzettingswaarde geldt. Dit is anders wanneer de liquidatiewaarde hoger is, wat het geval is bij slecht renderende ondernemingen, zoals vele landbouw- en visserijbedrijven. In dat geval geldt de hogere liquidatiewaarde.
In een situatie waarbij de ouder samen met zijn kind een maatschap vormde en het kind het aandeel van de ouder overnam tegen de lagere agrarische waarde, was de vraag of dat een gift betrof. Volgens de Hoge Raad was dat niet het geval aangezien de Successiewet voor het begrip ëschenking' verwijst naar het Burgerlijke Wetboek. Ook wordt volgens de Hoge Raad de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten in een maatschap beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, die in het algemeen een zodanige waardering vraagt dat voortzetting van het bedrijf mogelijk is.
Dit betekent dat sprake zal zijn van nakoming van een verplichting voor zover waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren. De Hoge Raad kwam niet toe om het hiervoor besproken waarderingsvoorschrift uit de Successiewet te toetsen aan de liquidatiewaarde. De Hoge Raad had namelijk vastgesteld dat sprake is van een ëverplichting' om tegen de agrarische waarde te leveren, zodat niet is voldaan aan het criteria vrijgevigheid. Dus geen gift bij de overname van het maatschapsaandeel!
Maandag 30 maart 2009
Bedrijfsopvolging
Checklist bedrijfsoverdracht in de familiesfeer of aan derden / 30 maart 2009
Wat zijn de belangrijkste punten bij een overdracht van een gehele onderneming? Uitgangspunt is dat het een onderneming betreft die voor wat betreft de belastingheffing onder de inkomstenbelasting valt en dat die onderneming aan een ib-ondernemer wordt overgedragen.
Vooraf
Maatschapsakte, akte van vennootschap onder firma, akte van commanditaire vennootschap beoordelen.
In de akten nagaan wat daarin is bepaald met betrekking tot de bedrijfsovername.
Begroting : Opstellen van een begroting om te beoordelen of de plannen financieel haalbaar zijn.
Taxatie : voor het vaststellen van de overnamesom is het van belang te weten welke waarde de onderdelen van de onderneming vertegenwoordigt.
Onderzoek
Een gedegen onderzoek naar relevante feiten en omstandigheden:
Registratie van de onderneming in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Registratie van onroerende zaken in de openbare registers van het Kadaster.
Bij een agrarische onderneming: registratie van de onderneming en van de toeslagrechten bij de Dienst Regelingen, registratie van de onderneming bij Productschap Zuivel (indien sprake is van melkquotum) en registratie van de onderneming bij de Suikerfabriek (indien sprake is van suikerquotum).
Staat van onderhoud van onroerende en roerende zaken.
Mogelijke bodemverontreiniging en de kosten van een onderzoek.
Aanwezigheid van asbest.
Vergunningen en voorwaarden.
Controle bestemmingsplan en Wet voorkeursrecht Gemeenten.
Ruilverkavelings-, herinrichtings- reconstructie- of landinrichtingsrente.
Bestaande huur- en pachtovereenkomsten.
Bestaande overeenkomsten met leveranciers en afnemers.
Bestaande verbintenissen (contractueel en uit de wet).
Bestaande subsidie-overeenkomsten en/of -aanvragen. Onderzoek ook de subsidie-mogelijkheden voor de opvolger.
Indien sprake is van erfpacht, de akte van erfpacht en de erfpachtvoorwaarden beoordelen.
Nagaan of er nog andere beperkte rechten van toepassing zijn zoals vruchtgebruik, gebruik en bewoning, erfdienstbaarheden, opstalrecht, pand en hypotheek.
Nagaan of uit een eerdere bedrijfsovername nog verplichtingen voortvloeien, zoals een vervreemdingsbeding.
Juridische aspecten
Overdrachtstijdstip : Vaststellen van het beoogde overdrachtstijdstip
Koopakte of akte van verdeling/akte van bedrijfsoverdracht : Deze overeenkomsten voor wat betreft de over te dragen onroerende- en roerende zaken, vermogensrechten (zoals productierechten), toeslagrechten, over te nemen schulden e.d. in concept (laten) opstellen en laten beoordelen.
Juridische levering/akte van bedrijfsoverdracht : Notariële akte van de levering van onroerende zaken of beperkt recht op onroerende zaken in concept op laten stellen en laten beoordelen.
Financiering : Opvragen offertes voor leningen bij diverse financiers. Beoordelen offertes en voorwaarden van de diverse financiers.
Hypotheek- en pandakte : Beoordelen akte(n).
Testamenten : Beoordelen en zonodig actualiseren van de testamenten van opvolger en overdragers.
Huwelijkse voorwaarden : Beoordelen en zonodig actualiseren huwelijkse voorwaarden.
Pacht : Overleg met de verpachter over ontslag uit de pacht (indien sprake is van medepacht) of een indeplaatsstelling ten aanzien van de pacht van percelen los land, een hoeve en/of gebouwen (let op aanspraken van de verpachter t.a.v. productierechten en/of toeslagrechten). Ga na wat de duur van de pacht is, de opzegtermijn en of de pacht tijdig en volledig is betaald.
Personeel : Inventariseren, beoordelen en, indien nodig, actualiseren van arbeidsovereenkomsten van werknemers. Zijn er arbeidsongeschikte werknemers? Let op de aanvang en duur van het dienstverband, aanwezigheid van relatie- en/of concurrentiebedingen e.d. Inventariseren van arbeidsvoorwaarden, pensioenregelingen e.d. Controleer aanwezigheid verzekeringen m.b.t. personeel, zoals pensioenverzekeringen. Zijn alle salarissen betaald en verschuldigde premies afgedragen? Is de oude werkgever eigenrisicodrager geweest voor arbeidsongeschiktheid?
Erfpacht : Is sprake van erfpacht dan de akte van erfpacht beoordelen. Controleer in elk geval of het erfpachtrecht mag worden overgedragen, voor welke duur het erfpachtrecht is aangegaan, of een canon verschuldigd is en zo ja, of deze tijdig en volledig betaald is enz.
Overname overeenkomsten : Beoordelen diverse overeenkomsten met derden, bijvoorbeeld leveranciers en afnemers. Nagaan of een contractsovername mogelijk is. Bij een contractsovername is de medewerking van de wederpartij nodig.
Fiscale aspecten
Waardebepaling : Waardevaststelling c.q. taxatie uit laten voeren. Rekeninghoudend met eventuele contractuele verplichtingen, bijvoorbeeld de waarde in verpachte staat bij verpachte gronden.
Afrekenen of doorschuiven : Gevolgen afrekenen over belaste stille reserves of doorschuiven bezien, rekening houdend met de mogelijkheden voor het afstorten van lijfrentes en eventueel omzetten van de fiscale oudedagsreserve (FOR).
Geruisloos doorschuiven : In plaats van het geruisloos doorschuiven van de gehele onderneming is het bij een bedrijfsoverdracht onder voorwaarden toegestaan om alleen de productierechten geruisloos door te schuiven. Hiertoe dient een verzoek gedaan te worden.
Overdrachtsbelasting : Vrijstelling overdrachtsbelasting ex artikel 15, eerste lid, onderdeel b, WBR onder voorwaarde van toepassing (niet van toepassing op de overname van de woning). De faciliteit geldt bij bedrijfsoverdrachten tot de tweede graad verwantschap. Indien de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, Wet BRV niet van toepassing is kan mogelijk nog gebruik worden gemaakt van de vrijstelling overdrachtsbelasting op cultuurgrond kan een beroep gedaan worden op artikel 15, eerste lid, onderdeel q, WBR. Deze vrijstelling kan aan de orde zijn als niet het gehele bedrijf wordt overgedragen of de overdracht aan derde plaatsvindt.
Successierecht : Toepassen van artikel 35b en 35c van de Successiewet, inzake de kwijtschelding van het successie- en schenkingsrecht. Berekenen voortzettingswaarde.
Btw-regime : De opvolger zet het btw-regime van de overdrager voort ex artikel 31 Wet op de omzetbelasting. De opvolger krijgt echter wel een nieuw btw-nummer toegewezen en (indien van toepassing) een loonbelastingnummer bij de Belastingdienst.
Lening durfkapitaal . Indien de opvolger geld wil lenen op basis van de voorwaarden van beleggingen in durfkapitaal (Tante Agaath), moet de ondernemer een beschikking 'startend ondernemer' aanvragen bij de belastingdienst. Let op: om geld te kunnen lenen tegen de voorwaarden van durfkapitaal moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Er geldt een maximaal uit te lenen bedrag per uitlener. Uitlenende partners kunnen het maximaal toegestane bedrag aan elkaar overdragen zodat van hen beiden één persoon het dubbele uitleent. Het geleende geld moet gebruikt worden voor financiering van bedrijfsmiddelen.
Registraties
De diverse termijnen en voorwaarden die onder andere gelden voor de hierna vermelde registraties lopen uiteen. Om onvolledige meldingen met ongewenste gevolgen te voorkomen is het belangrijk om hieraan bijzondere aandacht te besteden en tijdig een consultant of jurist in te schakelen. Ter voorkoming van onvolledige of onjuiste meldingen is het van belang om duidelijke afspraken te maken over wie zorg draagt voor de diverse meldingen en inschrijvingen. Het is raadzaam om voorafgaand aan de melding contact op te nemen met de betreffende instanties om zo af te stemmen welke gegevens op welk moment gemeld dienen te worden. De werkwijze van diverse instanties is aan veranderingen onderhevig.
Registratie bij de Kamer van Koophandel . Van oudsher was inschrijving in het Handelsregister verplicht voor o.m. eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, bv's en nv's. Die verplichting is nu uitgebreid met: vrije beroepsbeoefenaren die een onderneming drijven, zoals advocaten, notarissen en artsen; bedrijven waarin landbouw of visserij wordt uitgeoefend; verenigingen van eigenaren (VvE); overige privaatrechtelijke rechtspersonen; kerkgenootschappen; publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals gemeenten. Op de website van de Kamer van Koophandel (www.k.vk.nl) kunnen inschrijfformulieren gedownload worden. Bij de inschrijving krijgt uw onderneming een uniek nummer toegekend. Dit nummer is ook nodig voor de aanvraag van een relatienummer (zie punt 2).
Diverse zaken voor agrarische ondernemingen:
Relatienummer. Bij de Dienst Regelingen (DR) moet de opvolger een nieuw relatienummer aanvragen. Dit relatienummer is ook van belang voor de registratie bij het Productschap Zuivel.
Overdracht bedrijf. De overdracht van het gehele bedrijf kan bij DR gemeld worden door middel van het daartoe bestemde formulier. Op het formulier dienen ook gegevens over onder andere het UBN-nummer en derogatie te worden vermeld. Deze melding moet binnen 30 dagen na de datum van overdracht gebeuren.
Gecombineerde opgave: Een verzoek doen aan DR om de gecombineerde opgave over te zetten naar het nieuwe relatienummer.
Slachtpremie. Deelname aan de slachtpremie melden bij DR met een apart formulier.
Overdracht toeslagrechten. Vraag vooraf een overzicht van de toegekende toeslagrechten op. Voor de overdracht van toeslagrechten dient een apart formulier te worden opgevraagd bij DR. Voordat de overdracht wordt gemeld moet nagegaan worden of aan alle eisen voor een rechtsgeldige overdracht van de toeslagrechten is voldaan. Tevens moet nagegaan worden welke soorten toeslagrechten aanwezig zijn. Is de bedrijfstoeslag nog niet uitbetaald en dient deze uitbetaald te worden aan het nieuwe relatienummer? Indien de overdracht midden in een kalenderjaar plaatsvindt en de gecombineerde opgave is gedaan op het oude relatienummer, dan zult u een apart verzoek bij DR moeten indienen om de bedrijfstoeslag op het nieuwe relatienummer te laten uitbetalen.
Overdracht varkens- en pluimveerechten. Deze overdracht moet door middel van een afzonderlijk formulier gemeld worden bij DR.
Overdracht melkquotum. De overdracht van het melkquotum moet binnen zes weken na de overdracht gemeld worden bij het Productschap Zuivel (PZ). Een overdracht in het lopende quotumjaar dient uiterlijk op 15 januari door PZ ontvangen te zijn. Om de overdracht van het melkquotum te kunnen melden heeft de opvolger een relatienummer bij DR nodig.
Overdracht basisreferentie polsuiker. Wordt bij de bedrijfsoverdracht ook een basisreferentie polsuiker (bietenquotum) overgedragen, neem dan vooraf altijd contact op met de afnemer (suikerfabriek).
Personeel. De rechten en plichten uit de arbeidsovereenkomsten van werknemers gaan bij de overdracht van de onderneming doorgaans van rechtswege over. De opvolger dient zich als nieuwe werkgever aan te melden bij de Belastingdienst met vermelding van de werknemers die bij de onderneming in dienst zijn.
Financieringen, verzekeringen en aansprakelijkheid
Financiering door derden . Overleg met de financier om te komen tot de meest gunstige financiering voor de bedrijfsovername.
Financiering door familie . Opstellen overeenkomst(en) in verband met lenen van geld van de overdragers. Bijvoorbeeld in het kader van de durfkapitaalregeling (Tante Agaath).
Verzekeringspakket . Het is raadzaam om ter gelegenheid van de bedrijfsovername het totale verzekeringspakket te beoordelen. Voor wat betreft de bedrijfsverzekeringen moet bekeken worden in hoeverre de dekking in overeenstemming is met de werkelijke waarde (taxatierapport). Voor wat betreft de arbeidsongeschiktheidsverzekering is het verstandig om te bekijken of de dekking hoog genoeg is. Let hierbij ook op de indexering. Onderzoek of er claims zijn geweest in het verleden.
Aansprakelijkheid . Ten aanzien van de aansprakelijkheid is het belangrijk de positie van de partner van de bedrijfsopvolger te bezien. Zeker als sprake is van huwelijkse voorwaarden.
Handtekening echtgenoot . Indien in verband met de financiering van de onderneming een recht van hypotheek gevestigd wordt op de echtelijke woning is het noodzakelijk dat de echtgenoot van de ondernemer hiervoor toestemming verleent. Voor overeenkomsten in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf is géén toestemming van de echtgenoot nodig.
Algemene voorwaarden . Contracten en algemene voorwaarden van en met toeleveranciers en afnemers beoordelen, met name op de beperking van (product)aansprakelijkheid.
Vrijdag 27 maart 2009
Bedrijfsopvolging
Overname bedrijfsmiddelen tegen lage prijs: geen schenkingsrecht / 27 maart 2009
Kinderen zetten het bedrijf van hun ouders voort. Zij nemen de bedrijfsmiddelen over tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economisch verkeer. Moeten zij dan schenkingsrecht betalen? Aanvankelijk leek het daarop, maar de Hoge Raad heeft een streep gehaald door die opvatting.
Aan die interessante uitspraak van de Hoge Raad is een lange juridische strijd voorafgegaan in twee zaken. In beide procedures zette de zoon en de dochter de onderneming voort die voorheen in maatschapsverband met de ouders was gedreven. Zij gaven daarbij uitvoering aan het voortzettingsbeding in hun maatschapsakte. De voortzettende zoon/dochter nam de bedrijfsmiddelen van de uittredende ouders over voor een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer.
Aanslag
De inspecteur legde een aanslag voor het recht van schenking op omdat volgens hem sprake was van een schenking. Hof Den Haag en de advocaat-generaal van de Hoge Raad waren het daarmee eens omdat er een verschil bestond tussen de waarde in het economische verkeer en de betaalde overnameprijs voor de bedrijfsmiddelen.
Vernietigd
De Hoge Raad heeft beide hofuitspraken echter vernietigd. De Hoge Raad bepaalt dat het wetsartikel in de Successiewet over de heffingsgrondslag geen rol speelt bij de vraag of er sprake is van een schenking. Om een schenking te kunnen aannemen is niet maatgevend of sprake is van een waardeverschil tussen de waarde in het economische verkeer en de overnameprijs voor de overgenomen bedrijfsmiddelen, maar of sprake is van een schenking volgens het Burgerlijk Wetboek. Volgens het Burgerlijk Wetboek is sprake van een schenking als aan een bepaalde handeling een bedoeling tot bevoordeling ten laste van het eigen vermogen ten grondslag ligt.
Redelijkheid
Voorts wees de belastingkamer van de Hoge Raad naar een arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad uit 2004. In dat arrest was sprake van een voorheen door vader en zoon in maatschapsverband uitgeoefend agrarisch bedrijf dat werd voortgezet door de zoon. De Hoge Raad had daarbij onder meer overwogen dat de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten in een gemeenschap worden beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Deze maatstaven staan in het algemeen in de weg aan een waardering van ondernemingsgoederen die voortzetting van een (nog juist lonend) bedrijf onmogelijk maakt.
Nakoming van verplichting
De belastingkamer van de Hoge Raad verbond hieraan de conclusie dat hieruit voortvloeit dat in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting - en niet van de bedoeling tot bevoordeling - voor zover de waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om de voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren.
Nog juist lonend
In beide procedures had de inspecteur niet weersproken dat de overnamesom op een zodanig bedrag was gesteld om de onderneming nog juist lonend te kunnen voortzetten.
Dinsdag 24 maart 2009
Ondernemingsrecht
Een lege bv kopen of een nieuwe oprichten? / 24 maart 2009
Een lege bv zou goedkoper zijn dan oprichting van een nieuwe bv. Overname van een lege bv is echter feitelijk niet goedkoper en niet vrij van risico.
Wie zelf een bv opricht weet zeker dat deze een 'schoon' verleden heeft. De ondernemingsactiviteiten die na koop van een lege bv worden ondergebracht in die bv lopen daarentegen risico, zonder dat de ondernemer zelf iets 'verkeerd' heeft gedaan. De aandachtspunten bij de keuze van overname van een lege bv of zelf oprichten zijn:
voor oprichting is maar één akte nodig, bij overnemen lege bv twee aktes;
er moet bij oprichting minstens € 18.000 kapitaal worden gestart, maar dat geld staat dan ook op de bankrekening van de bv;
garantie bj overname dat de lege bv geen schulden heeft zegt niets;
voor het effectueren van garanties bij overname van een lege bv is bovendien een kostbaar proces nodig.
Schuldeisers
Bij de overname van een lege bv is door de verkoper wellicht een garantie afgegeven dat de bv geen schulden heeft. Maar de koper kan er niet helemaal zeker van zijn dat er geen verplichtingen uit het verleden zijn. Bedenk dat de koper van een bv niet kan zien of er nog schuldeisers zijn. Een schuldeiser kan de bv ondanks een naamswijziging toch vinden via het inschrijvingsnummer en de bij het handelsregister geregistreerde historie.
Akten
Bij aankoop van een lege bv betaalt de ondernemer naast € 2000 à € 3000 aan koopprijs de notaris voor twee akten (levering aandelen en statutenwijziging). Op de bankrekening van die bv is het saldo dan nog nul (vandaar de aanduiding 'leeg'). Voor oprichting van een bv is maar één akte nodig. Wel moet nog € 18.000 worden gestort, maar dat geld staat dan wel op de bankrekening van de bv. Het grote voordeel is dat dit bedrag kan worden aangewend voor ondernemingsactiviteiten.
Oprichten verstandiger
Een ondernemer kan dus beter € 18.000 lenen dan het risico nemen dat er bij overname van een lege bv lijken uit de kast vallen!
Maandag 23 maart 2009
Omzetbelasting
Economische activiteit vereist voor recht op btw-aftrek / 23 maart 2009
Rechtbank Arnhem oordeelt dat een echtpaar dat een in hun woning gelegen werkkamer aan een vof verhuurt waarvan de man vennoot is, voor wat betreft de verhuur geen economische activiteit verricht. Er is geen sprake van btw-ondernemerschap en dus bestaat er geen recht op aftrek van voorbelasting van de nieuw gebouwde woning.
Het echtpaar verhuurt een in hun woning gelegen werkkamer aan de vof waarvan de man vennoot is. De woning is nieuw gebouwd en op 1 maart 2004 in gebruik genomen. De huurprijs bedraagt € 150 per maand exclusief btw.
Werkkamer
De werkkamer is alleen te bereiken via de voordeur en de woonkamer en heeft geen eigen opgang. De feitelijke werkzaamheden van de vof vinden plaats in een naastgelegen pand, waar ook een kantoorruimte is. Het echtpaar, dat voor de omzetbelasting als 'samenwerkingsverband' wordt aangeduid, brengt de voorbelasting op de bouw van de woning in de btw aangifte over het eerste kwartaal van 2004 in aftrek.
Gemengd gebruik
Dat kan volgens hen omdat de woning gemengd wordt gebruikt en ze de hele woning aanmerken als bedrijfsvermogen. De inspecteur weigert de aftrek te verlenen omdat hij van mening is dat het samenwerkingsverband geen ondernemer is volgens de Wet op de omzetbelasting.
Gebruik van de werkkamer
Rechtbank Arnhem stelt vast dat de werkkamer voor het belangrijkste deel door het samenwerkingsverband wordt gebruikt en slechts incidenteel door de andere vennoten. Daarbij komt dat de andere vennoten familie zijn.
Onzakelijke huurovereenkomst
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eenzelfde huurovereenkomst zou zijn gesloten als de vennoten van de vof geen familie van het echtpaar waren geweest. De huurovereenkomst mist hierdoor reële betekenis en de werkkamer heeft het karakter van woonruimte niet verloren.
Verhuur
Het is niet aannemelijk dat de verhuur van de werkkamer werkelijk wordt gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, zodat het samenwerkingsverband over de verhuur geen economische activiteit verricht en dus geen ondernemer is.
Geen ondernemer voor de btw
Omdat het samenwerkingsverband geen ondernemer is mag het de woning niet geheel tot het ondernemingsvermogen rekenen en heeft het dus ook geen recht op de geclaimde aftrek van voorbelasting. Tot slot kan het samenwerkingsverband daarom ook niet opteren voor belaste verhuur.
Vrijdag 20 maart 2009
Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
Geen compensatie voor afschrijvingsbeperking VAMIL-gebouwen / 20 maart 2009
Er komt geen terugwerkende kracht voor de regeling dat investeringen in VAMIL-gebouwen tot de restwaarde kunnen worden afgeschreven. Voor 2007 en 2008 blijft de afschrijvingsbeperking tot de bodemwaarde gelden. Vanaf 1 januari 2009 geldt pas de nieuwe afschrijving tot de restwaarde voor VAMIL-gebouwen. Het kabinet is niet van plan te compenseren.
Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mede namens Staatssecretaris De Jager van Financiën dit antwoord gegeven op vragen van Tweede Kamerleden over de aanmelding van de VAMIL-regeling voor de staatssteuntoets. De Minister vindt het jammer dat het proces van indiening en goedkeuring van de VAMIL niet vlotter verlopen is maar ziet geen mogelijkheden voor individuele compensatie. Dat wordt door Brussel niet toegestaan.
De Kamerleden vragen of het waar is dat alle investeringen in gebouwen die in 2007 en 2008 zijn aangemeld onder de Vamil-regeling, worden geraakt door de afschrijvingsbeperking van 50% van de WOZ waarde.
Investeringen 2007-2008
De Minister deelt mee dat alle investeringen in gebouwen in eigen gebruik die in 2007 en 2008 zijn gedaan in het kader van de VAMIL inderdaad in aanmerking komen voor willekeurige afschrijving tot de bodemwaarde (50% van de WOZ-waarde). Investeringen die vanaf 2009 zijn gedaan in gebouwen in eigen gebruik in het kader van de VAMIL komen in aanmerking voor willekeurige afschrijving tot de restwaarde.
Nota van wijziging
Door wijziging van de Wet IB 2001 indertijd is bepaald dat vanaf 1 januari 2007 gebouwen tot aan de bodemwaarde kunnen worden afgeschreven en niet langer tot de restwaarde. Bij nota van wijziging is vervolgens bepaald dat VAMIL-investeringen niet door de afschrijvingsbeperking voor gebouwen worden geraakt.
Staatssteun
Omdat die maatregel als staatssteun zou kunnen worden uitgelegd, is hij gemeld bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft op 10 december 2008 de VAMIL goedgekeurd maar uitsluitend voor investeringen vanaf 2009. Terugwerkende kracht van de regeling heeft zij niet toegestaan.
Maandag 16 maart 2009
Lokale belastingen
Kleine ondernemers: mogelijkheid tot kwijtschelding lokale belastingen / 16 maart 2009
Staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken heeft aan de Tweede Kamer bericht dat momenteel een wetsvoorstel in voorbereiding is dat het mogelijk moet maken dat kleine ondernemers (evt. starters) in aanmerking kunnen komen voor een kwijtschelding van lokale belastingen.
Het gaat hierbij om gemeentelijke belastingen, provinciale belastingen en waterschapslasten. De staatssecretaris streeft ernaar om het wetsvoorstel op 1 januari 2010 in werking te laten treden.
Startende ondernemers zouden ook voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen in aanmerking moeten komen, zolang het inkomen uit de onderneming niet hoger is dan het minimumloon. De staatssecretaris van Financiën heeft vorig jaar op kamervragen geantwoord dat startende ondernemers met een laag inkomen net als andere minima in aanmerking moeten kunnen komen voor kwijtschelding van lokale belastingen. Bij het opstellen van zo'n regeling zijn de begrippen vermogen en betalingscapaciteit zoals van toepassing op particuliere belastingplichtigen niet eenvoudig te transponeren naar de casus van de (startende) ondernemer. Het initiatief voor een regeling ligt daarom bij het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Vermogenstoets
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft in een eerdere brief gesteld dat wordt aangesloten bij een advies van de Werkgroep Inkomensbeleid en kwijtscheldingsbeleid waarin meer beleidsvrijheid wordt bepleit voor kwijtschelding van lokale heffingen ondernemers. Bijleveld kondigt een wetswijziging van Gemeentewet en Provinciewet aan waardoor deze beleidsvrijheid wordt geëffectueerd. Het kwijtscheldingsbeleid voor gemeenten en provincies kan daardoor gaan afwijken van rijksbeleid. Ook wordt de vermogenstoets verruimd.
Vrijdag 13 maart 2009
Inkomstenbelasting
Verkoopkosten pand vormen uitdeling aan dga / 13 maart 2009
Doordat een bv de kosten van de verkoop van een pand voor haar rekening neemt is er sprake van een winstuitdeling aan de directeur-grootaandeelhouder (dga). De in de koopakte opgenomen glijclausule heeft, volgens de Rechtbank te 's-Gravenhage, alleen betrekking op de vastgestelde waarde van het pand.
Tot het vermogen van een bv behoort een verhuurd pand. In 2003 verkoopt de bv dit pand aan haar dga. In verband daarmee heeft de bv het pand laten taxeren. De verkoopkosten ad € 37.425 - onder meer bestaande uit de overdrachtsbelasting - heeft de bv voor haar rekening genomen.
Onzakelijke kosten
In de samenhangende vpb-procedure heeft de Rechtbank 's-Gravenhage inmiddels geoordeeld dat dit onzakelijk is en dat de bv de kosten ten onrechte heeft afgetrokken. Het gaat nu om de vraag of de bv een uitdeling aan haar dga heeft gedaan .
Glijclausule
Volgens de dga is er geen sprake van een uitdeling. Hij verwijst onder meer naar de in de verkoopakte opgenomen glijclausule. Die luidt als volgt: "Partijen zijn overeengekomen dat indien de fiscale autoriteiten onherroepelijk een andere waarde aan het registergoed toekennen, deze waarde ook tussen partijen zal gelden en dientengevolge de koopsom tussen partijen overeenkomstig zal worden aangepast".
Glijclausule
Bij transacties (zoals een koopovereenkomst) tussen een bv en haar aandeelhouder(s) kan er sprake zijn van vermomde winstuitdelingen. Om de gevolgen hiervan te beperken kan een glijclausule in een overeenkomst worden opgenomen. De clausule bepaalt dat de waardering, zoals opgenomen in een overeenkomst, zal worden aangepast aan de waarde zoals deze door de belastinginspecteur of belastingrechter wordt vastgesteld.
Conclusie Rechtbank 's-Gravenhage
De Rechtbank oordeelt dat de glijclausule alleen betrekking heeft op de waarde van het pand en niet op de vraag of de bv de verkoopkosten voor haar rekening kan nemen. Deze situatie doet zich hier niet voor. Alle partijen zijn het immers eens over de waarde van het pand op verkoopdatum. Waar het om gaat is de vraag of de bv, door de op de verkoop vallende kosten voor haar rekening te nemen, een uitdeling van winst aan haar dga heeft gedaan. Volgens de Rechtbank is inderdaad sprake van een winstuitdeling.
Overigens is de glijclausule alleen van toepassing als de waardering zakelijk is bepaald. De bv heeft, door de op de verkoop vallende kosten voor haar rekening te nemen, haar dga willen bevoordelen en ook daadwerkelijk bevoordeeld. Daarnaast is de dga zich als aandeelhouder van deze bevoordeling bewust geweest of had dit redelijkerwijs moeten zijn.
Woensdag 11 maart 2009
Inkomstenbelasting
Opnemen regresvordering mag pas bij uitwinning / 11 maart 2009
Rechtbank Haarlem beslist dat niet bij het aangaan van de borgstellingsovereenkomst sprake is van ter beschikkingstelling van vermogensbestanddelen, maar bij de uitwinning van de inkomensbestanddelen. Door deze uitspraak kan een aandeelhouder die borg staat voor een bv slechts het gedeelte van de schuld dat hij betaalt aan de bank opnemen als negatief resultaat uit overige werkzaamheden.
Een aandeelhouder kan in privé borg staan voor de schulden die een bv heeft bij de bank. Gaat het mis, dan kan de bank de schuld verhalen op de aandeelhouder.
Casus
Een bv sluit een kredietovereenkomst met de bank. In verband hiermee heeft een aandeelhouder zich voor een bedrag van € 500 000 jegens de bank borg gesteld. De bv wordt failliet verklaard. Op 1 september 2006 is de aandeelhouder door de bank op grond van de borgstellingsovereenkomst aangesproken. In december 2006 betaalt de echtgenote € 16 500 van haar persoonlijke bankrekening aan de bank. De belastinginspecteur rekent deze betaling toe aan de aandeelhouder.
Negatief resultaat uit overige werkzaamheden
De aandeelhouder claimt in het jaar 2006 een negatief resultaat uit een werkzaamheid van € 500.000 . Dit verlies bestaat uit een afwaardering van de regresvordering die hij stelt te hebben op de bv uit hoofde van zijn borgstellingsovereenkomst met de bank. De inspecteur accepteert dit niet en de aandeelhouder gaat in beroep.
Uitwinning van inkomensbestanddelen
Volgens de Rechtbank vindt het opnemen van een regresvordering plaats op het tijdstip waarop de inkomensbestanddelen ten laste van de aandeelhouder worden uitgewonnen; dit is het moment waarop de aandeelhouder de schuld aan de bank betaalt. In 2006 mag hij slechts € 16.500 in mindering brengen ten laste van de winst als resultaat uit overige werkzaamheden.
Uitwinning
Uitwinning is het recht om een vordering langs gerechtelijke weg te verhalen.
Dinsdag 10 maart 2009
Inkomstenbelasting
Fiscus wijst op procedures voorlopige aanslag / 10 maart 2009
De Belastingdienst heeft een aantal regels over de wijziging en de betaling van de voorlopige aanslag op een rij gezet.
Wijzigingen van de voorlopige aanslag
Wanneer iemand een voorlopige aanslag 2009 voor de inkomstenbelasting en bijdrage Zorgverzekeringswet heeft gekregen die niet klopt, hoeft diegene niet meteen bezwaar te maken. Eerst kan de belastingplichtige wijzigingen met de juiste gegevens doorgeven met het programma voorlopige aanslag 2009 . Ook is er een wijzigingsformulier beschikbaar dat is te bestellen bij de BelastingTelefoon.
Bezwaar maken is vanaf 2009 dus niet meteen nodig. Bezwaar komt pas aan de orde wanneer de fiscus een beslissing heeft genomen over de eventuele wijzigingen in de voorlopige aanslag.
Betaling van de voorlopige aanslag
Wanneer iemand vraagt om verlaging van de voorlopige aanslag of bezwaar maakt tegen de voorlopige aanslag, is het van belang dat diegene de maandbedragen blijft doorbetalen totdat er een beslissing is genomen over de wijziging of het bezwaar. De Belastingdienst verrekent teveel betaalde voorschotten met de nieuwe voorlopige aanslag.
Let op
Er is altijd uitstel van betaling mogelijk.
[ Bron: Belastingdienst ]
Woensdag 25 februari 2009
Inkomstenbelasting
Belastingdienst ontvangt € 157 miljoen van inkeerders / 25 februari 2009
De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren ruim € 157 miljoen ontvangen van belastingplichtigen die alsnog hun vermogen in het buitenland vrijwillig aangaven. De Belastingdienst legt deze belastingplichtigen geen boete op.
De inkeerders hebben het geld meestal in Zwitserland, Luxemburg of Liechtenstein geparkeerd. Het gaat in totaal om ruim 5.000 belastingplichtigen.
Vorig jaar meldden 500 mensen zich bij de Belastingdienst. Zij betaalden in totaal € 22 miljoen aan rente en navorderingen. Sinds begin dit jaar meldden zich gemiddeld 2 inkeerders per dag.
Als iemand met vermogen in het buitenland daarvan vrijwillig aangifte doet en alsnog ontdoken belasting betaalt, legt de Belastingdienst geen boete op.
[ Bron: Belastingdienst ]
Woensdag 18 februari 2009
Vermogensplanning
Fiscale behandeling van de trust / 19 februari 2009
Wie vermogen in een trust stopt, vertrouwt het toe aan derden, de trustees. Deze beheerders kunnen een natuurlijk persoon zijn of een rechtspersoon. Juridisch gezien zijn de trustees eigenaar geworden en de oorspronkelijke eigenaar verdwijnt in de anonimiteit.
Trust
De trust, een rechtsfiguur uit het Anglo-Amerikaanse recht, is een rechtsverhouding die niet in het Nederlandse BW is geregeld. Die rechtsverhouding ontstaat door een eenzijdige rechtshandeling, waarbij de insteller van de trust (de settlor of grantor) vermogen afstaat aan een trustee, degene die dat vermogen gaat beheren. De trustee is verplicht de goederen te beheren en te besturen ten behoeve van één of meer begunstigden (beneficiary). Er worden trusts in het leven geroepen ter behartiging van financiële familiebelangen, voor het nastreven van liefdadigheid en voor het drijven van een onderneming.
Geen rechtspersoon
De trustee kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. Een trust is geen rechtspersoon naar Nederlandse maatstaven.
Afgescheiden vermogen en verhaal
Hoewel het trustvermogen toebehoort aan en bestuurd wordt door de trustee, blijft het afgescheiden van diens overige vermogen. Volgens de Hoge Raad is de trust als zodanig aan te merken als een doelvermogen.
Privé-crediteuren van de trustee kunnen nimmer verhaal nemen op de trustgoederen.
Private trust en successierecht
De vraag hoe voor de toepassing van de Successiewet 1956 een trust moet worden beschouwd, is in de praktijk voornamelijk van belang bij trusts die zijn ingesteld voor de overheveling van vermogensbestanddelen naar de naaste verwanten van de insteller en de nakomelingen van die verwanten. Men spreekt dan van een private trust.
Een dergelijke trust kan door de settlor worden ingesteld bij zijn leven of bij zijn overlijden. Het trustvermogen zal dan moeten worden aangewend ten behoeve van de beneficiaries, degenen die in de trustakte zijn aangewezen als de begunstigden voor de vruchten van het trustvermogen en/of dat vermogen zelf.
Discretionary trust
De settlor heeft meestal voorwaarden en beperkingen gesteld met betrekking tot de rechten op uitkeringen van de beneficiaries. Voor zover de settlor dat niet heeft gedaan, heeft hij die bevoegdheid als regel aan de trustee overgelaten. Die beleidsvrijheid kan zelfs inhouden dat de trustee kan bepalen wie (uiteindelijk) gerechtigd zullen zijn tot het trustvermogen. Men spreekt dan van een discretionary trust.
Inkomstenbelasting
Omdat de trustee bij de zogenaamde discretionary trust grote bevoegdheden heeft om al dan niet uitkeringen te doen, en ook ten aanzien van wie daadwerkelijk begunstigd wordt, zonder enig afdwingbaar recht van de door de settlor aangewezen beneficiaries, kan worden betoogd dat aan de kant van de beneficiary niet zelden meer bestaat dan een blote verwachting. Deze verwachting leidt op zichzelf niet tot belastbaarheid voor de inkomstenbelasting. Ook een incidentele uitkering wordt niet als zodanig in de inkomstenbelasting betrokken.
Box 3
De gerechtigdheid van een beneficiary in een trust zal in het algemeen tot de rendementsgrondslag van box 3 behoren. Deze gerechtigdheid dient te worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer.
Fixed trust
In gevallen waarin de trustee niet de bevoegdheid heeft zelf te bepalen wie als beneficiaries in aanmerking dienen te komen voor uitkeringen ten laste van het trustvermogen, spreekt men van fixed trust.
Irrevocable en revocable
Het onderscheid in fixed en discretionary trusts is van belang voor de wijze waarop in fiscaal opzicht de trust moet worden benaderd. In dat kader is tevens van belang of het trustvermogen onherroepelijk (irrevocable) of herroepelijk (revocable) tot stand is gebracht.
Beneficiary; blote verwachting
De kwalificatie van de gerechtigdheid in een trust is onder meer afhankelijk van de trustakte en de overige feiten en omstandigheden. Van belang is dat sprake is van (voorwaardelijke) rechten op een uitkering uit het trustvermogen en niet van een `blote verwachting'.
Een blote verwachting is er eigenlijk alleen zolang iemand geen enkel juridisch of feitelijk (voorwaardelijk) recht op een uitkering uit het trustvermogen heeft. In de praktijk blijkt dat meestal sprake is van meer dan een blote verwachting.
Zekerheid over fiscale gevolgen
De rechtsfiguur zal op grond van reële, niet-fiscale motieven moeten worden ingesteld. Gelet op de vele verschijningsvormen van onder meer de trust en de nog bestaande onzekerheden in de fiscale behandeling daarvan en van andere daarop gelijkende rechtsfiguren, beoordeelt de Belastingdienst van geval tot geval welke fiscale gevolgen aan een rechtsfiguur zijn verbonden. De vastlegging daarvan geschiedt door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
Informatie ten behoeve van de Belastingdienst
Voor een goede beoordeling van de feiten en omstandigheden van ieder individueel geval is het noodzakelijk dat, met betrekking tot de trust, de volgende informatie in ieder geval aan de Belastingdienst wordt overgelegd:
een exemplaar van de trustakte en de letter of wishes;
een complete uiteenzetting van de feiten en omstandigheden van de voorgelegde trust;
de jaarstukken of een overzicht van de bezittingen van de trust;
een uitleg over de betrokkenheid van de belastingplichtige(n) bij de trust (als settlor, als beneficiary, of anderszins);
een uiteenzetting van de rechten die men heeft met betrekking tot het vermogen de van de trust en de inkomsten daaruit.
Jersey trust
De Jersey trust biedt hoge juridische bescherming en is een goede basis voor internationale belastingbesparingen. Er wordt gewerkt met een trust, een Engelse holding en een Nederlandse commanditaire vennootschap als werkmaatschappij. Deze structuur geeft de ondernemer 100 % juridische bescherming van eigendom alsmede de mogelijkheden voor het ontwijken van een dga-verplichting en het uitkeren van dividend zonder inhouding van dividendbelasting.
Maandag 16 februari 2009
Omzetbelasting
Fiscus versoepelt eisen elektronisch factureren / 16 februari 2009
Ondernemers hoeven vanaf maandag 16 februari 2009 niet meer de echtheid van een van een digitaal verzonden btw-factuur te waarborgen. Staatssecretaris De Jager (Financiën) heeft dat besloten.
Een papieren factuur is voor de Belastingdienst daardoor niet meer nodig. Bedrijven kunnen facturen voortaan volledig elektronisch verzenden als zij dat willen. Elektronische facturen konden al, maar waren tot nu toe aan veel strikte voorwaarden gebonden, onder meer om de juistheid ervan te kunnen controleren.
Besparing
De Jager schrapt die regels nu, zo maakt het ministerie van Financiën bekend. Volgens hem is langs digitale weg nog sneller te zien of de factuur van de juiste verzender afkomstig is. Volledig digitale facturen leveren het bedrijfsleven een besparing op van ongeveer 600 miljoen euro. Jaarlijks sturen bedrijven elkaar ongeveer 500 miljoen facturen om de btw te kunnen verrekenen.
Europees
Ondernemers die veel factureren naar het buitenland profiteren niet van deze versoepeling. Binnen de Europese Unie moeten ondernemers nog altijd de echtheid van een elektronische factuur waarborgen. Vooral Duitsland is berucht. Daar moeten ondernemers een digatale handtekening meesturen om de echtheid van de factuur te kunnen aantonen. De Jager heeft aan de werkgeversorgnisaties VNO-NCW en MKB Nederland toegezegd om zich sterk te maken voor een versoepeling van eisen op Europees niveau.
Bewaarplicht
Het zeven jaar lang bewaren van facturen blijft verplicht. De ondernemer kan echter volstaan met het digitaal scannen en opslaan van de factuur.
Vrijdag 13 februari 2009
Registratie goede doelen met terugwerkende kracht mogelijk / 13 februari 2009
Goede doelen kunnen zich nu ook met terugwerkende kracht laten opnemen in het register over 2008 van fiscaal erkende goede doelen. Dat is het gevolg van een maatregel van staatssecretaris De Jager van Financien.
De maatregel was nodig omdat een aantal goede doelen hun fiscale status nog niet heeft veiliggesteld. De goede doelen krijgen zo meer tijd om hun aanvraag en de daarmee samenhangende procedures af te ronden.
Alleen voor 2008
De maatregel geldt alleen voor goede doelen die in 2008 een aanvraag voor opname in het register hebben gedaan.
Donateurs mogen giften aan goede doelen die zijn opgenomen in het register Algemeen nut beogende instellingen (anbi's) aftrekken van de inkomstenbelasting. Erkende goede doelen hoeven zelf geen schenkingsrecht te betalen.
Vrijdag 30 januari 2009
Inkomstenbelasting-winst/vennootschapsbelasting
Afschrijvingsbeperking geldt niet voor VAMIL-gebouwen! / 30 januari 2009
De afschrijvingsbeperking op gebouwen geldt niet voor gebouwen die zijn aangewezen als milieu-bedrijfsmiddel. De afschrijving op gebouwen is met ingang van 1 januari 2007 beperkt.
Afschrijvingsbeperking gebouwen
Deze beperking houdt in dat de boekwaarde van een gebouw niet mag dalen beneden de zogenoemde bodemwaarde. Voor gebouwen die worden verhuurd aan derden (gebouwen ter belegging) worde de WOZ-waarde als bodemwaarde gehanteerd. Voor gebouwen in eigen gebruik wordt 50% van de WOZ-waarde als bodemgrens gehanteerd.
Gebouw is milieubedrijfsmiddel
De afschrijvingsbeperking op gebouwen blijft buiten toepassing bij gebruik van de willekeurige afschrijving op milieu-bedrijfsmiddelen . Dit houdt in dat op gebouwen die onder de VAMIL vallen (groenlabelkassen en duurzame stallen) willekeurig kan worden afgeschreven tot de restwaarde in plaats van tot de bodemwaarde.
Deze uitzondering is opgenomen in art. I, onderdeel Da, van de Wet Werken aan winst en treedt nu bij koninklijk besluit in werking. Inwerkingtreding vindt plaats per 28 januari 2009, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009.
Goedkeuring Europese Commissie
Deze wijziging van de VAMIL betreft een intensivering van reeds goedgekeurde staatssteun en moest daarom ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft de wijziging van de VAMIL goedgekeurd met ingang van 1 januari 2009.
Woensdag 28 januari 2009
Invordering
Normbedragen kwijtschelding belastingen per 1 januari 2009 / 28 januari 2009
De Wet werk en bijstand wijzigt op 1 januari 2009. Als gevolg hiervan wijzigen ook de normbedragen voor de kosten van bestaan bij kwijtschelding van belastingen.
De kwijtscheldingsnormen zijn niet alleen van belang voor de beoordeling of kwijtschelding van gemeentelijke belastingen mogelijk is, maar ook voor de kwijtschelding van rijksbelastingen.
Kwijtscheldingsnormen
bij kwijtscheldingsnorm van |
90% |
95% |
100% * |
|
is het bedrag van de kosten van bestaan |
||||
Echtgenoten |
beide partners tot 65 jaar: minimaal |
925,00 |
976,00 |
1.027,09 |
beide partners tot 65 jaar: maximaal |
1.156,00 |
1.220,00 |
1.283,86 |
|
één partner 65 of ouder |
1.219,00 |
1.287,00 |
1.353,95 |
|
beide partners 65 jaar of ouder |
1.219,00 |
1.287,00 |
1.353,95 |
|
Alleenstaande ouder |
tot 65 jaar: minimaal |
809,00 |
854,00 |
898,70 |
tot 65 jaar: maximaal |
1.040,00 |
1.098,00 |
1.155,47 |
|
65 jaar en ouder |
1.117,00 |
1.179,00 |
1.240,38 |
|
Alleenstaande |
tot 65 jaar: minimaal |
578,00 |
610,00 |
641,93 |
tot 65 jaar: maximaal |
809,00 |
854,00 |
898,70 |
|
65 jaar en ouder |
887,00 |
937,00 |
985,42 |
* Overeenkomstig de rijksregeling zijn de bedragen bij 90% en 95% naar boven afgerond op hele euro's. Deze afronding is ook toegestaan bij 100%. Voor gemeenten die een ander percentage hanteren, staat het bedrag van de basisnorm vermeld.
Vrijgelaten inkomsten
Vrijgelaten worden inkomsten ingevolge de Algemene kinderbijslagwet, het persoonsgebonden budget (artikel 44, eerste lid, onderdeel b AWBZ of artikel 14a Zorgverzekeringswet), de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkomingen ingevolge de Wet kinderopvang. Ten slotte worden in de inkomenstoets vrijgelaten de volgende subsidies en premies bedoeld ter stimulering van arbeid. Het betreft:
Een premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, Wwb): € 2.196 per jaar
Maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (artikel 31, tweede lid, onderdelen o, Wwb): € 184 per maand
Verstrekte kostenvergoeding wegens het verrichten van vrijwilligerswerk (artikel 31, tweede lid, onderdeel k, Wwb): € 150 per maand, met een maximum van € 1.500 per jaar, indien het werk bijdraagt aan de re-integratie. In alle overige gevallen: € 95 per maand, met een maximum van € 764 per jaar.
Ook wordt in de inkomenstoets de langdurigheidstoeslag (artikel 36 Wwb) vrijgelaten.
Huurbedragen
Met ingang van 1 juli van elk jaar wijzigen de huurbedragen. Voor de kwijtschelding zijn de volgende bedragen relevant. Minimumbedrag netto huurlasten:
Een- en meerpersoonshuishouden € 187,81
Eenpersoonsouderenhuishouden € 185,99
Meerpersoonsouderenhuishouden € 184,18
Maximale huur € 631,73
Maandag 26 januari 2009
Fiscaal bestuursrecht
Nieuwe vuistregels voor boetematiging nadelig voor belastingplichtigen / 26 januari 2009
Iedere belastingplichtige heeft recht op berechting binnen een redelijke termijn. Een overschrijding van die redelijke termijn door getreuzel bij de belastingdienst of de belastingrechter kan leiden tot matiging van de fiscale boete. De Hoge Raad heeft onlangs nieuwe vuistregels geformuleerd voor de berekening van de boetekorting. Deze gewijzigde regels pakken echter nadelig uit voor de belastingplichtige.
EVRM en EHRM: onbekend maakt onbemind?
De meeste belastingplichtigen zullen bij het ontvangen van een (navorderings)aanslag niet direct denken aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (kortweg: EVRM). Toch biedt dit verdrag belastingplichtigen extra rechtsbescherming indien er ook een fiscale verzuim- of vergrijpboete is opgelegd. Eén van de rechten die aan het EVRM ontleend kan worden, is het recht op een berechting binnen een redelijke termijn.
Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (kortweg: EHRM) volgt dat indien de redelijke termijn bij het opleggen van een fiscale boete is overschreden, dit doorgaans zal moeten leiden tot een vermindering van die boete. Door deze vermindering wordt de belastingplichtige gecompenseerd voor de schending van het recht op een berechting binnen een redelijke termijn.
De matiging van de fiscale boete geldt zowel voor boetes opgelegd aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen. Het bedrag van de aanslag zelf zal overigens niet worden verminderd door toepassing van het EVRM. Belastingheffing is namelijk niet bestraffend van aard, en valt daarom niet onder het toepassingsbereik van het recht op een berechting binnen een redelijke termijn.
Wat is een redelijke termijn in fiscale zaken?
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat in principe twee jaren per instantie de maximale redelijke termijn is. De termijn voor de procedure bij de rechtbank omvat ook de boete- en de bezwaarfase. Zodoende zal doorgaans de totale maximale redelijke termijn bij het doorlopen van de drie rechtelijke instanties (rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad) zes jaren bedragen.
Het begin van de boetefase vangt uiterlijk aan op het moment dat de belastingdienst de wettelijk verplichte formele kennisgeving van de boete aan de belastingplichtige stuurt. Echter ook een handeling op basis waarvan de belastingplichtige in redelijkheid kan verwachten dat er een boete zal worden opgelegd, kan soms het begin van de boetefase inleiden.
Als vertraging van de ene rechterlijke instantie wordt gecompenseerd door een snellere behandeling bij een andere rechterlijke instantie, dan kan dit aanleiding zijn om de boete niet te matigen. Andere redenen om een langere 'redelijke termijn' aan te nemen zijn bijvoorbeeld de complexiteit van de zaak, en of het te wijten is aan de belastingplichtige dat de procedure vertraagd is (bijvoorbeeld door het herhaaldelijk verzoeken om uitstel).
Vuistregels voor de boetekorting vastgesteld door de Hoge Raad
Het EVRM, zoals uitgelegd door het EHRM, bevat echter geen exacte vuistregels omtrent de hoogte van de boetekorting in het individuele geval. Het gebrek aan vuistregels leidde tot een grote verscheidenheid aan uitspraken door de Nederlandse belastingrechters. In het ene geval werd de boete gematigd met 10%, terwijl in een min of meer vergelijkbaar geval de boete zelfs met 50% werd verminderd.
Om een einde aan deze verschillen te maken, heeft de Hoge Raad op 22 april 2005 algemene vuistregels vastgesteld: bij iedere overschrijding van de redelijke termijn zal de Hoge Raad de boete in beginsel met 10% matigen. Hoewel de lagere fiscale rechters en de belastingdienst niet gebonden waren aan deze vuistregels, leidde dit er in de praktijk toe dat zij doorgaans dezelfde regels toe pasten.
De belastingrechter is overigens verplicht om op eigen initiatief na te gaan of de redelijke termijn in de voor hem aanhangige zaak niet overschreden is. Hoewel het wel aan te raden is dat de belastingplichtige zich zelf op overschrijding van de redelijke termijn beroept, is het nalaten daarvan dus niet direct noodlottig.
Nieuwe vuistregels per 19 december 2008: een trendbreuk
In navolging van de strafkamer heeft de belastingkamer van de Hoge Raad in haar uitspraak van 19 december 2008 de vuistregels voor de boetekorting herzien. In het licht van de rechtseenheid is dit een logische herziening. Jammer genoeg zijn de nieuwe vuistregels beduidend minder gunstig voor belastingplichtigen dan de oude regels. De nieuwe vuistregels voor de boetekorting zijn de volgende:
Bij een overschrijding van de redelijke termijn met minder dan 6 maanden wordt de boete met 5% gematigd.
Bij een overschrijding van de redelijke termijn tussen de 6 en 12 maanden wordt de boete met 10% gematigd.
Bij een overschrijding van meer dan 12 maanden handelt de Hoge Raad naar eigen inzicht.
Boetes van minder dan € 1.000 worden niet verminderd. In dat geval wordt de erkenning van de schending van de redelijke termijn als voldoende compensatie beschouwd.
De boete zal met nooit meer dan € 2.500 worden verminderd.
In de praktijk blijkt dat de overschrijding van de redelijke termijn per instantie doorgaans beperkt is tot 12 maanden, excessen daar gelaten. Dat betekent dat een boetekorting van 5 tot 10% in de meeste zaken de leidraad zal zijn.
Uitwerking van de nieuwe vuistregels in de praktijk
Geen boetekorting meer bij verzuimboetes
Onder de oude vuistregels werd iedere boete, ongeacht de hoogte daarvan, gematigd bij een overschrijding van de redelijke termijn. Onder de nieuwe vuistregels worden boetes van minder dan € 1.000 niet meer gematigd. Deze aanpassing heeft vooral een impact op verzuimboetes. Een verzuimboete kan opgelegd worden indien bijvoorbeeld de aangifte te laat wordt ingediend, of de verschuldigde belasting te laat wordt afgedragen. Opzet wordt niet vereist bij het opleggen van een verzuimboete.
De meeste verzuimboetes bedragen minder dan € 1.000. Ongeacht de duur van de overschrijding van de redelijke termijn, zullen de meeste verzuimboetes dus niet meer gematigd worden. Het enige wat in dat geval resteert, is de erkenning van de schending van de redelijke termijn sec.
Dit lijkt in het bijzonder voor de niet-kapitaalkrachtige individuele belastingplichtige onrechtvaardig uit te pakken. Voor hen is immers een boetematiging van bijvoorbeeld € 100 al serieus geld.
Maximale matiging beperkt tot € 2.500
De beperking van de maximale boetekorting tot € 2.500 zal logischerwijs vooral gevolgen hebben voor de hogere boetes. Bij een boete van € 250.000 zou tot verkort een boetekorting van € 25.000 voor de hand liggen indien de redelijke termijn overschreden was. Onder de nieuwe vuistregels zal in dat geval de boetekorting 'slechts' € 2.500 bedragen. Slechts een tiende van de oorspronkelijke boetematiging!
Vuistregels zijn slechts leidraad
Gezien de ervaringen uit het verleden, zullen ook de lagere fiscale rechters de nieuwe vuistregels van de Hoge Raad gaan volgen. Dit zal in de meeste gevallen ongunstig uitpakken voor belastingplichtigen in vergelijking met de regels die golden tot 19 december 2008. Aangezien vuistregels per definitie slechts een leidraad zijn, kan het raadzaam zijn om in het individuele geval - waar de nieuwe regels onrechtvaardig uitpakken - de rechter te verzoeken om hier zijn eigen pad te zoeken. Of de fiscale rechter daar gevoelig voor zal zijn, moet de praktijk uitwijzen.
Maandag 19 januari 2009
Loonheffingen
Kerstpakket via personeelsvereniging vormt loon / 19 januari 2009
Een kerstpakket voor het personeel wordt gezien als een geschenk in natura, waarover de werkgever eindheffing moet toepassen. Uitkeringen van personeelsverenigingen kunnen daarentegen onbelast zijn. Dan kan dat toch ook voor een kerstpakket via de personeelsvereniging?
Neen, beslist hof 's-Hertogenbosch, zo'n kerstpakket vormt loon voor de werknemers. Het kerstpakket is niet mogelijk zonder financiële bijdrage van de werkgever en een belangrijk deel van deze bijdrage wordt ook gebruikt voor de verstrekking van het pakket.
Personeelsvereniging
In de zaak in kwestie is voor de werknemers van een concern een personeelsvereniging opgericht, die jaarlijks kerstpakketten verstrekt aan haar leden. De werk-bv, onderdeel van het concern, betaalt net als de werknemers hieraan een bijdrage. De bijdragen van de werknemers bedragen ongeveer 25% van de uitgaven van de vereniging. De bijdragen van de bedrijven die tot het concern behoren, bedragen gezamenlijk ongeveer 75% van de uitgaven.
Kerstpakket is loon
De inspecteur is van mening dat het kerstpakket loon vormt voor de werknemers en legt een naheffingsaanslag op. Hof 's-Hertogenhosch is het met de inspecteur eens, omdat:
het genieten van het voordeel van het kerstpakket voortvloeit uit de dienstbetrekking;
de bv bekend is met de verstrekking van de kerstpakketten en de waarde daarvan;
iedereen binnen de bv op de hoogte is met het gegeven dat de personeelsvereniging kerstpakketten verstrekt;
de verstrekking van het kerstpakket niet mogelijk is zonder de financiële bijdrage van de bv, en
in feite een belangrijk deel van de bijdrage per werknemer wordt gebruikt voor de verstrekking van het kerstpakket.
De verstrekking van het kerstpakket door de personeelsvereniging kan, volgens het hof, op één lijn worden gesteld met een verstrekking door de bv.
Vaststelling voordeel kerstpakket
Volgens het hof hoeft de inspecteur bij de vaststelling van het voordeel van het kerstpakket geen rekening te houden met een bedrag dat aan de werknemers in rekening is gebracht. De bv moet aannemelijk maken dat de werknemers een bedrag voor het kerstpakket hebben betaald. Daar is zij volgens het hof echter niet in geslaagd. Een verwijzing naar de verschuldigde contributie is niet voldoende.
Woensdag 8 januari 2009
Inkomstenbelasting
Tarieven inkomstenbelasting 2009 en 2008 / 7 januari 2009
De inflatiecorrectie voor 2009 leidt tot een bijstelling van de daarvoor in aanmerking komende bedragen met 1,7% ten opzichte van 2008.
Tarief Box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)
2009
Jonger dan 65 jaar
Belastbaar inkomen meer dan (€) |
doch niet meer dan (€) |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven (€) |
- |
17.878 |
2,35% |
31,15% |
33,50% |
5.989 |
17.878 |
32.127 |
10,85% |
31,15% |
42% |
11.973 |
32.127 |
54.776 |
42 % |
42 % |
21.485 |
|
54.776 |
52 % |
52 % |
65 jaar en ouder
Belastbaar inkomen meer dan (€) |
doch niet meer dan (€) |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven (€) |
- |
17.878 |
2,35% |
13,25% |
15,60% |
2.788 |
17.878 |
32.127 |
10,85% |
13,25% |
24,10% |
6.222 |
32.127 |
54.776 |
42 % |
42 % |
15.734 |
|
54.776 |
52 % |
52 % |
Premiepercentages volksverzekeringen:
AOW 17,90%
ANW 1,10%
AWBZ 12,15%
2008
Jonger dan 65 jaar
Belastbaar inkomen meer dan (€) |
doch niet meer dan (€) |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven (€) |
- |
17.579 |
2,45% |
31,15% |
33,60% |
5.906 |
17.579 |
31.589 |
10,70% |
31,15% |
41,85% |
11.769 |
31.589 |
53.860 |
42 % |
42 % |
21.122 |
|
53.860 |
52 % |
52 % |
65 jaar en ouder
Belastbaar inkomen meer dan (€) |
doch niet meer dan (€) |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven (€) |
- |
17.579 |
2,45% |
13,25% |
15,70% |
2.759 |
17.579 |
31.589 |
10,70% |
13,25% |
23,95% |
6.114 |
31.589 |
53.860 |
42 % |
42 % |
15.467 |
|
53.860 |
52 % |
52 % |
Premiepercentages volksverzekeringen:
AOW 17,90%
ANW 1,10%
AWBZ 12,15%
Tarief Box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang)
De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt voor zowel 2009 als 2008 25%.
Tarief Box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt 30% (2009 en 2008).
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting
De aanslaggrens voor de inkomstenbelasting is € 43 (2008: € 42). Als het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting en het saldo van de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige teruggaven meer bedraagt dan € 43 (€ 42) volgt een aanslag.
[ Bron: Ministerie van Financiën ]
Dinsdag 6 januari 2009
Civielrecht
Pensioenleeftijd maakt geen eind aan dienstverband / 6 januari 2009
Vaak gaan werkgevers ervan uit dat een dienstverband met een werknemer automatisch eindigt wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Ten onrechte, zo blijkt weer eens uit een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam.
Reden voor werkgevers om tijdig actie te ondernemen. Temeer nu het kabinet de arbeidsparticipatie van ouderen promoot om de vergrijzing het hoofd te bieden, zullen oudere werknemers zich waarschijnlijk steeds vaker verzetten tegen een beëindiging op 65-jarige leeftijd waardoor de risico's groter worden dat dezen in dienst moeten worden gehouden.
Beding
Wat speelde er? Werkneemster was al sinds 1985 in dienst bij werkgever en in de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao was een zogeheten pensioenbeding opgenomen. Op basis van dit beding komen partijen overeen dat het dienstverband eindigt op het moment dat werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Dergelijke bedingen zijn niet ongebruikelijk. In dit geval gaf de werkneemster echter aan niet te willen stoppen met werken. Zij maakte vervolgens aanspraak op haar salaris en zij wilde toegelaten worden tot haar werkzaamheden.
Achterstallige salaris
Waar andere rechters in vergelijkbare situaties voorshands aannemen dat een pensioenbeding geldig is, maar zich vervolgens richten op de vraag of er sprake is van leeftijdsdiscriminatie, komt de kantonrechter te Amsterdam niet aan deze laatste vraag toe. De rechter was het eens met de werkneemster en besliste dat het dienstverband niet op de pensioengerechtigde leeftijd was geëindigd. Zodoende kon de werkneemster het achterstallige salaris tegemoet zien en diende zij weer tot het werk te worden toegelaten.
De rechter was merkwaardig genoeg van mening dat de arbeidsovereenkomst niet tot een einde was gekomen en dat het pensioenbeding niet geldig was. Een dergelijk beding in de arbeidsovereenkomst of in de toepasselijke cao is niet verenigbaar met het uitgangspunt dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet van rechtswege kan eindigen, zo oordeelde de rechter. Bovendien kunnen partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst op een bepaalde datum in onderling overleg eindigt.
Tijdig informeren
Deze uitspraak staat haaks op eerdere uitspraken in vergelijkbare situaties waarin werd aangenomen dat een pensioenbeding rechtsgeldig overeengekomen kan worden. De uitspraak maakt dat werkgevers beter het zekere voor het onzekere kunnen nemen door de werknemer tijdig te informeren over het feit dat het dienstverband met de pensioengerechtigde leeftijd in zicht, eindigende is.
Ontbindingsprocedure
Indien de werknemer aangeeft te zullen protesteren, dan doet de werkgever er verstandig aan vooraf een ontbindingsprocedure te starten. In dat geval is de kans namelijk groot dat de arbeidsovereenkomst inderdaad wordt ontbonden zonder dat aan de werknemer een ontslagvergoeding wordt toegekend. Indien geen actie wordt ondernomen, kan de werkgever zoals in deze casus voor verrassingen komen te staan.
Maandag 5 januari 2009
Algemeen
Diverse wetten en besluiten in Staatsblad / 5 januari 2009
Enkele wetten op belastinggebied en op het terrein van sociale verzekeringen zijn in het Staatsblad gepubliceerd. Tenzij anders vermeld geldt voor alle wetten en besluiten dat ze per 1 januari 2009 in werking treden.
In het Staatsblad is de wet of het besluit gepubliceerd nadat alle wijzigingen en aanvullingen in het parlementaire proces erin zijn verwerkt. Het gaat om de volgende wetten:
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, Staatsblad, 29 december 2008, nr. 2008, 606 en 608
Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, Staatsblad, 29 december 2008, nr. 2008, 607 en 608
Wet basisregistratie inkomen en basisregistratie waarde onroerende zaken, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 568. NB: Alleen de bepalingen over het vervallen van de verplichte verstrekking van de jaaropgave door de werkgever aan de werknemer treden nog niet in werking.
Aanpassingswet basisregistratie inkomen, Staatsblad, 4 december 2008, nr. 2008, 569 en 570
Aanpassingsbesluit basisregistratie inkomen, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 571 en 572
Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 573
Wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 574. NB: Onderwerpen die in het verzamelbesluit aan de orde komen zijn onder andere de voorwaarden waaronder buitenlandse banken lijfrentespaarrekeningen of - beleggingsrechten kunnen aanbieden, de fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers en teruggaafverzoeken vliegbelasting. In het besluit fiscale eenheid 2003 wordt een tegemoetkoming opgenomen als de nieuwe moeder of dochter is ontstaan door omzetting ex. art. 7:834 BW.
Wet premiekorting oudere werknemers, Staatsblad, 29 december 2008, nr. 2008, 598
Belastingplan 2009, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 565
Wet Overige fiscale maatregelen 2009, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 566
Fiscale onderhoudswet 2009, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 567
Reparatiewet Wft, Staatsblad, 18 december 2008, nr. 2008, 545, 582
Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen, Staatsblad, 11 december 2008, nr. 2008, 547
Implementatie Europese jaarrekeningvoorschriften, Staatsblad, 11 december 2008, nr. 2008, 550
Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, Staatsblad, 9 december 2008, nr. 2008, 546, 577
Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft, Staatsblad, 16 december 2008, nr. 2008, 578, 579
Besluit accountantsopleiding, Staatsblad, 3 december 2008, nr. 2008, 560. NB: Dit besluit is op 23 december 2008 in werking getreden.
Wet tot meewerken UWV en SVB aan schuldregeling, Staatsblad, 4 december 2008, nr. 2008, 510. NB: 19 december 2008 in werking getreden.
De staatsbladen zijn te downloaden op de website www.overheid.nl , onderdeel officiële publicaties.
Dinsdag 30 december 2008
Sociale zekerheid
Belangrijkste maatregelen in 2009 op het terrein van SZW / 30 december 2008
Zoveel mogelijk mensen (langer) aan het werk en daarnaast mensen die nu nog niet meedoen op de arbeidsmarkt stimuleren om aan de slag te gaan. Dit vormt de kern van de maatregelen die het kabinet in 2009 neemt.
Zo wordt langer werken zowel voor werknemers als voor werkgevers financieel aantrekkelijker gemaakt. In de Wajong komt de nadruk te liggen op werk.
Arbeidsparticipatie
Rode draad voor het kabinet blijft het verhogen van de arbeidsparticipatie. Daarvoor neemt het kabinet in 2009 een aantal maatregelen.
CWI en UWV fuseren op 1 januari 2009. De gefuseerde organisatie gaat WERKbedrijf heten. De nieuwe organisatie gaat nauwer samenwerken met gemeenten en geïntegreerde dienstverlening aan al haar cliënten aanbieden. Er komen in het land 97 locaties voor werk en inkomen (LWI's).
Er wordt geïnvesteerd in de totstandkoming van regionale netwerken tussen de werkgevers(organisaties), onderwijsinstellingen en gemeenten en UWV, om mensen beter aan het werk te helpen.
Het aantal leerwerkloketten wordt in 2009 verhoogd van 16 naar zo'n 40 leerwerkloketten. Deze zijn belangrijk bij het erkennen van competenties via het Ervaringscertificaat (EVC), maatwerk in scholing, voorlichting aan werknemers en werkzoekenden.
Gemeenten krijgen één bedrag om mensen te stimuleren deel te nemen aan inburgering, werk of scholing: het participatiebudget. Dit bundelt de drie bestaande budgetten voor re-integratie, inburgering en scholing. Bij elkaar gaat het om ongeveer 2 miljard euro.
Gemeenten en UWV kunnen participatieplaatsen aanbieden aan bijstandsgerechtigden, mensen die minstens een jaar in de WW zitten en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. Mensen doen zo twee jaar werkervaring op met behoud van uitkering. Ook krijgen ze scholing en een premie, zodat ze er ook financieel op vooruit gaan.
Alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen jonger dan vijf jaar moeten straks scholing volgen of een stage om hun vaardigheden te onderhouden als ze vrijgesteld willen worden van de sollicitatieplicht.
Ouderen
Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de arbeidsparticipatie van ouderen te stimuleren.
Mensen die na hun 62ste blijven werken krijgen een belastingvoordeel, de zogenoemde doorwerkbonus. Die geldt ook als ze doorwerken na hun 65ste. Per gewerkt jaar krijgen betrokkenen een belastingvoordeel. De hoogte daarvan varieert met het inkomen en de leeftijd, en bedraagt maximaal 4591 euro.
Werknemers die na hun 65ste willen doorwerken, kunnen hun AOW (maximaal vijf jaar) later laten ingaan. Zij ontvangen dan een hogere AOW-uitkering. Mensen kunnen kunnen de AOW ook gedeeltelijk ontvangen.
Werkgevers die een 50-plusser met een uitkering aannemen, krijgen daarvoor drie jaar lang een korting van 6500 euro op de WW- en arbeidsongeschiktheidspremies.
Werkgevers die een werknemer van 62 of ouder in dienst houden, krijgen drie jaar lang 2750 euro premiekorting per jaar en vanaf 2013 6500 euro per jaar.
Het kabinet overweegt een tijdelijke 'no risk polis' in te voeren die werkgevers tegemoet komt in de kosten van loondoorbetaling bij ziekte wanneer zij WW'ers van 55 jaar en ouder in dienst nemen.
Mensen met een beperking
In de Wajong (jonggehandicapten) komt de nadruk te liggen op werk. Wie kan werken, krijgt hulp bij het vinden van een baan. Het kabinet trekt voor extra begeleiding en ondersteuning naar werk in 2009 45 miljoen euro extra uit.
Koopkracht
Het kabinet heeft besloten in 2009 een forse lastenverlichting te geven. De koopkracht van werknemers en gezinnen met kinderen zal in het algemeen in 2009 stijgen. De financiële crisis zal dit positieve effect voor de meeste mensen versterken, doordat de inflatie waarschijnlijk lager is dan verwacht.
De positieve koopkrachtontwikkeling is ook zichtbaar op het loonstrookje door de verlaging van de WW-premie voor werknemers naar nul procent. Daarnaast zien de meeste werknemers hun cao-loon stijgen. De uitkeringen worden op 1 januari (en 1 juli) gekoppeld aan de gemiddelde contractloonstijging.
Specifieke koopkrachtmaatregelen voor 2009
WW-premie voor werknemers wordt met 3,5 procent verlaagd naar 0 procent.
Werknemers met een laag of middeninkomen krijgen maximaal € 24 per maand meer arbeidskorting dan hogere inkomens. Daarnaast wordt in 2009 de inkomensafhankelijke arbeidskorting met maximaal € 36 per maand verhoogd.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting voor alleenstaande ouders en tweeverdieners met een kind onder de 12 jaar wordt verhoogd met € 1.006 en bedraagt maximaal € 1.765.
De koopkracht van huishoudens met meer dan 1 kind gaat erop vooruit door de vervanging van de kindertoeslag door het kindgebonden budget.
Ouderen met een AOW zonder aanvullend pensioen gaan er per saldo op vooruit door de verhoging van de ouderenkorting met € 166, de verhoging van de tegemoetkoming AOW met € 226 en de verlaging van de alleenstaande ouderenkorting met € 155. Wel verliezen ouderen het generieke ouderenforfait in de buitengewone uitgavenregeling.
Alleenstaanden met recht op zorgtoeslag gaan er volgend jaar in koopkracht op vooruit door de verhoging van de zorgtoeslag van alleenstaanden met maximaal € 124.
De algemene heffingskorting wordt verlaagd met € 67, de alleenstaande ouderkorting wordt verlaagd met € 557 en de combinatiekorting wordt afgeschaft.
Armoede
In 2009 komt ruim € 66 miljoen beschikbaar voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening van de € 350 miljoen in de hele kabinetsperiode.
De langdurigheidstoeslag wordt per 1 januari 2009 vanuit het Rijk overgeheveld naar de gemeenten. Gemeenten zijn voortaan zelf verantwoordelijk voor de invulling van de kerncriteria "langdurig" en "laag inkomen", evenals voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag. Zij kunnen zo nog beter een op re-integratie en bestrijding van armoede toegespitst beleid voeren.
Ook krijgen gemeenten ruimere mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand bij gerichte ondersteuning van gezinnen met schoolgaande kinderen.
Het kabinet wil het aantal kinderen dat maatschappelijk niet mee kan doen als gevolg van de financiële omstandigheden van het gezin, deze kabinetsperiode met de helft terugbrengen. Met 202 gemeenten zijn daar inmiddels afspraken over gemaakt.
Voorkomen van schulden
Per 1 januari 2009 is wettelijk geregeld dat mensen automatisch hun gemeentelijke belastingen kwijtgescholden krijgen als te verwachten is dat ze daarvoor in aanmerking blijven komen.
In de loop van 2009 komt er een betere registratie van schulden en betalingsachterstanden bij het nieuwe landelijk informatiecentrum schulden (LIS). Doordat meer bekend is over de kredietwaardigheid van mensen kan worden voorkomen dat mensen te veel lenen.
Per 1 januari 2009 worden onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën de regels voor kredietreclames aangescherpt. Reclames worden voorzien van een waarschuwing.
[ Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ]