boitelle_logo
   

Home

Kantoor en dienstverlening

Belastingadviseur

Actualiteiten

Algemene Voorwaarden

Contact

 

2014 | 2013 | 2012 | 2011 | 2010 | 2009 | 2008 | 2007

A C T U E E L N I E U W S 2007


Maandag 24 december 2007

Premieheffing
Verlaagde tarief inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor DGA's per 1 januari 2008


DGA's vallen per 1 januari 2008 onder het verlaagde tarief van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (4,4%). Dit is hetzelfde tarief als voor de zelfstandige ondernemers. Voor het jaar 2007 was een tijdelijke maatregel (verlaging tarief box II) getroffen ter compensatie van de DGA's voor de hogere inkomensafhankelijke bijdrage (6,5%) die zij op grond van de Zorgverzekeringswet verschuldigd zijn.

Dit staat in een wijzigingsregeling van de Regeling zorgverzekering. Andere wijzigingen in deze regeling zijn aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen (op jaarbasis en voor de diverse loontijdvakken) en aanpassing van de percentages.

 
Premiepercentages werknemersverzekeringen en volksverzekeringen 2008


De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages voor werknemersverzekeringen en volksverzekeringen 2008 vastgesteld.

De AWf-premie bedraagt voor 2008 8,25%, hiervan is 3,50% verschuldigd door de werknemer en 4,75% verschuldigd door de werkgever.

De premie die ten gunste komt van het sectorfonds is voor 2008 vastgesteld op 0,98%.

De Ufo-premie bedraagt voor 2008 0,78% en de premie voor eigenrisicodragers ZW in de overheidssector bedraagt 0,72%.

De basispremie arbeidsongeschiktheidswetten is voor het jaar 2008 vastgesteld op 5,65%.

Het premiepercentage voor de AOW bedraagt voor het jaar 2008 17,90% en voor de ANW 1,10%.

Vrijdag 21 december 2007

Binnenkort besluit over btw-plicht directeur-grootaandeelhouder (dga) / 21 december 2007

Over de btw-plicht van de directeur-grootaandeelhouder (dga) publiceert het Ministerie van Financiën naar verwachting nog deze maand een beleidsbesluit. Daarin komt de positie van de dga in de omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en bpm aan de orde.

In het Van der Steen-arrest (18 oktober 2007) besloot het Hof van Justitie (HvJ) dat een dga voor de omzetbelasting geen ondernemer is als hij voldoet aan de volgende vier voorwaarden:

  • De dga bezit alle aandelen van zijn bv.

  • De dga is enig werknemer en bestuurder van zijn bv.

  • De dga verricht in naam en voor rekening van de bv alle werkzaamheden.

  • De werkzaamheden van de dga komen voort uit een dienstbetrekking met zijn bv.

De dga hoeft dan geen btw af te dragen over de vergoeding voor zijn werk voor de bv, aldus het HvJ.

Verwarring

Deze beslissing komt niet overeen met de opvatting van de Hoge Raad. Dit hoogste Nederlandse rechtscollege besloot in 2002 dat een dga die enig aandeelhouder is van 'zijn' bv en van dezelfde bv een beloning ontvangt voor zijn werkzaamheden, wel ondernemer is voor de omzetbelasting. Volgens de Hoge Raad is de dga dan btw verschuldigd over de beloning die hij ontvangt van de bv.

De verschillende opvattingen van het HvJ en de Hoge Raad leidden tot de vraag van vertegenwoordigers van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs (NFB) welk standpunt het ministerie van Financiën inneemt.

Donderdag 20 december 2007

Regresfaciliteit geldt niet voor echtgenoot dga / 20 december 2007

Alleen een dga mag een regresvordering te boek stellen voor het bedrag dat hij uit hoofde van een borgstellingsovereenkomst heeft betaald. Dit geldt niet voor de echtgenoot, ook niet wanneer deze de akte van borg mede heeft ondertekend. Zo beslist de belastingrechter in Amsterdam.

Casus

De directeur-grootaandeelhouder (dga) is eigenaar van een bv. De echtgenoot van de dga wilde met betrekking tot een regresvordering op de bv een bedrag als resultaat uit overige werkzaamheden in aftrek brengen van het belastbare inkomen uit werk en woning.

De betreffende regresvordering is ontstaan door een herfinanciering waarbij zowel de dga als haar echtgenoot schulden van de bv aan een bank hebben voldaan. De regresvordering had op het tijdstip van het ontstaan daarvan een waarde in het economisch verkeer van nihil.

Borgstellingsovereenkomst

De inspecteur brengt in stelling dat de staatssecretaris in een Besluit van 24 mei 2006, nr. CPP2006/76M goedgekeurd heeft dat alleen de dga, die als borg is aangesproken voor schulden van de bv, de uit de betaling van die schulden voortvloeiende regresvordering te boek mag stellen voor het bedrag dat hij uit hoofde van de borgstellingsovereenkomst heeft betaald.

Faciliteit

Hof Amsterdam verklaart het beroep van de echtgenoot op het Besluit van de staatssecretaris ongegrond. Volgens het hof valt in redelijkheid in het Besluit niet te lezen dat een ander dan een dga een beroep kan doen op de in het Besluit opgenomen faciliteit. Hieraan doet niet af dat de echtgenoot de akte van borg ten blijke van zijn goedkeuring mede heeft ondertekend.

Woensdag 19 december 2007

Nog 13 dagen voor keuze overgangsrecht DGA's in verband met de Pensioenwet / 19 december 2007

Voor bestaande DGA's blijft de huidige PSW in 2007 nog van toepassing. Daarna komt de werking van deze wet op het pensioen van de DGA te vervallen. De Pensioenwet is echter in beginsel niet van toepassing op het pensioen van de DGA, ook niet voorzover deze zijn pensioen extern heeft verzekerd.
Dit overgangsrecht - dat is neergelegd in de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet - is alleen van toepassing op de bestaande DGA. Onder een bestaande DGA moet worden verstaan:

  • de natuurlijk persoon die nu al - direct of indirect - 10% van de aandelen houdt in de werkgever-BV; en

  • die uiterlijk 31 december 2006 een pensioentoezegging heeft.

Opteren voor het regime van de Pensioenwet

Feitelijk moet de DGA de bescherming die de PSW bood, voorzover zijn pensioen is verzekerd, vanaf 2008 gaan missen. Als dat door een bestaande DGA ongewenst wordt bevonden, is er de mogelijkheid om te opteren voor het regime van de Pensioenwet. Deze keuze moet de DGA uiterlijk 31 december 2007 maken.

Voor- en nadelen

Een voordeel van deze keuze is dat het verzekerde pensioen beschermd is, ook bijvoorbeeld bij faillissement. Een nadeel is dat de DGA het pensioen, voorzover dat valt onder de werking van de Pensioenwet, in de toekomst niet meer in eigen beheer kan uitvoeren.

Een ander nadeel is dat backservice ineens dient te worden afgefinancierd. Als het (verzekerde) pensioen van de DGA niet onder de werking van de Pensioenwet valt, mogen ontstane backserviceaanspraken ook door middel van inhaalpremies, te betalen tot de pensioendatum, worden afgefinancierd.

Gedeeltelijk verzekerd pensioen

Zoals uit het voorgaande al blijkt, kan gedeeltelijk verzekerd pensioen ook onder de werking van de Pensioenwet vallen. Ook kan de DGA, voorzover hij het pensioen verzekerd heeft, de Pensioenwet op maar een gedeelte van het verzekerde pensioen van toepassing verklaren.

Voorbeeld

X, een bestaande DGA, heeft 50% van het ouderdomspensioen en het gehele nabestaandenpensioen verzekerd. Hij kan er voor kiezen om op het gehele verzekerde pensioen de Pensioenwet van toepassing te verklaren. Hij kan er echter ook voor kiezen om het regime van de Pensioenwet alleen van toepassing te verklaren op het nabestaandenpensioen of het (verzekerde) ouderdomspensioen.

Pas in 2007 verzekeren

Voorts kan nog worden opgemerkt dat een bestaande DGA die pas in 2007 gaat verzekeren, ook nog kan kiezen voor het regime van de Pensioenwet; de pensioenregeling wordt anno 2006 dus nog geheel in eigen beheer gehouden.

Verwachting

Veel DGA's zullen niet onder het regime van de Pensioenwet willen vallen . Belangrijke uitzonderingen hierop zijn zeer waarschijnlijk DGA's die:

  • binnen de werkgever-BV een (zeer) risicovolle onderneming drijven; of

  • minderheidsaandeelhouder zijn.

Dinsdag 18 december 2007

Sociale verzekeringen per 1 januari 2008 / 18 december 2007

Uitkeringen als de AOW, ANW, WW, WIA, WAO en Wajong gaan vanaf 1 januari 2008 omhoog. De verhogingen worden doorgevoerd omdat de uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Het minimumloon stijgt van € 1317,00 naar € 1335,00 euro bruto.

De kinderbijslag gaat niet omhoog. De aanpassingen zijn nodig omdat ook de lonen en de prijzen de afgelopen tijd zijn gestegen.

AOW

AOW'ers zien hun netto uitkering met tussen de 8 en de 11 euro per maand stijgen. Hoe hoog het bedrag is, hangt af van de persoonlijke situatie. De netto-uitkering van een alleenstaande AOW'er gaat bijvoorbeeld met ruim 11 euro omhoog naar 914 euro per maand. Echtparen waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn, krijgen in totaal netto 16 euro per maand erbij. Hun gezamenlijke netto-uitkering komt dan uit op 1251 euro per maand. Dat is exclusief vakantietoeslag en de tegemoetkoming AOW. Deze tegemoetkoming wordt aan alle AOW-ers uitbetaald en het bruto bedrag bedraagt in 2008 14,86 euro per maand.

WW, WIA en WAO

Ook mensen met WW, WIA en WAO gaan er over het algemeen op vooruit. De uitkeringen worden verhoogd met 1,37%. De absolute stijging is lastiger aan te geven omdat die nog meer dan bij de AOW afhangt van persoonlijke omstandigheden. Zo is bijvoorbeeld ook van belang hoe hoog hun inkomen was voordat zij een uitkering kregen. Voor de berekening van de uitkering geldt bovendien een maximum inkomen; verdient men meer dan telt het deel boven dat maximum niet mee bij het bepalen van de uitkering. Dit zogeheten maximumdagloon wordt per 1 januari 2008 vastgesteld op 177,03 euro bruto per dag.

Kindertoeslag

Verder wordt er per 1 januari de kindertoeslag geïntroduceerd (die valt net als de kinderbijslag onder de minister voor jeugd en gezin) en is er een aanpassing in de Toeslagenwet.

Maandag 17 december 2007

Mogelijke fout in voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen / 15 december 2007

Momenteel worden de voorlopige teruggaven inkomstenbelasting/premieheffing 2008 verzonden. Helaas is bij de vaststelling een fout gemaakt. In sommige gevallen is de aftrek van de eigen woning namelijk ten onrechte in mindering gebracht op het inkomen van beide partners.
Hierdoor is het belastbare inkomen van de minstverdienende partner te laag vastgesteld. De betrokkenen ontvangen binnenkort een excuusbrief van de Belastingdienst.
­
Als gevolg van de fout kunnen zich 2 situaties voordoen:

  • De voorlopige teruggaaf is tot een te hoog bedrag vastgesteld. Deze fout wordt automatisch hersteld. De betrokkenen ontvangen uiterlijk 11 januari 2008 een herziene voorlopige teruggaaf voor het juiste bedrag.

  • Het vermelde inkomen is te hoog, maar het bedrag van de voorlopige teruggaaf is juist. Omdat het te ontvangen bedrag juist is, ontvangen betrokkenen geen herziening van deze voorlopige teruggaaf.

Voor beide situaties geldt dat de 1e termijn op tijd, dat wil zeggen rond 15 januari 2008, en voor het juiste bedrag wordt uitbetaald.

Vrijdag 14 december 2007

Belastingplichtigen moeten gegevens overleggen aan fiscus / 14 december 2007

Belastingplichtigen zijn verplicht de vragen van de inspecteur te beantwoorden zonder dat zij daar eenzijdig voorwaarden aan kunnen verbinden. De civiele rechter is bevoegd om een oordeel te geven over de afdwingbaarheid van dergelijke informatieverzoeken.
Drie belastingplichtigen aan wie was gevraagd informatie te verschaffen over buitenlandse tegoeden zijn verplicht deze aan de Belastingdienst te overleggen. Dat blijkt uit de uitspraken van drie kortgedingen die eind november hebben gediend bij de rechtbank Middelburg en de rechtbank Amsterdam. De Belastingdienst is in alle drie de kort gedingen in het gelijk gesteld. In de Amsterdamse zaken is met spoed hoger beroep ingesteld. In die zaken heeft Hof Amsterdam vorige week de twee uitspraken van de rechter bevestigd.

Weigering

Naar aanleiding van informatie uit het buitenland over belastingplichtigen wilde de Belastingdienst van hen gegevens ontvangen over de aangehouden buitenlandse tegoeden in de afgelopen twaalf jaren. De belastingplichtigen weigerden deze gegevens af te geven voordat ze inzage hadden gehad in de informatiepositie van de inspecteur. De rechter heeft nu in de verschillende zaken de door de Belastingdienst geëiste dwangsommen toegewezen. Belastingplichtigen moeten alsnog de gevraagde stukken overleggen.

Met de uitkomst van deze procedure zijn voor dit soort zaken twee standpunten van de Belastingdienst bevestigd:

  • Belastingplichtigen zijn verplicht de vragen van de inspecteur te beantwoorden zonder dat zij daar eenzijdig voorwaarden aan kunnen verbinden.

  • De civiele rechter is bevoegd om een oordeel te geven over de afdwingbaarheid van verzoeken om informatie van de Belastingdienst, aangezien een gelijkwaardig fiscaal instrument ontbreekt.

Vrijwillig

De Belastingdienst biedt de mogelijkheid om vrijwillig juiste en volledige informatie te verschaffen over buitenlandse tegoeden. Voor deze vrijwillige verbetering geldt de inkeerregeling.

Donderdag 13 december 2007

Wetsvoorstel banksparen goedgekeurd door Eerste Kamer / 12 december 2007

Het initiatiefvoorstel dat het fiscaal gefaciliteerd sparen voor pensioenopbouw of de aflossing van de eigenwoningschuld via een spaarrekening regelt, is op 11 december 2007 door de Eerst Kamer aangenomen.

Met dit initiatiefvoorstel wordt geregeld dat vanaf 1 januari 2008 sparen via een geblokkeerde spaarrekening of beleggingsrecht voor latere uitkeringen fiscale ondersteuning krijgt. Net als met lijfrente- of koopsompolissen bij verzekeraars kan dan ook via een geblokkeerde spaarrekening of beleggingsrecht bij een bank worden gespaard voor een kapitaal waarmee op een later tijdstip een recht op periodieke uitkering kan worden aangekocht. Of een bank of beleggingsinstelling kan gedurende een aantal jaren het kapitaal in termijnen uitkeren.

Aanpassing Wet IB

In de Wet IB 2001 moeten hiervoor de artikelen met betrekking tot lijfrente worden aangepast. Door het wetsvoorstel kan er tegen lagere kosten worden gespaard voor de oude dag. Het resultaat is dat er bij een gelijke inleg van spaargelden een hoger resultaat gehaald kan worden.

Motie

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 december 2007 zonder stemming aangenomen. Tijdens de plenaire behandeling is de motie-Vedder-Wubben (CDA) c.s. ingediend, inzake mogelijkheden om de verlaagde premiegrondslag in de derde pijler van de pensioenvoorziening (het domein van de koopsompolissen -red.) in 2008 te herstellen naar het oude niveau. De belastingvrijstelling voor pensioensparen in de derde pijler gaat in 2008 omlaag. De motie wil die verlaging terugdraaien. Op 18 december 2007 wordt gestemd over de motie.

Woensdag 12 december 2007

Hoge Raad verruimt navorderingsmogelijkheden Belastingdienst niet / 12 december 2007

De Hoge Raad heeft niet tot versoepeling van de navorderingsmogelijkheden van de Belastingdienst besloten. De Advocaat-Generaal had dit bepleit omdat door de geautomatiseerde werkwijze van de Belastingdienst veel aangiften worden verwerkt zonder dat enig onderzoek naar de juistheid heeft plaatsgevonden.

Een beslissing daartoe moet door de wetgever worden genomen aldus het hoogste rechtscollege.

Casus

Belanghebbende, X, doet met de belastingdiskette aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2001. Daarbij geeft X veel te veel aftrekbare hypotheekrente aan. De aanslag, met een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning, wordt conform de aangifte geautomatiseerd vastgesteld. Naderhand legt de inspecteur een navorderingsaanslag op. X komt in beroep.

Hof 's-Hertogenbosch verklaart het beroep gegrond en beslist dat de inspecteur redelijkerwijs had kunnen weten dat de hypotheekrente foutief was opgegeven. Hij had de aangifte aan een nader onderzoek moeten onderwerpen. De geautomatiseerde werkwijze van de Belastingdienst kan niet aan X worden tegengeworpen. De gevolgen van het bewust toepassen van deze werkwijze moeten voor de rekening van de inspecteur komen.

In het belang der wet

De Advocaat-Generaal heeft beroep in cassatie ingesteld in het belang der wet. Bepleit wordt een verruiming van de navorderingsmogelijkheden van de Belastingdienst. De reden daarvoor is de in de loop der jaren gewijzigde werkwijze van de Belastingdienst die onder meer meebrengt dat aangiften geautomatiseerd worden verwerkt zonder dat enig onderzoek naar de juistheid heeft plaatsgevonden. Als een belastingplichtige onopzettelijk een fout in de aangifte heeft gemaakt waardoor de aanslag zoveel voordeliger uitpakt dat geen redelijk denkend mens kan menen dat die aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld, zou navordering mogelijk moeten zijn, aldus de Advocaat-Generaal.

Beslissing Hoge Raad

De Hoge Raad verklaart het beroep echter ongegrond omdat het niet op zijn weg ligt de uitleg van artikel 16 AWR te herzien in verband met de (veranderde) werkwijze van de Belastingdienst. De beslissing of de grenzen van de navorderingsmogelijkheden van de Belastingdienst opnieuw moeten worden afgebakend is aan de wetgever.

Dinsdag 11 december 2007

Loonheffing / zorgverzekeringswet
Uitbetaling teveel betaalde Zvw-bijdrage hoort bij fiscale loon 2007 / 11 december 2007

In december betaalt de Belastingdienst de teveel betaalde bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) 2006 uit. Een aantal werkgevers kunnen de terugbetaling van de teveel betaalde bijdrage Zvw niet uitvoeren in de salarisronde van december. Uitbetaling vindt dan plaats in januari 2008.

De terugbetaling van de teveel betaalde bijdrage Zvw hoort bij het fiscale jaarinkomen 2007 van de werknemer, ondanks uitbetaling in januari 2008. Werkgevers moeten de terugbetaling in januari 2008 dan ook verwerken in het fiscale loon in de jaaropgaaf 2007 van werknemers

Maandag 10 december 2007

Invordering
Wijziging Invorderingswet 1990 / Tweede Kamer 5 december 2007


Het wetsvoorstel Wijziging van de Invorderingswet 1990 is bij de Tweede Kamer ingediend. Kernpunt van het wetsvoorstel is de vervanging van het g-rekeningstelsel door een depotstelsel bij de ontvanger van de rijksbelastingen.

Het g-rekeningsysteem is sinds 1982 in gebruik. Mede door de beperkte automatiseringstechnische mogelijkheden van het systeem ontstaan lange doorlooptijden bij alle handelingen met betrekking tot de g-rekening. Bij de Belastingdienst wordt momenteel software ontwikkeld voor een geheel nieuw inningssysteem. Dit systeem kan een formeel, in wetgeving verankerd systeem van rechtstreekse stortingen ondersteunen. Het proces kan hierdoor aanmerkelijk efficiënter verlopen. De staatssecretaris acht dit het geschikte moment om over te gaan naar een in wetgeving neergelegd systeem van rechtstreekse stortingen, het zgn. depotstelsel. Dit systeem behelst het volgende:

Ondernemers (onderaannemers of uitleners) kunnen een depot aanhouden bij de Belastingdienst/Centrale Administratie (B/CA). Het loon- en omzetbelastingdeel (plus premies sociale verzekeringen) van de factuur die de onderaannemer of uitlener naar de aannemer of inlener stuurt, kan op het depot ten name van de onderaannemer of uitlener worden gestort. De onderaannemer of uitlener kan het tegoed van zijn depot vervolgens gebruiken voor betalingen van loonheffing, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies of doorboeken naar het depot van een ander. Behalve de overboekingen van het ene depot naar het andere depot komen de stortingen ten behoeve van een depot binnen op een speciaal daarvoor bij een bankinstelling door B/CA aangehouden rekening (vrijwaringsrekening). Hiermee wordt een gescheiden betalingsstroom gemaakt, waarmee duidelijk is dat stortingen op de vrijwaringsrekening depotstortingen zijn. De derde die op de speciale rekening van de B/CA stort ten behoeve van een depotbegunstigde is gevrijwaard van aansprakelijkheid tot het in depot gestorte bedrag.

Zaterdag 8 december 2007

Loonbelasting
Reactiedatum voor een verzoek om tijdvakwissel LH verlengd / 7 december 2007

De Aangiftebrief Loonheffingen 2008 wordt binnenkort door de belastingdienst verzonden. Deze brieven hebben een dagtekening van 12 of 13 december 2007. In deze brief staat als uiterste reactiedatum voor het doen van een verzoek om tijdvakwissel 15 december 2007 vermeld. Deze termijn is verlengd tot 28 december 2007. Op deze datum dienen de verzoeken uiterlijk bij de Belastingdienst te zijn binnengekomen. Verzoeken die later binnenkomen kunnen niet meer in behandeling worden genomen. Dat heeft tot gevolg dat het tijdvak voor heel 2008 wordt vastgesteld overeenkomstig het in de uitnodiging vermelde tijdvak.

Vrijdag 7 december 2007

Algemene wet inzake rijksbelastingen/heffingsrente
Fiscus vraagt onterecht rente terug / 7 december 2007

De Belastingdienst vraagt te veel aan rente terug bij ondernemers en particulieren die gebruik maken van particuliere aangiftesoftware voor hun belastingaanslag voor 2006. Dit probleem is niet bekend, maar loopt per particulier tot vele honderden euro's op. Vooral kleine zelfstandigen schieten erbij in.

Wie voor 2006 alvast aan de fiscus vooruit heeft betaald, om niet voor verrassingen te komen staan, krijgt bij de eindafrekening soms geld terug. Afgelopen periode heeft de fiscus soms veel te veel teruggestort. De Belastingdienst eist dat geld terecht terug, inclusief de rente over dit bedrag, wat sinds juli 2006 moet.

Maar mensen die van de softwarepakketten gebruik maken hebben alleen vanaf 1 januari 2007 rente van de fiscus meegestuurd gekregen. De fiscus eist vervolgens ten onrechte ook maanden extra rente over 2006 terug. Die rente heeft de belastingplichtige nooit gehad, maar ze eisen het wel terug. Allemaal winst voor de fiscus.

De rente over de aanslag voor 2006 haalt de fiscus binnen bij veel meer relaties van belastingadvieskantoren die met gekochte software aangifte hebben gedaan. De Belastingdienst vordert sinds 1 juli 2006 ruim 5 procent rente over te veel teruggestort geld terug. Bij belastingbetalers valt het probleem volgens de adviseurs vaak nog niet op, omdat zij al blij zijn dat ze geld van de fiscus terugkrijgen. Het probleem wordt veroorzaakt doordat aangifteprogramma's van sommige softwarepakketten niet precies overeenstemmen met die van de Belastingdienst. Aangebrachte correcties in die software hebben niet geholpen: de fiscus hield vol dat de wet goed wordt toegepast.

De Belastingdienst zegt nu in een reactie wel het probleem te kennen, en zegt met de brancheorganisaties van belastingadviseurs te kijken naar eventuele knelpunten in deze heffingsrente.

[ Bron: De Financiële Telegraaf ]

Donderdag 6 december 2007

Omzetbelasting
Vanaf 2010 ook btw uit EU-lidstaten verrekenbaar / 6 december 2007

Bedrijven mogen vanaf 1 januari 2010 de btw van facturen uit de hele EU in eigen land verrekenen. Ministers van Financiën van de 27 EU-landen zijn het daar op 4 december over eens geworden.
Ondernemers moeten de buitenlandse btw-betalingen nu nog terugvragen in het buitenland. Kleine bedrijven laten dat vaak maar zitten. Ze vinden het te veel rompslomp.

De eenvoudigere btw-afhandeling moet het bedrijven makkelijker maken te exporteren in de Europese Unie, zo is besloten. Het moet ook fraude helpen bestrijden. Opzet is dat de belastingdiensten van de EU-landen onderling vervolgens de btw-afdrachten gaan verrekenen.

Ingrijpendste belastingaanpassing

Staatssecretaris de Jager (Belastingen) zei 'heel erg blij' te zijn met het akkoord. 'Dit scheelt bedrijven heel veel irritatie en een substantieel geldbedrag.' De Jager spreekt over de ingrijpendste belastingaanpassing in de EU sinds 1992. Maar voorop staat natuurlijk dat het bedrijfsleven straks kan profiteren van een belangrijke lastenverlichting. In ieder geval komt er één elektronische procedure per lidstaat voor het terugvragen van de btw.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Woensdag 5 december 2007

Loonbelasting
Uiterste datum wijzigen aangiftetijdvak loonheffingen / 5 december 2007

Als een werkgever met ingang van 1 januari 2008 een ander aangiftetijdvak wil gaan hanteren, dan heeft hij nog tot 14 december aanstaande de tijd om de Belastingdienst hiervan op de hoogte te stellen.

Wil een werkgever van tijdvak veranderen - van een maand naar vier weken of andersom - dan moet hij het formulier 'Wijziging aangiftetijdvak loonheffingen' invullen en zorgen dat dit uiterlijk 14 december bij de Belastingdienst binnen is. In dat geval gaat de wijziging op 1 januari aanstaande in. Ontvangt de Belastingdienst het formulier ná 14 december dan gaat de wijziging pas op 1 januari 2009 in.

Commentaar onzerzijds: let u als werkgever op de deadline van 14 december 2007!!

Dinsdag 4 december 2007

Dubbele belasting
Onbelaste liquidatie-uitkering van bv met feitelijke leiding in België / Hoge Raad 23 november 2007


De heer X is directeur en enig aandeelhouder van A Holding bv. X emigreert in november 1996 naar België. De bv verkoopt vervolgens alle aandelen van een dochter-bv. Eind december 1996 worden de statuten van de bv aangepast aan het Belgische recht en wordt tevens het besluit bekrachtigd om de feitelijke leiding naar België te verplaatsen. In januari 1998 wordt de bv naar Belgisch recht geliquideerd en in augustus 1998 naar Nederlands recht ontbonden. X ontvangt een liquidatie-uitkering. Hof Arnhem beslist dat de liquidatie-uitkering in Nederland is belast, aangezien de feitelijke leiding van de bv niet naar België is verplaatst.

De Hoge Raad oordeelt dat de handelingen in verband met de ontbinding en vereffening door X in België zijn verricht zodat de feitelijke leiding van de bv zich ten tijde van de liquidatie-uitkering in België bevond. De handelingen van de bv, die uitvoering gaven aan het voornemen tot de ontbinding en vereffening van de bv, zijn namelijk handelingen van de werkelijke leiding. Bij deze feitelijke stand van zaken kan Nederland geen belasting heffen over de door X als inwoner van België verkregen liquidatie-uitkering. Het beroep van X is gegrond.

Vrijdag 30 november 2007

ZZP Nederland wil herziening VAR Verklaring / 30 november 2007

ZZP Nederland wil een herziening van de VAR Verklaring. Volgens de organisatie voor zelfstandigen zonder personeel worden ZZP'ers sinds kort geconfronteerd met het feit dat de Belastingdienst plotseling andere VAR Verklaringen afgeeft waardoor men het recht op zelfstandigenaftrek en ondernemersvrijstelling verliest. ëEen flinke tegenvaller die kleine zelfstandigen al snel 5000 euro gaat kosten,' aldus ZZP Nederland.

ZZP Nederland zegt dat in het verleden vrijwel iedereen een VAR WUO Verklaring kreeg van de Belastingdienst, maar dat de fiscus nu ineens de zaken anders ziet en al snel een VAR ROW verklaring afgeeft.

Lastenverzwaring

Een VAR WUO geeft aan dat de zelfstandige aan alle criteria voldoet als zelfstandig ondernemer. WUO staat voor Winst Uit Onderneming. Met een VAR WUO heeft de zelfstandige recht op ondernemersaftrek, starteraftrek en 10% winstvrijstelling bij de Belastingdienst. Met een VAR ROW (Resultaat uit Overige Werkzaamheden) heeft men geen recht op bovengenoemde aftrekposten. Dit betekent volgens ZZP Nederland een lastenverzwaring van 5000 euro voor de kleine zelfstandige met een laag inkomen.

Duidelijk beleid

Volgens ZZP Nederland wordt het tijd dat de overheid een duidelijk beleid gaat voeren ten aanzien van kleine zelfstandigen. Circa 800.000 mensen werken inmiddels als Zelfstandige Zonder Personeel, maar velen van hen hebben moeilijkheden om aan het urencriterium van 1225 uur per jaar te voldoen. ëWeg belastingvoordeel, weg aftrekposten en weg is het redelijke inkomen van de zelfstandige. Dit ontneemt starters de moed om een onderneming te beginnen, een uitkering aanhouden is dan veel veiliger,' aldus ZZP Nederland.

Herzien

ZZP Nederland is van mening dat de VAR Verklaring herzien moet worden. Een verlaging van het urencriterium zou volgens de organisatie een mooi begin zijn. In plaats van 1225 uur zouden er klassen gemaakt moeten worden. ZZP Nederland: ëBij 800 uur moet een VAR WUO mogelijk zijn. Ondernemersaftrek kan hierop aangepast worden. Ook bij starten halverwege het kalenderjaar moet de Belastingdienst zich eens duidelijk en soepel opstellen.'

Bron: [ ZZP Nederland ]

Donderdag 29 november 2007

Inkomstenbelasting (winst)/vennootschapsbelasting
Aftrek energie- en milieu-investeringen tijdelijk stopgezet / 29 november 2007

Staatssecretaris de Jager van Financiën heeft bij ministeriële regeling het budget voor de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investering (VAMIL) voor 2007 met ingang van 28 november 2007 gesloten.

Hiertoe is na overleg met de betrokken ministers van Economische Zaken, VROM en LNV besloten, nadat duidelijk werd dat zonder sluiting naar verwachting het aantal aanvragen voor de EIA, MIA en VAMIL groter zou zijn dan het beschikbare budget. Hierdoor zou het budget 2007 worden overschreden. Zonder sluiting zou het gaan om een verwachte overschrijding van in totaal ruim € 25 miljoen.

Investeringsverplichtingen aangegaan vóór 28 november 2007 komen nog steeds in aanmerking voor de EIA, MIA en VAMIL, indien ze gemeld worden binnen de gebruikelijke meldingstermijn van drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting.

Openstelling 2008

Vanaf 1 januari 2008 zullen de regelingen weer worden opengesteld. De eventuele budgetoverschrijding die in 2007 optreedt, zal niet ten laste worden gebracht van het budget van de regelingen in 2008. De percentages en/of voorwaarden in de regelingen voor 2008 zullen op basis van het reguliere budget en de verwachte investeringen voor 2008 als gebruikelijk eind december 2007 bekend worden gemaakt.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Woensdag 28 november 2007

Pensioenen/vennootschapsbelasting
Ruimere reservering voor dga-pensioen / 2 augustus 2007

De Wet op de loonbelasting biedt de mogelijkheid dat een werkgever pensioenrechten toekent aan een werknemer over dienstjaren die vóór 8 juli 1994 zijn doorgebracht bij een andere werkgever. In de praktijk wordt van deze regeling veelal gebruikgemaakt door een dga en zijn bv. Het hof in Den Bosch heeft nu besloten dat deze last in één keer ten laste van het resultaat van de bv kan worden gebracht.

Hierdoor kan de bv een aanzienlijke besparing van vennootschapsbelasting realiseren. Aan de jarenlange onzekerheid op dit punt is met deze uitspraak een einde gekomen. Naar verwachting zal de Belastingdienst niet in cassatie gaan.

Pensioentekort

In veel situaties is de dga eerst bij een andere werkgever in loondienst geweest alvorens hij zijn eigen onderneming in een bv-vorm is gestart. Door het inkopen van dienstjaren kan een dga zijn opgelopen pensioentekort herstellen. Dit geldt zowel voor startende dga 's als voor dga 's die reeds lang hun onderneming drijven in de vorm van een bv, mits de loondienst van voor juli 1994 dateert.

Onzakelijk handelen

De last die het gevolg is van het inkopen van een groot aantal dienstjaren bedraagt veelal een substantieel bedrag. De bv zal deze last in één keer willen nemen. De hiermee bespaarde vennootschapsbelasting kan immers binnen de onderneming worden gebruikt.

Dergelijke aftrekposten stuitten in de praktijk op verzet van de inspecteur vennootschapsbelasting. De Belastingdienst was van mening dat slechts één dienstjaar per dienstjaar kon worden ingekocht. Werden meerdere jaren tegelijk ingekocht en de last in één jaar genomen, dan was naar de mening van de fiscus sprake van onzakelijk handelen en werd de aftrekpost niet geaccepteerd.

Casus

In het door het hof Den Bosch berechte geschil had de dga bij zijn bv in 1999 ruim vijftien dienstjaren ingekocht. De inkooplast bedroeg ruim 250.000 euro. De bv bracht deze last in 1999 in één keer ten laste van haar resultaat. Deze hoge inkooplast was mede het gevolg van een salarisverhoging in 1999. De Belastingdienst vond dat de totale arbeidsbeloning, bestaande uit het verhoogde salaris, tantième en de pensioentoezegging, in het totaal bezien onzakelijk was en accepteerde slechts een aftrekpost van 12.000 euro. De bv was het hiermee niet eens en ging tegen de correctie in beroep.

Het hof heeft nu beslist dat de inkooplast in één keer in het jaar van inkoop ten laste van het resultaat kan worden gebracht. De totale arbeidsbeloning werd door het Hof als zakelijk beschouwd. Deze uitspraak bevestigt het standpunt van belastingplichtige dat een regeling die op basis van de Wet op de loonbelasting is toegestaan, ook moet doorwerken naar de heffing van de vennootschapsbelasting. Het standpunt van de Belastingdienst om de inkoopmogelijkheid via de heffing van de vennootschapsbelasting te beperken is door het hof verworpen.

Voor de praktijk

Dit betekent dat voor de praktijk na acht jaar meer duidelijkheid is verkregen: de inkooplast kan in één jaar ten laste van het resultaat worden gebracht. Volgens het hof is dit slechts in uitzonderingssituaties anders. Er moet dan sprake zijn van een totale arbeidsbeloning die in een zodanige wanverhouding staat tot de arbeidsprestatie van de dga dat geen redelijk denkend ondernemer deze uitgaven in die omvang zou hebben gedaan. Volgens het hof was de inspecteur er niet in geslaagd deze uitzonderingssituatie aannemelijk te maken.

Dinsdag 27 november 2007

Dubbele belasting
Regeling inzake Nederlands-Duitse belastingverdrag / Staatssecretaris van Financiën 14 november 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft de op 25 oktober 2007 tussen Nederland en Duitsland tot stand gekomen regeling die dient ter vermijding van zowel dubbele belastingheffing als volledige vrijstelling over afkoopsommen die worden toegekend in verband met de beëindiging van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, gepubliceerd. Bepaalde afkoopsommen, die door een werkgever aan een werknemer worden betaald in het kader van de beëindiging van een in verschillende staten uitgeoefende privaatrechtelijke dienstbetrekking, werden door Nederland en Duitsland in veel gevallen ter belastingheffing aan verschillende staten toegedeeld. Die verschillende toedeling van heffingsrechten kon plaatsvinden omdat het Nederlands-Duitse belastingverdrag hierover geen uitdrukkelijke bepalingen bevat. Als gevolg van deze verschillende toedeling van heffingsrechten konden deze uitkeringen dubbel worden belast of geheel worden vrijgesteld. De verschillende benadering werd veroorzaakt door verschillende rechtspraak in de twee landen op het desbetreffende gebied. De nu gepubliceerde regeling wordt in de Nederlands-Duitse relatie - voor zoveel nodig - toegepast in afwijking zowel van de rechspraak van de hoogste Duitse rechter in belastingzaken (het Bundesfinanzhof) als van die van de Hoge Raad der Nederlanden. Als er derde landen bij betrokken zijn, wordt in de relatie tussen Nederland en die derde landen in zoverre niet afgeweken van de rechtspraak van de Hoge Raad.

Maandag 26 november 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Bij emigratie naar Korea geen conserverende aanslag ter zake van pensioen / Hof 's-Hertogenbosch 12 oktober 2007


In 2001 is X geëmigreerd naar Korea. De inspecteur heeft een conserverende aanslag opgelegd ter zake van X' pensioen- en lijfrentevoorzieningen. Voorts is er heffingsrente en revisierente in rekening gebracht. Er is uitstel van betaling verleend. Rechtbank Breda heeft geoordeeld dat Nederland eenzijdig het heffingsrecht over niet reguliere pensioenuitkeringen toekomend aan inwoners van Korea - gedeeltelijk - naar zich toetrekt. Hierdoor handelt Nederland in strijd met de bepalingen van het Verdrag met Korea en met de goede trouw die Nederland jegens die verdragspartner is verschuldigd. De rechtbank heeft X' beroep gegrond verklaard. In geschil in hoger beroep is of de aanslag alsmede de beschikking revisierente terecht zijn opgelegd.

Hof 's-Hertogenbosch bevestigt de uitspraak van Rechtbank Breda. Het hof oordeelt dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

Vrijdag 23 november 2007

Algemeen
Tweede Kamer neemt wetsvoorstellen Belastingplan 2008 en Overige fiscale maatregelen 2008 aan

De Tweede Kamer heeft op donderdagmiddag 22 november 2007 de wetsvoorstellen Belastingplan 2008 (31205) en Overige fiscale maatregelen 2008 (31206) aangenomen. Voorafgaand daaraan diende de Staatssecretaris van Financiën nog een derde nota van wijziging in bij het Belastingplan 2008.

Derde nota van wijziging op Belastingplan 2008 naar Tweede Kamer

De Staatssecretaris van Financiën heeft de derde Nota van wijziging op het Belastingplan 2008 naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nota van wijziging wordt de verhoging van het eigenwoningforfait voor een woningwaarde boven € 1 miljoen geleidelijker ingevoerd dan oorspronkelijk was voorgesteld. Nu wordt voorgesteld om per begin 2009 het plafond in het eigenwoningforfait te laten vervallen en het forfait voor een woningwaarde boven € 1 miljoen vanaf 2010 stapsgewijs te verhogen. De verhoging zal in zeven gelijke stappen verlopen van 2010 tot en met 2016. In 2016 zal dan het eigenwoningforfait voor een woning met een waarde boven € 1 miljoen 2,35% bedragen.

In deze Nota is verder opgenomen dat de verhoging van het assurantietarief van 7% naar 7,5% uitgesteld wordt van 1 januari 2008 naar 1 maart 2008. Het gaat hier om een tariefsverhoging als gevolg van het wetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld. Met dit uitstel wordt tegemoetgekomen aan een wens van de verzekeringsbranche.

Amendementen Belastingplan 2008 en Overige fiscale maatregelen 2008

De Tweede Kamer nam bij de wetsvoorstellen Belastingplan 2008 (31205) en Overige fiscale maatregelen 2008 (31206) de volgende amendementen aan:

  • De meewerkaftrek blijft bestaan. De voorgenomen afschaffing wordt ongedaan gemaakt. (amendement 31206, nr. 25)
  • Er komt een vrijstelling in box 3 en een heffingskorting voor aandelen die worden verhandeld op de multilaterale handelsfaciliteit Alternext Amsterdam. De inwerkingtreding is geregeld bij koninklijk besluit. De nieuwe maatregel vervalt na vijf jaar, waarna een evaluatie plaatsvindt. (amendement 31206, nr. 25)
  • De overgangsregeling voor de fiscale behandeling van VUT-regelingen voor werknemers die voor 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt (art. 38c Wet LB 1964), wordt gewijzigd. De nu aangenomen wijziging houdt in dat de fiscale faciliëring (het achterwege blijven van de eindheffing als bedoeld in artikel 32aa Wet LB 1964 en volledige aftrek van ingehouden VUT-premies) ook geldt voor VUT-regelingen waarin geen sprake is van 100% actuariële herrekening, maar van een verhoging van de uitkeringen die minimaal gelijk is aan 50% van de verhoging van de uitkeringen die zou resulteren bij een 100% actuariële herrekening. De verplichting tot actuariële herrekening wordt dus versoepeld. (amendement 31206, nr. 22)
  • De invoering van de voorgestelde herijking van de kwaliteitstoets in de vrijstelling voor medische en paramedische diensten (artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1˚, Wet OB 1968) wordt opgeschort. (amendement 31206, nr. 26)
  • Het algemene btw-tarief voor peepshows blijft gehandhaafd. Hierover is momenteel een procedure aanhangig bij de Hoge Raad (43908, V-N 2007/40.26) naar aanleiding van Hof Amsterdam, 22 januari 2007, 06/00175, V-N 2007/15.1.2). (amendement 31206, nr. 12)
  • Bij de heffing van omzetbelasting ter zake van de levering van elektriciteit wordt uitgegaan van een aangepaste maatstaf van heffing wanneer die elektriciteit wordt geleverd aan kleinverbruikers (anderen dan wederverkopers) met het oog op terug geleverde duurzaam opgewekte elektriciteit. (amendement 31206, nr. 24)
  • Er komt een vrijstelling in de energiebelasting voor de keramische industrie. Het tarief van de energiebelasting op aardgas in de hoogste schijf wordt met 8 eurocent verhoogd. (amendement 31205, nr. 56)
  • Er komt een apart tarief in de verpakkingenbelasting voor een verpakking van kunststof die de eigenschap heeft dat het biologisch afbreekbaar is. Daarnaast geldt het lage tarief voor secundaire/tertiaire verpakkingen in gevallen waarin die primaire verpakking een fles is waarop een gereguleerde statiegeldregeling voor consumenten van toepassing is. Inwerkingtreding van het aan artikel 36sf toegevoegde derde lid cindt plaats bij koninklijk besluit. (amendement 31205, nr. 36)
  • De accijns op rooktabak wordt per 1 juli 2008 extra verhoogd met 10 cent per pakje van 50 gram. De totale accijnsverhoging op rooktabak komt daarmee op 46 cent per pakje van 50 gram. Het prijseffect bedraagt in totaal 54 cent per pakje van 50 gram rooktabak. (amendement 31205, nr. 36)
  • De accijnzen op wijn en tussenproducten worden met ingang van 1 januari 2008 verhoogd met ruim 16%. (amendement 31206, nr. 26)
Moties Belastingplan 2008 en Overige fiscale maatregelen 2008


De Tweede Kamer nam bij de wetsvoorstellen Belastingplan 2008 en Overige fiscale maatregelen 2008 de volgende moties aan. Hierin wordt de regering verzocht:

  • in de eerste helft van 2008 een analyse voor te bereiden over het niet-gebruik en de vereenvoudiging van de heffingskortingen, en te rapporteren hoe zij binnen toekomstige budgettaire mogelijkheden deze problemen wil benaderen;
  • aspirant-adoptieouders een adequaat alternatief voor de fiscale aftrekmogelijkheid te bieden vanaf het moment dat de fiscale aftrekmogelijkheid als buitengewone uitgaven per 1 januari 2009 vervalt;
  • de voorgestelde maatregel inzake de beperking van de onbelastbaarheid van pensioenaanspraken te vervangen door (een) maatregel(en) die meer gericht zijn op excessieve beloningsbestanddelen en dezelfde opbrengst genereren;
  • in overleg te treden met de maatschappijen voor stadsherstel, om te bezien op welke wijze de financiële gevolgen van de vpb-heffing een optimale voortzetten van de werkzaamheden in de weg staan;
  • in de uitvoering van de belastingheffing over 2006 en 2007 een flexibele implementatie van de vaststellingsovereenkomst toe te passen die erop gericht is de administratieve lasten voor woningcorporaties te beperken;
  • met spoed tot een nieuwe vaststellingsovereenkomst met de woningcorporatiessector te komen, waarin oog is voor de maatschappelijke rol van woningcorporaties en waarin afspraken worden gemaakt omtrent de waardering van onroerend goed op de openingsbalans;
  • voor 1 april 2008 met voorstellen te komen voor het wegnemen van belemmeringen bij gemengde projecten waarbij sprake is van een juridisch en geografisch samenhangend geheel van sociale huurwoningen en woningen bestemd voor de verkoop;
  • zorgvuldig verder te onderzoeken of en op welke wijze amateursportverenigingen onder de ANBI-regeling gebracht kunnen worden;
  • in het voorjaar van 2008 de Kamer te informeren over de toekomst van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondsheidszorg en de relatie van deze wet met de fiscaliteit en met een herzien voorstel te komen voor de vrijstelling van btw voor gezondheidskundige verzorging van de mens;
  • voor 1 mei 2008 te komen met het genoemde geïntegreerde langetermijnperspectief en met uitgewerkte voorstellen tot verdere differentiatie in de bpm en de IB-bijtelling op basis van de absolute CO2-uitstoot;
  • zo snel mogelijk maar uiterlijk 1 mei 2008 te komen met een analyse van de praktische mogelijkheden om de vliegbelasting te relateren aan de af te leggen afstand en het gebruikte vliegtuigtype.

Donderdag 22 november 2007

Fiscaal procesrecht
Bedenktijd bij vaststellingsovereenkomst / 21 november 2007

Wie een vaststellingsovereenkomst sluit met de belastinginspecteur, moet de gelegenheid krijgen om zich hierover minimaal een week te beraden voordat de overeenkomst wordt getekend. Gebeurt dit niet, dan is zo'n overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand gekomen en zijn partijen hieraan niet gebonden.

De Belastingdienst sluit regelmatig vaststellingsovereenkomsten (VSO) met belasting- of inhoudingsplichtigen om vast te leggen wat tussen hen rechtens geldt, met als doel om onzekerheid of een geschil hierover te voorkomen of te beëindigen

Kaders

In een besluit van 1 december 1997 heeft de staatssecretaris van Financiën de kaders voor dergelijke overeenkomsten aangegeven. Er staat onder meer in welke afspraken tussen de inspecteur en de belastingplichtige wel en niet zijn geoorloofd en welke elementen de overeenkomst in ieder geval moet bevatten.

Bedenktijd

Daarnaast is bepaald dat de belastingplichtige (of diens vertegenwoordiger) een bedenktijd moet worden gegund. Bij het bereiken van overeenstemming moet de Belastingdienst de andere partij een redelijke termijn bieden om zich te beraden, zijn adviseur te raadplegen of alsnog (fiscaal-)juridisch advies in te winnen, voordat hij zich definitief vastlegt. De bedenktermijn hoeft niet in acht te worden genomen, indien de belastingplichtige uitdrukkelijk verklaart geen behoefte te hebben aan een bedenktermijn. Onder 'redelijke termijn' wordt in dit verband een periode van minstens één week verstaan. Over deze bedenktijd ging de volgende casus.

Casus

Een vrouw kreeg een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd over het jaar 1998, omdat zij rente-inkomsten uit een buitenlandse spaarrekening niet had aangegeven. De navorderingsaanslag bevatte de correcties in de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen en de vermogensbelasting over de jaren 1994 tot en met 2000. Deze wijze van verwerking van de na te vorderen bedragen was afgesproken in een VSO.

Hierin was ook opgenomen dat de vrouw zou afzien van bezwaar en beroep. Desondanks maakte de vrouw bezwaar tegen de navorderingsaanslag en ging zij vervolgens in beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, omdat de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar had gedaan. Het hof heeft dit beroep mede opgevat als een bestrijding van de juistheid van de navorderingsaanslag.

Totstandkoming

Voor het hof stelde de vrouw dat zij niet was gebonden aan de VSO, omdat deze tot stand was gekomen onder invloed van wilsgebreken en de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur - met name het zorgvuldigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel - niet in acht had genomen. Zo verklaarde zij onder meer dat zij slechts akkoord is gegaan met de VSO onder bedreiging van het opleggen van een boete door de inspecteur en dat zij geen bedenktijd had gekregen alvorens de overeenkomst te tekenen.

Het hof achtte de stellingname van de vrouw niet bewezen, aangezien uit de stukken was gebleken dat overeenstemming was bereikt over alle punten, inclusief het achterwege laten van een boete. Er kon dus volgens het hof geen sprake zijn van wilsgebreken, zelfs niet op de grond dat de vrouw geen bedenktijd had gekregen. Hierop stapte zij naar de Hoge Raad.

Strijdig handelen

De Hoge Raad maakte korte metten met de uitspraak van het hof. Allereerst werd overwogen dat de schriftelijke vaststelling van de overeenkomst besloot met de verklaring van belanghebbende 'voldoende tijd te hebben gehad om zich te beraden'. Vervolgens refereerde de Hoge Raad aan de stelling van de vrouw dat de inspecteur in strijd met het besluit van 1 december 1997 had gehandeld, aangezien de inspecteur had verzuimd de vrouw bedenktijd te geven voordat zij de overeenkomst tekende.

Het feit dat geen sprake was van een wilsgebrek weerlegde volgens de Hoge Raad niet de klacht van de vrouw dat de inspecteur in strijd met het besluit had gehandeld. Het is immers per definitie aan de belastingplichtige om tijdens de bedenktijd om voor hem geldende redenen te beslissen of de overeenkomst definitief wordt aanvaard. Het hof heeft de mogelijkheid miskend dat de vrouw tijdens de bedenktijd tot inzichten komt die zij in eerdere onderhandelingen nog niet heeft ingebracht.

Uitsluiting

De Hoge Raad concludeerde dat de VSO daarmee niet rechtsgeldig tot stand was gekomen en verwees de zaak naar een ander hof. Daarbij merkte de Hoge Raad nog expliciet op dat het hof de VSO in ieder geval niet rechtsgeldig kan verklaren, indien niet valt uit te sluiten dat de inspecteur zich heeft voorbehouden om terug te komen op zijn aanbod om de boete te laten vallen als de vrouw niet direct zou tekenen. Daarnaast gaf de Hoge Raad aan dat het aan de inspecteur is om te bewijzen dat hij de vrouw een bedenktijd heeft gegund.

Uitspraak: Hoge Raad 16 november 2007.

Woensdag 21 november 2007

Civielrecht
Vrije beroepers straks ook in Handelsregister / 21 november 2007

Het Handelsregister wordt per 1 juli 2008 één van de tien basisregisters van Nederland. Voornaamste doel: administratieve lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Maar daarvoor moeten wel meer bedrijven en rechtspersonen zich inschrijven in het Handelsregister.

Samenhangend geheel

De Nederlandse overheid zet een stelsel van Basisregistraties op. Deze moeten binnen enkele jaren als één samenhangend geheel gaan opereren. In het stelsel hoeven burgers en ondernemers gegevens nog maar een keer te verschaffen. De overheid kan ze vervolgens op meerdere plaatsen gebruiken.

Enkele andere basisregisters naast het Handelsregister zijn de Basisregistratie voor Adressen en Gebouwen (BAG), het Kadaster en de Gemeentelijke Basisregistratie van Persoonsgegevens (GBA).

Meer inschrijvingen

Van de tien basisregisters moeten 700 overheden verplicht gebruik maken. Omdat alle 'economische entiteiten' in het Handelsregister moeten worden geregistreerd, moeten meer bedrijven en rechtspersonen zich inschrijven in het Handelsregister.

Tot nu toe staan de zogenoemde vrije beroepsbeoefenaren en verenigingen van eigenaren, overheidsinstellingen en kerkgenootschappen niet in het Handelsregister. Voor eind 2009 moet dit veranderd zijn. Hierdoor zal het aantal inschrijvingen in het register met ongeveer driehonderdduizend stijgen tot bijna twee miljoen.

Kosten

Het ministerie van Economische Zaken financiert de bouw van het Handelsregister deels. Hierdoor hoeven de wijzingen in het register die vooral voor de overheid relevant zijn niet door de ondernemer te worden betaald.

Dinsdag 20 november 2007

Fiscaal procesrecht
Ontvanger moet eerst waarschuwen voor niet-ontvankelijkverklaring / 20 november 2007

Voordat een inspecteur of ontvanger overgaat tot het nietontvankelijkverklaren van een bezwaarschrift moet hij de belastingplchtige erop wijzen dat hij niet-ontvankelijkheidverklaring riskeert als deze geen gebruik maakt van de gelegenheid om binnen een gestelde termijn een verzuim te herstellen. Dit heeft de rechter onlangs in een procedure bepaald.

Bij een niet-ontvankelijkverklaring blijft inhoudelijke beoordeling van een bezwaar of beroep achterwege, bijvoorbeeld omdat aan een of meer formele eisen van bezwaar of beroep niet is voldaan.

Casus

De ontvanger van de Belastingdienst stelde een BV in augustus 2006 ketenaansprakelijk. De BV maakte tijdig bezwaar tegen deze beschikking aansprakelijkstelling, maar had in het bezwaarschrift alleen aangegeven dat ze het niet eens was met de aansprakelijkstelling en dat de nadere motivering op een later moment zou volgen.

De ontvanger had de BV enkele malen uitstel verleend om de nadere motivering van het bezwaar toe te zenden. Uiteindelijk dreigde de ontvanger uitspraak te doen op het bezwaar zonder de BV te horen als hij niet voor 20 januari 2007 een motivering zou ontvangen. Hierop verleende de ontvanger de BV nogmaals een korte verlenging voor het inzenden van de motivering, maar ook dat leidde niet tot resultaat. Op 2 februari 2007 verklaarde de ontvanger de BV niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van gronden van het bezwaar.

De rechter was van oordeel dat het bezwaarschrift wel gronden van bezwaar bevatte. De BV had namelijk de ontvanger duidelijk te kennen gegeven van mening te verschillen over de juistheid van de aansprakelijkstelling. Dat was onmiskenbaar een grond voor het bezwaar tegen de aansprakelijkstelling. De rechter merkte voorts op dat de wet geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van het bezwaar, zoals onlangs door de Hoge Raad bevestigd. De ontvanger had ten onrechte aangenomen dat sprake was van een verzuim met betrekking tot het indienen van de gronden van het bezwaar.

Zorgvuldig

Verder wees de rechter erop dat de zorgvuldigheid die een bestuursorgaan in de bezwaarfase in acht moet nemen, tot gevolg heeft dat het bestuursorgaan de indiener van een bezwaarschrift eerst moet wijzen op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring, als het bestuursorgaan de indiener in de gelegenheid stelt om een verzuim te herstellen en hem daarbij een uiterste termijn stelt.

De ontvanger had dat echter niet gedaan. Daardoor had de ontvanger het bezwaar van de BV ook om deze reden ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Hij verklaarde het beroep van de bv gegrond en gaf de ontvanger de opdracht om inhoudelijk uitspraak te doen op het bezwaar.

Maandag 19 november 2007

Subsidieregelingen
Farbo in 2008 voortgezet met lager budget / 19 november 2007

De SZW-subsidieregeling financiële ondersteuning arbeidsmiddelen (Farbo-regeling) zal in 2008 voortgezet worden. Het beschikbare subsidiebedrag zal waarschijnlijk € 1,9 miljoen bedragen. Dat meldt het ministerie van Sociale Zaken. Dat is minder dan het budget van 2007, namelijk € 3,4 miljoen.

De Farbo-regeling is een subsidieregeling, waarbij men tot tien procent van de aanschafkosten van een arbeidsmiddel op de lijst vergoed kan krijgen, tot maximaal € 25.000 per arbeidsmiddel met een maximum van € 50.000 per subsidieaanvrager per jaar. Als een aanvraag wordt goedgekeurd, wordt het subsidiebedrag overgemaakt. In 2007 is 3,4 miljoen euro aan Farbo-subsidie beschikbaar.

Definitieve subsidiebudget

De bijbehorende lijst van arbeidsmiddelen, waarvoor subsidie aangevraagd kan worden, is hierop afgestemd. Arbeidsmiddelen, waarvoor in 2006 en 2007 geen aanvragen zijn ingediend, zijn van de lijst afgevoerd. Het definitieve subsidiebudget voor 2008 en de Farbo-lijst 2008 zullen voor 1 januari 2008 worden bekendgemaakt

Vrijdag 16 november 2007

Vennootschapsbelasting
Gevolgen van HvJ EG Bosal Holding bv voor valutaresultaten op financiering van deelneming / Advocaat-Generaal 13 juli 2007


Belanghebbende, X Holding bv, houdt in 1999 en 2000 een 20%-belang in een Engelse vennootschap. Zij maakte rentekosten voor de financiering van die deelneming en maakte daarnaast valutawinst op de geldlening tot financiering daarvan. De inspecteur heeft op grond van het Bosal-arrest de rentekosten in aftrek toegelaten, maar ná saldering met de valutavoordelen. Belanghebbende betoogt dat het Bosal-arrest meebrengt dat de financieringsrente aftrekbaar is en dat de nationale wet valutavoordelen vrijstelt, zodat saldering strijdig is met het legaliteitsbeginsel. Hof 's-Gravenhage heeft belanghebbende gelijk gegeven.

Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat het cassatieberoep van de staatssecretaris slaagt. Niet alleen de aftrekuitsluiting, maar ook de vrijstelling voor valutawinsten blijft buiten aanmerking. De A-G kiest voor de interpretatie van art. 13, eerste lid, dat buiten toepassing blijft de zinsnede "blijven buiten aanmerking (...) kosten - daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen - welke verband houden met een deelneming" van art. 13, eerste lid, Wet VPB 1969. Daardoor komt slechts het saldo in aftrek. Deze interpretatie is volgens de A-G in overeenstemming met het EG-recht.

Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
MKB-Nederland: Fiscus bereid dga tegemoet te komen

Het ministerie van Financiën zal bezien hoe de Belastingdienst een aantal irritaties van directeuren-grootaandeelhouders (dga's) over hun fiscale positie kan wegnemen. Staatssecretaris De Jager (CDA) heeft dit MKB-Nederland laten weten, aldus de ondernemersorganisatie.

MKB-Nederland had deze herfst gevraagd om een aantal pijnpunten in de fiscale wetgeving te veranderen.

Zo wil MKB-Nederland dat het fictieve salaris dat een dga zichzelf moet toekennen, wordt afgeschaft. Het bedraagt nu minimaal 39.000 euro per jaar, maar als de bv verlies lijdt of weinig winst maakt, komt het bedrijf hierdoor in de problemen. Ook vindt de organisatie dat de verhuur van onroerend goed aan de eigen bv minder zwaar moet worden belast. Het kan nu oplopen tot 52 procent van de netto-opbrengst. MKB-Nederland vindt verder dat dga's fiscaal vriendelijker aan hun pensioenopbouw moeten kunnen werken.

Bron:  MKB-Nederland

Donderdag 15 november 2007

Omzetbelasting
Btw-ondernemerschap dga heeft langste tijd gehad / 15 november 2007

Het ondernemerschap van de dga houdt de gemoederen flink bezig. In 2002 verraste de Hoge Raad velen met de beslissing dat een dga ondernemer kan zijn voor de omzetbelasting. Vijf jaar later lijkt dit arrest verleden tijd. De nieuwe trend is dat de dga geen ondernemer is voor de BTW. Net als vroeger.

Even terug in de tijd

In 2002 besliste de Hoge Raad dat een dga ondernemer is voor de omzetbelasting, indien hij salaris ontvangt uit een vennootschap waarin hij rechtstreeks de meerderheid van de aandelen heeft. Sindsdien zijn zo'n beetje alle dga's geregistreerd voor de omzetbelasting en vormen de meesten daarvan een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met hun vennootschap. Niet iedereen was hier blij mee, maar er zaten ook voordelen aan.

Laatste ontwikkelingen

Het Hof van Justitie EG beslist overeenkomstig de conclusie van de advocaat-generaal dat een dga die een arbeidsovereenkomst heeft met zijn vennootschap, voor deze activiteiten geen ondernemer is voor de omzetbelasting. Rechtbank Arnhem (AWB 06/2390, 10 augustus 2007; zie bijlage) neemt in augustus 2007 al een voorschot op deze beslissing. De rechtbank beslist dat werkzaamheden van een dga onder het beheer of de vertegenwoordiging van de vennootschap valt en dat de dga voor het optreden als bestuurder en het uitvoeren van deze werkzaamheden geen economisch bedrijfsrisico draagt. De dga verricht daarom niet zelfstandig economische activiteiten en kan dus niet als ondernemer in de zin van de omzetbelasting worden aangemerkt.

Investeringen

Wat exact de gevolgen zijn weten we nog niet. De Belastingdienst zegt zich te beraden. Dga's die tegen hun zin in een fiscale eenheid deelnemen, doen er goed aan om verbreking te vragen bij de Belastingdienst, anders loopt de aansprakelijkheid door. Dga's die zelf geen ondernemer zijn, kunnen geen omzetbelasting meer terugvragen op investeringen die ze (mede) zakelijk gebruiken, zoals auto's en woonwerkpanden. Dga's die omzetbelasting hebben teruggevraagd op deze investeringen, moeten die omzetbelasting mogelijk ten dele, in één keer of in termijnen, terugbetalen aan de Belastingdienst.

Dinsdag 13 november 2007

Bedrijfsopvolging
Successie- en schenkingsrecht bij bedrijfsopvolging / 13 november 2007


Stel, iemand erft of krijgt een onderneming geschonken en wil deze onderneming voortzetten. Dan kan het verschuldigde successie- of schenkingsrecht het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen. Om dit te voorkomen gelden bij bedrijfsopvolging onder voorwaarden speciale regelingen voor de betaling van successie- of schenkingsrecht.

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

De bedrijfsopvolgingsfaciliteit houdt in dat de voortzetter van de onderneming onder voorwaarden een vermindering of uitstel van betaling kan krijgen van het successie- of schenkingsrecht, voor zover dat kan worden toegerekend aan de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen. Dat is ook mogelijk als hij slechts een deel van de onderneming verkrijgt dat als zelfstandige onderneming wordt voortgezet. Of als hij aandelen verkrijgt die bij de erflater of schenker een aanmerkelijk belang vormden.

De regelingen voor voorwaardelijke vrijstelling en uitstel van betaling zijn niet van toepassing op zogenoemde beleggingsmaatschappijen.

Voorwaarden voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Als voorwaarde voor de voorwaardelijke vrijstelling en uitstel van betaling geldt, dat de verkrijger de onderneming gedurende ten minste vijf jaar voortzet of de aandelen in de onderneming gedurende die periode in zijn bezit houdt.

In het geval van schenking gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:

  • De schenker moet de verkregen onderneming voorafgaand aan de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven. Bij de schenking van aandelen moeten deze ten minste vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord.

  • De schenker moet op het moment van de schenking ten minste 55 jaar zijn of voor meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn verklaard.

Verdeling van de waarde in twee parten

De waarde van de vermogensbestanddelen wordt in twee parten verdeeld, te weten

  • een deel ten aanzien waarvan een vermindering van de belasting tot nihil na 5 jaar (bij schenking na 10 jaar) kan worden verkregen, in combinatie met renteloos uitstel van betaling (de voorwaardelijke vrijstelling);

  • een deel ten aanzien waarvan een rentedragend uitstel van betaling gedurende tien jaar wordt verleend.

Artikel 31a Successiewet 1956 schrijft voor hoe die toerekening moet geschieden.

Voorwaardelijke vrijstelling

Men kan voorwaardelijke vrijstelling van successie- of schenkingsrecht krijgen over:

  • het verschil tussen de liquidatiewaarde en de voortzettingswaarde; en

  • 75% van de waarde van het ondernemingsvermogen.

Normaal gesproken moet ondernemingsvermogen worden gewaardeerd op going-concernwaarde of hogere liquidatiewaarde. Als de voortzettingswaarde van de verkregen onderneming echter lager is dat de liquidatiewaarde mag de voortzetter de onderneming voor het schenkings- en successierecht waarderen op de lagere going-concernwaarde. Het verschil tussen die waarde en de liquidatiewaarde mag hij onder de bedrijfsopvolgingsfaciliteit brengen.

Daarnaast kan de voortzettende ondernemer nog 75% van het ondernemingsvermogen in aanmerking nemen voor toepassing van de voorwaardelijke vrijstelling.

Conserverende aanslag

De Belastingdienst legt wel aanslagen op voor het verschil tussen de liquidatiewaarde en de voortzettingswaarde en de 75% van het ondernemingsvermogen. Dit gebeurt met een conserverende aanslag. Voor deze conserverende aanslag krijgt de voortzettende ondernemer als hij daarom verzoekt, gedurende vijf jaar renteloos uitstel van betaling. De conserverende aanslag hoeft hij alleen te betalen als hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij gedurende vijf jaar de onderneming voortzet of de aandelen in bezit houdt. Als hij wel aan deze voorwaarde voldoet, komen de conserverende aanslagen na vijf jaar te vervallen.

Uitstel van betaling

Men kan uitstel van betaling van successie- of schenkingsrecht krijgen:

  • over de verschuldigde belasting die resteert nadat er een conserverende aanslag is opgelegd

  • als er meerdere gerechtigden zijn tot het vermogen: voor de zogenoemde overbedelingsvordering op degene die de onderneming voortzet.

Hiervoor kan men gedurende tien jaar uitstel van betaling krijgen. In dit geval moet men het successie- of schenkingsrecht na afloop van de termijn van tien jaar uiteindelijk wel betalen, inclusief de invorderingsrente over die periode.

Maandag 12 november 2007

Omzetbelasting
Opnieuw prejudiciële vragen over vermogensetikettering in de BTW / 12 november 2007

De Hoge Raad heeft onlangs aan het EG-Hof van Justitie nieuwe prejudiciële vragen gesteld over de vooraftrek van BTW; dit maal bij gemengd gebruik van niet-investeringsgoederen en diensten.

Ditmaal speelde er een procedure over de vraag of een ondernemer ingekochte niet-investeringsgoederen en diensten die hij gedeeltelijk gebruikt voor bedrijfsdoeleinden en gedeeltelijk voor andere (privé-)doeleinden, ook volledig kan aanmerken als ondernemingsvermogen.

Casus

De zaak betrof een vereniging die volgens haar statuten tot doel had het bevorderen van de belangen van de agrarische sector en van in die sector werkzame ondernemers (leden van de vereniging). De leden van de vereniging betaalden een contributie. De werkzaamheden van de vereniging bestonden uit het behartigen van de belangen van de landbouw op (inter)nationaal vlak, en voorts uit het verrichten van individuele diensten aan leden en niet-leden in de agrarische sector tegen vergoeding. Laatstgenoemde diensten bestonden uit btw-belaste en btw-vrijgestelde prestaties.

De vereniging had in het jaar 2000 de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting, voorzover deze betrekking had op het gebruik van goederen en diensten in het kader van de algemene belangenbehartiging, volledig in aftrek gebracht. De inspecteur was het daarmee niet eens en legde daarvoor een naheffingsaanslag op.

Tussen de vereniging en de inspecteur bestond geen geschil over het feit dat de vereniging met betrekking tot de individuele diensten ondernemer was voor de btw. Evenmin was in geschil dat het deel van de contributie dat betrekking had op de algemene belangenbehartiging niet als vergoeding voor de btw werd aangemerkt. Dat deel vormde geen tegenprestatie voor werkzaamheden die rechtstreeks voor de individuele leden werden verricht.

Economische activiteit

Hof Leeuwarden was van oordeel dat de algemene belangenbehartiging geen rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk vormde van de economische activiteiten - de individuele diensten aan de (niet-)leden - van de vereniging. Voorzover de desbetreffende goederen en diensten in het kader van de algemene belangenbehartiging werden gebezigd, bestond dan ook geen recht van vooraftrek voor de aan de vereniging in rekening gebrachte btw.

Rechtspersoon

De vereniging ging daarop in cassatie bij de Hoge Raad. Deze stelde voorop dat het gaat om de aftrek van btw die aan de vereniging in rekening is gebracht ter zake van algemene kosten. De Hoge Raad overweegt, verwijzend naar het arrest Charles en Charles-Tijmens van het EG-Hof van Justitie, dat het redelijkerwijs zeker is dat dit ook van toepassing is in een geval waarbij niet een natuurlijk persoon maar een rechtspersoon als belastingplichtige mede activiteiten verricht die niet binnen de werkingssfeer van de btw vallen.

Vragen

De Hoge Raad stelt het EG-Hof vervolgens enkele prejudiciële vragen:

  • Heeft het arrest Charles en Charles-Tijmens uitsluitend betrekking heeft op investeringsgoederen of ook op investeringsdiensten (diensten waarop bedrijfseconomisch pleegt te worden afgeschreven) en niet-investeringsgoederen en -diensten?

  • Indien het arrest Charles en Charles-Tijmens ook geldt voor niet-investeringsgoederen en -diensten, dan is de vraag of de heffing van btw eenmalig plaatsvindt in het belastingtijdvak waarover de aftrek voor deze diensten en goederen wordt genoten, of dat er ook in de daaropvolgende tijdvakken heffing moet plaatsvinden.

  • In het laatste geval is tenslotte de vraag hoe voor goederen en diensten waarop niet wordt afgeschreven de heffingsmaatstaf moet worden bepaald.

De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding tot het EG-Hof uitspraak heeft gedaan.

Afschaffing

Overigens heeft de Europese Commissie op 7 november een voorstel voor aanpassing van de btw-richtlijn gepubliceerd waarin de mogelijkheid tot vermogensetikettering wordt afgeschaft. Indien dit voorstel wordt aangenomen zullen de prejudiciële vragen voor de toekomst geen werking meer hebben.

Vrijdag 9 november 2007

Inkomstenbelasting/loonbelasting
Dga pas in 2009 naar inkomstenbelasting / 9 november 2007

Staatssecretaris De Jager van Financiën stelt voor de overheveling van de directeur-grootaandeelhouder (dga) naar de inkomstenbelasting een jaar uit te stellen tot 1 januari 2009. Dit blijkt uit een brief die 8 november naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Alle dga's blijven nu in 2008 in de loonheffing. De Belastingdienst zal de reeds ingezette activiteiten om dga's per 1 januari naar de inkomstenbelasting over te brengen onmiddelijk beëindigen.

Overleg

In overleg met de koepelorganisaties, VNO-NCW en MKB Nederland bleek dat deze de voorkeur hebben voor het uitstellen van de implementatie van de dga-maatregel naar 1 januari 2009. Bovendien zou er in 2008 een onwenselijk handhavingsregime ontstaan, doordat een deel van de dga's in de loonheffingenketen zou blijven en een deel van de dga's naar de inkomstenbelasting zou gaan.

In 2008 wil de staatssecretaris in goed overleg met de eerdergenoemde organisaties onderzoeken op welke wijze nadelen van deze maatregel zo goed mogelijk worden ondervangen. Het doel van dit overleg is de beoogde vermindering van de administratieve lasten te realiseren op een wijze die voor alle betrokkenen zo min mogelijk ongewenste neveneffecten heeft.

Kamer

De beëindiging van de inhoudingsplicht ten aanzien van de directeur-grootaandeelhouder van een bv zonder ander personeel vloeit voort uit een amendement van de Kamerleden De Nereé tot Babberich en Dezentjé Hamming-Bluemink, aangenomen bij de behandeling van het Belastingplan 2007. De afgelopen weken gaf de Kamer aan zorgen te hebben over de implementatie en achtte het doorgaan op de ingeslagen weg niet wenselijk.

Woensdag 7 november 2007

Premie zorgverzekeringswet
Fiscus betaalt eindelijk geld terug / 7 november 2007

Zo'n 800.000 Nederlanders krijgen eindelijk geld terugbetaald van de Belastingdienst. Het gaat om te veel betaald geld aan de eigen bijdrage voor ziektekosten.

De te veel ingehouden zorgpremie zou al voor de zomer worden terugbetaald, maar er waren problemen met de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de fiscus en uitkeringsinstantie UWV. Ruim 100.000 bedrijven moesten voor 1 oktober opnieuw loongegevens inleveren.

Rente

De mensen krijgen hun geld terug plus een jaar rente. De Belastingdienst is al begonnen met de terugstortingen.

Dinsdag 6 november 2007

Algemeen
Voortgang Belastingplan 2008 / Tweede Kamer 1 november 2007


De Staatssecretaris van Financiën heeft de Nota naar aanleiding van het verslag en de Nota van wijziging bij het Belastingplan 2008 (31205) naar de Tweede Kamer gestuurd. De Nota van wijziging bevat de volgende wijzigingen:

- De fiscale eenheid wordt uitgebreid in verband met de integrale VPB-plicht van woningcorporaties;

- De labellingnorm voor 2007 voor de bonus-malusregeling in de BPM, gebaseerd op de energielabels voor personenauto's, wordt ongewijzigd voortgezet in 2008;

- De verhoging van de accijns op (rode) diesel en LPG per 1 januari 2009 wordt achterwege gelaten;

- De CO2-toeslag wordt aangescherpt;

- De ingangsdatum van de toepassing van de kansspelbelasting op kansspelautomaten wordt vervroegd naar 1 juli
2008;

- De vrijstelling in de BPM voor "zero emission auto's" wordt uitgebreid met "zero emission motorrijwielen".

Verder bevat de nota nog een aantal technische wijzigingen, waaronder een aanpassing van de tarieven voor de verpakkingenbelasting.

In de Nota naar aanleiding van het verslag geeft de staatssecretaris onder andere aan dat alle maatregelen die worden voorgesteld in het Belastingplan door de Belastingdienst zijn getoetst op uitvoerbaarheid. Daarbij is rekening gehouden met de gevolgen voor het personeel, de processen en de systemen van de Belastingdienst. Verder geeft het kabinet aan dat zij het niet wenselijk vindt om de BPM in een tijdsbestek van acht jaar volledig af te bouwen. Daarom wordt voorgesteld de BPM in 2008 met ruim 6% te verlagen onder gelijktijdige verhoging van de MRB en in de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 met 5% per jaar. Ook gaat de staatssecretaris nog uitgebreid in op de buitengewone uitgavenregeling.

 
Voortgang wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008/ Tweede Kamer 1 november 2007


De Staatssecretaris van Financiën heeft de Nota naar aanleiding van het verslag en de Nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008 (31206) naar de Tweede Kamer gestuurd. De Nota van wijziging betreft met name de wijziging van enkele technische punten. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder andere de volgende:

- De omschrijving van het begrip overheidsingrijpen wordt - voor de herinvesteringsreserve - verruimd;

- De tegenbewijsregeling voor de compenserende heffing van 10% over de rentebate, waardoor de aftrekbeperking van art. 10a Wet VPB 1969 niet aan de orde is, wordt aangepast;

- De verdere verruiming van de vrijstelling in de dividendbelasting voor inkoop van eigen aandelen;

- De doelmatigheidsbepaling die in de Wet Versterking fiscale rechtshandhaving was opgenomen, maar bij amendement van de Tweede Kamer uit dit wetsvoorstel was verwijderd, is in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008 opgenomen. Ter rechtvaardiging voert de staatssecretaris recentelijke voorvallen aan;

Uit de Nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat de signalen uit de fiscale praktijk over de toepassing van het nieuwe deelnemingsregime ook de staatssecretaris hebben bereikt. De onzekerheid die er op dat gebied heerst, is volgens de staatssecretaris van tijdelijke aard. Iedereen in de praktijk is volgens hem nog zoekende naar de juiste maatvoering in de toepassing. De staatssecretaris verdedigt ook de afschaffing van de meewerkaftrek. Volgens hem zijn er fiscaal gunstigere alternatieven, zoals de reële arbeidsbeloning en de man/vrouwfirma. Verder geeft hij aan dat deze alternatieven meer tegemoet komen aan de eisen die kunnen worden gesteld aan een samenwerkingsverband tussen geëmancipeerde partners.

Maandag 5 november 2007

Subsidies en vergunningen
Dga's komen niet meer aanmerking voor WBSO-regeling / 5  november 2007

De Nederlandse Vereniging van Subsidieadviseurs (NVAS) waarschuwt staatssecretaris van Financiën De Jager dat directeuren-grootaandeelhouders, met het verdwijnen van de inhoudinsgplicht, ook geen recht meer hebben op de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk.

Per 1 januari 2008 vervalt de inhoudingsplicht voor de loonheffingen van vennootschappen met uitsluitend directeur-grootaandeelhouders in dienst, die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.

Wanneer dga's niet meer in aanmerking komen voor de regeling bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO-regeling), is de NVAS bang dat dit sterk negatieve consequenties heeft voor het innovatievermogen van MKB-bedrijven in Nederland en op de effectiviteit van de WBSO-regeling. In de brief van de NVAS wordt gepleit voor aanpassing van de plannen zodat dga's in 208 en daarna toch in aanmerking kunnen blijven komen voor de WBSO-regeling.

Vrijdag 2 november 2007

Inkomstenbelasting/loonbelasting
Akkoord Eerste Kamer voor kindgebonden budget / 2 november 2007

De Eerste Kamer heeft 30 oktober ingestemd met de invoering van een kindgebonden budget per 1 januari 2008. Dit budget komt in plaats van de huidige kinderkorting in de loon- en inkomstenbelasting. Het merendeel van de gezinnen dat recht heeft op een kindertoeslag krijgt daarover omstreeks 1 december bericht van de Belastingdienst.

Alleen de VVD was tegen de omzetting van de kinderkorting in een kindertoeslag, omdat de hoogte daarvan afhankelijk wordt van het inkomen van de ouders. Overigens blijft de bestaande kinderbijslag bestaan. Deze bijslag is voor iedereen gelijk, onafhankelijk van het inkomen.

Inkomensgrens

Het kindgebonden budget wordt om te beginnen in 2008 per huishouden uitgekeerd. Vanaf 2009 zal het budget gaan bestaan uit een bedrag per kind. Eind maart volgend jaar maakt de regering bekend hoe groot deze toeslag per kind vanaf 2009 zal zijn. Gezinnen met een inkomen dat lager is dan € 29.413 krijgen vanaf 2008 een maandelijkse toeslag. Boven deze inkomensgrens wordt de toeslag geleidelijk lager. Met een gezinsinkomen van € 44.590 krijgt men geen kindertoeslag meer.

Geen garantie

Staatssecretaris De Jager voorziet geen grote uitvoeringsproblemen dankzij de goede samenwerking tussen de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Maar een garantie dat alles vlekkeloos zal verlopen, kan de staatssecretaris niet geven.

Inkomstenbelasting
Stallingskosten bestelauto van de zaak aftrekbaar / 2 november 2007


De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat de stallingskosten van een mede in privé gebruikte bestelauto van de zaak volledig zakelijk zijn en daardoor geheel aftrekbaar. Als al een bijtelling voor het privé-gebruik van de auto heeft plaatsgevonden, moet het stallen van de bestelauto als volledig zakelijk gebruik van de garage worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen over de vraag in welke mate de stallingskosten van een mede in privé gebruikte bestelauto van de zaak zakelijk zijn en daardoor aftrekbaar zijn.

Casus

De procedure betrof een ondernemer die in 2001 in een tot zijn ondernemingsvermogen behorende woning met garage woonde. In de garage stalde hij de tot het ondernemingsvermogen behorende bestelauto die hij ook in privé gebruikte. Er rees een geschil met de inspecteur over de vraag welk gedeelte van de huisvestingskosten ten laste van de winst kon worden gebracht en ook - in verband hiermee - of de garage geheel voor zakelijke doeleinden werd gebruikt.

Hof Leeuwarden was van mening dat het privé-gebruik van de bestelauto ertoe leidde dat de garage niet (nagenoeg) uitsluitend zakelijk werd gebruikt en dat daardoor een deel van de stallingskosten niet aftrekbaar was.

Onttrekking privé-gebruik

De Hoge Raad was het niet met het hof eens. Als een tot een ondernemingsvermogen behorende auto mede in privé wordt gebruikt, moet een deel van de kosten van de auto -waaronder de stallingskosten- als een onttrekking worden aangemerkt. De omvang van de onttrekking is daarbij gesteld op een percentage van de waarde van de auto (op jaarbasis in beginsel ten minste 22% van de cataloguswaarde van de auto).

De Hoge Raad gaf aan dat de gedachtegang van het hof er ten onrechte toe leidt dat tweemaal een onttrekking wegens privé-gebruik van de bestelauto in aanmerking wordt genomen. Om recht te doen aan het uitgangspunt om slechts eenmaal een onttrekking wegens privé-gebruik in aanmerking te nemen, merkte de Hoge Raad het stallen van de bestelauto in de onderhavige procedure aan als een volledig zakelijk gebruik van de garage.

Donderdag 1 november 2007

Fiscaal bestuursrecht
(Bekende) fout in computersysteem van Belastingdienst levert ambtelijk verzuim op / Hof Amsterdam MK III, 2 oktober 2007


De aan belanghebbende (X) opgelegde aanslag IB 2001 is na bezwaar verminderd. Daarbij is een uit te betalen bedrag aan diverse heffingskortingen vastgesteld. Bij de invoering van de gegevens van deze vermindering is geen rekening gehouden met de vermindering tot nihil van de aanslag van de partner van X. Vervolgens wordt een navorderingsaanslag IB 2001 opgelegd, bestaande uit het uitbetaalde bedrag aan heffingskortingen en heffingsrente. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.

Hof Amsterdam oordeelt onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 8 augustus 2003, BNB 2003/345 en 14 april 2006, BNB 2006/315 en in navolging van de Rechtbank dat sprake is geweest van een ambtelijk verzuim dat aan navordering in de weg staat. Van een intoets- schrijf- of tikfout kan niet worden gesproken. Op grond van de door X en zijn echtgenote aangeleverde gegevens had X geen recht op toekenning van heffingskortingen. Er is sprake van een fout die voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor binnen de Belastingdienst is gekozen. De inspecteur moet worden geacht de gevolgen van die werkwijze voor zijn rekening te hebben willen nemen.

Woensdag 31 oktober 2007

Inkomstenbelasting/inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet
Verkeerde brief bij aanslag IB/PH en Zvw / 30 oktober 2007

Door een technische fout is ten onrechte een brief meegezonden bij een aantal definitieve aanslagen en verminderingsbeschikkingen Inkomstenbelasting/premie Volksverzekeringen en Zorgverzekeringswet, met dagtekening 26 oktober 2007.

Deze brief met kenmerk B/CA-PR/07/152 kunnen de betreffende belastingplichtigen als niet verzonden beschouwen. Op deze brief hoeft niet te worden gereageerd, aldus de Belastingdienst.

[ Bron: Belastingdienst ]

Dinsdag 30 oktober 2007


Pensioenwet

Knelpunten bij de pensioenwetkeuze van de dga / 30 oktober 2007

De directeur-grootaandeelhouder (dga) moet, als hij zijn pensioen bij een verzekeringsmaatschappij heeft ondergebracht, voor eind 2007 kiezen of hij het pensioen onder de werking van de Pensioenwet (PW) wil brengen of juist buiten de werking van de PW wilt houden. In de praktijk blijken daar toch vaak wat haken en ogen aan te zitten, die wel voor 31 december 2007 moeten worden weggepoetst.

De pensioenwetkeuze geldt voor de dga's die op 31 december 2006 (een deel van) hun eigen beheer­toezegging hebben verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij. Die dga's mogen in 2007 kiezen of zij deze polis al dan niet onder de werking van de PW brengen. Maken ze die keuze niet kenbaar, dan valt de pensioenpolis niet onder de PW; dit is geregeld in een speciaal voor dit doel ontworpen overgangsregeling.

Knelpunten en te nemen acties

Dit lijkt allemaal heel erg overzichtelijk, maar er doen zich in de praktijk toch enkele knelpunten voor. Welke zijn dat en wat moet er in alle gevallen vóór 31 december 2007 worden gedaan?

  • Sommige verzekeringsmaatschappijen hanteren een 'negatieve optie': als zij niets horen, brengen zij de verzekeringspolis automatisch juist wel onder de werking van de PW. De verzekeraar moet dus voor alle zekerheid worden geïnformeerd.

  • Sommige dga's hebben hun destijds als werknemer afgesloten pensioenpolis gewoon door laten lopen of via waardeoverdracht naar hun huidige dienstbetrekking overgebracht. Vaak betreft het een B- of C-polis, die de vorige werkgever voor de werknemers heeft afgesloten. Deze dga's hebben deze polis dus voor een deel niet als dga opgebouwd, maar als 'gewone' werknemer. Het gedeelte van de polis dat betrekking heeft op deze 'werknemers­periode' mag niet buiten de PW gehouden worden. Als deze situatie van toepassing is en het opgebouwde pensioen tijdens de dga-periode moet buiten de PW worden gehouden, dan moet de verzekeraar de polis splitsen.

  • Sommige dga's willen hun B-polis buiten de PW houden. Een B-polis is een pensioenpolis, waar de werkgever de verzekeringnemer is en de werknemer de verzekerde. In dit geval moet de begunstiging op dergelijke polissen onherroepelijk worden gemaakt. Daarmee wordt namelijk voorkomen dat een curator bij een onverhoopt faillissement de polis kan afkopen.

  • Sommige dga's nemen deel in een collectieve pensioenregeling die zij voor hun werknemers hebben afgesloten. Vaak weet de verzekeringsmaatschappij echter niet dat op deze polis ook een dga verzekerd is. Na 1 januari 2008 mag de dga geen pensioen meer binnen het kader van de PW opbouwen, tenzij hij hiervoor uitdrukkelijk voor heeft gekozen. De dga kan dus niet op een dergelijke polis verzekerd zijn en hij moet deze pensioenopbouw uit de collectiviteit laten te halen. Hiervoor komt dan een individuele polis.

  • Na 1 januari 2008 kunnen dga's niet langer deelnemen in een bedrijfspensioenfonds. Als de dga niet zelf een keuze maakt, zal het bedrijfspensioenfonds het pensioen uit eigen beweging premievrij maken. Sommige bedrijfspensioenfondsen bieden de mogelijkheid de deelname op vrijwillige basis voort te zetten. Hiervoor moet tijdig actie worden ondernomen.

Maandag 29 oktober 2007

Fiscaal bestuursrecht
Hof vernietigde navorderingsaanslagen terecht wegens ontbreken van nieuw feit aldus A-G / Advocaat-Generaal 10 juli 2007


Medio 1999 heeft belanghebbende, X, ontslag genomen bij zijn werkgever om een eigen onderneming te starten. Eind 2002 vond bij X een boekenonderzoek plaats, op grond waarvan de inspecteur tot de conclusie is gekomen dat de activiteiten van X niet kunnen worden aangemerkt als een onderneming. Daarom heeft de inspecteur de belastbare inkomens over 1999, 2000 en 2001 gecorrigeerd en de geclaimde investeringsaftrek, zelfstandigenaftrek en fiscale oudedagsreserve geschrapt. X vindt dat er geen sprake is van een nieuw feit.

Advocaat-Generaal Niessen is het eens met het oordeel van Hof 's-Hertogenbosch dat de inspecteur zijn onderzoeksplicht heeft verzaakt, zodat het hof de navorderingsaanslagen terecht heeft vernietigd. Het is vaste jurisprudentie dat de inspecteur in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Tot een nader onderzoek is hij normaalgesproken niet gehouden. Tot nader onderzoek is de inspecteur echter wel gehouden, indien hij, aan de juistheid van de in de aangifte opgenomen gegevens in redelijkheid behoorde te twijfelen. Het hof heeft deze maatstaf aangelegd en goed toegepast. De A-G betoogt dat het feit dat een belastingplichtige activiteiten in zijn aangifte voor het eerst kwalificeert als onderneming om meerdere redenen als 'bijzonder' kan worden gekenschetst.

Commentaar onzerzijds: een mooi arrest om de inspecteur in voorkomende gevallen mee te confronteren en het standpunt van u als relatie te verdedigen!

Vrijdag 26 oktober 2007

Bedrijfsopvolging/successiewet
De bedrijfsopvolgingsregeling bij samenwerkingsverbanden / 26 oktober 2007

Om in aanmerking te komen voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een daarvan is de voortzettingseis. Deze kan problematisch zijn wanneer een vennoot in een personenvennootschap een aandeel in diezelfde vennootschap door schenking of vererving verkrijgt.

De bedrijfsopvolgingsregeling is in de Successiewet opgenomen om fiscale belemmeringen bij bedrijfsopvolgingen krachtens schenking of erfopvolging weg te nemen. De voortzetter van de onderneming krijgt onder voorwaarden (gedeeltelijke) kwijtschelding en uitstel van betaling van successie- of schenkingsrecht. Een van die voorwaarden is de voortzettingseis.

Voortzettingseis

De voorzettingseis schrijft voor dat de verkrijger de onderneming ten minste vijf jaar voortzet (bij schenking tien jaar). Hoewel deze eis vanuit de optiek van de regeling - het versoepelen van bedrijfsopvolging - een reële eis is, kan deze eis ook niet beoogde gevolgen met zich meebrengen. Dat is zo wanneer een vennoot in een personenvennootschap een aandeel in diezelfde vennootschap door schenking of vererving verkrijgt. In dat geval wordt door die verkrijging het gedeelte dat de verkrijger reeds bezat eveneens besmet' met de vijfjaarstermijn.

Goedkeuring

De Staatssecretaris van Financiën keurt, vooruitlopend op een wetswijziging, goed dat op verzoek de voortzettingseis niet geldt voor het aandeel in de personenvennootschap dat de bedrijfsopvolger al bezat toen hij een aandeel in de personenvennootschap erbij kreeg. Het aandeel in de personenvennootschap dat de bedrijfsopvolger al bezat, kan hij dus overdragen zonder gevolgen voor de bedrijfsopvolgingsregeling die geldt voor het later verkregen aandeel in de personenvennootschap.

Voorbeeld

Vader en zoon hebben samen een maatschap. Vader is voor 60% en zoon is voor 40% gerechtigd in het vermogen van de maatschap. Vader heeft ook het buitenvennootschappelijk gehouden bedrijfspand dat wordt gebruikt door de maatschap. Vader overlijdt, bij de verdeling van de nalatenschap verkrijgt de zoon het aandeel in de maatschap van de vader en het bedrijfspand. De voortzettingeis geldt niet voor het aandeel in de onderneming dat de zoon al had. De zoon mag dus vijf jaar lang 60% van zijn onderneming plus het geërfde bedrijfspand niet overdragen, maar hij kan binnen vijf jaar na het overlijden van zijn vader zonder gevolgen voor de bedrijfsopvolgingsregeling 40% van zijn onderneming overdragen.

Het besluit van de staatssecretaris van Financiën is gedateerd op 10 oktober 2007.

Donderdag 25 oktober 2007

Civielrecht
Opnieuw: flexibeler BV - nieuwe uitkeringsregeling / 25 oktober 2007

In het wetsvoorstel tot vereenvoudiging en flexibilisering van het BV-recht vervallen de regels voor het bijeenbrengen van kapitaal bijna geheel. Dit kan omdat het kapitaal van de BV en dus de inbreng op aandelen niet langer een rol speelt ter bescherming van crediteuren. Er is een nieuwe wettelijke uitkeringstest opgenomen die crediteuren in de toekomst bescherming biedt.

Inbreng

Het minimumkapitaal van € 18 000 wordt afgeschaft en een bankverklaring is niet langer vereist, net zo min als een accountantsverklaring. Enkele inbrengregels blijven gelden, zoals de verplichte beschrijving bij een inbreng in natura en het verbod om werk en diensten in te brengen als storting op aandelen.

Crediteuren van een BV ontlenen onder het nieuwe BV-recht bescherming aan een nieuwe wettelijke uitkeringstest die bij uitkeringen aan aandeelhouders in acht moet worden genomen.

Uitkeringstest

De kern van de uitkeringsregeling is dat de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) bevoegd is tot vaststelling van uitkeringen, maar dat het AVA-besluit is onderworpen aan de instemming van het bestuur. Het bestuur moet zijn instemming weigeren indien het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.

Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit van de BV moet het bestuur in de regel één jaar vooruitzien. De uitkeringstest geldt zowel bij het uitkeren van (interim)dividend als bij het inkopen van eigen aandelen en het doen van uitkeringen bij een kapitaalvermindering.

Uitkeringsruimte

De algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) hoeft bij het bepalen van de uitkeringsruimte geen rekening te houden met het gestorte en opgevraagde kapitaal. Ten laste van de wettelijke en statutaire reserves mogen echter geen uitkeringen worden gedaan. In zoverre is er sprake van gebonden vermogen. Wettelijke reserves kunnen echter worden omgezet in kapitaal, en statutaire reserves kunnen worden omgezet in vrije reserves. Beide zijn vrij uitkeerbaar.

Aansprakelijkheid

Concludeert het bestuur dat een uitkering de uitkeringstest niet doorstaat, dan dient het zijn instemming te weigeren. Zo niet, dan riskeren de bestuurders persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld. Die aansprakelijkheid geldt jegens de BV en voor het bedrag van de uitkering.

Ook aandeelhouders gaan in bepaalde gevallen niet vrijuit. Aandeelhouders die wisten of behoorden te weten dat de uitkering niet aan de uitkeringstest voldeed, moeten de uitkering terugbetalen aan de BV als deze binnen één jaar na de uitkering failliet gaat.

Ingangsdatum wetsvoorstel

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel zal waarschijnlijk niet voor 1 januari 2009 liggen.

Woensdag 24 oktober 2007

Vennootschapsbelasting
Voordelen van vrijgestelde beleggingsinstellingen / 24 oktober 2007

Op 1 augustus 2007 is de Wet vrijgestelde beleggingsinstellingen in werking getreden. Onder voorwaarden kan de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) aantrekkelijk zijn voor de DGA die een vennootschap heeft met vrije middelen die vrij kunnen worden belegd.
Met de introductie van de VBI wil de wetgever de fiscale positie van Nederland binnen Europa verbeteren; niet alleen qua vestigingsklimaat, maar ook qua beleggingsklimaat.

Doel

Het doel van de VBI is om op fiscaal vriendelijke manier gezamenlijk te kunnen beleggen. Het is een variant van de fiscale beleggingsinstelling, maar er zijn onder meer verschillen op het gebied van de uitdelingsverplichting, rechtsvorm, aandeelhoudersvereisten en financieringsvoorschriften.

Collectieve belegging

Het moet gaan om het samenbrengen van vermogen ter collectieve belegging. Deelnemers in een VBI kunnen zijn vennootschapsbelastingplichtigen, IB-ondernemers, DGA's of particulieren die in privé beleggen.

Voorwaarden

Om als VBI te worden aangemerkt moet aan een aantal cumulatieve voorwaarden worden voldaan. Onder andere gelden de volgende voorwaarden:

  • belegging vindt plaats in financiële instrumenten zoals aandelen en obligaties. Een VBI mag niet direct beleggen in Nederlandse onroerende zaken of (hypothecaire) leningen;

  • de VBI moet in beginsel een NV, een 'open' fonds voor gemene rekening of een buitenlandse vergelijkbare vennootschap zijn. De BV is uitgesloten.

Eigenschappen

De belangrijkste eigenschappen van de VBI zijn:

  • vrijstelling van vennootschapsbelasting;

  • vrijstelling van (inhouding van) dividendbelasting;

  • vennootschapsbelastingplichtige aandeelhouders zijn in beginsel vennootschapsbelasting verschuldigd over uitgekeerde dividenden (geen deelnemingsvrijstelling);

  • geen aandeelhouderseisen (anders dan 'ter collectieve belegging');

  • geen financieringseisen;

  • geen verplichte uitdeling van de winst;

  • geen verdragsbescherming;

  • geen recht op teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting;

  • geen recht op tegemoetkoming van buitenlandse bronheffing.

Aantrekkelijk voor DGA met kasgeldvennootschap

Onder voorwaarden kan de VBI aantrekkelijk zijn voor de DGA die een vennootschap heeft met vrije middelen die vrij kunnen worden belegd.

Stel, een DGA houdt via zijn persoonlijke holding 100% van de aandelen in de werkmaatschappij. De werkmaatschappij wordt verkocht of geliquideerd. De holding bezit na verkoop of liquidatie van de BV alleen nog liquide middelen. De DGA kan de holding omzetten in een VBI. Bij de omzetting in een VBI moet worden afgerekend over de stille reserves, maar het grote voordeel is dat vervolgens de door de VBI behaalde beleggingsresultaten onbelast zijn.

Flexibiliteit

Daarnaast biedt de VBI een grote flexibiliteit. Bij de verkoop van de ene belegging kan de verkoopprijs direct geheel worden herbelegd, omdat er geen belastingheffing plaatsvindt over verkoopwinsten. Een ander belangrijk voordeel is dat de DGA (nog) niet hoeft af te rekenen voor de heffing van aanmerkelijk belang. Hierdoor kan er meer worden belegd.

Afrekening bij aanvang status

De status van VBI kan alleen worden verkregen met ingang van een boekjaar en moet uiterlijk worden aangevraagd in dat boekjaar. Voor het VBI-regime kan worden gekozen vanaf het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 augustus 2007.

Als een lichaam de status van VBI verkrijgt, moeten op de balansdatum aan het einde van de 'gewone belastingplicht' de bezittingen en schulden worden gesteld op de waarde in het economische verkeer. De waardeaangroei van de bezittingen gedurende het tijdvak dat het lichaam nog vennootschapsbelastingplichtig was, wordt dus betrokken in de heffing.

Aanmerkelijkbelangheffing

Een VBI is geen vennootschapsbelasting verschuldigd over de beleggingsresultaten. Er blijft alleen een aanmerkelijkbelangheffing in box 2 van 25% over. In 2007 geldt zelfs een verlaagd tarief van 22% voor de eerste € 250 000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang. Jaarlijks wordt in box 2 een forfaitair rendement in aanmerking genomen van 4% over de waarde in het economische verkeer van de aandelen in de VBI aan het begin van het kalenderjaar. Eventueel in dat jaar ontvangen dividenduitkeringen verlagen het forfaitaire rendement, maar niet verder dan tot nihil.

Pensioen-BV

Een pensioen-BV kan niet kwalificeren als een VBI omdat het niet de juiste rechtsvorm heeft. Bovendien kan een pensioenverplichting niet zijn ondergebracht in een VBI.

Dinsdag 23 oktober 2007

DGA-enig werknemer is geen belastingplichtige voor de Wet OB / Hof van Justitie EG 18 oktober 2007


Van der Steen is DGA, enig bestuurslid en enig werknemer van J. A. van der Steen Schoonmaakdiensten BV. Van der Steen verricht, op basis van een arbeidsovereenkomst, schoonmaakwerkzaamheden voor de bv. Zijn verzoek om een eigen btw-nummer wordt afgewezen. Volgens de inspecteur vormen van der Steen en de bv een f.e. voor de btw. Hof Amsterdam 28 augustus 2006, nr. 04/3813, (V-N 2006/45.13) stelt een prejudiciële vraag. Het hof vraagt zich af of de werkzaamheden die van der Steen verricht voor de bv kunnen worden aangemerkt als door hem zelfstandig verrichte economische activiteiten in de zin van art. 4, eerste lid, Zesde btw-richtlijn.

Het Hof van Justitie van de EG (HvJ EG) beslist dat van der Steen zelf geen belastingplichtige is in de zin van art. 4, eerste lid, Zesde btw-richtlijn. Dit geldt volgens het HvJ EG voor een natuurlijke persoon die enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is van een bv en die in naam en voor rekening van de bv alle werkzaamheden van de bv verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die bv bindt. Volgens het HvJ EG is er namelijk sprake van een verhouding van ondergeschiktheid tussen van der Steen en de bv.

Commentaar onzerzijds: bovenstaande uitspraak impliceert mogelijk dat de Hoge Raad zal oordelen dat er geen BTW-plichtige prestaties tussen een directeur-grootaandeelhouder en zijn BV kunnen plaatsvinden enkel op grond van de arbeidsovereenkomst die tussen hen is overeengekomen. Het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2002 wordt binnenkort mogelijk als achterhaald beschouwd. We houden u op de hoogte.

Maandag 22 oktober 2007

Loonbelasting
Directeur-grootaandeelhouder en de loonbelasting / Staatssecretaris van Financiën 18 oktober 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Kaya over inhouding van loonbelasting in relatie tot een directeur-grootaandeelhouder. Hij heeft zijn antwoord betrokken op de na 1 januari 2008 geldende wetgeving. De staatssecretaris deelt mede dat de dga fiscaal loon geniet Als ten onrechte geen loonbelasting is ingehouden door de inhoudingsplichtige bv, kan de inspecteur kiezen tussen het heffen van loonbelasting en het heffen van inkomstenbelasting. Van geval tot geval wordt deze keuze gemaakt.

Voor wat betreft de status van een dga met Verklaring arbeidsrelatie (VAR) stelt de staatssecretaris dat de zogenoemde VAR-dga vermeldt dat de werkzaamheden van de dga worden aangemerkt als werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van de onderneming van de vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. Indien deze verklaring aan een opdrachtgever wordt getoond, heeft deze opdrachtgever onder enkele voorwaarden de zekerheid dat hij niet als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt en dat hij dus geen loonbelasting/premie volksverzekeringen hoeft in te houden en af te dragen. Tevens staat dan vast dat de arbeidsverhouding met deze opdrachtgever niet als een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen wordt aangemerkt. De VAR-dga kan alleen worden gebruikt in een arbeidsrelatie met derdenopdrachtgevers.

Op 1 januari 2008 treedt artikel 6, zesde lid Wet LB 1964 in werking wat het gevolg is van een amendement van De Nerée tot Babberich en Dezentjé Hamming. De belastingdienst is al enkele maanden bezig met de logistieke voorbereiding van de uitvoering van deze wetswijziging. De betrokken doelgroep is aangeschreven en er zijn voorzieningen getroffen om de eenmans-bv's zonder ander personeel tijdig van de loonheffing af te voeren en hen onder de werking van de inkomstenbelasting te brengen. Op 15 november 2007 belandt het in gang gezette proces in een onomkeerbaar stadium omdat kort daarna de uitnodigingen tot aangifte voor de loonheffingen voor januari 2008 moeten worden verstuurd. Het genoemde amendement bevat geen keuzeregeling. De indieners zijn er kennelijk vanuit gegaan dat voor dga's zonder ander personeel het voordeel van het niet meer hoeven doen van de aangifte loonbelasting overheersend is.

Zaterdag 20 oktober 2007

Loonbelasting/inkomstenbelasting (niet winst)
Geen keuzemogelijkheid dga voor loon- of inkomstenbelasting / 20  oktober 2007

Volgens staatssecretaris de Jager van Financiën is het niet mogelijk dat er voor het jaar 2008 een regime wordt gehanteerd waarbij de dga zonder verder personeel naar eigen keuze gebruik kan maken van de regeling dat de inhoudingsplicht van loonbelasting op zijn salaris vervalt. Als opzettelijk geen inhoudingsplicht is nagekomen zal de Belastingdienst de wettelijke sancties toepassen.

De Jager reageert hiermee op vragen van het Tweede Kamerlid Koser Kaya (D66) over de nieuwe regeling.

Ten onrechte geen inhoudingen

Ook licht de staatssecretaris toe hoe de Belastingdienst omgaat met situaties waarin achteraf blijkt dat na 1 januari 2008 ten onrechte geen loonbelasting van een dga is ingehouden. Hierbij valt te denken aan het niet voldoen aan een aangifteplicht, de achterwege gelaten eerstedagsmelding en toepassing van het anoniementarief.

Compliance

De Jager geeft aan dat de Belastingdienst is gericht op het bevorderen van compliance bij de belastingplichtige, dat wil zeggen: het vrijwillig voldoen aan wettelijke verplichtingen. Dat geldt ook voor situaties waarin een vennootschap ten onrechte de verplichtingen die samenhangen met de inhoudingsplicht niet is nagekomen.

Als dat opzettelijk is gebeurd zal de Belastingdienst de wettelijke sancties toepassen. In andere gevallen zal de bevoegde inspecteur van geval tot geval een genuanceerde afweging maken over de vraag of en over de mate waarin hij een sanctie kan of moet aanwenden.

Keuzemogelijkheid inspecteur

Voorts geeft de Jager aan dat als mocht blijken dat er ten onrechte geen loonbelasting is ingehouden, de inspecteur in beginsel kan kiezen tussen het heffen van loonbelasting en het heffen van inkomstenbelasting. Ook deze keuze wordt van geval tot geval gemaakt.

[ Bron: Ministerie van Financiën ]

Vrijdag 19 oktober 2007

Inkomstenbelasting (winst)/vennootschapsbelasting
Geen voorziening zonder zekerheid dat kosten zich voordoen / 19 oktober 2007


De rechter in Breda beslist dat een onderneming geen voorziening of kostenegalisatiereserve voor het verwijderen van asbest kan vormen. Reden daarvoor is dat niet sprake is van een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven voor astbestverwijdering zich in de toekomst voor zullen doen.

Feiten en geschil

X bv exploiteert een varkenshouderij. De dakbedekking van de stallen van X bv bestaat uit asbesthoudende golfplaten. X bv vormt in het jaar 2001 een voorziening van € 371.193 voor de verwijdering van de asbest, maar de inspecteur accepteert die voorziening niet. X bv gaat in beroep.

Beslissing

Rechtbank Breda is het met de inspecteur eens dat in het jaar 2001 geen voorziening en ook geen kostenegalisatierserve gevormd kan worden. Ultimo 2001 bestaat er geen redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven voor asbestverwijdering zich in de toekomst zullen voordoen.

In het jaar 2001 rust op X bv niet de plicht de asbesthoudende dakbedekking te verwijderen. X bv maakt niet aannemelijk dat zij op 31 december 2001 het voornemen heeft haar stallen aan te passen en om die reden verplicht zal worden de asbesthoudende dakbedekking te verwijderen. Aan verplichtingen krachtens een EG-Richtlijn en het Varkensbesluit hoeft X bv pas uiterlijk 2010 te voldoen. De rechtbank verklaart het beroep van X bv ongegrond.

Donderdag 18 oktober 2007

Civielrecht
Flexibeler BV - nieuwe vormen van aandelen / 18 oktober 2007

Op 31 mei 2007 is het wetsvoorstel tot vereenvoudiging en flexibilisering van het BV-recht bij de Tweede Kamer ingediend. Onder het nieuwe BV-recht kan in de statuten naar hartelust worden gevarieerd voor wat betreft de rechten die worden verbonden aan aandelen.

Stemrecht en winstrecht

Aan ieder aandeel is zowel een stemrecht als een winstrecht verbonden. Stemrechtloze en/of winstrechtloze aandelen zijn thans niet toegestaan. Verder is het aantal stemmen dat een aandeelhouder op een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) mag uitbrengen, gekoppeld aan de nominale waarde van zijn aandelenbezit. Van deze hoofdregel mag maar in zeer beperkte mate worden afgeweken; denk hierbij aan certificering en prioriteitsaandelen.

Drie nieuwe figuren

Onder het nieuwe BV-recht kan in de statuten naar hartelust worden gevarieerd voor wat betreft de rechten die worden verbonden aan aandelen. Drie nieuwe figuren worden geïntroduceerd: de stemrechtloze aandelen, de winstrechtloze aandelen en de aandelen met flexibel stemrecht. Het is alleen niet mogelijk een aandeel zowel het stemrecht als het winstrecht te onthouden. Dan is er niet langer sprake van een aandeel.

Stemrechtloze aandelen

In de statuten van de BV kan worden opgenomen dat aan aandelen van een bijzondere klasse geen stemrecht is verbonden. Het stemrecht kan echter niet tegen de wil van een aandeelhouder met stemrecht worden ontnomen. Houders van aandelen waaraan het stemrecht wordt ontnomen, moeten instemmen met het opnemen van zo'n statutaire regeling.

Winstrechtloze aandelen

Ook wordt het mogelijk winstrechtloze aandelen uit te geven; dit zijn aandelen van een bijzondere klasse waarvan statutair is bepaald dat ze geen recht geven om te delen in de winst of reserves van de BV. In de praktijk bestaat soms behoefte aan dit soort aandelen, bijvoorbeeld wanneer de oprichter van een familie-BV als aandeelhouder wil meebeslissen over de gang van zaken in de BV, maar de winst geheel aan zijn kinderen wil doen toekomen.

Aandelen met flexibel stemrecht

Het uitgangspunt onder het nieuwe BV-recht blijft dat de stemverdeling is gekoppeld aan de nominale waarde van het aandelenbezit. In de statuten kan hiervan worden afgeweken. De twee uitersten zijn stemrechtloze aandelen en aandelen met meervoudig stemrecht. Het stemrecht kan ook differentiëren per soort besluit (variabel stemrecht).

De invoering van flexibel stemrecht maakt het mogelijk dat er in een BV geen enkel verband meer bestaat tussen de kapitaalname en de zeggenschap van een aandeelhouder.

Aanpassen statuten

De AVA kan een besluit tot opnemen of wijzigen van een regeling betreffende het stemrecht in de statuten, alleen nemen met de instemming van alle stemgerechtigde aandeelhouders.

Ingangsdatum wetsvoorstel

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel zal waarschijnlijk niet voor 1 januari 2009 liggen.

Woensdag 17 oktober 2007

Fiscaal bestuursrecht
Geen eisen aan motivering van bezwaar of beroep / 17 oktober 2007

Een bezwaar- en beroepschrift moet worden gemotiveerd. Gebeurt dat niet dan is een bezwaar- of beroepschrift niet ontvankelijk. De Hoge Raad heeft onlangs aangegeven dat aan de motivering geen eisen worden gesteld. Een mededeling dat men het niet eens is met de correcties naar aanleiding van een controlerapport geldt als ontvankelijk bezwaarschrift.

Bezwaar- en beroepschriften moeten aan bepaalde eisen voldoen. Zo moet een bezwaar- of beroepschrift onder meer de gronden van het bezwaar/beroep bevatten. Voldoet een bezwaar- of beroepschrift niet aan dit zogenoemde motiveringsvereiste, dan wordt het niet-ontvankelijk verklaard en blijft inhoudelijke beoordeling van het bezwaar/beroep achterwege. Uit bijgaand arrest van de Hoge Raad blijkt dat vrij snel sprake kan zijn van een grond van een bezwaarschrift.

Casus

In februari 2002 ontving een BV een afschrift van een openbaar deel van het controlerapport dat werd opgemaakt naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek. Het boekenonderzoek betrof de vennootschapsbelasting en omzetbelasting over 1995 tot en met 1998. Het controlerapport bevatte enige correcties op ingediende belastingaangiften. De belastingadviseur berichtte de inspecteur op 26 maart 2002 per fax niet akkoord te kunnen gaan met de voorgestelde correcties voordat een inhoudelijke bespreking met de Belastingdienst zou hebben plaatsgehad.

De inspecteur reageerde hierop met een brief waarin hij gedetailleerd had aangegeven op welke onderdelen hij bij het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting 1998 was afgeweken van de aangifte. De belastingadviseur maakte vervolgens tijdig bezwaar tegen de aanslag zonder daarbij een nadere motivering te geven. Wel had hij in een faxbericht van 7 januari 2003 nogmaals onderstreept niet te kunnen instemmen met de voorgestelde correcties .

Niet-ontvankelijk

De inspecteur verzocht de belastingadviseur in mei en juli 2003 het bezwaarschrift nader te motiveren. Dat leidde niet tot resultaat. In september 2003 deed de inspecteur uitspraak op het bezwaar. De zaak kwam vervolgens voor Hof Arnhem. Dit gerechtshof verklaarde de BV niet-ontvankelijk omdat het niet de gronden van het bezwaar bevatte. Het hof vond de mededeling van de BV dat het niet eens was met de conclusies van het controlerapport te algemeen van aard om als motivering van het bezwaarschrift tegen de aanslag te kunnen dienen.

De Hoge Raad was het evenwel niet met het hof eens. Het faxbericht van 7 januari 2003 gaf (in samenhang met de fax van 26 maart 2002) volgens de Hoge Raad duidelijk aan dat de BV met de inspecteur van mening verschilde over juistheid van de voorgestelde correcties. De Hoge Raad zag in de fax van 7 januari 2003 een grond voor het maken van bezwaar tegen de vastgestelde aanslag.

Geen eisen

De Hoge Raad gaf verder aan dat het motiveringsvereiste geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van een bezwaar. Het hof had het bezwaarschrift tegen de belastingaanslag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verwees de zaak voor een verdere inhoudelijke beoordeling naar Hof Den Bosch.

Uitspraak: Hoge Raad, 5 oktober 2007, nr. 43328.

Dinsdag 16 oktober 2007

Loonheffing
Belastingdienst terughoudend met boetes bij jaarloongegevens 2006 / 16 oktober 2007

De Belastingdienst zal terughoudend zijn bij het opleggen van boetes aan goedwillende werkgevers die te laat zijn met het opnieuw aanleveren van de jaarloongegevens over 2006.

Werkgevers die op 1 oktober 2007 nog niets hebben ingediend krijgen een herinnering. Wie daarna blijft weigeren om de gevraagde gegevens aan te leveren krijgt een boete. Goedwillende werkgevers die vóór 1 oktober hebben laten weten dat ze bijvoorbeeld om technische redenen die datum niet halen, hoeven nergens bang voor te zijn.

Compensatie

Dit heeft staatssecretaris De Jager laten weten in antwoord op vragen van twee Kamerleden voor de PVV. Die wilden onder andere weten of de ruim 108.000 werkgevers die de jaarloongegevens over 2006 opnieuw moeten aanleveren, een compensatie krijgen voor de extra kosten. Het antwoord op deze vraag, die eerder ook gesteld is door onder meer werkgeversorganisaties, luidt opnieuw ontkennend.

Respijt

De Belastingdienst liet overigens al eerder weten dat de betreffende bedrijven tien dagen respijt kregen. In plaats van uiterlijk 1 oktober moesten de gegevens vóór 11 oktober 2007 ingeleverd worden.

Maandag 15 oktober 2007

Internationaal Belastingrecht
Nederlandse grensarbeiders ontvangen Belgische BNI-aangifte / 15 oktober 2007

Nederlandse grensarbeiders kunnen binnenkort weer aan de slag met de Belgische aangifte inkomstenbelasting, de zogeheten BNI-aangifte. Vanaf 22 oktober 2007 worden de aangiften op de post gedaan door de Belgische fiscus. De ingevulde aangiften moeten voor 7 december 2007 weer geretourneerd worden.

Het gaat daarbij om de BNI-aangifte voor personen die in België werken maar niet in België wonen. Het betreft het aanslagjaar 2007 (inkomsten van 2006).

Voorlopige teruggave

Voor het doorgeven van wijzigingen en het aanvragen van een voorlopige teruggaaf, kan de grensarbeider het programma Voorlopige teruggaaf niet gebruiken. Hij moet hiervoor het formulier Voorlopige teruggaaf voor binnenlandse belastingplichtigen gebruiken. Dit formulier is te bestellen via de BelastingTelefoon.

Bijlage

Ook is de grensarbeider dan verplicht om de 'Bijlage voor Belgische grensarbeiders bij verzoek voorlopige teruggaaf' mee te sturen. Dit formulier is te bestellen bij het team Grensarbeid:

Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Roosendaal
Team Grensarbeid
Postbus 75000
4700 KT Roosendaal
Telefoon: (0165) 52 21 24

Op het telefoonnummer kan de grensarbeider ook terecht voor andere vragen over voorlopige teruggaaf grensarbeid en sociale verzekeringen.

Vrijdag 12 oktober 2007

Vennootschapsbelasting/inkomstenbelasting (winst)
Dwangsom is als kostenpost aftrekbaar / 12 oktober 2007

De staatssecretaris van Financiën heeft in een nieuw besluit over kostenaftrek bepaald dat een dwangsom geen boete is. Dit heeft tot gevolg dat een dwangsom als kostenpost van de winst aftrekbaar is.
In het uitgebrachte besluit zijn enkele eerder uitgebrachte besluiten met betrekking tot uitsluiting en beperking van kostenaftrek samengevoegd. Het besluit gaat onder meer in op geld- en bestuurlijke boeten, kosten van misdrijf, de aftrekbeperking van gemengde kosten, persoonlijke kosten en aftrekbeperking specifiek voor privébezittingen.

Boeten

Boetes zijn in de meeste gevallen niet aftrekbaar. Dat ligt anders voor een dwangsom. Een dwangsom wordt namelijk niet opgelegd om strafrechtelijke vervolging te voorkomen maar om een overtreding ongedaan te maken of om verdere overtreding of herhaling te voorkomen. De kostenpost mag in aanmerking worden genomen in het jaar waarin het kostenveroorzakende feit zich heeft voorgedaan. In het jaar dus waarin niet tijdig gevolg gegeven is aan de last waaraan de dwangsom verbonden is. Als nog niet betaald is, kan op de balans een passiefpost worden opgenomen waarvan de omvang moet worden geschat als de schuld door belanghebbende is betwist.

Persoonlijke kosten

Eerder is in het besluit onder meer opgenomen dat de onderzoekskosten die prostituees maken naar seksueel overdraagbare aandoeningen geen uitgaven voor persoonlijke verzorging vormen. Deze kosten zijn daarom als bedrijfskosten aftrekbaar.

Inwerkingtreding

Het besluit is op 10 oktober 2007 in werking getreden.

Donderdag 11 oktober 2007

Loonheffing/inkomstenbelasting (niet winst)

Verdere verduidelijking einde inhoudingsplicht voor loonheffingen van directeuren-grootaandeelhouders / 11 oktober 2007

Als een vennootschap geen ander personeel in dienst heeft dan een of meer directeuren-grootaandeelhouders, eindigt op 1 januari 2008 voor deze vennootschappen de inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Er bestaat geen mogelijkheid te kiezen.

Bij de beoordeling gaat het om de situatie op 1 januari 2008; de inhoudingsplicht eindigt als het er naar uitziet dat er op die datum geen ander personeel in dienst is van de vennootschap. Verwacht de ondernemer op 1 januari 2008 ook ander personeel te hebben, dan blijft de inhoudingsplicht van de vennootschap bestaan, ook voor de directeur-grootaandeelhouder.

Echtgenoot

Wanneer de echtgenoot van de directeur-grootaandeelhouder meewerkt in de vennootschap die verder geen personeel in dienst heeft, is de beëindiging van de inhoudingsplicht afhankelijk van de vraag of de echtgenoot wel of niet statutair bestuurder is.

  • Is de echtgenoot van de DGA net als de DGA statutair bestuurder van de vennootschap, dan vervalt de inhoudingsplicht van zijn vennootschap voor beiden.

  • Is de echtgenoot op geen statutair bestuurder van de vennootschap, dan is de echtgenoot 'ander personeel' en blijft de vennootschap voor beiden inhoudingsplichtig voor de loonheffingen.

Pensioen of stamrechtuitkering uit de vennootschap

De DGA kan ook alleen een pensioen of stamrechtuitkering uit de vennootschap krijgen. Voor het antwoord op de vraag of in dat geval de inhoudingsplicht voor de loonheffingen van de pensioen- of stamrechtvennootschap vervalt, maakt het verschil of de DGA statutair bestuurder is of niet.

  • Is de DGA statutair bestuurder van zijn pensioen- of stamrechtvennootschap, dan vervalt de inhoudingsplicht als er geen ander personeel bij de vennootschap in dienst is.

  • Als de DGA geen statutair bestuurder is, dan blijft de vennootschap inhoudingsplichtig voor de loonheffingen over zijn pensioen- of stamrechtvennootschap.

Afmelden als inhoudingsplichtige

Zodra de DGA weet dat zijn vennootschap vanaf 1 januari 2008 niet meer inhoudingsplichtig is, moet hij dat melden. Eigenlijk moest hij dat doen voor 21 september 2007; doet hij dat later dan kan de Belastingdienst niet garanderen dat de vennootschap voor 1 januari 2008 is afgemeld als inhoudingsplichtige.

Vervallen van administratieplicht loonheffingen

Voor een vennootschap die niet meer inhoudingsplichtig is, vervallen alle administratieve verplichtingen die gelden voor de loonheffingen. Zo hoeft de vennootschap geen loonadministratie en geen loonstaat meer bij te houden. Voor nieuwe directeuren-grootaandeelhouders geldt ook dat de vennootschap niet meer de identiteit hoeft vast te stellen, geen eerstedagsmelding meer hoeft in te sturen of de 'Opgaaf gegevens voor de loonheffingen' moet bewaren. Dit is natuurlijk alleen het geval als de vennootschap op dat moment geen inhoudingsplicht heeft.

Algemene administratieplicht blijft

De algemene administratieplicht blijft uiteraard bestaan, net als de administratieve verplichtingen die de vennootschap heeft op grond van andere wetgeving, zoals het Burgerlijk Wetboek.

Belasting en premies

Het loon van de directeur-grootaandeelhouder valt alleen nog onder de inkomstenbelasting als de vennootschap niet meer inhoudingsplichtig is. Hij komt dan in aanmerking voor een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en een voorlopige aanslag Zorgverzekeringswet over 2008.

De mogelijkheid voor de vennooschap om in een eindheffing de loonbelasting/premie volksverzekeringen die de dga moet betalen voor eigen rekening te nemen vervalt dan. Ook heeft de vennootschap geen recht meer op afdrachtverminderingen.

Loonbegrip

Voor wat onder 'loon' valt, blijven dezelfde regels bestaan als voorheen. Dit zijn de regels die gelden voor de loonbelasting. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kostenvergoeding en de auto van de zaak voor de inkomstenbelasting en de levensloopregeling. Ook voor de gebruikelijkloonregeling blijven dezelfde regels bestaan.

Status van werknemer

Er verandert voor de DGA niets aan de status van werknemer. De nieuwe regeling zorgt er alleen voor dat de inhoudingsplicht van zijn vennootschap eindigt.

VAR-dga

De beëindiging van de inhoudingsplicht geldt alleen voor de eigen vennootschap van de DGA. De DGA kan de Verklaring arbeidsrelatie voor een directeur-grootaandeelhouder (VAR-dga) gewoon blijven gebruiken om zijn derdenopdrachtgevers zekerheid te geven.

Woensdag 10 oktober 2007

Inkomstenbelasting (winst)
Resultaat in voorperiode vormt geen winst uit onderneming / 10 oktober 2007

De rechter in Arnhem beslist dat het resultaat dat behaald is in de voorperiode van een uiteindelijk niet opgerichte BV geen winst uit onderneming vormt.

Casus

Op 1 januari 2001 zijn acht personen een samenwerkingsverband aangegaan om een BV op te richten. Door onderlinge strubbelingen tussen de toekomstige aandeelhouders is de oprichting van de BV uiteindelijk niet tot stand gekomen. Het in de voorperiode behaalde resultaat kan niet aan de BV worden toegerekend.

In geschil is of het aan X, een deelnemer van het samenwerkingsverband, toegerekende resultaat van de voorperiode kan worden aangemerkt als winst uit onderneming.

Beslissing

Hof Arnhem beslist dat het samenwerkingsverband op zichzelf bezien geen objectieve onderneming vormt. Het dient slechts als aanzet voor de oprichting van een BV waarin de onderneming zou worden gedreven.

Aangezien X zelf in de voorperiode geen ondernemingsrisico heeft gelopen, kan ter zake van de in deze periode genoten resultaten ook niet worden gesproken van het zelfstandig drijven van een (subjectieve) onderneming. De door X in de voorperiode verrichte activiteiten zijn dan ook niet als ondernemer verricht zodat hij geen aanspraak maakt op ondernemersfaciliteiten.

Dinsdag 9 oktober 2007

Omzetbelasting
Vermogensetikettering in de BTW / 9  oktober 2007

Volgens het Hof van Justitie van de EG (HvJEG) mag een ondernemer de BTW op de aanschaf van een investeringsgoed dat hij gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden en gedeeltelijk voor andere (privé-) doeleinden gebruikt, volledig en onmiddellijk in aftrek brengen als voorbelasting. De vraag is echter of die mogelijkheid ook bestaat voor andere goederen dan investeringsgoederen en voor diensten.

Casus

X koopt voor zijn onderneming onder andere een auto, gas, water, elektriciteit, telefoon en accountantsdiensten in. Deze goederen en diensten gebruikt hij zowel voor zijn onderneming als voor privé-doeleinden. X brengt de BTW die de leveranciers en dienstverleners hem bij de aankoop van de goederen en diensten in rekening brengen volledig als voorbelasting in aftrek in zijn BTW-aangifte over het vierde kwartaal 2005.

Arrest Charles/Charles-Tijmens

In dezelfde aangifte geeft hij voor het privé-gebruik een bedrag van € 1.485 aan. X gaat in bezwaar tegen de voldoening van BTW op deze aangifte, omdat hij van mening is dat het arrest Charles/Charles-Tijmens van het HvJEG in de weg staat aan de BTW-heffing over het privé-gebruik van de goederen en diensten.

Beslissing

Rechtbank Breda overweegt dat de regels van vermogensetikettering die het HvJEG geeft in het arrest Charles/Charles-Tijmens alleen van toepassing zijn op investeringsgoederen. Gas, water en elektriciteit zijn geen investeringsgoederen in de zin van de Zesde Richtlijn. De uitgaven voor telefonie en accountancy zijn uitgaven voor diensten en dus ook geen uitgaven voor investeringsgoederen. Daarom oordeelt de rechtbank dat het arrest Charles/Charles-Tijmens in zoverre niet in de weg staat aan de heffing van BTW voor het privé-gebruik.

Met betrekking tot heffing voor het privé-gebruik van een personenauto stelt de rechtbank voorop dat een auto een investeringsgoed is, maar dat volgens de Hoge Raad de belastingheffing voor het privé-gebruik van de auto niet in strijd is met de Zesde Richtlijn. Het arrest Charles/Charles-Tijmens leidt volgens de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is (zie de bijlage voor de volledige uitspraak)

Vermogensetikettering

Een ondernemer mag een investeringsgoed dat hij deels zakelijk en deels privé gebruikt volledig als ondernemingsvermogen aanmerken. Dat heeft het HvJEG in het arrest Charles/Charles-Tijmens beslist. Hij kan de BTW op de aanschaf van het investeringsgoed volledig en onmiddellijk in aftrek brengen als voorbelasting.
Maar het is de vraag of een ondernemer ingekochte niet-investeringsgoederen en diensten die hij gedeeltelijk gebruikt voor bedrijfsdoeleinden en gedeeltelijk voor andere (privé-)doeleinden, ook volledig kan aanmerken als ondernemingsvermogen. Volgens Rechtbank Breda kan hij dit niet.

Belaste prestatie

Vanaf 1 januari 2007 is het gebruik van een tot het bedrijfsvermogen behorend goed voor andere dan bedrijfsdoeleinden (bijvoorbeeld privé-gebruik) een belaste prestatie als voor dit goed recht bestaat op volledige of gedeeltelijke aftrek van voorbelasting. Volgens Rechtbank Breda dient er daarom met betrekking tot het recht op aftrek van BTW op niet-investeringsgoederen en diensten een correctie wegens privé-gebruik plaats te vinden.

Prejudiciële vragen

Advocaat-Generaal De Wit concludeert in een andere zaak dat het wenselijk is dat de Hoge Raad over de vermogensetikettering voor niet-investeringsgoederen en diensten prejudiciële vragen moet stellen aan het Hof van Justitie EG. De rechtbankbeslissing van Rechtbank Breda is dus niet het laatste woord over deze kwestie. Volledige duidelijkheid hieromtrent laat voorlopig nog wel enige tijd op zich wachten .

Let op!

In afwachting van de beslissing van de Hoge Raad of -als de Hoge Raad prejudiciële vragen stelt aan het HvJEG - van de beslissing van het HvJEG, doet men er verstandig aan om tegen voldoeningen op aangifte of naheffingsaanslagen die uitgaan van een correctie voor het privé-gebruik van niet-investeringsgoederen en diensten, bezwaar te maken en zo nodig beroep in te stellen .

Maandag 8 oktober 2007

Fiscaal Procesrecht
Toename aantal belastingzaken door beperking controlezucht fiscus / 8 oktober 2007

De Raad voor de Rechtspraak voorspelt een toename van het aantal zaken bij de belastingrechter, wanneer burgers en bedrijven zich beter tegen de controlezucht van de fiscus kunnen weren.

Dat staat in een advies van de Raad (zie bijlage) over het initiatiefwetsvoorstel Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus. Dit wetsvoorstel hebben de Tweede-Kamerleden Dezentjé Hamming (VVD) en Crone (PvdA) op 12 juli 2006 ingediend.

Voorlopige voorziening

Het wetsvoorstel biedt belastingplichtigen extra mogelijkheden om zich te beschermen tegen controlehandelingen van de Belastingdienst. Zo kan een ondernemer, wanneer het voorstel wet wordt, bezwaar en beroep aantekenen tegen bijvoorbeeld onredelijke vragen van de belastingambtenaar om informatie over het bedrijf. Met het wetsvoorstel wordt ook bereikt dat diezelfde ondernemer een 'voorlopige voorziening' bij de belastingrechter kan vragen, vergelijkbaar met een uitspraak in een kort geding.

Omgekeerde bewijslast

De initiatiefnemer van het wetsvoorstel, Ineke Dezentjé Hamming, is stellig over de fiscale controledrift: "Zo vraagt de Belastingdienst bijvoorbeeld of een bedrijf zijn e-mailverkeer van alle computers over de laatste drie jaar wil overleggen. Ook zijn er bedrijven die keer op keer ellenlange vragenlijsten in moeten vullen. Dit ter vervanging van het 'boekenonderzoek' dat de Belastingdienst zelf niet meer uit wil voeren omdat het de dienst teveel tijd kost. Dit leidt ertoe dat de Belastingdienst bedrijven overvraagt en deze organisaties veel tijd en geld kwijt zijn aan de ongerichte vragen van ambtenaren" aldus Dezentjé Hamming. "Een ondernemer kan hier niets tegen beginnen omdat bij onderzoeken van de Belastingdienst de omgekeerde bewijslast geldt en er geen bezwaar mogelijk is. Dit kan pas als de aanslag is opgelegd" stelt zij vast.

Advies

De Raad voor de Rechtspraak constateert dat er door het initiatiefwetsvoorstel twee categorieën beschikkingen van de inspecteur bijkomen waartegen bezwaar en vervolgens beroep bij de belastingrechter openstaat, namelijk:
1. een groot aantal verzoeken om informatie, en
2. beslissingen over de reikwijdte van de fiscale administratie- en bewaarplicht in een concreet geval, waaronder ook beslissingen over ontheffing van deze verplichtingen.

De Raad schat dat de aanvullende rechtsbescherming uit het wetsvoorstel zal leiden tot ca. 4.200 extra bezwaarschriften en ca. 3.800 extra voorlopige voorzieningen bij de voorzieningenrechter en tot ca. 1.400 extra bodemprocedures bij de rechtbank. Hiervoor moet mankracht worden vrijgemaakt, bij voorkeur ervaren rechters. Dit betekent dat de rechterlijke organisatie ter vervanging nieuwe rechters moet aantrekken voor de 'normale' procedures. Daar wil de Raad extra geld voor zien.

Vrijdag 5 oktober 2007

Inkomstenbelasting
Directeur-grootaandeelhouder: schattingsformulier insturen voor voorlopige aanslagen / 5 oktober 2007


Directeur(en)-grootaandeelhouders (dga's) met loon waarop vanaf 1 januari 2008 geen loonheffingen meer worden ingehouden, moeten een schattingsformulier indienen. Als zij dit doen vóór 1 december 2007 kan de Belastingdienst een voorlopige aanslag inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opleggen.

Op 1 januari 2008 vervalt de inhoudingsplicht voor de loonheffingen van bv's die voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

  • De vennootschap heeft alleen directeuren-grootaandeelhouders in dienst die niet verplicht zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen.

  • De vennootschap heeft geen andere werknemers in dienst.

Dit betekent dat deze dga's voortaan zelf inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet gaan betalen. Daarvoor legt de Belastingdienst een voorlopige aanslag op.

Schattingsformulier 2008 insturen

De Belastingdienst heeft deze bv's in augustus 2007 per brief gevraagd of ze voldoen aan de voorwaarden en zo ja, om dan een Opgaaf Beëindiging Inhoudingsplicht te sturen naar de Belastingdienst. In deze opgaaf moesten ook de gegevens van de dga's worden opgenomen. Op basis van de terugontvangen opgaven van de bv's, stuurt de Belastingdienst in oktober 2007 een brief met schattingsformulier aan de dga's.
­
Als de Belastingdienst dit schattingsformulier vóór 1 december 2007 heeft ontvangen, kan de Belastingdienst in januari 2008 voorlopige aanslagen inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opleggen.

Voorlopige teruggaaf 2008 aanvragen

Dga's die in 2007 een voorlopige teruggaaf hebben, ontvangen niet automatisch een voorlopige teruggaaf 2008. Doordat geen loonheffing meer wordt ingehouden over het salaris uit de bv, komen de dga's namelijk meestal niet meer in aanmerking voor een voorlopige teruggaaf. Het kan zijn dat een dga toch recht heeft op een voorlopige teruggaaf. In dat geval kan de dga vanaf 1 november 2007 een verzoek Voorlopige Teruggaaf indienen bij de Belastingdienst indienen. Hiervoor kan (eventueel in samenspraak met zijn/haar belastingadviseur) gebruik worden gemaakt van het VT-programma van de belastingdienst of via professionele software bij de fiscale intermediair.

Donderdag 4 oktober 2007

Loonheffing
Loon in/loon over-regeling; ook in 2008 / 3 oktober 2007

Loon wordt in beginsel toegerekend aan het tijdvak waarin het is betaald. Om aan de praktijk tegemoet te komen is onder voorwaarden toegestaan dat werkgevers het loon dat in een bepaald tijdvak is uitbetaald mogen toerekenen aan de verstreken loontijdvakken waarop het loon betrekking heeft. Deze regeling gold voor het jaar 2006 en is voor het jaar 2007, en nu ook voor het jaar 2008 verlengd.

Genietingsmoment loon

Hoofdregel is dat het loon wordt belast als het wordt uitgekeerd. Dat geldt ook als inhoudingsplichtigen bijvoorbeeld in de maand januari aanvullende loonbetalingen doen over de maand december van het voorafgaande jaar. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij overwerk.

Afwijking in de praktijk

Tenzij loon op 31 december van het voorafgaande jaar al vorderbaar en inbaar is, behoren dergelijke loonbetalingen tot het loon van de maand januari. De daarover gedane inhoudingen behoren in de aangifte met betrekking tot die maand te worden verwerkt. Maar in de praktijk komt het regelmatig voor dat deze extra 'loonrun' nog wordt verwerkt in de loonadministratie van het voorafgaande jaar.

Bijzondere regeling voor 2006

Voor het jaar 2006 is in de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001 geregeld dat aanvullende loonbetalingen die in januari 2006 worden gedaan voor in 2005 verrichte werkzaamheden mogen worden toegerekend aan 2005. Wel moet zijn voldaan aan de voorwaarde van een bestendige gedragslijn van de inhoudingsplichtige inzake de toerekening van dergelijke loonbetalingen aan het jaar waarop deze betrekking hebben.

Ook is er een bijzondere regeling getroffen voor de situatie waarin de inhoudingsplichtige loon verstrekt met betrekking tot verstreken loontijdvakken in 2006 (bijvoorbeeld een loonsverhoging met terugwerkende kracht). In deze situatie mag het loon worden toegerekend aan dat verstreken tijdvak. Ook voor de inkomstenbelasting wordt dit loon dan geacht op die datum te zijn genoten.

Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de praktijk waarin het wettelijke genietingsmoment niet voor alle loonelementen op dezelfde wijze wordt toegepast.

Bestendige gedragslijn

De inhoudingsplichtige moet de gedragslijn 'bestendig' volgen. Dat wil zeggen dat hij een bestaande praktijk moet continueren en dat hij hierin consequent is. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk dat de werkgever bij eenzelfde betaling aan werknemer A kiest voor toerekening aan december van het voorafgaande jaar en bij werknemer B voor toerekening aan januari van het nieuwe jaar.

Keuzevrijheid loonbelastingtabel

De inhoudingsplichtige mag in het voorbeeld van de overwerkbeloning kiezen tussen toepassing van de loonbelastingtabel voor bijzondere beloningen en de desbetreffende tijdvaktabel.

2007 en 2008

Bovenstaande regeling was al verlengd voor het jaar 2007. Omdat voor een definitieve regeling meer inzicht in de uitvoeringsmogelijkheden nodig is, wordt voorgesteld de regeling ook voor 2008 te verlengen. Dit voorstel is een onderdeel van het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen dat parallel met het wetsvoorstel Belastingplan 2008 op Prinsjesdag 2007 bij de Tweede Kamer is ingediend.

Betalingen in januari 2008 betrekking hebbende op 2007

Als het wetsvoorstel kracht van wet krijgt, kan ook in januari 2008 betaald loon dat op het jaar 2007 betrekking heeft, bijvoorbeeld een betaling voor in december 2007 verricht overwerk, nog in de laatste aangifte over het jaar 2007 worden verwerkt. De werknemer wordt dan geacht dit loon op 31 december 2007 te hebben genoten.

Betalingen over verstreken loontijdvakken binnen 2008

Ook voor betalingen van loon over verstreken loontijdvakken binnen het jaar 2008 is de bijzondere regeling van toepassing. Denk hierbij aan een loonsverhoging met terugwerkende kracht. Eveneens onder de voorwaarde van een bestendige gedragslijn van de inhoudingsplichtige kunnen deze betalingen op grond van de voorgestelde regeling worden toegerekend aan de loontijdvakken waarop zij betrekking hebben, zo nodig door middel van correctieberichten. De werknemer wordt dan geacht dit loon in die tijdvakken te hebben genoten.

Woensdag 3 oktober 2007

Vennootschapsbelasting/EU-recht
Octrooibox goedgekeurd / 2 oktober 2007

De Brusselse gedragscodegroep (Primarolo-groep) heeft de Nederlandse octrooibox besproken en besloten dat de octrooibox een niet schadelijke belastingmaatregel is. Ook de door de Europese Commissie opgestelde beschrijving van de groepsrentebox is ter sprake gekomen.
Beide boxen maken deel uit van het pakket maatregelen uit 'Werken aan winst' om het vestigingsklimaat voor ondernemingen te verbeteren:

  • voor de octrooibox geldt een voordelige belastingheffing over de voordelen minus toerekenbare kosten uit immateriële activa waarvoor een octrooi is verkregen. De maatregel is bij Besluit van 31 januari 2007 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 in werking getreden.

  • de groepsrentebox is bedoeld om opbrengsten van met eigen vermogen binnen een concern verrichte financieringsactiviteiten tegen een voordelig tarief te belasten. De groepsrentebox is nog niet in werking getreden, omdat deze afhankelijk is van goedkeuring door de Europese Commissie.

De opgestelde beschrijving van de octrooibox en de groepsrentebox kon op instemming rekenen van de leden van de Gedragscodegroep. De groep besloot de beoordeling van de groepsrentebox op te schorten tot het moment waarop de staatssteunprocedure ten aanzien van de groepsrentebox is afgerond.

Dinsdag 2 oktober 2007

Sociale Verzekeringen
Verlenging van de loondoorbetalingsplicht / 2  oktober 2007

Als het UWV vindt dat een werkgever zich niet voldoende heeft ingezet voor de re-integratie, moet die werkgever ook na 104 weken het loon doorbetalen. Hoe lang hij dat moet, is afhankelijk van de ernst van zijn nalatigheid. Die wordt ingedeeld in een van de volgende vier categorieën: beperkte, ernstige, grove of uiterste nalatigheid.
Voor de verlenging van de loondoorbetalingsplicht zijn er de volgende mogelijkheden:

  • Bij een beperkte nalatigheid is de maximumduur van de verlenging vier maanden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de situatie waarin de re-integratie is belemmerd doordat de werknemer daaraan onvoldoende heeft meegewerkt, en de werkgever daartegen niet is opgetreden. Hij had aan het UWV om een deskundigenoordeel kunnen vragen of hij had (een deel van) het loon van de werknemer kunnen inhouden, maar hij heeft dat ten onrechte niet gedaan.

  • Bij ernstige nalatigheid geldt een maximumverlengingsduur van zes maanden. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de de situatie waarin de werkgever wel concrete voorschriften heeft gegeven en maatregelen heeft genomen, maar onvoldoende, te laat of verkeerd gericht. Zes maanden is ook de maximumduur wanneer de werkgever geen re-integratie-inspanningen heeft verricht omdat hij te goeder trouw, maar ten onrechte, heeft aangenomen dat de werknemer uit medisch oogpunt niet herplaatsbaar was.

  • Als er sprake is van grove nalatigheid, geldt een maximumverlengingsduur van negen maanden. De werkgever heeft wel voldaan aan zijn formele verplichtingen, zoals het opstellen van een probleemanalyse en een plan van aanpak. Maar verder heeft hij niets ondernomen om de arbeidsmogelijkheden van de werknemer te vergroten, bijvoorbeeld door de werkplek of de organisatie van het werk aan te passen of andere feitelijke maatregelen te treffen.

  • Verzuim in de zwaarste categorie betreft het oncontroleerbaar maken of blokkeren van de re-integratie. Dat gebeurt door de wettelijke verplichtingen niet na te komen, of niet mee te werken aan werkhervatting of herplaatsing. Hier geldt de maximale verlengingsduur van 52 weken.

Als het UWV de loonbetalingsperiode verlengt, geldt tijdens die verlengde periode een ontslagverbod, óók als de werknemer inmiddels twee jaar of langer ziek is.

Maandag 1 oktober 2007

Vennootschapsbelasting
Bedrijfsovername via een vennootschap / 1 oktober 2007

Veel problemen die opdoemen bij het overnemen van activiteiten doen zich niet voor bij de overname van het aandelenkapitaal in een vennootschap. Deze vennootschap houdt immers activa en passiva, zodat afrekening over de stille reserves en de goodwill eenvoudig niet kan vóórkomen.

Omzetbelasting en overdrachtsbelasting

Ook is over de overdracht van de aandelen geen btw verschuldigd. Wel kan in sommige gevallen overdrachtsbelasting verschuldigd worden, namelijk wanneer de aandelen in een onroerendgoedvennootschap worden overgedragen. Dit is het geval wanneer het doel en de feitelijke werkzaamheid zijn gericht op de exploitatie van onroerende zaken en de bezittingen voor 70% of meer uit onroerende zaken bestaan.

Deelnemingsvrijstelling en aanmerkelijkbelangwinst

Bij de verkoop van aandelen in een vennootschap kan uiteraard wel winst of verlies worden gemaakt ten opzichte van de vroegere aankoopprijs. Het maakt verschil of de aandelen worden verkocht door een andere vennootschap of door een particulier.

  • Bij verkoop door een andere vennootschap is de winst vrijgesteld in het kader van de deelnemingsvrijstelling, maar is verlies niet aftrekbaar van de fiscale winst.

  • Bij verkoop door een particulier wordt de winst belast als aanmerkelijkbelangwinst indien de verkoper ten minste 5% van het aandelenkapitaal bezat. Bij verlies mag dit worden verrekend met eventuele andere aanmerkelijkbelangwinst in hetzelfde jaar. Als die er niet is, krijgt de verkoper een tegoed van 25% van het verlies dat kan worden verrekend met de inkomstenbelasting van latere jaren .

Verlies bij liquidatie

Ingeval de verkoper van de aandelen een vennootschap is en deze bij de verkoop verlies zal lijden, kan het voordelig zijn om toch over te gaan tot verkoop van de activiteiten en vervolgens de vennootschap te liquideren. Een verlies dat wordt geleden bij de liquidatie van een deelneming is namelijk wel fiscaal aftrekbaar.

Zaterdag 29 september 2007

Bedrijfsfinanciën
Jaarrekening kleine rechtspersonen volgens fiscale grondslagen / 29 september 2007

Om de administratieve lasten voor ondernemers te verlagen is op 6 september 2007 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend tot invoering van de mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslagen. Het wetsvoorstel wijzigt Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Het wetsvoorstel (nummer 31136) biedt kleine rechtspersonen in de zin van artikel 2:396 van het BW de mogelijkheid om bij het opstellen van hun commerciële jaarrekening te volstaan met waardering van de activa en passiva op basis van de waarderingsgrondslagen zoals die gebruikt worden voor de aangifte vennootschapsbelasting (aangifte Vpb).

Concreet betekent dit dat de balans en de winst- en verliesrekening gelijk of vrijwel gelijk zullen zijn aan de in de aangifte Vpb opgenomen balans en winst- en verliesrekening.

Gecombineerd document

De wetgever streeft naar een gecombineerd document, waarmee de ondernemer zowel aan een belangrijk onderdeel van zijn deponeringsplicht als aan zijn aangifteplicht kan voldoen. De gegevenselementen die dit document moet bevatten, worden opgenomen in de Nederlandse XBRL-taxonomie. Indien de software van de ondernemer of zijn intermediair het gebruik van de taxonomie ondersteunt, kan het document op eenvoudige wijze worden samengesteld en uitgewisseld met de Kamer van Koophandel en Belastingdienst.

Keuzevrijheid

Het gaat in dit wetsvoorstel alleen om een mógelijkheid. Het staat de rechtspersoon vrij om, zo daaraan behoefte bestaat, een afzonderlijke jaarrekening met jaarverslag op commerciële grondslagen te blijven opstellen. Ook blijft de vrijheid bestaan om bij de keuze voor fiscale waarderingsgrondslagen nog aanvullende informatie te verstrekken, bijvoorbeeld ten behoeve van minderheidsaandeelhouders, als het bestuur dat van belang acht, zoals over ingehouden winsten of verliezen van deelnemingen.

Vrijdag 28 september 2007

Fiscaal bestuursrecht
Eerste Kamer akkoord met wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving / Eerste Kamer 25 september 2007


Op dinsdag 25 september 2007 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving (nr. 30322).

Staatssecretaris De Jager deed nog enkele toezeggingen aan de Eerste Kamer. Zo zegde hij toe dat hij zeer nauwkeurig zal monitoren hoe de maatregelen betreffende de bankvordering uitpakken. Volgens De Jager gaat de fiscus alleen gebruik maken van de eventuele kredietruimte op gewone betalingsrekeningen bij banken van belastingplichtigen. In het begin zal het vooral om kleine vorderingen gaan. Leenruimte van mensen met een creditcard blijft buiten het bereik van de fiscus. Daarop trok Eerste Kamerlid Essers (CDA) zijn motie in waarin werd gevraagd het leggen van beslag op de kredietruimte thans nog niet in te voeren maar aan te houden in afwachting van het nieuwe faillissements- en insolventierecht.

Verder deelde de staatssecretaris mee dat de Belastingdienst zich strikt gaat houden aan de termijnen genoemd in de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).

Tenslotte beloofde de staatssecretaris na te denken over zwaardere middelen om belastingplichtigen die weigeren te betalen aan te pakken.

Dinsdag 25 september 2007

Vermogensplanning
Uitsluitingsclausule in het testament / 25 september 2007

Ouderen zien geld dat zij nalaten niet graag in de zakken van aangetrouwde kinderen verdwijnen. Dat blijkt uit een onderzoek naar geld en relaties door TNS NIPO, in opdracht van het maandblad voor 50-plussers Plus Magazine onder 1026 mannen en vrouwen.

Uitsluitingsclausule

Veel mensen willen graag dat hun kinderen (of andere erfgenamen) iets van hen erven, maar vinden het geen prettige gedachte dat de (ex-)echtgenoten van hun kinderen (of van andere erfgenamen) bij een eventuele echtscheiding recht hebben op de helft van de erfenis. Dit kan gebeuren als de erfgenaam in algehele gemeenschap van goederen is getrouwd.

Als oplossing hiervoor kan een uitsluitingsclausule in het testament worden opgenomen. In zo'n clausule staat dat hetgeen uit de nalatenschap wordt verkregen en de opbrengsten daarvan niet zullen vallen in enige huwelijksgoederengemeenschap waarin de ontvanger (de verkrijger) gerechtigd mocht zijn of worden. Het resultaat is dat de 'koude kant' (de aangetrouwde kant) geen recht heeft op de helft van de geërfde goederen ingeval van echtscheiding.

Maandag 24 september 2007

Algemeen
Belastingdienst voegt systemen VT en VA samen / 24 september 2007

De fiscus gaat de systemen voor de voorlopige aanslag en de voorlopige teruggaaf samenvoegen. Integratie van deze systemen maakt het op termijn voor ondernemers mogelijk hun gegevens voor de voorlopige aanslag en hun schatting digitaal aan te leveren.

Op dit moment gebruikt de Belastingdienst voor het vaststellen van voorlopige teruggaven (VT) en voorlopige aanslagen (VA) verschillende processen. Dit was noodzakelijk, omdat de grondslagen voor de VT en de VA verschillend zijn. Deze grondslagen worden nu gelijkgetrokken. Dit betekent dat de Belastingdienst beide processen kan samenvoegen, wat leidt tot een procesvereenvoudiging.

Integratie

Met de integratie van de systemen komt de Belastingdienst tegemoet aan de wensen van de belastingconsulenten. Na de integratie is er één werkwijze voor het indienen van nieuwe aanvragen en/of wijzigingen van de voorlopige aanslag en schattingen voor de inkomstenbelasting. Het maakt niet meer uit of sprake is van een positieve of negatieve voorlopige aanslag of het indienen van een schattingsformulier. Er is één formulier beschikbaar.

Daarnaast is er een digitale versie (BAPI) gepland voor de softwareleveranciers en belastingconsulenten. Met deze aanpak komt de Belastingdienst ook tegemoet aan de ondernemers, die hierdoor hun gegevens voor de VA en voor de schatting digitaal kunnen aanleveren. Door deze maatregel is sprake van complexiteitreductie.

Vrijdag 21 september 2007

Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting
Meldingstermijn van wezenlijk belang bij EIA / 21 september 2007

Meldt een ondernemer zijn investeringen te laat bij de belastinginspecteur voor een energie-investeringsaftrek (EIA), dan kan hij fluiten naar de subsidie. Zo leert de volgende zaak die speelde voor de belastingrechter in Haarlem.

Casus

X BV investeert in (1) een energie-efficiënt verlichtingssysteem en (2) HR-glas en HR-isolatie. Ze claimt EIA voor deze investeringen. De inspecteur weigert om EIA toe te kennen, omdat X BV de investeringen niet tijdig heeft aangemeld.

Ad 1.

X BV investeert in een energie-efficiënt verlichtingssysteem. De opdracht voor deze investering, met specificatie naar type, is te vinden in brieven van 17 en 18 december 2001. Op 5 februari 2002 volgt er nog een brief. De EIA-aanvraag komt op 2 mei 2002 binnen bij het bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijvingen.

Ad 2.

X BV investeert, bij de bouw van een pand, in HR-glas en HR-isolatie. Het bouwbedrijf heeft daarvoor in juli 2001 een begroting opgesteld en X geeft op 11 september 2001 opdracht tot de bouw van het pand. De EIA-aanvraag komt op 10 december 2001 binnen bij het bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijvingen. De inspecteur weigert de geclaimde EIA aan X te verlenen omdat de aanvragen te laat zijn binnen gekomen.

Beslissing

Rechtbank Haarlem beslist dat X BV wel recht heeft op EIA voor de HR-investeringen ad 2, maar niet voor de investering in het verlichtingssysteem ad 1. De rechtbank knoopt voor de HR-investeringen aan bij het tijdstip waarop X BV opdracht heeft gegeven tot de bouw van het pand. Volgens de rechtbank is er geen reden om aan te nemen dat X BV de HR-verplichtingen eerder is aangegaan. Dit betekent dat de melding voor de HR-investeringen is gedaan binnen de termijn van drie maanden.

Voor de investering in het verlichtingssysteem knoopt de rechtbank aan bij de brieven van 17 en 18 december 2001, omdat de brief van 5 februari 2002 slechts een opdracht tot meerwerk inhoudt. Dus heeft X BV de melding buiten de meldingstermijn gedaan en heeft zij geen recht op EIA.

EIA

Voor bepaalde investeringen bestaat recht op EIA. De investeringen moeten voorkomen op de zogenoemde energielijst. Deze lijst wordt jaarlijks gepubliceerd en bevat allerlei investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie. Voor de investeringen die op deze lijst staan, heeft de investeerder recht op een aftrek van de winst van 44% van het geïnvesteerde bedrag. De wet stelt voorwaarden aan de aftrek. Zo moet de investering minimaal € 2.100 bedragen en is er een maximum investeringsbedrag.

Termijn

Ook geldt er een termijn waarbinnen men de investering moet melden. De meldingstermijn bedraagt drie maanden. Het aanvangstijdstip van de termijn is afhankelijk van de wijze van investeren: betrekt de ondernemer de investering bij derden of voert hij de investering in eigen beheer uit? Als de ondernemer de investering bij derden betrekt, is doorslaggevend het moment waarop hij verplichtingen aangaat. Gaat het om een investering in eigen beheer, dan knoopt men aan bij het moment waarop de ondernemer de kosten maakt of het bedrijfsmiddel in gebruik neemt.

Let op!

Het recht op EIA gaat verloren gaat als men de driemaandstermijn niet strikt in acht neemt. Een melding kan beter te vroeg dan te laat geschieden.

Woensdag 19 september 2007

Algemeen
Fiscale maatregelen Prinsjesdag 2007 / 18 september 2007

Staatssecretaris De Jager en Minister Bos van Financiën hebben op Prinsjesdag het fiscaal pakket ingediend bij de Tweede kamer. Het fiscaal pakket bestaat dit jaar uit twee wetsvoorstellen: Belastingplan 2008 en Overige fiscale maatregelen 2008. In deze wetsvoorstellen worden de onderstaande maatregelen voorgesteld. Tenzij anders vermeld, is de ingangsdatum 1 januari 2008.

Inkomstenbelasting

Tarief 2008

Box 1

Bel. inkomen uit werk en woning

Tarief 2008

Belasting

1 e schijf

€ 17.579

33,60% (65+: 15,70%)

€ 5905

2 e schijf

€ 14.010

41,85% (65+: 23,95%)

€ 5863

€ 11.768

3 e schijf

€ 22.271

42%

€ 9353

€ 21.121

4 e schijf

Meerdere

52%

Heffingskortingen

  • De algemene heffingskorting wordt in 2008 € 2074 (2007: € 2043).

  • De algemene heffingskorting voor de niet of weinig verdienende partner wordt vanaf 1 januari 2009 in 15 jaar stapsgewijs afgeschaft. Elk jaar wordt 6 2/3% afgeschaft. Partners met kinderen tot en met 5 jaar worden uitgezonderd. Ook geldt een uitzondering voor belastingplichtigen die voor 1 januari 1972 geboren zijn.

  • De arbeidskorting wordt in 2008 maximaal € 1443 (2007: € 1392).

  • De arbeidskorting wordt meer inkomensafhankelijk. In 2009 wordt de arbeidskorting voor belastingplichtigen met een inkomen tot € 40.000 verhoogd met € 32 tot € 1475. Het opbouwtraject wordt verlengd. De arbeidskorting voor belastingplichtigen met een inkomen vanaf € 40.000 wordt met 1,25% afgebouwd.

  • De aanvullende combinatiekorting wordt meer inkomensafhankelijk. Deze loopt op met 3,1% van het inkomen boven de grens van € 4.542. Het maximum wordt geleidelijk verhoogd. De maximale inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting bedraagt € 850 in 2009.

Overige maatregelen

  • Voor ondernemers en resultaatgenieters gaat de bijtelling voor privé-gebruik van de auto van de zaak van de meeste auto's omhoog van 22 naar 25%.

  • De bijtelling voor privé-gebruik van zeer zuinige auto's gaat voor ondernemers en resultaatgenieters omlaag naar 14%. Voorwaarde is dat de CO2-uitstoot voor een dieselauto niet hoger is dan 95 gram per km, voor een auto op benzine niet hoger dan 110 gram per km.

  • De doorschuifregeling bij staking via te conserveren inkomen naar een andere onderneming geldt voortaan ook als de ondernemer de onderneming vrijwillig beëindigt. Nu geldt deze alleen bij beëindiging van de onderneming als direct gevolg van ingrijpen door de overheid.

  • De meewerkaftrek vervalt.

  • Zeeschepen die sleep- en hulpverleningswerkzaamheden verrichten kunnen onder voorwaarden de tonnageregeling benutten (de winst waarover belasting moet worden betaald wordt aan de hand van het nettotonnage van het schip bepaald in plaats van de daadwerkelijk winst).

  • Het plafond van het eigenwoningforfait van € 9150 wordt per 1 januari 2009 losgelaten, waardoor belastingplichtigen met woningen boven € 1.663.636 een hogere bijtelling krijgen. Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde boven € 1.000.000 wordt 2,35%, voor het deel van de waarde dat uitgaat boven € 1.000.000.

  • De standaardpremie en de inkomenafhankelijke bijdrage van de zorgverzekering zijn niet langer aftrekbaar als buitengewone uitgaven.

  • De drempel van de buitengewone uitgavenregeling wordt verlaagd van 11,5% naar 1,65%.

  • Per 1 januari 2009 vervalt de gehele aftrek van buitengewone uitgaven in verband met ziekte, invaliditeit, bevalling, overlijden, arbeidsongeschiktheid en chronische ziekte, ouderdom en adoptie.

Loonbelasting

  • De DGA die enig werknemer is van zijn bv valt buiten de loonheffing, maar wordt belast in de IB. Dit is niet het geval als er andere werknemers in dienst zijn. Peildatum is telkens 1 januari.

  • Voor werknemers gaat de bijtelling voor privé-gebruik van de meeste auto's omhoog van 22 naar 25%.

  • De bijtelling voor privé-gebruik van zeer zuinige auto's gaat voor werknemers omlaag naar 14%. Voorwaarde is dat de uitstoot voor een dieselauto niet hoger is dan 95 gram per km, voor een auto op benzine niet hoger dan 110 gram per km.

  • De omkeerregel voor pensioenen (aanspraken vrijgesteld, uitkeringen belast) is vanaf 1 januari 2009 niet meer van toepassing voor pensioengevend loon boven € 185.000. Bestaande pensioenaanspraken boven € 185.000 van voor 1 januari 2009 blijven gerespecteerd.

  • De doorbetaaldloonregeling wordt herzien en in de wet vastgelegd. De regeling wordt enerzijds uitgebreid en anderzijds scherper geformuleerd. De uitbreiding houdt verband met het buiten de loonbelasting plaatsen van de DGA die enig werknemer is van zijn bv. Voor toepassing van de nieuwe regeling is een beschikking van de inspecteur nodig .

  • Per 1 januari 2009 vervalt de vrijstelling voor vergoedingen van bijzondere ziektekosten .

  • Werknemers kunnen voor 24 maanden onbelast een grotendeels door de overheid gefinancierde vervoerkaart ontvangen. Dit was zes maanden.

  • De toepassing van de jonggehandicaptenkorting in de loonbelasting wordt uitgebreid.

  • De tijdelijke 'loon in, loon over'-regeling wordt ook in 2008 gecontinueerd; deze regeling staat onder voorwaarden toe dat werkgevers het loon dat is uitbetaald in een bepaald tijdvak, toerekenen aan de verstreken loontijdvakken waarop het loon betrekking heeft.

Afdrachtverminderingen

  • Er komt een nieuwe berekeningswijze voor de afdrachtverminderingen met behulp van gegevens uit de polisadministratie.

  • De mededelingsplicht voor de inhoudingsplichtige bij afwijking van S&O-uren (zie Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk) wordt verminderd van maximaal drie naar maximaal één keer per kalenderjaar.

  • De toegestane termijn om een correctie-S&O-verklaring in de aangifte voor de loonheffingen te mogen verwerken, wordt met een aangiftetijdvak verlengd.

  • Het wordt mogelijk om bij nadere regelgeving de inhoudingsplichtige te verplichten tot het elektronisch indienen van een aanvraag en de mededeling.

  • De mededelingstermijn bij de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk in de IB wordt verlengd met een maand in geval van besteding van minder dan 500 uren aan speur- en ontwikkelingswerk.

Vennootschapsbelasting

Tarief

Tot een belastbaar bedrag van € 40.000 geldt het lage tarief vennootschapsbelasting van 20%. Voor belastbare bedragen tussen € 40.000 en € 200.000 geldt een VPB-tarief van 23%.

Overige

Woningcorporaties worden vennootschapsbelastingplichtig met betrekking tot al hun activiteiten.

Dividendbelasting

  • De vrijstelling inkoop eigen aandelen wordt versoepeld. Een inkoop ter zake waarvan regulier dividendbelasting wordt ingehouden wordt niet meer meegeteld bij de beoordeling of de limiet is overschreden. De sanctie bij overtreding van de limiet is alleen van toepassing voor zover sprake is van een overschrijding.

  • Er komt voor fiscale beleggingsinstellingen een afdrachtvermindering binnen de dividendbelasting. Deze komt in plaats van de huidige teruggaafregeling . Een beleggingsinstelling mag op de door haar af te dragen dividendbelasting een vermindering toepassen ter grootte van de dividendbelasting en de buitenlandse bronbelasting die ten laste van haar is ingehouden.

Omzetbelasting

Tarief

  • Het algemene btw-tarief blijft vooralsnog 19%. Wel wordt een verhoging van het algemene btw-tarief per 1 januari 2009 aangekondigd in de Miljoenennota.

  • Voor kermissen en andere attracties als bioscopen, dierentuinen, pretparken en sportaccommodaties blijft het verlaagde btw-tarief van 6% gelden.

  • De regeling van het nultarief voor het internationale luchtvervoer wordt aangepast.

Vrijstellingen

Beroepsbeoefenaren zijn voortaan alleen vrijgesteld van omzetbelasting voor het verrichten van medische diensten, als het doel is de bescherming van de gezondheid en de diensten worden verricht door iemand die hiervoor een gerichte opleiding heeft. Dit geldt ook voor psychologen. Ook leveringen van tandprothesen zijn alleen nog vrijgesteld als deze worden verricht door tandartsen of tandtechnici.

Overdrachtsbelasting

  • Constructies waarbij belastingplichtigen door het uitgeven van verschillende soorten aandelen overdrachtsbelasting proberen te ontgaan, worden bestreden. Het gaat om verkrijgers van aandelen in rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen, waarvan de bezittingen voor het grootste deel bestaan uit onroerende zaken. Het belang wordt voortaan economisch/materieel bepaald in plaats van juridisch/formeel.

  • De verkrijging van natuurgrond die wordt gebruikt voor behoud en ontwikkeling van natuur en landschap wordt vrijgesteld

Fiscaal bestuursrecht

  • De systemen die de Belastingdienst gebruikt voor de voorlopige aanslag en de voorlopige teruggaaf worden geïntegreerd. De grondslagen die gelden voor voorlopige teruggaven en andere (negatieve of positieve) voorlopige aanslagen worden gelijkgetrokken.

  • Er worden enkele wijzigingen aangebracht in het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving (30322). Volgens de staatssecretaris betreft het enkele technische omissies.

  • De rechtsbescherming bij de inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt verbeterd.

  • Er komen enkele aanpassingen bij de registratie van akten in verband met het registreren van digitaal aangeboden akten.

BPM, MRB en BZM

  • De komende vijf jaar wordt de BPM met jaarlijks 5% verlaagd.

  • De motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt de komende vijf jaar verhoogd met ruwweg 7,2%. Bestelauto's voor gehandicapten zijn uitgezonderd van de verhoging.

  • De MRB wordt per 1 februari 2008 gehalveerd voor benzineauto's met een CO2-uitstoot van maximaal 110 gram per km en dieselauto's met een uitstoot van maximaal 95 gram per km.

  • In de BPM gaat de korting (bonus) voor zeer energiezuinige auto's (label A) omhoog van € 1000 naar € 1400. De toeslag (malus) van zeer onzuinige auto's (label G) wordt verhoogd van € 540 naar € 1600.

  • Voor zeer onzuinige auto's wordt een CO²-toeslag ingevoerd. Bestelauto's zijn uitgezonderd.

  • Dieselauto's met een fijnstof-uitstoot van 0 mg/km krijgen per 1 februari 2008 een BPM-korting van € 1000. Met elke mg/km zal de korting met € 200 afnemen. Vanaf 6 mg/km betekent dit een toeslag van € 200. De maximale toeslag op de aanschaf is € 4000.

  • De in de wet geregelde automatische maandincasso MRB vrachtauto's wordt niet per 1 januari 2008 ingevoerd, maar uitgesteld.

  • Het papieren Eurovignet voor belasting op zware motorrijtuigen vervalt een op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip .

Milieuheffingen

  • Er komt per 1 juli 2008 een nieuwe belasting op vliegtickets: de vliegbelasting. Deze wordt opgelegd per vertrekkende passagier en geheven van de luchthavenexploitant. Het tarief bedraagt € 11,25 voor EU-landen of afstanden tot 2500 km. Voor langere afstanden is de belasting € 45.

  • Er komt een nieuwe belasting op verpakkingen: de verpakkingenbelasting. Er worden zeven verpakkingsmaterialen onderscheiden, elk met een eigen tarief. Dit zijn: glas; aluminium; andere metalen; kunststof; papier en karton; hout en overige materiaalsoorten. Belastingplichtigen die per jaar minder dan 15.000 kilo verpakkingsmateriaal op de markt brengen, zijn vrijgesteld. De overige bedrijven betalen pas verpakkingenbelasting vanaf 15.000 kilo.

  • De spoelwatervrijstelling in de grondwaterbelasting vervalt.

  • De verleggingsregeling belastingplicht energiebelasting wordt afgeschaft.

  • Het tarief afvalstoffenbelasting voor shredderafval wordt aangepast.

Overige maatregelen

  • Er komt een aanwijzingsbevoegdheid voor buitenlandse algemeen nut beogende instellingen (ANBI's). Dit in vervolg op de reeds voorziene wetswijzigingen betreffende de giftenaftrek in de IB, de VPB en de vrijstellingen in het successie- en schenkingsrecht.

  • Kansspelautomaten worden per 1 januari 2009 onder de kansspelbelasting gebracht. Het omzetbelastingregime is hierop niet langer van toepassing.

  • De vrijstelling kansspelbelasting op prijsvragen wordt uitgebreid.

  • Accijnzen op sigaretten en shag worden per 1 juli 2008 verhoogd.

  • Accijnzen op bier worden per 1 januari 2009 verhoogd.

  • De accijns op diesel wordt per 1 juli 2008 verhoogd met 3 cent per liter en met 1 cent per liter op 1 juli 2009.

  • De accijns op LPG wordt per 1 juli 2008 verhoogd met 1,5 cent per liter en met 1 cent per liter op 1 juli 2009.

Dinsdag 18 september 2007

Pensioenwet
Overdracht van pensioenen naar het buitenland / 18 september 2007

Meestal is het mogelijk om pensioenrechten naar het buitenland over te dragen. Een verzoek voor waardeoverdracht naar een instelling die buiten de EU is gevestigd moet het Nederlandse pensioenfonds wel altijd melden aan De Nederlandsche Bank.

Binnen de EU

Waardeoverdracht kan als het gaat om een pensioenuitvoerder, pensioenfonds of verzekeraar, binnen de EU. Het maakt geen verschil of de werknemer gaat werken voor een Nederlandse of buitenlandse werkgever, mits de ensioenuitvoerder in de EU is gevestigd. De werkgever heeft in dat geval hetzelfde recht tot waardeoverdracht als bij de overstap naar een Nederlandse pensioenuitvoerder. De gebruikelijke eisen voor waardeoverdracht zijn van toepassing . Tevens wordt de eis gesteld dat de mogelijkheden voor afkoop na waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van de Pensioenwet.

Buiten de EU

Voor overdracht naar pensioenuitvoerders buiten de EU gelden onder meer de volgende eisen:

  • de buitenlandse instelling of verzekeraar staat onder toezicht van de overheid van dat land.

  • het gaat om een buitenlandse instelling waarvan het vermogen juridisch gescheiden is van de werkgever of een speciale preferentieregeling ten gunste van pensioengerechtigden kent.

Melding aan DNB

Een verzoek voor waardeoverdracht naar een instelling die buiten de EU is gevestigd moet altijd aan de Nederlandsche Bank worden gemeld door het Nederlandse pensioenfonds.

Maandag 17 september 2007

Inkomstenbelasting (winst)/vennootschapsbelasting
Hoge Raad beschermt belastingplichtige bij fiscale verliesverrekening / 17 september 2007

Nu de mogelijkheden tot verliesverrekening per 1 januari 2007 zijn ingeperkt, is het zaak bij verliezen de vinger goed aan de pols te houden. Dat geldt zeker ten aanzien van de belastingjaren tot en met 2006, waarvoor op grond van het overgangsrecht nog de oude regels gelden.

De belastingplichtige weet zich in elk geval behoorlijk beschermd door de Hoge Raad, die zich de afgelopen jaren verschillende keren ten faveure van hem heeft uitgesproken. De Belastingdienst valt een dergelijke behandeling vooralsnog niet ten deel.

Controle

Waar de Hoge Raad de belastingplichtige tracht te beschermen in een onoverzichtelijk geheel van bezwaarmogelijkheden tegen verliesbeschikkingen, acht hij de Belastingdienst klaarblijkelijk wel in staat om zonder ficties de regels van fiscale verliesverrekening correct toe te passen. Voor wat betreft de controle van toegepaste fiscale verliesverrekeningsregels door belastingconsulenten, is het zeker na de laatste wijzigingen waarbij de inspecteur verschillende verliesverrekenings-stelsels naast elkaar moet zien toe te passen, van belang om goed te controleren of met name carry-backbeschikkingen juist tot stand zijn gekomen. Is dat niet het geval, dan moet de nodige actie worden ondernomen om dat te herstellen.

Soepele behandeling

Bezwaren tegen met name de omvang van vastgestelde verliezen en de volgorde van voorwaartse verliesverrekening dienen in beginsel tegen de verliesvaststellings- en de carry-forwardbeschikking zelf te worden gemaakt. De Hoge Raad komt echter niet alleen de belastingplichtige, maar ook diens belastingconsulent met ficties tegemoet, mocht onverhoopt toch enkel tegen de aanslagen zelf bezwaar zijn gemaakt. Bij fictie gaat de Hoge Raad er van uit dat alsdan impliciet bezwaar is gemaakt tegen de verliessvaststellingsbeschikking.

De belastingdienst valt een dergelijke soepele behandeling vooralsnog niet ten deel, bijvoorbeeld het impliciet via een navorderingsaanslag herstellen van een onjuist vastgestelde verliesverrekeningsbeschikking. De belastingdienst dient derhalve de toepasselijke fiscale wetsbepalingen van verliesverrekening exact te volgen om de verliesverrekeningsbeschikking naar het juiste bedrag te kunnen aanpassen.

Fiscaal bestuursrecht
Bezwaarschrift per fax / Staatssecretaris van Financiën 12 september 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van de Tweede Kamerleden Dezentjé Hamming en Van der Burg over de de registratie, verwerking en bewaring van faxverkeer door de Belastingdienst. Hij deelde mede dat het faxkanaal gekwalificeerd wordt als elektronisch kanaal en dat de Belastingdienst dit kanaal niet heeft opengesteld. Als toch een (pro forma) bezwaarschrift per fax ontvangen wordt, dan is dit conform artikel 6:6 Awb een vormverzuim waarbij belanghebbende alsnog in de gelegenheid wordt gesteld zijn bezwaarschrift per post te verzenden. Belanghebbende krijgt een ontvangstbevestiging en de mogelijkheid het verzuim te herstellen. Hij weet dan dat het "transport" van het bericht geslaagd is en dat zijn bezwaarschrift als zodanig door de Belastingdienst is ontvangen. Als belastingplichtige het verzuim herstelt, dan wordt voor de beoordeling van de tijdigheid uitgegaan van het tijdstip van de ontvangst van het bezwaarschrift per fax.

Op de vraag welke stappen de Belastingdienst inmiddels heeft gezet om het mogelijk te maken dat niet alleen aangiften maar ook aanvragen en bezwaarschriften langs elektronische weg kunnen worden ingediend, antwoordt de staatssecretaris dat hij op 8 juni 2007 het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Eén van de onderdelen van dit plan betreft de mogelijkheid van elektronische indiening van bezwaarschriften. Hiervoor zal niet het faxkanaal gebruikt worden.

Donderdag 13 september 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Wetsvoorstel Fiscale onderhoudswet 2007 door Tweede Kamer aangenomen / Tweede Kamer 11 september 2007


De Tweede Kamer heeft op 11 september 2007 het wetsvoorstel Fiscale onderhoudswet 2007 (30943) aangenomen.

De Tweede Kamer bracht zelf nog een wijziging aan. Dit amendement beoogt de gevolgen van het arrest HR 8 september 2006, nr. 41652, BNB 2007/72c te repareren op een andere wijze dan in het wetsvoorstel was opgenomen.

In het jaar van overlijden van de belastingplichtige of zijn partner zal met dit amendement een vrije toerekening niet meer mogelijk zijn van vermogensbestanddelen die tot box 3 behoren. Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen moet altijd worden uitgegaan van de juridische eigendomsverhouding. Ditzelfde zal gelden voor personen die in de loop van het kalenderjaar Nederland verlaten of juist Nederland binnenkomen. Daarnaast bewerkstelligt het amendement dat de tijdsgelange herrekening van het percentage van 4 in box 3 bij belastingplicht gedurende een kalenderjaar, blijft bestaan

Woensdag 12 september 2007

Inkomstenbelasting (niet winst)
Hof vernietigt emigratieheffing dga / 12 september 2007

Het gerechtshof in Arnhem is van oordeel dat het Nederlandse systeem van de conserverende aanslag ten tijde dat deze werd opgelegd aan een emigrerende directeur-grootaandeelhouder (1999) onverenigbaar was met het gemeenschapsrecht. De opgelegde aanslag kan in zoverre niet in stand blijven.

Het vonnis is van groot belang voor dga's die voor eind december 2004 zijn vertrokken naar het buitenland. Om bij voorbaat een claim te leggen op de waardevermeerdering van de aandelen tot het moment van emigratie legt de fiscus sinds 1 januari 1997 een conserverende aanslag op. Dat moet voorkomen dat dga's in het buitenland belastingvrij of tegen een veel lager tarief dan in Nederland 'cashen' wanneer zij daar hun aandelenbelang verkopen.

Tegen de conserverende aanslag worden al jarenlang procedures gevoerd omdat de maatregel een belemmering zou vormen voor het vrije verkeer van personen, een van de vier Europese basisvrijheden. De fiscus heeft de heffing in december 2004 aangepast na een arrest van het Europese Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het stellen van zekerheden in strijd is met de Europese basisvrijheid van het vrije verkeer van pensonen.

In voorkomende gevallen dient tegen conserverende aanslagen die na dit arrest worden opgelegd bezwaar te worden aangetekend.

Dinsdag 11 september 2007

Bestuursrecht
Integrale kostenvergoeding in bezwaar- en beroepsprocedures / 11 september 2007

De belastingrechter is bevoegd een partij te veroordelen tot het vergoeden van de werkelijk gemaakte kosten in plaats van het toekennen van vaste kostenvergoedingen. Maar dat is alleen mogelijk voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid, waarbij bovendien sprake is van een bijzondere omstandigheid. En de belanghebbende moet de rechter er wel om verzoeken.

Vaak kennen inspecteurs slechts een forfaitaire (lees: lagere) vergoeding toe aan belastingplichtigen die na een kostbare procesgang gelijk hebben gekregen .

Besluit proceskosten bestuursrecht

Het Besluit proceskosten bestuursrecht (BPB) geeft regels over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de berekening van de vergoeding.

De belangrijkste te vergoeden kosten zijn de kosten van rechtsbijstand. De berekening van de vergoeding van kosten van rechtsbijstand gebeurt aan de hand van in het BPB opgenomen, karige forfaits. In fiscale zaken zijn de forfaitaire vergoedingen half zo hoog als in 'gewone' bestuursrechtelijke zaken en daar is het ook al geen vetpot.

Werkelijke kosten

Als sprake is van bijzondere omstandigheden kan het orgaan dat over de vergoeding beslist (in bezwaar: de inspecteur; in beroep: de rechtbank) van de forfaits afwijken. Dat geeft ruimte voor vergoeding van (een deel van) de werkelijke kosten. Van bijzondere omstandigheden is sprake als het bestuursorgaan (lees: de inspecteur of de ontvanger) het verwijt treft dat hij 'tegen beter weten in' een besluit neemt ( in fiscale zaken is dit besluit vaak een belastingaanslag) of een uitspraak op bezwaar doet. 'Tegen beter weten in' wil dan zeggen dat het duidelijk is of kan zijn dat het besluit of de uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden.

In welke gevallen?

De belastingrechter is bevoegd een partij te veroordelen in de integrale, daadwerkelijk gemaakte kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

In de fiscale praktijk zijn bezwaar en beroep bekende begrippen. Administratief beroep komt minder voor. Administratief beroep is een rechtsgang waarbij de belanghebbende een beslissing aanvecht bij een hiërarchisch hoger bestuursorgaan dan het orgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen. In het fiscale betekent dit bijvoorbeeld dat de belastingplichtige tegen door de deurwaarder in rekening gebrachte betekeningskosten administratief beroep kan instellen bij de ontvanger.

Casus

X verricht fulltime werkzaamheden voor de onderneming van zijn zoon. Hij ontvangt hiervoor geen vergoeding. Bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting en premie inkomstenbelasting voor 2002 en 2003 telt de inspecteur, in afwijking van de aangiften, € 25.000 bij aan resultaat uit overige werkzaamheden. Daarnaast legt de inspecteur voor beide jaren een vergrijpboete op. De ontvanger stelt de aanslagen direct invorderbaar en legt beslag op de roerende zaken van X. Na bezwaar van X vermindert de inspecteur de aanslagen overeenkomstig de aangiften en vernietigt hij de boetebeschikkingen. In bezwaar verzoekt X om een kostenvergoeding. De inspecteur verstrekt een kostenvergoeding op forfaitaire basis. In beroep verzoekt X om een vergoeding van de werkelijke kosten die verband houden met de bezwaarprocedure. De rechtbank stelt X in het gelijk en kent een proceskostenvergoeding toe van € 17.069.

Invorderbaar en beslag

In het geval van X acht de rechtbank een 'tegen beter weten in'-situatie aanwezig. Het is bij opleggen van de aanslagen en de boetebeschikkingen niet aannemelijk dat deze stand zouden kunnen houden in een daartegen ingestelde procedure. Voor de bijtelling van € 25.000 is op dat moment geen reden. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de inspecteur dan wel de ontvanger onzorgvuldig handelt door de aanslagen direct invorderbaar te verklaren en zaken in beslag te nemen.

Onzorgvuldig

De rechtbank wijst nog op een brief van de inspecteur aan het Ministerie van Financiën met betrekking tot een verzoek om schadevergoeding. Daarin concludeert de inspecteur dat medewerkers van de Belastingdienst onzorgvuldig hebben gehandeld. Zodoende ziet de rechtbank aanleiding voor vergoeding van de werkelijke kosten die X in verband met de bezwaarprocedure heeft gemaakt.

Maandag 10 september 2007

Loonbelasting
Brief inhoudingsvrijstelling dga zorgt voor veel onduidelijkheid / 7 september 2007

Een groot aantal werkgevers heeft onlangs van de Belastingdienst een brief ontvangen over de mogelijke inhoudingsvrijstelling per 1 januari 2008 bij vennootschappen met slechts één of meer niet-verzekerde directeur-grootaandeelhouders op de loonlijst. Deze brief vraagt om verduidelijking.
Als de werkgever een brief heeft ontvangen, moet hij ervoor zorgen dat het formulier 'Opgaaf Loonheffingen Beëindiging inhoudingsplicht' uiterlijk 21 september aanstaande is ontvangen door de Belastingdienst .

Vragen

De brief heeft echter voor de nodige vragen gezorgd. Wat bijvoorbeeld te doen met een werkgever waarbij naast de directeur-grootaandeelhouder een niet-verzekerde echtgenoot op de loonlijst staat? Wat gebeurt er als de brief niet op tijd wordt teruggestuurd? Gebleken is dat bij de Belastingdienst zelf ook diverse onduidelijkheden bestaan en dat zij binnen enkele dagen meer helderheid zal verschaffen.

Wat houdt de doorbetaaldloonregeling precies in?

Vaak verantwoordt de eigen holding-bv het loon van de directeur-grootaandeelhouder voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen en betaalt de werk-bv de premies werknemersverzekeringen. Deze situatie is in de praktijk gegroeid maar wettelijk niet meer mogelijk. Voor 2006 en 2007 kan de situatie nog worden voortgezet, maar per 1 januari 2008 is de eigen holding-bv niet meer inhoudingsplichtig.

Dat betekent dat toepassing van de doorbetaaldloonregeling dan is uitgesloten. In de gebruikelijke concernstructuren zullen managementovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en pensioenovereenkomsten daardoor moeten worden aangepast. De staatssecretaris vindt dit echter niet wenselijk en bereidt een wetswijziging voor op grond waarvan de doorbetaaldloonregeling met ingang van 2008 ook kan worden toegepast in dit soort situaties. Daarbij staat voorop dat de doorbetaaldloonregeling is bedoeld als een praktische regeling die niet tot gevolg kan hebben dat heffingsrechten verloren gaan. Dat geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen.

Informatie

De Belastingdienst gaat in september/oktober 2007 de bovengenoemde brieven sturen aan de (rechts)personen die vermoedelijk te maken krijgen met de inwerkingtreding van de nieuwe regeling, waarbij de betreffende BV's worden uitgenodigd aan te geven of zij op grond van de wetswijziging niet meer inhoudingsplichtig zijn en daardoor dus buiten de loonheffing vallen.

De dga's zullen een brief ontvangen waarin zij worden uitgenodigd aan te geven tot welk bedrag zij een voorlopige aanslag wensen te ontvangen. Ook worden zij daarin geïnformeerd over het stopzetten van hun eventuele automatische voorlopige teruggaven.

Vrijdag 7 september 2007

Inkomstenbelasting (winst)
Levenslooptegoed belastingvrij naar de eigen zaak / 6 september 2007

Werknemers die een eigen bedrijf opzetten, mogen hun levenslooptegoed belastingvrij inbrengen in de eigen zaak, aldus een nog vertrouwelijk beleidsprogramma van het kabinet. Het moet daarmee voor werknemers makkelijker worden een eigen bedrijf te starten. Dat betekent dat een werknemer zo'n twee jaarsalarissen bij elkaar kan sparen als startkapitaal voor het eigen bedrijf.

Wassen neus

Het voorstel lijkt op het eerste gezicht interessant, maar als er wordt doorgerekend betekent het dat startende ondernemers al gauw ruim vijftien jaar moeten hebben gespaard om twee jaarsalarissen te gebruiken voor het starten van een bedrijf. Daarbij komt dat de regeling pas met ingang van 1 januari 2006 van kracht is geworden en jaarlijks niet meer dan 12% van het brutosalaris in de levensloopregeling mag worden gestopt .

Op het eerste gezicht lijkt de regeling nog wel profijtelijk voor werknemers die zijn geboren tussen 1 januari 1950 en 31 december 1954. Zij mogen namelijk wel onbeperkt sparen en kunnen vaak in korte tijd wel twee jaarsalarissen opzijzetten. Blijft de vraag waar zij in die tijd van moeten leven! Kortom, het plannetje van de regering klinkt op papier aantrekkelijker dan in de praktijk.

Mogelijke voordelen voor (oudere) dga

Toch kan de levensloopregeling (financieel) voordeel opleveren voor een directeur-grootaandeelhouder die tussen 1950 en 1955 geboren is. Zij is namelijk zeer geschikt voor de flexibilisering en/of optimalisering van het pensioen. Dit kan zelfs tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd. De levenslooptegoed kan dan immers (zij het onder voorwaarden) worden omgezet in een levenslang ouderdomspensioen

Omzetbelasting
BTW-heffing privé-gebruik bedrijfsgoederen aangepast / 6 september 2007

Begin 2007 is naar aanleiding van het arrest Charles en Charles-Tijmens over BTW-heffing bij privé-gebruik van bedrijfsgoederen een nieuwe bepaling opgenomen in de Uitvoeringsbeschikking bij de Wet omzetbelasting. Om de btw-heffing beter te laten aansluiten bij het werkelijke privé-gebruik is de maatstaf van heffing over het privé-gebruik aangepast en vereenvoudigd.

Heffingsbepaling

De nieuwe heffingsbepaling houdt in dat gratis privé-gebruik van goederen die tot het bedrijfsvermogen behoren (door bijvoorbeeld de ondernemer of zijn personeel) wordt gelijkgesteld met een BTW-belaste dienst als voor die goederen recht op aftrek van belasting is ontstaan.

Maatstaf

De maatstaf van heffing wordt daarbij gesteld op de door de ondernemer voor het privé-gebruik gemaakte uitgaven. In de wet (artikel 5a van de Uitvoeringsbeschikking bij de Wet OB) is aangegeven dat daarvoor drie soorten van kosten in aanmerking moeten worden genomen:

  • de verwervings- of vervaardigingskosten van het privé gebruikte goed,

  • de kosten van onderhoud, verbetering, en dergelijke van dat goed en

  • de kosten met betrekking tot het feitelijke gebruik van het goed,

een en ander voor zover ter zake van die kosten recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de voorbelasting is ontstaan.

De maatstaf van heffing over het privé-gebruik in een bepaalde periode wordt vervolgens berekend door het totaal van de aldus in aanmerking te nemen kosten tijdsevenredig toe te rekenen naar het privé-gebruik.

Problemen bij uitvoering

In de praktijk bleek dat toepassing van dit artikel in een aantal gevallen kan leiden tot een maatstaf van heffing voor het privé-gebruik die sterk afwijkt van de het werkelijke privé-gebruik. De BTW-heffing over het privé-gebruik kan daardoor in die gevallen aanmerkelijk te hoog of te laag uitvallen. Het artikel is daarom aangepast.

Aanpassing

Voor het bepalen van de maatstaf van heffing voor het privé-gebruik van een goed wordt nu volledig uitgegaan van het werkelijke aandeel van het privégebruik in het totale gebruik van het goed. Ook is er is een wijziging doorgevoerd in de regeling voor de aftrek van voorbelasting indien de ondernemer zowel prestaties verricht die recht op aftrek geven als andere prestaties.

Beleidsregels

De ondernemer zal voor de toepassing van de nieuwe regeling van artikel 5a net als in het verleden aantekening moeten houden van het privé-gebruik. De Belastingdienst zal hiervoor in beleidsregels aangeven dat als de ondernemer door bijzondere omstandigheden niet kan beschikken over exacte gebruiksgegevens, hij kan uitgaan van een schatting die het werkelijk gebruik zo goed mogelijk benadert.

Ingangsdatum

De aanpassingen treden op 1 januari 2008 in werking. In een beleidsbesluit zal worden goedgekeurd dat ondernemers desgewenst artikel 5a zoals dat luidt op 1 januari 2008, kunnen toepassen voor het kalenderjaar 2007.

Woensdag 5 september 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Levensverzekering bij BV moeder valt onder terbeschikkingstellingsregeling / Hof Arnhem MK I, 9 juli 2007


X is houder van alle aandelen A BV. In 1991 heeft X een kapitaalverzekering gesloten met A BV. In 2000 heeft X de verzekering overgesloten naar B BV, waarvan X' moeder alle aandelen houdt. Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat er sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 3.92, derde lid, Wet IB 2001. In geschil is de uitspraak van de rechtbank.

Hof Arnhem oordeelt dat er sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen. Anders dan X beweert is er sprake van een levensverzekering en behoudt een levensverzekering dit karakter gedurende haar gehele looptijd. De omstandigheid dat de verzekering is overgesloten brengt hierin geen verandering.

Dinsdag 4 september 2007

Inkomstenbelasting (niet winst)
Negatief resultaat van borgstelling is voor moeder niet aftrekbaar / Rechtbank Breda MK, 13 augustus 2007


Mevrouw X is in gemeenschap gehuwd en zij heeft er in toegestemd dat haar echtgenoot zich in 1997 en 1998 borg heeft gesteld voor de schulden van een bv, waar haar zoon een aanmerkelijk belang in heeft. Voor de borgstelling is geen vergoeding bedongen en ook niet ontvangen. In 2001 wordt haar echtgenoot aangesproken voor de schulden van de bv. In geschil is of de helft van de in 2003 betaalde kosten aftrekbaar is in box I wegens het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen. De andere helft is door haar echtgenoot afgetrokken (zie 05/5150).

Rechtbank Breda oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet bedingen van een vergoeding in de onderhavige situatie ongebruikelijk is. Er is daarom geen sprake van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Met de TBS-regeling is voorts niet beoogd om het negatieve resultaat van transacties zonder enige kans op een positief resultaat als aftrekpost toe te laten. X heeft de kosten dus ten onrechte afgetrokken. Het beroep van X is in zoverre ongegrond.

Vrijdag 31 augustus 2007

Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
Wat te doen tegen omkering bewijslast? / 30 augustus 2007

Een procedure waarin een belastingplichtige op achterstand staat doordat een omkering van de bewijslast aangewezen is, is niet per definitie verloren. De belastingplichtige of procesgemachtige moet zich actief opstellen in de zaak.

Vrije bewijsleer

Zoals iedereen waarschijnlijk al weet, kennen we in het belastingrecht de zogenoemde vrije bewijsleer. Zeer globaal wil dat zeggen dat de rechter dát bewezen kan vinden wat hij aannemelijk acht. In beginsel is er geen vooropgezet stelsel van welke partij wat moet bewijzen. Uitgangspunt is wel dat de Belastingdienst afwijkingen van een aangifte in beginsel aannemelijk moet maken, de belastingplichtige moet zijn aftrekposten aannemelijk maken en voorts moet iedere procespartij de eigen van het gebruikelijke afwijkende stellingen kunnen staven. Bewijs kan worden geleverd door middel van vermoedens, mits die vermoedens maar terug te voeren zijn op feiten uit het dossier. Tot zover deze vrije bewijsleer.

Omkering en verzwaring bewijslast

Heeft een belastingplichtige niet voldaan aan zijn verplichting de Belastingdienst genoegzaam te informeren, danwel is de aangifte niet tijdig gedaan of aannemelijk onjuist, dan schrijft de wet voor dat de bewijslast die in beginsel op de Belastingdienst lag, wordt verschoven naar de belastingplichtige. Afgezien van de verschuiving, wordt de bewijslast ook nog verzwaard: volstaat in eerste instantie aannemelijk maken , bij een omkering dient te worden aangetoond.

Lees het artikel in de bijlage hoe de auteur zijn vermoedens beschrijft dat de Belastingdienst graag koerst op constatering van voldoende gebreken in de administratie waardoor de fiscus de bewijslast kan omkeren. Ook doet de auteur tips van de hand om een zaak, waarbij de belastingplichtige de zware bewijslast op zijn schouders heeft, toch succesvol af te sluiten.

Donderdag 30 augustus 2007

Loonbelasting
Onbelaste verstrekking smartphone en blackberry bij meer dan 10% zakelijk gebruik / Staatssecretaris van Financiën 22 augustus 2007


De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit van 9 februari 2007, nr. CPP2007/284M (BNB 2007/137, V-N 2007/12.17) geactualiseerd. Dit vraag-en-antwoord-besluit bevat standpunten over de fiscale duiding van arbeidsvoorwaarden. In deze nieuwe versie van het besluit is een onderdeel opgenomen waarin het standpunt over de mobiele telefoon en dergelijke communicatiemiddelen wordt verduidelijkt. Uit deze verduidelijking blijkt dat de smartphone en blackberry onbelast door werkgevers aan werknemers kunnen worden verstrekt als deze meer dan 10% zakelijk worden gebruikt. De Belastingdienst ging er tot op heden vanuit dat deze apparaten onder het regime voor computers en andere apparatuur vielen. Deze apparaten mogen echter pas onbelast worden vergoed of verstrekt bij zakelijk gebruik van 90% of meer. Door de verduidelijking behoren de smartphone en blackberry tot de categorie communicatie middelen. Pocket-PC's, mini-notebooks en navigatie-apparatuur vallen niet onder het begrip communicatiemiddelen. Zij vallen onder de regeling voor computers e.d.


Algemeen
Burgerservicenummer vervangt sociaal-fiscaalnummer / Staatsblad 21 juli 2007


De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (wetsvoorstel 30312) is in het Staatsblad geplaatst. Deze wet introduceert het burgerservicenummer (BSN) voor de klantcontacten tussen burger en overheid waarbij het gebruik van een persoonsnummer nodig is ten behoeve van eenduidige identificatie en registratie van personen en voor de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties onderling. Dit algemene persoonsnummer treedt in de plaats van het sociaal-fiscaalnummer (sofinummer). De wet beoogt het optreden van de overheid daadkrachtiger, doelmatiger en tegelijkertijd klantgerichter en beter controleerbaar te maken.

De wet treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking.

Woensdag 29 augustus 2007

Inkomstenbelasting/niet winst
Afroommethode verhoogt gebruikelijk loon directeur-grootaandeelhouder / 27 augustus 2007

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) wordt voor de loon- en inkomstenbelasting geacht ten minste een bepaald bedrag aan salaris te ontvangen van zijn eigen BV. De hoogte van dit gebruikelijk loon mag ook worden bepaald naar hetgeen de vennootschap vanuit haar opbrengsten kan dragen. Toepassing van deze zogeheten afroommethode kan het loon van de dga echter ook fiks verhogen.

Twee invalshoeken

Voor de gebruikelijkloonregeling kunnen twee invalshoeken worden gekozen:

  1. Perspectief vanuit de werknemer. Hierbij staat de vraag centraal welk loonniveau gebruikelijk is voor soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt.

  2. Perspectief vanuit de vennootschap. Vanuit de opbrengsten van de vennootschap wordt teruggerekend welk salarisniveau een vennootschap kan dragen. Deze methode wordt de afroommethode genoemd.

Afroommethode

De afroommethode is toepasbaar in situaties waarin de persoonlijke kwaliteiten van de werknemer doorslaggevend zijn voor de opbrengsten van de BV, zoals bij vrije beroepsbeoefenaren veelal het geval is. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 september 2004 deze methode voor het eerst toegepast en daarbij belangrijke lijnen uitgezet. Ook de rechter in Breda heeft nu een uitspraak gedaan over de gebruikelijkloonregeling met toepassing van de afroommethode.

Casus

Een BV had in 2001 een omzet van € 245.041, die volledig bestond uit een managementfee voor werkzaamheden die de dga had verricht. De dga had een belastbaar loon aangegeven van € 40.840. De inspecteur vond het aangegeven loon te laag en was van mening dat de afroommethode voor de gebruikelijkloonregeling van toepassing was. Op basis van de berekening die de Hoge Raad in het eerdergenoemde arrest had toegepast had de inspecteur het gebruikelijke loon vastgesteld op € 150.000.

De rechter kon zich vinden in de berekening van de inspecteur en stelde hem in het gelijk. De uitspraak maakt niet duidelijk waaruit de kosten bestaan die aan de opbrengst kunnen worden toegerekend en hoe de opbouw daarvan is. Voor het correct kunnen toepassen van de afroommethode is dit essentieel.

Toerekening kosten

Overigens is in de wet bepaald dat het in aanmerking te nemen gebruikelijke loon niet meer in belangrijke mate (30%) afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Als ervan uit wordt gegaan dat de inspecteur en de rechter deze rechtsregel hebben toegepast bij de berekening van het gecorrigeerde gebruikelijk loon voor de dga op basis van de afroommethode, zou dit betekenen dat de toerekenbare kosten waren vastgesteld op € 30.756.

De opbrengsten van de BV van € 245.041 verminderd met de berekende kosten € 30.756 leidt tot een herberekend gebruikelijk loon van € 214.285. Op basis van genoemde wettelijke bepaling, welke ook door de Hoge Raad in zijn arrest uit 2004 op deze manier werd toegepast, moet het gecorrigeerde gebruikelijke loon dan worden gesteld op 70% van dit gebruikelijke loon van € 214.285, zijnde € 150.000.

Uitspraak: Rechtbank Breda, 23 juli 2007, nr. 06/1231 (gepubliceerd 7 augustus 2007).

Dinsdag 28 augustus 2007

Successiewet
Fictie 180-regeling geldt ook als begiftigde later geen erfgenaam is / Rechtbank Arnhem MK 20 augustus 2007


Rechtbank Arnhem heeft onlangs geoordeeld dat de fictiebepaling van art. 12 SW 1956 niet alleen geldt als sprake is van een schenking gevolgd door een verkrijging in de hoedanigheid van erfgenaam. Deze fictiebepaling houdt in dat alles wat binnen 180 dagen voor het overlijden voorafgegaan is geschonken door een erflater, die op het moent van overlijden binnen het Rijk woonde, wordt geacht verkregen te zijn krachtens erfrecht.

De casus was als volgt.

Mevrouw X heeft op 27 april 2004 een schenking ontvangen van een oom, de heer A. De schenking bedroeg € 1.318.891. A woonde van 23 december 1974 tot 11 mei 2004 in België. A is overleden op 19 mei 2004 en woonde tot zijn overlijden bij een zuster in Nederland. Hij heeft zijn zuster tot enig ergenaam benoemd. In geschil is of terecht een aanslag successierecht opgelegd aan X van € 824.765. X stelt dat zij geen erfgenaam van A is en dat daarom de 180-dagenregeling van art. 12 SW 1956 niet op haar van toepassing is.

Het doet er ook niet toe dat A ten tijde van de schenking niet in Nederland woonde (zie HR 25 september 1996, 31 557, BNB 1996/377). Tariefgroep III is ook niet in strijd het IVBPR of het EVRM. De wetgever kon het onderhavige tarief gelijk stellen met verkrijgingen door willekeurige derden. Het beroep van X is ongegrond.

Vrijdag 24 augustus 2007

Inkomstenbelasting
Rechter schrapt beperkte aftrek zakelijke lasten werkruimte in privé-woning / 21 augustus 2007

Onlangs heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat de Wet inkomstenbelasting 2001 per 1 januari 2005 tussen ondernemers ten onrechte een onderscheid maakt wat betreft de aftrek van zakelijke lasten van een werkruimte in enerzijds een privé-woning en anderzijds een huurwoning.

Een huurder kan voor de zakelijke werkruimte een evenredig deel van de huurprijs en een evenredig deel van de huurderslasten (waaronder de kosten van water en energie) als zakelijke last in aanmerking nemen. Volgens de wet mag een eigenaar-bewoner alleen een genormeerde (meer beperkte) aftrek van de kosten van een zakelijke werkruimte in aanmerking nemen, namelijk het voordeel uit sparen en beleggen over de waarde van de ruimte.

Hof Den Bosch gaf aan geen rechtvaardiging te zien voor dit onderscheid. Het verleende een ondernemer met een eigen woning, die tot het privé-vermogen behoorde, voor het jaar 2002 een ruimere aftrek dan de wettelijk genormeerde aftrek.

Boitelle Belastingadviseurs kan u melden dat de discussie over deze problematiek voorduurt. Inmiddels loopt voor de Hoge Raad namelijk een soortgelijke procedure. (Hof Den Bosch, 28-6-2007, nr. 06/00203, gepubliceerd 17-8-2007).

Donderdag 23 augustus 2007

Omzetbelasting
Btw geannuleerde order mogelijk kwijtgescholden / 21 augustus 2007

Bedrijven hoeven binnenkort wellicht geen btw meer af te dragen over aanbetalingen voor orders die worden afgezegd. Dat volgt uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie vorige maand. Een Frans kuuroord weigerde btw te betalen over aanbetalingen van klanten die onverwacht wegbleven en werd door de rechter in Luxemburg in het gelijk gesteld.

Ontbindingsvergoeding

Volgens het hof moet het behouden voorschot worden beschouwd als een ontbindingsvergoeding ter compensatie van de schade die wordt geleden als gevolg van de annulering door de klant. Noch de betaling van het voorschot, noch het behouden daarvan is belast met btw.

Alle branches

Het ministerie van Financiën moet nu besluiten of de uitspraak ook voor alle branches in Nederland geldt. De uitspraak kan positieve gevolgen hebben voor bedrijfstakken waar veel aanbetaald wordt, zoals bijvoorbeeld de reiswereld en meubelwinkels, zei fiscalist Jurgen Warmerdam van MKB Nederland maandag. De maatregel kan de schatkist jaarlijks 100 miljoen euro schelen.

MKB Nederland vindt dat deze uitspraak moet gelden voor alle branches. Mocht het ministerie een ander standpunt innemen, dan is het wachten tot een ondernemer een proefproces begint, aldus MKB Nederland.

Woensdag 22 augustus 2007

Successsierecht /
Vermogensbeheer
Belangrijke termijnen in het erfrecht / 22 augustus 2007


Erfgenamen kunnen in tal van situaties actie ondernemen om van de wettelijke ver­deling af te wijken. Die acties moeten dan wel binnen in de wet bepaalde termijnen zijn genomen. Bij het uitblijven van die acties geldt de wettelijke regeling. Voorbeelden van belangrijke termijnen staan hieronder vermeld:

Situatie

Actie

Termijn

De achterblijvende echtgenoot kan in afwijking van de wettelijke verdeling besluiten dat bijvoorbeeld een (vakantie)huis of grond op naam van de kinderen gezet moet worden.

De wettelijke verdeling wordt bij notariële akte ongedaan gemaakt en een afschrift van deze akte wordt ingeschreven in het boedelregister.

De beslissing moet binnen 3 maanden bij notariële akte vastgelegd zijn en ingeschreven zijn in het boedelregister.

Als de overledene wel een testament had en daarin het huis of de inboedel aan anderen nalaat, dan kan de achterblijvende echtgenoot eisen dat hij of zij in het huis mag blijven wonen en de inboedel mag gebruiken.

Deze eis moet binnen zes maanden na het overlijden aan de (andere) erfgenamen zijn overgebracht.

De overledene is gehuwd of ongehuwd en heeft geen kinderen. In het testament is een executeur benoemd.

De executeur moet een beschrijving maken van alle bezittingen en schulden in de nalatenschap.

"Bekwame spoed" volgens de wet.

De overledene heeft kinderen. In het testament is een bewind ingesteld over het erfdeel van het kind. Het kind is het daarmee niet eens.

Verzetten tegen het testament bij de rechtbank.

Binnen 3 maanden na het overlijden.

Een erfgenaam weet nog niet of hij de erfenis wil aanvaarden, verwerpen of beneficiair aanvaarden.

Informatie inwinnen over de omvang van de nalatenschap.

In principe noemt de wet geen termijn. Echter, belanghebbenden (schuldeisers of de andere erfgenamen) kunnen de kantonrechter verzoeken of deze de erfgenaam een termijn wil stellen waarbinnen hij een keuze moet uitbrengen.

Een van de erfgenamen staat onder curatele of is minderjarig

Beneficiair aanvaarden bij de rechtbank.

Binnen 3 maanden. Als de wettelijke vertegenwoordiger zich niet aan deze termijn houdt, dan is er sprake van een automatische beneficiaire aanvaarding. Bij een nalatenschap met een negatief saldo kan dit mogelijk tot aansprakelijkheid leiden.

   
  Bron notaris.nl  

Dinsdag 21 augustus 2007

Rood staan bij eigen BV kan grote fiscale gevolgen hebben / 20 augustus 2007

Een directeur-grootaandeelhouder die 'rood' staat bij zijn BV en in privé onvoldoende vermogen heeft om zijn schuld in rekeningcourant binnen een redelijke termijn af te lossen, loopt grote fiscale risico's. De opnamen in rekeningcourant kunnen als uitdeling van winst worden aangemerkt, de oudedagsvoorziening kan gevaar lopen en een stamrecht kan als afgekocht worden beschouwd.
Een directeur-grootaandeelhouder kan voor diverse doeleinden geld lenen van zijn BV. Zo'n geldlening moet wel te allen tijde zakelijk worden ingericht. Dat betekent dus ook dat de directeur-grootaandeelhouder zijn aflossingen aan de BV moet kunnen doen. Gebeurt dit niet, dan loopt de BV risico's.

Oudedagsvoorziening

Heeft de BV bijvoorbeeld in eigen beheer een oudedagsvoorziening voor de directeur-grootaandeelhouder gevormd, dan kan de debetstand gezien worden als een afkoop van die oudedagsvoorziening. En dat is fiscaal verre van aantrekkelijk. Een debetstand en onvoldoende privé-vermogen kunnen dus grote fiscale gevolgen hebben. Dit bleek ook in de volgende geval.

Casus

Een gewezen bestuurder had recht op een wachtgelduitkering. In 1999 kocht hij dat recht af voor f 157.500 (€ 71.470); de afkoopsom bracht hij - met toepassing van de stamrechtvrijstelling - onder in een door hem opgerichte BV als koopsom voor een levenslange stamrechtuitkering.
Bij een boekenonderzoek bij de BV bleek dat de directeur-grootaandeelhouder forse opnamen in rekeningcourant had gedaan. Eind 1998 had hij nog een vordering in rekeningcourant van circa € 23.000; eind 2000 was dat omgeslagen in een schuld van bijna € 100.000.

Afkoop stamrecht

Dat vond de inspecteur te gortig: hij ging over tot actie. Allereerst stelde de inspecteur vast dat het gelet op zijn privé-vermogen niet waarschijnlijk was dat hij zijn schuld in rekeningcourant ooit nog kon aflossen. En dat had tot gevolg dat zijn BV de stamrechtverplichting jegens de directeur-grootaandeelhouder niet meer kon nakomen. Hij had door de opnamen in rekeningcourant in wezen zijn stamrecht afgekocht.

De inspecteur corrigeerde het inkomen over 2000 met € 71.470, de op de balans van de BV opgevoerde waarde van de stamrechtverplichting. De directeur-grootaandeelhouder verzette zich tegen die correctie, maar kreeg nul op het rekest.

Ook bij Hof Leeuwarden. Het Hof was het met de inspecteur eens dat de directeur-grootaandeelhouder in privé onvoldoende financieel draagvlak had om zijn schuld in rekeningcourant bij de BV ooit nog te kunnen aflossen. Daardoor was bij de BV de dekking van de stamrechtverplichting teloor gegaan en was het stamrecht in wezen afgekocht. De inspecteur had de waarde van het stamrecht terecht ineens in de belastingheffing betrokken als loon uit vroegere dienstbetrekking.

Uitspraak: Hof Leeuwarden, 4 mei 2007, BK45/05

Maandag 20 augustus 2007

Werkwijze Samenhangende Groep Inhoudingsplichtigen (SGI) / 17 augustus 2007

Met ingang van 1 januari 2006 kan de inspecteur inhoudingsplichtigen, indien zij daartoe gezamenlijk een verzoek hebben ingediend, aanwijzen als een samenhangende groep inhoudingsplichtigen voor de loonbelasting. Hoe gaat dat in zijn werk?

Indien een werknemer binnen een concern van de ene naar de nadere concernmaatschappij verkast, brengt dit veel werk met zich mee. De dienstbetrekking van de werknemer bij de ene maatschappij eindigt en dienstbetrekking bij de andere maatschappij begint. De nieuwe inhoudingsplichtige moet de werknemer als een nieuwe werknemer behandelen en daarbij alle geldende administratieve voorwaarden en verplichtingen in acht nemen.

Met ingang van 1 januari 2006 kent de wet de samenhangende groep inhoudingsplichtigen (SGI). Concerns kunnen de inspecteur vragen om aanwijzing als SGI. Het doel daarvan is het vereenvoudigen van de wijze van aangifte en afdracht van loonbelasting en het verminderen van de administratieve lasten.

Verzoek om aangemerkt te worden als SGI

De inhoudingsplichtigen die een SGI willen vormen, dienen daartoe samen een verzoek te doen. Voor dit verzoek gelden geen specifieke voorwaarden. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De inspecteur kan in deze beschikking nadere voorwaarden stellen.

Contactpersoon

De aanwijzing als SGI verplicht het concern om een contactpersoon aan te wijzen die als aanspreekpunt voor de inspecteur fungeert. De contactpersoon moet structurele wijzigingen binnen het concern aan de inspecteur melden.

Aangifte en afdracht loonbelasting

In verband met de polisadministratie voor de werknemersverzekeringen dient elke inhoudingsplichtige binnen de SGI wél apart aangifte te doen. Zij kunnen de aangiften tegelijkertijd doen, maar dat hoeft niet. Indien de inhoudingsplichtigen de aangiften tegelijkertijd doen, mag de SGI de verschuldigde loonbelasting in één bedrag betalen.

SGI-faciliteiten

Als een werknemer binnen de SGI overgaat van de ene naar een andere inhoudingsplichtige:

  • hoeft de nieuwe inhoudingsplichtige de identiteit van de werknemer niet opnieuw vast te stellen;

  • hoeft de werknemer niet opnieuw de gegevens voor de loonheffingen aan de nieuwe inhoudingsplichtige te verstrekken;

  • hoeft de nieuwe inhoudingsplichtige geen eerstedagsmelding te doen;

  • loopt de spaarloonregeling van de werknemer door ;

  • loopt de beschikking voor extraterritoriale werknemers door (bij gelijkblijvende omstandigheden) ;

  • is bij de toepassing van de tabel bijzondere beloningen het jaarloon het gezamenlijke bedrag van de verschillende dienstverbanden binnen de SGI.

Meer informatie via ons kantoor op telefoonnummer 077-3549565!

Zaterdag 18 augustus 2007

DGA die geen economisch bedrijfsrisico draagt is geen BTW-ondernemer / Rechtbank Arnhem 10 augustus 2007

Rechtbank Arnhem heeft onlangs beslist dat een DGA geen BTW-ondernemer is voor zijn werkzaamheden als zelfstandige.

Belastingplichtige C is enig bestuurder en certificaathouder van D. Deze D houdt alle aandelen in bv B. Bv B houdt de aandelen in bv A, die weer alle aandelen houdt in belanghebbende. Bv A is ook directeur van belanghebbende. C is directeur van bv B. C en bv A sluiten eind 2004 een arbeidsovereenkomst. Begin 2006 sluiten belanghebbende en bv A een managementovereenkomst, waarbij wordt overeengekomen dat C door bv A ter beschikking wordt gesteld aan belanghebbende voor het voeren van het dagelijkse management. Belanghebbende stelt een auto ter beschikking aan C. Belanghebbende vindt dat de correctie van de voorbelasting voor het privé-gebruik van de auto door C niet hoeft te worden doorgevoerd, omdat C ondernemer is voor toepassing van de Wet OB.

Rechtbank Arnhem beslist dat C weliswaar als zelfstandige voor de Wet OB is aan te merken, maar dat dit echter niet ook meteen inhoudt dat hij zelfstandig economische activiteiten verricht als bedoeld in art. 4 Zesde BTW-richtlijn. De rechtbank beslist vervolgens dat de werkzaamheden van C onder het beheer of de vertegenwoordiging van de vennootschappen vallen en dat C voor het optreden als bestuurder en het uitvoeren van zijn werkzaamheden geen economisch bedrijfsrisico draagt. Volgens de rechtbank is C dan ook geen belastingplichtige in de zin van art. 4 Zesde BTW-richtlijn.

Gevolgen van dit arrest

De uitkomst van dit arrest bevestigt de gewijzigde koers van de rechtbanken en hoven dat een DGA niet langer als BTW-ondernemer dient worden beschouwd, in afwijking van het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2002 waarin nog tot BTW-ondernemerschap werd geconcludeerd. Benieuwd wat de Hoge Raad uiteindelijk gaat beslissen!

Vrijdag 17 augustus 2007

De regels over afschrijving op vastgoed op een rij / 15 augustus 2007

De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen over afschrijving op vastgoed, waarin de regels ten aanzien van de basis, de duur en de methodiek van de afschrijvingen bondig worden behandeld en op een rij gezet. Een belangrijk oordeel van de Hoge Raad betreft de bepaling dat geen rekening hoeft te worden gehouden met inflatoire elementen.

Inflatoire elementen

Inflatoire elementen zijn waarschijnlijke, maar nog niet zekere toekomstige waardestijgingen van het bedrijfsmiddel. Ingeval daar rekening mee zou worden gehouden bij de bepaling van de restwaarde, dan zouden via de afschrijving vermogenswinsten naar voren worden gehaald die volgens de regels van de fiscale jaarwinstbepaling (goedkoopmansgebruik) nog niet als gerealiseerd hoeven te worden aangemerkt.

Dat geldt ook voor de bepaling van de restwaarde volgens de zogeheten discounted cash flow methode, die de inspecteur bepleitte. Omdat volgens deze methode rekening wordt gehouden met (waarschijnlijke) stijgende toekomstige huuropbrengsten, wees de Hoge Raad deze af in verband met het inflatoire element.

Afschrijvingsmethodiek

Wat betreft de afschrijvingsmethodiek (lineaire afschrijving versus progressieve afschrijving) is de Hoge Raad van oordeel dat het is toegestaan om de afschrijving te verdelen op basis van nutsprestaties die de investering oplevert, maar daartoe is men niet verplicht. Het standpunt van de staatssecretaris om in een geprognostiseerde toename van het nettorendement een aanleiding te zien voor toepassing van progressieve afschrijving wijst de Hoge Raad dan ook af. Rendement is iets anders dan een nutsprestatie.

Ook de overige door de staatssecretaris aangevoerde cassatiemiddelen haalden het niet. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van Hof Amsterdam met de volgende overwegingen:

  • Binnen het fiscale jaarwinstbegrip hebben afschrijvingen ten doel lasten, die worden opgeroepen door de aanschaffing van zaken die voor het drijven van een onderneming worden gebruikt, te spreiden over de jaren waarin dat gebruik plaatsvindt.

  • Het in totaal voor afschrijving in aanmerking komend bedrag bestaat uit de kosten van de aanschaf van het bedrijfsmiddel plus de kosten van de investeringen in dat bedrijfsmiddel bij de aanschaf, minus de restwaarde.

  • De restwaarde moet schattenderwijs worden bepaald op de waarde die het bedrijfsmiddel bij het einde van het gebruik in elk geval waard zal zijn. Goed koopmansgebruik vereist niet dat hierbij rekening wordt gehouden met waarschijnlijke, maar nog niet zekere toekomstige waardestijgingen van het bedrijfsmiddel - bijvoorbeeld ten gevolge van te verwachten inflatie. Goed koopmansgebruik vereist voorts niet dat de afschrijvingen doorlopend worden aangepast aan verandering van de restwaarde. Maar zodanige aanpassing is wel geboden bij een aanmerkelijke verandering van die waarde, welke redelijkerwijs als blijvend kan worden beschouwd.

  • Bij de bepaling van de afschrijvingsduur moet worden uitgegaan van de objectieve levensduur van het vastgoed en niet van de voorgenomen subjectieve bezitsduur van belanghebbende.

Afschrijving bij onroerende zaken

Indien het bedrijfsmiddel een onroerende zaak is en de grond dienstbaar is aan de opstal, vormen opstal en grond één bedrijfsmiddel. Bij de vaststelling van de restwaarde zal dan de waarde van de grond bij het einde van de gebruiksduur van de opstal moeten worden betrokken. Indien echter de belastingplichtige naar verwachting bij het einde van het gebruik van het gebouw niet door verkoop de waardestijging van de grond zal realiseren, maar de grond dienstbaar zal blijven aan de bedrijfsuitoefening door de belastingplichtige ter plaatse, zal bij de bepaling van de restwaarde geen rekening hoeven te worden gehouden met een eventuele waardestijging van de grond.

Wetswijziging per 1 januari 2007

Van belang is om rekening te houden met de wettelijke afschrijvingsbeperking voor beleggingsvastgoed vanaf 1 januari 2007. Daarop mag niet verder worden afgeschreven dan tot op de WOZ-waarde. De arresten blijven in de toekomst nog van belang voor die gevallen dat de WOZ waarde nog niet is bereikt. Daarnaast zijn de arresten van belang voor degenen die nog over voorgaande jaren met de fiscus in discussie zijn over de fiscale afschrijving.

Uitspraak: Hoge Raad, 10 augustus 2007, nr. 41283.

Donderdag 16 augustus 2007

Omzetbelasting
Recht op teruggaaf van Nederlandse omzetbelasting van binnen/buiten de EU gevestigde reisbureaus / Advocaat-Generaal 28 juni 2007

De Advocaat-Generaal heeft in in reeks conclusies aangegeven wanneer naar zijn mening binnnen of buiten de EU gevestigde reisbureaus recht hebben op teruggaaf van Nederlandse omzetbelasting.

Alle belanghebbenden zijn ofwel binnen ofwel buiten de EU gevestigde reisbureaus die pakketreizen naar Nederland aanbieden. Zij hebbben geen vaste inrichting in Nederland. Belanghebbenden menen recht op teruggaaf van Nederlandse omzetbelasting te hebben. Hof 's-Hertogenbosch stelt alle belanghebbenden in het ongelijk.

De Advocaat-Generaal concludeert dat het recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting zowel afhankelijk is van de mate van aftrekgerechtigdheid in de lidstaat van vestiging als de lidstaat van teruggaaf. Indien er van kan worden uitgegaan dat belanghebbenden in de lidstaat van vestiging geen recht op aftrek van omzetbelasting heeft toerekenbaar aan prestaties die de reizigers rechtstreeks ten goede komen en de in geschil zijnde omzetbelasting betrekking hebben op verrichte prestaties die de reizigers rechtstreeks ten goede komen, dan hebben zij daarom geen recht op teruggaaf van omzetbelasting. Vice versa geldt uiteraard de omgekeerde situatie.

Woensdag 15 augustus 2007

Vennootschapsbelasting
Inkooplast 15 jaar diensttijd is in één keer aftrekbaar / Hof 's-Hertogenbosch MK 28 juni 2007


A treedt op 1 januari 1995 in dienst bij belanghebbende. A houdt de aandelen in belanghebbende. Belanghebbende houdt alle aandelen in bv B, die de helft van de aandelen in bv E houdt. De andere helft van de aandelen is in handen van Q, een broer van A. Eind 1999 besluit belanghebbende om 15 jaar en 5 maanden diensttijd in de pensioenregeling van A in te kopen. De inkoop heeft betrekking op dienstbetrekkingen bij voormalige werkgevers.

Hof 's-Hertogenbosch beslist dat belanghebbende de met de toekenning van pensioen aan A samenhangende kosten van de inkoop van 15 jaar en 5 maanden diensttijd kan aftrekken. Verder beslist het hof dat belanghebbende de kosten in het jaar van toekenning kan aftrekken.

Dinsdag 14 augustus 2007

Inkomstenbelasting
Advocaatkosten bij een arbeidsconflict niet aftrekbaar / 13 augustus 2007


De Hoge Raad heeft in een belastingzaak uitspraak gedaan over de vraag of een werknemer die een conflict heeft met zijn werkgever en die als gevolg daarvan kosten moet maken voor rechtsbijstand van een advocaat, die kosten kan aftrekken als kosten tot behoud van inkomsten uit arbeid.

In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bestond deze mogelijkheid tot aftrek. In de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is deze mogelijkheid geschrapt. Wel is het de werkgever toegestaan om dergelijke kosten belastingvrij aan de werknemer te vergoeden.

Conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad, mr. C.W.M. van Ballegooijen, heeft op 28 november 2006 een conclusie in deze zaak genomen, een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad. Hij stelt zich in dit advies op het standpunt dat het de fiscale wetgever niet past om enerzijds een belastingvrijdom voor de vergoeding van dergelijke kosten toe te laten en anderzijds de aftrek van de kosten uit te sluiten. Hij meent dat die keuze van een redelijke grond ontbloot is en dat de Wet IB 2001 de werknemer die deze kosten heeft discrimineert.

De uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad toetst de regeling in de Wet IB 2001 op dit punt aan het discriminatieverbod dat is neergelegd in internationale verdragen.

De Hoge Raad wijst daarbij eerst op zijn uitspraak van 8 juli 2005, zaaknr. 39870, LJN AQ7212. Daarin is in het algemeen al beslist dat de wetgever zonder schending van die verdragen heeft kunnen kiezen voor een systeem waarin enerzijds werknemers niet meer de mogelijkheid hebben hun werkelijke ter verwerving van hun inkomsten uit dienstbetrekking gemaakte kosten op hun inkomsten in aftrek te brengen, en anderzijds werkgevers dergelijke kosten wel belastingvrij mogen vergoeden.

De Hoge Raad vervolgt dan: ook bij zijn keuze om in het nieuwe wettelijke systeem geen uitzonderingsregeling te creëren voor kosten die een werknemer maakt in verband met een arbeidsconflict met zijn werkgever, heeft de wetgever kunnen menen dat, voor zover die keuze er al toe leidt dat gelijke gevallen verschillend worden behandeld, daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De op dit punt door de wetgever gemaakte keuze is niet van redelijke grond ontbloot, en dient daarom te worden geërbiedigd. Er is niet sprake van een verboden discriminatie.

Gevolg van deze uitspraak

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien tot een aanpassing; in geval van een arbeidsconflict met de werkgever blijven de kosten voor rechtsbijstand door een advocaat niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.

Maandag 13 augustus 2007

Loonbelasting
Gebruikelijk loon voor assurantieadviseur / Rechtbank Breda EK 23 juli 2007

Belanghebbende, X, is directeur-grootaandeelhouder van bv 1 en heeft een aanmerkelijk belang in bv 1 en bv 2. X heeft alle aandelen in bv 1, die op haar beurt 48% van de aandelen houdt in bv 2. X verricht via bv 1 assurantiewerkzaamheden voor bv 2. Bv 2 betaalt bv 1 daartoe een managementfee van € 245.041, waarvan bv 1 aan X € 40.840 als loon kwalificeert. De inspecteur is van mening dat het gebruikelijk loon hoger, op het bedrag van € 150.000 moet worden vast gesteld.

Rechtbank Breda overweegt dat de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld dat in het geval waarin de opbrengsten van de bv (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de directeur - als werknemer van de bv - verrichte arbeid het gebruikelijk loon wordt vastgesteld door de opbrengsten van de bv te verminderen met de hieraan toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen. Nu de van bv 2 ontvangen managementfee volledig toeziet op de werkzaamheden van X voor bv 1, is de managementfee het juiste uitgangspunt. De argumenten van X dat het gebruikelijk loon op het juiste bedrag is vastgesteld omdat het loon boven de wettelijke norm van € 38.118 valt, en hoger is dan het hoogste loon van een werknemer binnen het concern, snijden geen hout. Het argument van X dat een hoger loon niet gebruikelijk is omdat bv 1 een verlieslijdende bv is, verwerpt de rechtbank omdat niet gebleken is dat bv 1 structureel verliezen maakt.


Fiscaal bestuursrecht
Onzorgvuldig handelen van belastingdienst bij opleggen voorlopige aanslag / Nationale Ombudsman 16 juli 2007


Verzoekster, X, klaagt erover dat de belastingdienst in december 2005 de voorlopige aanslag van zijn echtgenote ten onrechte heeft verminderd en ten onrechte heeft gesteld dat X om de aanslag heeft verzocht. Verder klaagt X erover dat de belastingdienst bij de klachtafhandeling heeft volstaan met te verwijzen naar het geautomatiseerde proces bij het opleggen en verminderen van voorlopige aanslagen.

De Nationale ombudsman acht het in strijd met het motiveringsvereiste dat de ongevraagde tweede voorlopige aanslag als standaardtekst vermeldt dat deze op verzoek van de echtgenote van X is vastgesteld. De tweede voorlopige aanslag is automatisch opgelegd nadat het computersysteem van de belastingdienst de (tijdelijke) vermindering van het inkomen van de echtgenote van X in 2004 met 15 á 20% gesignaleerd heeft als 'trendbreuk'. De belastingdienst heeft ten onrechte geweigerd de tweede voorlopige aanslag adequaat ongedaan te maken. De belastingdienst heeft de vermindering pas na indiening van de aangifte over 2005 aangepast. Dit is in strijd met het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen.

Donderdag 9 augustus 2007

Omzetbelasting
Convenant over toepassing verlaagd btw-tarief voor diensten boekhoud- en belastingadviesbureaus aan agrariërs / Belastingdienst 27 juni 2007


De Belastingdienst, VLB (Vereniging van accountants- en belastingadviesbureaus) en SRA (Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten) hebben een convenant gesloten over de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers door boekhoud- en belastingadviesbureaus. Op grond van Tabel I, post b 13, onderdeel c, Wet OB geldt voor de door boekhoud- en belastingadviesbureaus aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers verrichte diensten het verlaagde btw-tarief. In een annex bij het convenant is een lijst met werkzaamheden opgenomen waarvoor het verlaagde tarief geldt. Ten aanzien van de juiste toepassing van het btw-tarief is ook een auditprotocol opgenomen.


Inkomstenbelasting (niet-winst)
Rente geldlening na saldering met ontvangen rente bouwdepot aftrekbaar / Hof Leeuwarden MK I 27 juli 2007


X is een geldlening aangegaan voor de aankoop van een nieuwbouwwoning. Het bedrag van de geldlening is gestort op een bouwdepot. X trekt over het jaar 2002 onder meer de rente af die hij heeft betaald over deze geldlening. In geschil is of de rente die X heeft betaald op (een gedeelte van) de door hem opgenomen hypothecaire lening, volledig kan worden aangemerkt als rente van een schuld die is aangegaan ter verwerving van de eigen woning.

Hof Leeuwarden oordeelt dat de betaalde rente, gesaldeerd met de ontvangen depotrente, aftrekbaar is als eigenwoningrente. De met voormelde casuïstiek samenhangende splitsingsproblematiek aangaande box 1 en box 3 is grotendeels ondervangen door het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 oktober 2003, nr. CPP2003/1983M, VN 2003/59.11. In dit Besluit is goedgekeurd dat de rente en de kosten van de geldlening die is aangegaan in verband met de aanschaf van de eigen woning -onder voorwaarde van saldering van de depotrente met de betaalde rente- leidt tot aftrek van eigenwoningrente in box 1, ook al is de lening nog niet aangewend voor de bouwtermijnen. Dit geldt gedurende twee jaar vanaf het moment van ondertekening van de koop/aanneemovereenkomst.

Woensdag 8 augustus 2007

Geen opzet en dus geen vergrijpboete bij niet-opgeven stakingswinst / Rechtbank Breda MK 12 juli 2007
Wederom een belangrijk arrest over de schuldvraag bij boeten!


Belanghebbenden exploiteren samen een bedrijf in onder meer makelaardij. In 2001 brengen zij de onderneming in een bv in zonder in de aangifte van dat jaar stakingswinst te verantwoorden. In geschil is of de inspecteur belanghebbenden terecht vergrijpboeten heeft opgelegd.

Rechtbank Breda vernietigt de vergrijpboeten omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat er bij belanghebbenden opzet in het spel was. De boekhouder heeft geloofwaardig verklaard dat hij de fout in de aangifte niet had onderkend. Verder heeft de boekhouder aannemelijk gemaakt dat hij bij specifieke problemen doorgaans externe expertise inhuurt, maar zich door onwetendheid niet realiseerde dat dit specifieke probleem in de aangifte zat. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat belanghebbenden aannemelijk hebben gemaakt dat zij zelf over onvoldoende fiscale kennis beschikken om de fiscale gevolgen van de inbreng van hun onderneming te kunnen overzien. Belanghebbenden hebben onzorgvuldig gehandeld door enerzijds de oningevulde aangifte ondertekend aan de boekhouder te sturen en anderzijds het biljet, na invulling niet te hebben gecontroleerd. Omdat deze gang van zaken paste in een reeds jaren gevolgde werkwijze is er hooguit sprake van "grove schuld" en niet van opzet. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbenden gegrond en vernietigt de vergrijpboeten.

Dinsdag 7 augustus 2007

Inkomstenbelasting (Algemeen)
Staatssecretaris versoepelt termijn toerekening inkomensbestanddelen bij partners / Staatssecretaris van Financiën 31 juli 2007


De Staatssecretaris van Financiën keurt - in afwachting van een wetswijziging - goed dat partners de toerekening van hun gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag kunnen wijzigen totdat de aanslagen van beide partners onherroepelijk vast staan. De staatssecretaris stelt hierbij wel de voorwaarde dat als de aanslag van de partner wiens aanslag al onherroepelijk vaststaat te laag is vastgesteld, instemt met het opleggen van een navorderingsaanslag. Als de aanslagen van beide partners al onherroepelijk vaststaan, kunnen partners hun keuze alleen nog maar wijzigen ten aanzien van aanslagen over de kalenderjaren 2005 en volgende. Het besluit werkt terug tot 1 januari 2001.

Maandag 6 augustus 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Commissariaat resultaat uit overige werkzaamheden / Hof Arnhem MK 26 juni 2007


X vervult in 2001 vijf commissariaten, twee daarvan als voorzitter van de raad van commissarissen. Daarnaast is hij nog voorzitter van een Raad van Toezicht van een kliniek. X verdient hiermee een kleine € 200.000. Op deze commissariaatsvergoedingen is loonbelasting ingehouden. X besteedt gemiddeld 20 tot 25 uur per week aan de werkzaamheden, huurt hiervoor een kantoorruimte en maakt gebruik van een eigen secretaresse. X trekt in zijn belastingaangifte over 2001 de huurkosten en salariskosten van de secretaresse af van de ontvangen commissariaatsvergoedingen. De inspecteur weigert de aftrek omdat volgens hem hiervoor een wettelijke grondslag ontbreekt. In geschil is of dit terecht is.

Volgens artikel 2.14 Wet IB 2001 moet het hof achtereenvolgens beoordelen of sprake is van winst uit onderneming, van loon uit dienstbetrekking of van resultaat uit overige werkzaamheden. X loopt te weinig ondernemersrisico. Het enkele gegeven dat de bedrijven waarvan hij commissaris is failliet kunnen gaan, dat deze kunnen wegvallen alsmede het algemene aansprakelijkheidsrisico als commissaris, is zonder nadere onderbouwing te weinig concreet om uit te gaan van winst uit onderneming. Er is geen sprake van een dienstbetrekking omdat een gezagsverhouding ontbreekt. De fictie in de loonbelasting dat de arbeidsverhouding van een commissaris fictief een dienstbetrekking is, werkt door naar de Wet IB 2001. Deze fictie ziet echter niet op de situatie van X, die in wezen diens beroep ervan maakt om tegen aanzienlijke vergoedingen een aantal commissariaten te vervullen, wat een specifieke deskundigheid en zelfstandige organisatie van de werkzaamheden vereist. De opbrengsten van X zijn daarom aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden. X kan de hiermee gemoeide kosten aftrekken van zijn inkomen.

Donderdag 2 augustus 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Vaststelling waarde van aan eigen BV verhuurd pand per 1 januari 2001 / Rechtbank Haarlem MK 10 juli 2007


X is in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw B. X heeft een aanmerkelijk belang in F Beheer BV. Deze BV is enig aandeelhouder van G BV. G BV is in december 2004 failliet verklaard. Vóór haar faillissement was G BV actief in de keukenbranche. De BV oefende haar onderneming uit in het pand dat in 1997 voor rekening van X en zijn echtgenote is gebouwd. Het pand is door hen vanaf 1 januari 1998 aan de BV verhuurd. In geschil is de waarde in het economische verkeer van het pand per 1 januari 2001 en de afschrijvingskosten die X ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden mag brengen.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat bij de waardering van het pand moet worden uitgegaan van de waarde in verhuurde staat, doch dat de huurdersinvesteringen een bestanddeel van het pand zijn geworden. Aangezien de huurder bij het einde van de huur recht heeft op een investeringsvergoeding en tussentijds minder huur heeft betaald, is er wel een waardedrukkend effect. De afschrijvingskosten bedragen 4% van de waarde van het pand. Het beroep van X is deels gegrond.

Woensdag 1 augustus 2007

Geen boete na verkeerd advies belastingadviseur / Rechtbank Breda MK 28 juni 2007
Wederom een belangrijk arrest over de schuldvraag bij boeten!


X exploiteert in vof-verband met zijn echtgenote een bakkerij. In juli 2002 is de onderneming aan een derde verkocht. In september 2002 richten X en zijn echtgenote een BV op. Zij hebben voor de bij de verkoop van de onderneming behaalde stakingswinst een lijfrente van de BV bedongen. In geschil is of de inspecteur de aldus afgetrokken lijfrente-premie terecht middels een navorderingsaanslag en een vergrijpboete van 50% heeft gecorrigeerd. Niet in geschil is dat de premie ten onrechte is afgetrokken.

Rechtbank Breda oordeelt dat X als fiscale leek blind is gevaren op zijn belastingadviseur en dat hem dus geen verwijt treft (zie HR 1 december 2006, nr. 40 518, V-N 2006/62.4 en nr. 40 369, BNB 2007/151). Er is geen bewijs dat X van zijn adviseur heeft begrepen of had behoren te begrijpen dat de aftrek niet was toegestaan. De vergrijpboete is dus ten onrechte opgelegd. De navordering is wel geoorloofd. De aangifte van X maakte een verzorgde indruk. De inspecteur was niet verplicht een nader onderzoek in te stellen. X stelt dus ten onrechte dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt. De inspecteur hoefde voor het regelen van de aangifte ook niet te wachten totdat de BV haar vpb-aangifte over 2002 had gedaan. Het beroep van X is deels gegrond.

Maandag 30 juli 2007

Fiscaal bestuursrecht
Automatiseringsproblemen wet 'Walvis' topje van de ijsberg / Overige instellingen 27 juli 2007


De automatiseringsproblemen met de wet Walvis zijn volgens anonieme bronnen bij de Belastingdienst nog maar het topje van de ijsberg. De huidige problemen betreffen de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en het UWV. Er is de komende jaren een 'optocht van misverstanden en fouten te verwachten' als door automatisering van de loonketen en invoering van de basisregistraties steeds vaker informatie tussen departementen en instanties uitgewisseld moet worden, aldus de insiders. Aanleiding voor deze sombere voorspelling is de gang van zaken rond de automatisering van Walvis van de afgelopen jaren, zo schrijft de Automatisering Gids.

Donderdag 26 juli 2007

Werkgevers moeten loongegevens 2006 opnieuw aanleveren / Belastingdienst 25 juli 2007


De Belastingdienst heeft bekendgemaakt dat een deel van de werknemergegevens over 2006 van Belastingdienst en UWV niet bruikbaar is voor de processen van de Belastingdienst. Zonder die gegevens kan de Belastingdienst grote groepen rechthebbenden geen definitieve toeslag toekennen.

Ook kan de Belastingdienst dan niet de te veel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en premies werknemersverzekeringen terugbetalen. Daarom ziet de Belastingdienst zich genoodzaakt om de loongegevens over 2006 in een aantal gevallen opnieuw te laten aanleveren. Het gaat daarbij om een beperkte set jaargegevens. Welke dit zijn valt te lezen in de Gegevensspecificatie jaaropgaaf 2006. Werkgevers die opnieuw loongegevens moeten aanleveren, krijgen half augustus 2007 een brief met het verzoek om deze gegevens vóór 1 oktober 2007 aan te leveren.


Beschikkingen TBU 2003, 2004 en 2005 verzonden / Belastingdienst 24 juli 2007


De Belastingdienst verstuurt in juli en augustus 2007 de beschikkingen Tegemoetkomingregeling buitengewone uitgaven (TBU). Deze beschikkingen betreffen de belastingjaren 2003, 2004 en 2005.

Mensen die in deze jaren een laag inkomen en ziektekosten of andere buitengewone uitgaven hadden, komen voor deze regeling in aanmerking. Het kan zijn dat en belastingplichtige al eerder een beschikking heeft gekregen over hetzelfde jaar. Maar door een aanpassing in de regeling is het mogelijk dat deze belastingplichtige misschien recht heeft op een hogere tegemoetkoming. In zo'n situatie volgt een nieuwe beschikking.

Maandag 23 juli 2007

Buitenlands trustvermogen minderjarige dochter terecht belast in box 3 / Rechtbank Haarlem 18 december 2006


X en haar minderjarige dochter zijn de erfgenamen van de overleden echtgenoot van X. Het erfdeel van de dochter zit in een Australische trust. Zij kan er in 2008 over beschikken als zij 18 jaar is geworden. In geschil is de aan X opgelegde navorderingsaanslag over 2001. De navordering betreft onder meer het Australische trustvermogen.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat het recht op het trustvermogen een vermogensrecht is en als bezitting tot de rendementsgrondslag gerekend dient te worden. Het maakt niet uit dat X en de dochter geen zeggenschap hebben over het vermogen en dat onzeker is welk bedrag uiteindelijk zal vrijkomen. De navordering is terecht gebaseerd op de Australische bank- en effectenoverzichten, die uitgaan van de waarden in het economische verkeer. Het beroep van X is in zoverre ongegrond.

Vrijdag 20 juli 2007

Fiscaal bestuursrecht
Geautomatiseerde voorlopige aanslagregeling leidt tot aan inspecteur te wijten onrechtmatigheid / Rechtbank 's-Gravenhage 29 juni 2007


Aan X is in november 2005 een voorlopige ib/pvv-aanslag over 2005 opgelegd. Deze is ten onrechte gebaseerd op de gegevens van zijn aangifte over 2004. In de uitspraak op bezwaar is dit erkend en de aanslag is dienovereenkomstig verminderd. In geschil is of X recht heeft op een vergoeding van de kosten die hij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaar.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de voorlopige aanslag over 2005 ten onrechte is gebaseerd op het éénmalige voordeel uit aanmerkelijk belang dat X in 2004 heeft genoten. Door de voorlopige aanslagregeling aldus geheel geautomatiseerd te laten verlopen, is het risico gecreëerd dat de aanslag op een veel te hoog bedrag wordt vastgesteld. Dit is een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Het beroep van X is gegrond. Aan X wordt vervolgens zowel voor het bezwaar als voor het beroep een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend.

Commentaar onzerzijds: indien in uw situatie van toepassing kunnen wij u behulpzaam zijn bij het verkrijgen van een proceskostenvergoeding voor professionele rechtsbijstand om uw aanslag te verlagen!

Donderdag 19 juli 2007

Luxemburg moet rekening houden met negatieve inkomsten niet-ingezetenen voor bepaling IB-tarief / Hof van Justitie EG 18 juli 2007


Het Duitse echtpaar Lakebrink woont in Duitsland. Ze werken allebei in Luxemburg. Verder verhuren ze in Duitsland twee onroerende goederen. Deze verhuur leidt tot een verlies van € 26.080. Voor het jaar 2002 verzoeken ze om gezamenlijk in Luxemburg te worden belast voor de IB. De Luxemburgse fiscus houdt bij de vaststelling van het voor het echtpaar Lakebrink geldende IB-tarief geen rekening met de negatieve inkomsten uit de verhuur. De Luxemburgse rechter vraagt zich af of er sprake is van een bij artikel 39 EG verboden indirecte discriminatie, en stelt een prejudiciële vraag.

Het Hof van Justitie van de EG (HvJ EG) beslist dat de Luxemburgse regeling waarbij met de negatieve inkomsten uit de verhuur van het in Duitsland wonende echtpaar Lakebrink geen rekening wordt gehouden bij de vaststelling van het IB-tarief, terwijl dat wel gebeurt bij een ingezetene van Luxemburg, in strijd is met art. 39 EG-Verdrag. Volgens het HvJ EG is er sprake van een bij art. 39 EG-Verdrag verboden discriminatie.

Woensdag 18 juli 2007

Loonbelasting
Plannen voor toepassing doorbetaaldloonregeling na 1 januari 2008 / Staatssecretaris van Financiën 16 juli 2007


Het besluit van 29 januari 2007, nr. CPP2007/72M, V-N 2007/13.16 bevat goedkeuringen voor de in de praktijk gegroeide maar wettelijk niet meer mogelijke situatie dat de eigen holding-bv het loon van de directeur-grootaandeelhouder voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen verantwoordt en dat de werk-bv de premies werknemersverzekeringen betaalt. Die praktijk kan op grond van dit besluit voor de jaren 2006 en 2007 worden voortgezet. Per 1 januari 2008 is de eigen holding-bv echter niet meer inhoudingsplichtig volgens het dan in werking tredende art. 6, zesde lid, Wet LB 1964. Toepassing van de doorbetaaldloonregeling is dan daarom uitgesloten, hetgeen ertoe kan leiden dat de structuren moeten worden gewijzigd door aanpassing van managementovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en pensioenovereenkomsten.

De Staatssecretaris van Financiën vindt het niet wenselijk dat dergelijke structuren gewijzigd moeten worden. Hij bereidt een wetswijziging voor op grond waarvan de doorbetaaldloonregeling met ingang van 2008 ook kan worden toegepast in de situatie dat genoemd art. 6, zesde lid van toepassing is. Daarbij staat voorop dat de doorbetaaldloonregeling is bedoeld als een praktische regeling die niet tot gevolg kan hebben dat heffingsrechten verloren gaan. Dat geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen.

Dit heeft de bewindsman geantwoord op vragen van het Tweede-Kamerlid Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Dinsdag 17 juli 2007

Internationale zekerheid
Sociale verzekeringsplicht in internationale situaties op een rij gezet / 13 juli 2007

In grensoverschrijdende woon/werksituaties is het soms moeilijk vast te stellen of iemand onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel valt. Voor de premieheffing is de Belastingdienst bevoegd dit vast te stellen, onder meer met toepassing van internationale socialezekerheidsregelingen.
De Belastingdienst is, naast de heffing van premie volksverzekeringen, met ingang van 1 januari 2006 namelijk ook verantwoordelijk voor de heffing van premie werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De heffingen zijn verbonden met de verzekeringsplicht voor de sociale verzekeringen, respectievelijk de plicht tot het afsluiten van een zorgverzekering. De Belastingdienst heeft nu de besluiten over de sociale-verzekeringsplicht in internationale situaties in een nieuw besluit overzichtelijk op een rij gezet.

Het geactualiseerde besluit geeft schematisch aan hoe de verzekeringsplicht verloopt voor verschillende groepen betrokkenen met een grensoverschrijdende woon/werksituatie. Het betreft onder meer:

  • werknemers (al of niet in deeltijd),

  • uitgezonden werknemers,

  • zelfstandige beroepsbeoefenaars,

  • wetenschappers,

  • studenten,

  • zeevarenden,

  • werklozen en

  • gepensioneerden.

Het besluit is op 12 juli in werking getreden. De voorafgaande besluiten vanaf 1986 zijn per dezelfde datum ingetrokken. De actualisering is gedaan naar de stand van de wetgeving per 1 januari 2006.

Maandag 16 juli 2007

Omzetbelasting
BTW-ondernemerschap onder vuur/ Advocaat-Generaal 6 juli 2007

Iemand die op basis van een arbeidsovereenkomst het bestuur verricht van een BV waarvan hijzelf aandeelhouder (al dan niet 100%), kwalificeert volgens Advocaat-Generaal Sharpston van het Europese Hof niet als ondernemer. Dit kan betekenen dat voor veel dga's het BTW-ondernemerschap komt te vervallen.
Sinds het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2002 kwalificeert de directeur-grootaandeelhouder (dga) als ondernemer voor de heffing van BTW, mits hij meer dan 50% van de aandelen bezit van de onderneming waarbij hij op de loonlijst stond. Door dit ondernemerschap hebben veel dga's een beroep gedaan op het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake Charles, zodat zij bijvoorbeeld bij een nieuw woonwerk-pand de volledige voorbelasting konden terugclaimen

Indien het Europese Hof de conclusie volgt, dan vervalt voor veel dga's het BTW-ondernemerschap (met aldus mogelijke gevolgen voor de aftrek van BTW voor van het woonwerk-pand). Ook zullen bestaande fiscale eenheden worden verbroken

Vrijdag 13 juli 2007

Successiewet
Tarief verkrijging door aanstaande en gewezen echtgenoot/partner / Staatssecretaris van Financiën 21 juni 2007


De Staatssecretaris van Financiën publiceert een nieuw besluit over de toepassing van het tarief voor een verkrijging door de aanstaande echtgenoot, de ex-echtgenoot en de ex-partner. Het gaat om een actualisering en samenvoeging van geldend recht. De staatssecretaris benadrukt dat de tegemoetkoming alleen geldt voor het tarief. Een tegemoetkoming voor zowel het tarief als voor de vrijstelling geldt onder voorwaarden alleen bij latere opname in een tehuis.

Daarnaast bevat dit besluit nieuw beleid over de aanstaande partner. De Staatssecretaris van Financiën keurt goed dat tariefgroep I onder voorwaarden ook kan worden toegepast door de aanstaande partner, in een situatie dat erflater en zijn partner een woning hebben gekocht en de duurzame samenleving niet tot stand kan komen door een ernstige ziekte van de erflater, die zich na aankoop van de woning heeft geopenbaard.

De besluiten van 18 september 1989, nr. IB89/767, van 11 december 2002, nr. CPP2002/3127M (V-N 2003/2.29) en van 13 mei 2003, nr. CPP 2003/1096M onderdeel 4 (V-N 2003/29.1.2) zijn hiermee vervallen.

Woensdag 11 juli 2007

Inkomstenbelasting
Wetsvoorstel lijfrentebanksparen / 10 juli 2007

Op initiatief van de kamerleden Depla en Blok is een wetsvoorstel ingediend om het mogelijk te maken fiscaal gefacilieerd een lijfrentevoorziening op te bouwen bij een bank of een beleggingsinstelling. De bedragen die een belastingplichtige op een geblokkeerde lijfrenterekening stort zijn dan onder voorwaarden aftrekbaar voor de heffing van inkomstenbelasting.
Naast fiscaal gefacilieerd sparen voor een lijfrentevoorziening in de opbouwfase wordt het ook mogelijk om een 'bancaire lijfrente' te kopen. Dus ook in de afbouwfase/uitkeringsfase kan een belastingplichtige bij een bank of beleggingsinstelling terecht.

Bovendien bevat het wetsvoorstel de bancaire tegenhanger van de kapitaalverzekering eigen woning (KEW):

  • de spaarrekening eigen woning (SEW); en

  • het beleggingsrecht eigen woning (BEW).

Kern van het Initiatiefwetsvoorstel Depla/Blok

  • Door op een geblokkeerde bankrekening of beleggingsrecht bedragen te storten wordt een lijfrentekapitaal opgebouwd.

  • De wijze van berekening van de (inhaal)jaarruimte voor een bancaire lijfrente wijkt niet af van die voor een lijfrenteverzekering.

  • Het lijfrentekapitaal dat met een geblokkeerde bankrekening of beleggingsrecht wordt opgebouwd wordt gelijk behandeld als het lijfrentekapitaal dat met een lijfrenteverzekering wordt opgebouwd.

  • De blokkering van de spaarrekening of beleggingsrecht duurt tot uiterlijk het 70ste levensjaar..

  • Het geblokkeerde spaartegoed kan:

    • worden gebruikt voor de aankoop van een recht op periodieke uitkeringen bij een verzekeraar; of

    • in termijnen worden uitgekeerd door een bank of beleggingsinstelling. Hierbij gelden nadere voorwaarden.

  • Bij overlijden van de belastingplichtige wordt het tegoed op de geblokkeerde bankrekening of het geblokkeerde beleggingsrecht in termijnen uitgekeerd aan de nabestaanden.

  • Bij afwikkeling in strijd met de voorwaarden (afkoop etc.) worden negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en revisierente in aanmerking genomen

Spaarrekening en beleggingsrecht eigen woning

Voor de SEW/BEW gelden de volgende voorwaarden :

  • De SEW is een rekening bij een kredietinstelling;

  • Het BEW is bij een beheerder van een beleggingsinstelling aangehouden rechten van deelneming in die instelling;

  • De rekeninghouder/ eigenaar van het BEW heeft een eigen woning;

  • De rekeninghouder/ eigenaar van het BEW heeft een eigenwoningschuld;

  • De rekening/het beleggingsrecht is geblokkeerd;

  • De rekening/het beleggingsrecht mag slechts eenmalig worden gedeblokkeerd ter aflossing van de eigenwoningschuld;

  • Er wordt ten minste 15 jaar - of tot het overlijden van de belastingplichtige, zijn echtgenoot of degene met wie duurzaam een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd - jaarlijks een bedrag naar de SEW/BEW overgemaakt;

  • Het hoogste van de in totaal in een (verzekerings)jaar overgemaakte bedragen mag niet meer bedragen dan het tienvoud van de in totaal in een (verzekerings)jaar overgemaakte bedragen (bandbreedte-eis);

  • De op de SEW/BEW genoten inkomsten (= rendement) worden bijgeboekt op de geblokkeerde rekening/het geblokkeerde beleggingsrecht.

Om het lijfrentebanksparen te kunnen financieren wordt de maximum premiegrondslag voor de berekening van de (inhaal)jaarruimte verlaagd met een bedrag van €­47.700. De KEW/SEW/BEW-vrijstelling wordt jaarlijks geindexeerd. De assurantiebelasting wordt verhoogd van 7 naar 7,5%.

Voortgang wetsvoorstel

Het wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede Kamer aangenomenen zal nu ter behandeling worden doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Inhoudelijk kan de Eerste Kamer het wetsvoorstel niet meer wijzigen. De Eerste Kamer kan het wetsvoorstel alleen aannemen of verwerpen. Het is de verwachting dat het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer zal worden aangenomen.

De regering zal binnen zes maanden met een voorstel komen, waarmee voor een individu in één oogopslag duidelijk is hoe hoog de kosten van een hypotheekproduct of een individuele lijfrente - zijn (motie Omtzigt/Tang).

Dinsdag 10 juli 2007

Successiewet
Aanvraagformulier aanwijzing algemeen nut beogende instelling / Ministerie van Financiën 9 juli 2007


De Belastingdienst heeft aanvraagformulieren naar de 18.000 bij de Belastingdienst geregistreerde goede doelenorganisaties gestuurd. Met dit formulier kan de organisatie de aanwijzing als algemeen nut beogende instelling (ANBI) per 1 januari 2008 aanvragen. Na aanvraag worden organisaties door de Belastingdienst beoordeeld en zullen zij een beschikking ontvangen. Met deze beschikking kan een organisatie gebruik maken van de fiscale voordelen voor algemeen nut beogende instellingen, zoals de giftenaftrek en de vrijstelling van successie- en schenkingsrecht.

Er zijn waarschijnlijk nog veel meer instellingen of goede doelenorganisaties die aan de voorwaarden van een ANBI voldoen, maar die niet geregistreerd zijn bij de Belastingdienst. Ook die instellingen moeten vanaf 1 januari 2008 een aanwijzingsbeschikking van de Belastingdienst hebben als zij gebruik willen maken van de fiscale voordelen. Heeft de instelling geen beschikking dan kan er geen gebruik gemaakt worden van de belastingvoordelen. Ook giften aan deze instellingen zijn dan niet meer aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Instellingen die willen worden aangewezen als ANBI kunnen een formulier aanvragen bij de BelastingTelefoon: 0800-0543. De Belastingdienst zal de instellingen die een beschikking hebben ontvangen publiceren op www.belastingdienst.nl.

Dinsdag 3 juli 2007

Fiscaal bestuursrecht / Europees recht
A-G betwijfelt of de twaalfjaarsnavorderings- en beboetingstermijn in grensoverschrijdende gevallen EG-proof is / Advocaat-Generaal 1 juni 2007


De inspecteur baseerde een vragenbrief aan belanghebbende, X, op door België aan Nederland verstrekte afschriften van microfiches met gegevens over rekeningen van Nederlandse inwoners bij een Luxemburgse bank. X verklaarde rekeninghouder te zijn geweest bij KB-Lux en heeft desgevorderd aan de inspecteur schriftelijk gegevens verstrekt over het verloop van die rekening. X bestrijdt de bruikbaarheid voor de boete-oplegging van de afschriften van de microfiches en van de door hem verstrekte gegevens. Hof Amsterdam achtte al deze gegevens bruikbaar.

Advocaat-Generaal Wattel concludeert echter dat doordat X verplicht was de gegevens te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing, deze daarmee onbruikbaar werden voor beboetingsdoeleinden. De fiscus kon hen kennelijk niet anders vergaren dan door medewerking van X, welke onder sanctiedreiging plaatsvond, terwijl duidelijk is dat X zich op zijn zwijgrecht had willen beroepen als de gegevens voor bestraffingsdoeleinden zouden zijn gevorderd. Wattel acht het gebruik voor bewijs van de afschriften van de microfiches daarentegen wel toelaatbaar (zie ook HR 14 november 2006, V-N 2007/2.3). Ter zake van de vraag of de twaalfjaarsnavorderings- en beboetingstermijn voor grensoverschrijdende gevallen EG-proof is stelt A-G Wattel prejudiciële verwijzing naar het Hof van Justitie EG voor.

Maandag 2 juli 2007

Fiscaal bestuursrecht
Fout in verzending voorlopige aanslagen IB en Zvw 2006 / Belastingdienst 28 juni 2007


Op de pas verzonden acceptgiro's bij voorlopige aanslagen Inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet 2006 is ten onrechte de naam van de gemachtigde afgedrukt. Het rekeningnummer is wel juist. Ook is de aanslag verstuurd aan de gemachtigde in plaats van aan de belastingplichtige. Binnen enkele weken ontvangen de betrokkenen een excuusbrief en worden de juist geadresseerde aanslagen en acceptgiro's verstuurd.

Zaterdag 30 juni 2007

Inkomstenbelasting/niet winst
Verlies na afkoop kapitaalverzekering is in IB-sfeer niet aftrekbaar / Hoge Raad 29 juni 2007


X heeft in 2003 een kapitaalverzekering afgekocht. X heeft meer aan premies betaald dan het afkoopbedrag en claimt het verlies als negatief inkomensbestanddeel in zijn IB-aangifte. Rechtbank Leeuwarden oordeelde dat het verlies niet aftrekbaar was. Hof Leeuwarden oordeelde in hoger beroep eveneens dat de zogenaamde saldo-methode alleen ziet op overschotten en dat het verlies dus ten onrechte was opgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. X stelt in cassatie dat door de saldo-methode in feite koerswinst wordt belast en dat een negatief koersresultaat dus ook in aanmerking genomen zou moeten worden.

De Hoge Raad oordeelt dat de wettelijke regeling niet toelaat dat een negatief saldo tot de inkomsten wordt gerekend. De inkomsten begrepen in kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering zijn belastbaar. Die inkomsten worden door de wetgever aangeduid als rente. Dit doet zich voor als de uitkering hoger is dan de premies. De onderhavige uitkering overtreft het totaal aan premies niet, zodat er geen inkomsten zijn die in aanmerking genomen kunnen worden. Het cassatieberoep van X is ongegrond.

Donderdag 28 juni 2007

Fiscaal bestuursrecht
Verbeterde versie loonaangifte 2007 beschikbaar / Belastingdienst 25 juni 2007


Op de website van de Belastingdienst is een verbeterde versie beschikbaar van de aangifte loonheffingen 2007. De verbeterde versie is te downloaden van het beveiligde gedeelte van de internetsite van de Belastingdienst. Met deze versie kunnen inhoudingsplichtigen ook negatieve bedragen en correcties invullen.

Maandag 25 juni 2007

Nederland en Jersey gaan fiscale informatie uitwisselen / Ministerie van Financiën 20 juni 2007


De staatssecretaris van Financiën, Jan Kees de Jager, en de Chief Minister van Jersey, senator Frank Walker, hebben afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie in belastingzaken. Daartoe zijn in Den Haag twee overeenkomsten en een Memorandum van Overeenstemming ondertekend.

Zowel Nederland als Jersey zijn al vele jaren actief in de internationale strijd tegen fraude - financieel, fiscaal of anderszins - en beide landen erkennen elkaars inzet te voldoen aan internationale richtlijnen tegen witwaspraktijken en terrorismefinanciering alsook aan richtlijnen op het gebied van financiële regelgeving. Op grond van het ondertekende informatie-uitwisselingsverdrag zal op verzoek bancaire en overige informatie-uitwisseling plaatsvinden over zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke belastingzaken. De uitwisseling van informatie over strafrechtelijke belastingzaken geldt ook voor gebeurtenissen die plaatsgevonden hebben vóór inwerkingtreding van het verdrag.

Tegelijkertijd met het informatie-uitwisselingsverdrag zijn Nederland en Jersey een overeenkomst over de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling overeengekomen. De deelnemingsvrijstelling is van toepassing voorzover voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld in de Wet VPB 1969.

Tenslotte zijn Nederland en Jersey overeengekomen onderhandelingen voort te zetten over maatregelen ter voorkoming van ongewenste fiscale of andere barrières van discriminerende aard in hun beider nationale belastingsystemen alsook zijn ze overeengekomen dat ze op termijn de intentie hebben de deelresultaten daarvan in een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting op te nemen.

Woensdag 13 juni 2007

Geen tijdsgelange berekening rendement meer in jaar van overlijden / 4 juni 2007

Als een erfgenaam de partner is van de erflater, mag hij/zij kiezen om in het jaar van overlijden aangifte te doen alsof zij voor het gehele jaar partners waren geweest. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad vorig jaar dat de partner het forfaitaire rendement van box 3 naar tijdsgelang mocht berekenen, met als peildatum de datum van overlijden. Dit gaat per 1 januari 2008 veranderen.

In een arrest van 8 september 2006 besliste de Hoge Raad dat bij overlijden van de partner de berekening van het forfaitaire rendement van box 3 naar tijdsgelang mogelijk was, ondanks keuze voor het voljaarspartnerschap. Bij tijdsgelange herrekening over hetzelfde forfaitaire rendement wordt minder belasting geheven vergeleken met de situatie als de samenloop tussen het voljaarspartnerschap en tijdsgelange herrekening niet plaatsvindt.

Aanpassing

De wetgever was hier uiteraard niet gelukkig mee. Hij wil de berekening van het forfaitaire rendement dan ook anders vorm gaan geven indien sprake is van aanvang dan wel beëindiging van belastingplicht gedurende het kalenderjaar.

De tussentijdse peildatum vervalt en ook wordt het percentage van het forfaitaire rendement niet meer naar tijdsgelang herrekend. Deze wijzigingen gelden voor alle situaties waarbij de binnenlandse belastingplicht gedurende het kalenderjaar aanvangt of eindigt (geboorte, immigratie, overlijden en emigratie).

Start of eindigt de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar, dan wordt op dat moment de rendementsgrondslag gesteld op nihil. In aanvulling hierop geldt dat bij overlijden en keuze voor het voljaarspartnerschap het aan de overledene toegerekende vermogen wel volledig in aanmerking wordt genomen.

Nieuwe stituatie

De peildata onder de nieuwe regeling zijn 1 januari en 31 december. De bestanddelen van de rendementsgrondslag mogen nog steeds vrij worden verdeeld over beide partners. Dit betekent dat alle bestanddelen op beide data ook nog steeds aan de overledene mogen worden toegerekend. Nieuw is dat per 31 december ook alle bestanddelen aan de overlevende worden toegerekend en niet meer per datum van overlijden.

Maandag 11 juni 2007

Loonbelasting
Achterwege laten looncorrectieberichten / Staatssecretaris van Financiën 14 mei 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit genomen dat een goedkeuring bevat voor de loonheffingen om in bepaalde gevallen correctieberichten op werknemersniveau achterwege te laten zodat doorwerking naar de polisadministratie dan niet nodig is.

Vanaf 1 januari 2006 heft de Belastingdienst naast de loonheffing ook de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Daartoe dient de werkgever één gecombineerde aangifte in. Deze aangifte is een belangrijke leverancier voor de zogenaamde polisadministratie. De polisadministratie vormt een bron van gegevens over arbeids- en uitkeringsverhoudingen voor verschillende partijen, zoals de Sociale Verzekeringsbank, het UWV en de Belastingdienst. De polisadministratie moet zoveel mogelijk de juiste en actuele gegevens per werknemer per tijdvak bevatten. Door middel van de zogenaamde correctieberichten corrigeert de werkgever onjuistheden of onvolledigheden in de loonaangifte. In bepaalde gevallen zijn correcties op individueel werknemersniveau niet eenvoudig te maken. Het doorvoeren van die correcties gaat dan gepaard met onevenredig hoge kosten voor de werkgever. In de volgende gevallen keurt de Staatssecretaris goed dat een werkgever correctie op werknemersniveau achterwege laat:

  • De inspecteur heft over 2006 of latere jaren loonheffing na via eindheffing

  • Het betreft loonbestanddelen (of tariefsverschillen) die niet of moeilijk individualiseerbaar zijn en die zich daarom in het geval van naheffing van loonheffing zouden lenen voor naheffing via eindheffing.

Aan deze goedkeuring zijn twee voorwaarden verbonden, nl.:

  • De werkgever moet aan de inspecteur aannemelijk maken dat er geen onevenredig nadelige effecten optreden voor de eventuele uitkeringsrechten werknemersverzekeringen van de betrokken werknemers.

  • De werkgever betaalt het bedrag aan premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw, dat hij verschuldigd zou zijn als voor die loonbestanddelen correctie op werknemersniveau zou plaatsvinden. De Belastingdienst legt hiervoor een naheffingsaanslag op.

Vrijdag 8 juni 2007

Europees recht
Nederlandse dividendbelasting volgens AG in strijd met Europees recht / Advocaat Generaal HvJ 7 juni 2007

Belanghebbende, een Portugese vennootschap, houdt 14% van de aandelen in bv D. Op het door bv D aan belanghebbende uitgekeerde dividend wordt 25% dividendbelasting ingehouden. Bv D keert tegelijkertijd ook dividend uit aan het in Nederland gevestigde bv E. Bv E heeft een belang van 66%. In verband met een vrijstelling wordt op het door bv E ontvangen dividend geen dividendbelasting ingehouden (art. 4 Wet DB 1965). Volgens belanghebbende is de inhouding van dividendbelasting in strijd is met het Europese recht. Hof Amsterdam stelt prejudiciële vragen in deze zaak (zie V-N 2005/54.17).

Advocaat-Generaal Mengozzi van het Hof van Justitie EG concludeert dat de Nederlandse dividendbelasting in strijd is met het EG-recht. Volgens de AG is het niet in de haak dat dividenduitkeringen van Nederlandse vennootschappen aan Nederlandse vennootschappen zijn vrijgesteld van bronbelasting en dat er wel een bronbelasting wordt geheven als de dividenduitkeringen worden gedaan aan niet-Nederlandse vennootschappen.

Belgische voorwaarden voor aftrekbaarheid bepaalde pensioenpremies in strijd met EG-recht / Advocaat Generaal HvJ EG 3 oktober 2006


Op grond van de Belgische Wet IB wordt ten aanzien van de aftrekbaarheid van werkgeversbijdragen voor aanvullende pensioen- en overlijdensverzekeringen de voorwaarde gesteld dat de bijdragen worden betaald aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling. Verder stelt de Belgische Wet IB ten aanzien van de belastingvermindering voor langetermijnsparen, die geldt voor persoonlijke bijdragen voor aanvullende pensioen- en overlijdensverzekeringen, dat deze worden betaald aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling. Volgens de Europese Commissie zijn deze voorwaarden in strijd met het EG-recht.

Advocaat-Generaal Stix-Hackl van het Hof van Justitie EG concludeert dat België niet zijn verplichtingen op grond van het EG-recht is nagekomen. Volgens de AG stelt België ten onrechte - voor de aftrekbaarheid van de werkgeversbijdragen voor aanvullende pensioen- en overlijdensverzekeringen - de voorwaarde dat deze bijdragen worden betaald aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling. Verder stelt België volgens de AG ook ten onrechte - voor de belastingvermindering voor langetermijnsparen - die geldt voor persoonlijke bijdragen voor aanvullende pensioen- en overlijdensverzekeringen - de voorwaarde dat deze bijdragen worden betaald aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling

 


Inkomstenbelasting (niet-winst)
Toepassing terbeschikkingstellingsregeling niet in strijd met gelijkheidsbeginsel / Hof Amsterdam 14 januari 2007


X houdt 88,64% van de aandelen C bv. Zijn echtgenote, Z, houdt de overige aandelen. C bv bezit alle aandelen in D bv. X en Z verhuren in het jaar 2001 twee tot hun privé-vermogen behorende terreinen aan D bv. Ook hebben zij in dat jaar een vordering op C bv waarop rente wordt ontvangen. Deze inkomsten worden, zowel bij X als bij Z, in het jaar 2001, in box 1 als resultaat uit een werkzaamheid belast.

In hoger beroep is in geschil of het belasten in box 1 van deze inkomsten leidt tot een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Inkomsten uit vermogensbestanddelen die bij wijze van belegging ter beschikking worden gesteld aan derden zijn in het algemeen belast in box 3. Nu ze ter beschikking worden gesteld aan een verbonden lichaam worden ze aan het ongunstiger regime van box 1 onderworpen.

Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep van X en Z ongegrond. Het hof is het met Rechtbank Haarlem eens dat ter zake van (inkomsten uit) vermogensbestanddelen die bij wijze van belegging ter beschikking zijn gesteld aan een verbonden lichaam in het kader van de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling, geen sprake is van ongeoorloofde discriminatie.


Algemeen
Vereenvoudiging jaarrekeningverplichting kleine rechtspersonen / Ministerraad 1 juni 2007


Kleine rechtspersonen kunnen hun jaarrekening straks voor een belangrijk deel opstellen met behukp van informatie uit de balans en winst- en verliesrekening die zij ook bij de aangifte vennootschapsbelasting gebruiken. De ministerraad heeft ingestemd met een daartoe strekkend wetsvoorstel. Het kabinet streeft ernaar de nieuwe regels van toepassing te laten verklaren op de jaarrekening over het boekjaar 2007.

De verschillen tussen de commerciële en fiscale jaarrekening vloeien vooral voort uit de manier waarop de posten en de winstbepaling worden gewaardeerd en verwerkt. Om de administratieve lasten voor deze bedrijven te verlagen wordt daarom nu excpliciet mogelijk gemaakt dat zij bij het opstellen van hun commerciële jaarrekening kunnen volstaan met waardering van bezittingen en schulden op basis van de fiscale grondslag.

Donderdag 7 juni 2007

Belasting van personenauto's en motorrijwielen
Nieuwe belastingmaatregelen voor milieuvriendelijker autogebruik / Ministerie van Financiën 1 juni 2007


Per 1 januari 2008 wil staatssecretaris Jan Kees de Jager twee belastingmaatregelen invoeren die milieuvriendelijker autogebruik stimuleren. De eerste maatregel is een verhoging van de BPM op onzuinige auto's. Benzineauto's met een uitstoot van meer dan 240 gram CO2 per kilometer en dieselauto's meer dan 200 gram CO2/km (ongeveer 5% van de nieuw verkochte auto's in Nederland) krijgen volgens de plannen een heffing van 80 à 90 euro per extra gram CO2 uitstoot per kilometer. Dat betekent voor sommige onzuinige auto's een extra belasting van duizenden euro's. Daarnaast worden de bedragen van onzuinige labels verhoogd terwijl de zuinige labels iets meer korting krijgen. Voor zuinige auto's kan dit een belastingvoordeel van enkele honderden euro's betekenen. Met deze maatregel wordt 50 miljoen euro BPM extra opgehaald. De extra belastingopbrengst van 150 miljoen euro is conform de afspraken in het coalitieakkoord.

De maatregelen maken onderdeel uit van het door de staatssecretaris De Jager in te dienen Belastingplan, dat behandeld zal worden in de Tweede Kamer.

Dinsdag 5 juni 2007

Brief over gebrekkige aangifte bijleenregeling / Belastingdienst 25 mei 2007


Binnenkort krijgen sommige belastingplichtigen, die het onderdeel bijleenregeling niet of niet volledig hebben ingevuld in de IB-aangifte 2006, een brief met het verzoek om hun aangifte op dat punt te controleren en eventueel aan te passen.

De Belastingdienst besteedt bij de controle van de aangifte inkomstenbelasting 2006 extra aandacht aan de bijleenregeling. Hiervoor gebruikt de Belastingdienst gegevens van het kadaster. De brievenactie van de Belastingdienst is een gevolg van deze extra controle op de bijleenregeling.

Woensdag 16 mei 2007

Europees recht
Databank met belastingen van EU-lidstaten / Europese Commissie 11 mei 2007


De Europese Commissie heeft een databank beschikbaar gesteld met daarin informatie over belastingen van bijna alle EU-lidstaten. In de databank staan gegevens over onder meer de grondslag voor belastingen, de tarieven en de uitzonderingen. Het gaat in totaal om vijfhonderd verschillende belastingen, onder meer om de inkomstenbelasting, winstbelasting en de btw. De informatie is afkomstig van de Ministeries van Financiën. Ierland, Malta, Cyprus en Portugal moeten als enige van de 27 EU-landen hun informatie nog aanleveren.

Het internetadres van de databank is: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxinv/welcome.do

Ondernemingsrecht
Meer ruimte voor inkoop van eigen aandelen NV / 14 mei 2007

Naamloze vennootschappen kunnen binnenkort eigen aandelen ruimer inkopen omdat zij niet langer gebonden zijn aan de maximumgrens van tien procent van het geplaatste kapitaal. Hierdoor krijgen deze ondernemingen meer mogelijkheden hun kapitaal te herstructureren.

Dit staat in een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het gaat om de uitvoering van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 waarin wijzigingen en versoepelingen staan van regels die te maken hebben met de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding en wijziging van hun kapitaal.

Geen accountantsverklaring
Het wetsvoorstel regelt ook dat bij inbreng op aandelen in natura de verplichte accountantsverklaring onder bepaalde voorwaarden achterwege mag blijven. De inbreng wordt dan gewaardeerd op basis van een door een accountant goedgekeurde jaarrekening of een rapport van een erkende deskundige, of aan de hand van de gemiddelde koers van ingebrachte effecten of geldmarktinstrumenten.

Leningen onder voorwaarden
Daarnaast is van belang dat financiële steunverlening aan derden in de vorm van leningen onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan. Deze voorwaarden moeten voorkomen dat de financiële positie van de onderneming onder druk komt als gevolg van de verstrekking van leningen. Nu zijn dergelijke transacties verboden.

Verzetregeling aangepast
Verder wordt de verzetregeling voor schuldeisers bij kapitaalvermindering aangepast. Schuldeisers die vinden dat hun positie te lijden heeft onder de vermindering van kapitaal van de onderneming, zullen voortaan moeten bewijzen dat de voldoening van hun vordering daadwerkelijk in gevaar komt. Voor de praktijk zal naar verwachting de verruiming van de mogelijkheden voor inkoop van eigen aandelen de meeste voordelen opleveren.

Dinsdag 15 mei 2007

Omzetbelasting
Administratieve verplichtingen en factureringsverplichtingen / Staatssecretaris van Financiën 19 april 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd over de administratieve verplichtingen en de factureringsverplichtingen op het gebied van de omzetbelasting. Het besluit bevat ook specifieke bepalingen over de forfaitaire berekeningsmethodes. Dit besluit vervangt en actualiseert het besluit van 12 augustus 2004, nr. CPP2004/1537M. De actualisering is onder meer nodig door wijzigingen in de wetgeving.

Met betrekking tot elektronische facturen staat onder meer het volgende vermeld:

Elektronische verzending is alleen toegestaan als dit expliciet wordt aanvaard door de afnemer. De leverancier legt daarom vast welke afnemers het aanbod tot elektronisch uitreiken van de factuur hebben aanvaard met een eenduidige verwijzing naar de acceptatie. Deze acceptatie behoort tot de administratie. De leverancier moet voorzien in de mogelijkheid voor de afnemer om zijn "elektronische bereikbaarheid" te wijzigen of te beëindigen. Onder het elektronisch verzenden en opslaan van een factuur wordt verstaan de verzending of terbeschikkingstelling aan de ontvanger en de opslag via elektronische apparatuur voor de terbeschikkingstelling aan de ontvanger en de opslag via elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens, waarbij gebruik wordt gemaakt van draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen.

Vrijdag 11 mei 2007

Fiscaal bestuursrecht
Problemen op kantoor gemachtigde niet van belang voor opzet belastingplichtige / Hoge Raad 11 mei 2007
Wederom een belangrijk arrest over de schuldvraag bij boeten!

Belanghebbendes gemachtigde (Q) houdt bij de aangiften IB en LB geen rekening met een tantième van f 30 000 (€ 13 613), dat de a.b.-houder van belanghebbende heeft genoten. De inspecteur legt een naheffingsaanslag LB van f 30 000 (€ 13 613) op aan belanghebbende. Hij legt hierbij een boete van 50% op. Volgens Hof 's-Hertogenbosch heeft de inspecteur de boete terecht opgelegd. Het is volgens het hof aan belanghebbendes opzet te wijten dat de LB over het tantième niet is betaald. Het hof houdt hierbij geen rekening met de problemen op het kantoor van Q.

De Hoge Raad beslist, onder verwijzing naar zijn arrest van 1 december 2006, nr. 40 518 (zie tevens hieronder de uitspraak van Hof 's-Gravenhage op woensdag 9 mei 2007), dat het oordeel van het hof ten aanzien van de boete op een onjuiste rechtsopvatting berust. Volgens dat arrest kan opzet van Q namelijk niet aan belanghebbende worden toegerekend. Als het hof er van uitgegaan is dat bij belanghebbende zelf opzet aanwezig is geweest, is dat volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd. Het hof heeft namelijk niet vastgesteld dat belanghebbende wist dat Q het tantième niet in de aangifte zou meenemen. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem.

Donderdag 10 mei 2007

Uitleg over begrip "werkgeverschap" / Staatssecretaris van Financiën 9 mei 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede-Kamerlid Dezentjé Hamming over de uitleg van de Hoge Raad van het begrip "werkgeverschap". Hij stelt dat de materiële invulling die de Hoge Raad in zijn arresten van 1 december 2006 aan het in belastingverdragen opgenomen begrip "werkgever" heeft gegeven, ertoe zal leiden dat de beloning van een werknemer die tijdelijk vanuit het buitenland in Nederland werkzaamheden verricht, sneller aan de Nederlandse belastingheffing is onderworpen. Met een dergelijke materiële invulling van het begrip "werkgever" zal immers niet snel aan de voorwaarden voor toepassing van de zogenaamde 183-dagenregeling worden voldaan. Verder zal Nederland sneller voorkoming van dubbele belasting moeten verlenen voor de beloning van een werknemer die tijdelijk vanuit Nederland in het buitenland werkzaamheden verricht. Toepassing van die arresten leidt er volgens de Staatssecretaris toe dat er voor werkgevers en werknemers in principe een toename zal plaatsvinden van de administratieve lasten. Hij streeft er echter naar om die lasten zoveel mogelijk te beperken alsook om de toepassing van de arresten zo praktisch mogelijk te laten plaatsvinden.

Woensdag 9 mei 2007

Beperking van de verliesverrekening
Check de carry-back / 3 mei 2007

Met ingang van 2007 zijn de regels voor verliesverrekening gewijzigd. Waar verliezen in de vennootschapsbelasting tot en met 2006 verrekend konden worden met winsten uit de voorafgaande drie jaren, kan dat vanaf 2007 alleen nog met winst uit het voorgaande jaar.

Bij achterwaartse verliesverrekening over de jaren tot en met 2006 is het zaak te controleren of de inspecteur de oude regels heeft toegepast en even zovele carry-backbeschikkingen heeft vastgesteld als er verrekenbare jaren zijn. Heeft de inspecteur onverhoopt alleen het meest recente jaar verrekend, dan kan men alsnog om verrekening van de andere jaren verzoeken. De timing alsmede de motivering van het verzoek kan daarbij van belang zijn.

Fiscaal bestuursrecht
Geen boete als schuld bij accountant ligt / Hof 's-Gravenhage gepubliceerd 25 april 2007

Een vergrijpboete kan worden opgelegd bij opzet dan wel grove schuld. Als het opzettelijke verzuim door de accountant van de belastingplichtige is gedaan, kan volgens het hof geen boete aan de belastingplichtige worden opgelegd.

Overeenkomst
Een belastingplichtige exploiteert een restaurant. Via tussenkomst van zijn accountant wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin een naheffingsaanslag omzetbelasting met boete is opgenomen. Er is overeengekomen dat hij deze bedragen niet ten laste van zijn winst zou brengen. Nadat de inspecteur ontdekt dat dit deels toch is gebeurd, wordt een en ander nagevorderd met een vergrijpboete. In geschil is of die boete terecht is.

Sprake van opzet?
Nadat de rechter had beslist dat de boete onterecht was, ging de inspecteur in hoger beroep. Volgens het hof kan de boete alleen in stand blijven indien bij de belastingplichtige zelf opzet dan wel grove schuld aanwezig is. Opzet/ grove schuld bij de accountant kan immers niet aan de belastingplichtige worden toegerekend.

Extra alert
Het hof stelt vast dat de belastingplichtige voldoende zorgvuldig is geweest in zijn keuze van de accountant. Er is geen sprake van andere fouten, waardoor hij extra alert had moeten zijn. Hem kan worden verweten dat hij te zeer op zijn accountant is afgegaan en niet een, op zijn minst globale, controle heeft toegepast voordat de aangifte werd ingediend.

Onachtzaamheid
In dit geval kan echter niet worden gezegd dat bij hem grove schuld aanwezig was. Dat laatste vergt een afkeuringswaardige, aan opzet grenzende onachtzaamheid betreffende zijn fiscale aangelegenheden. Daarvan is geen sprake. Het hoger beroep is ongegrond.

De staatssecretaris gaat niet in cassatie.

Commentaar onzerzijds: deze Hof-uitspraak bevestigt dat het verzet tegen een vergrijp- of verzuimboete zinvol kan zijn. Wij hebben inmiddels in een aantal zaken succesvol bemiddeld.

Indien u nadere informatie hieromtrent wenst, neemt u dan contact met ons op!

Dinsdag 8 mei 2007

Omzetbelasting
A-G: voorbelasting ter zake van bij verkoop deelneming verrichte diensten is aftrekbaar / Advocaat-Generaal 10 april 2007


Belanghebbende, X Beheer BV, verkoopt in 1996 zijn 30%-belang in een deelneming. In verband met de verkoop zijn aan belanghebbende diensten verricht, voor welke diensten BTW in rekening is gebracht. Belanghebbende meent recht te hebben op aftrek van deze voorbelasting. Hof 's-Gravenhage sluit zich daarbij aan. Het hof leidt uit de arresten van 14 maart 2003, BNB 2003/197 en van 9 juli 2004, BNB 2004/363 van de Hoge Raad af dat (a) de verkoop van aandelen geen economische activiteit is en (b) dat de voorbelasting in aftrek kan komen in het geval de verkoop samenhangt met het ondernemerschap van de verkoper, hetgeen hier het geval is.

A-G Overgaauw is eveneens van oordeel dat de voorbelasting aftrekbaar is. De A-G concludeert dat de arresten van de Hoge Raad te verenigen zijn met de jurisprudentie van het HvJ EG. De verkoop van een deelneming is weliswaar geen economische activiteit, maar, omdat in het geval van een bemoeihoudster de deelneming eerder aangekocht is met het oog op de zeggenschap waardoor moeien mogelijk is, kunnen de verkoopkosten aangemerkt worden als algemene kosten en is de voorbelasting pro-rata aftrekbaar. Het oordeel van het hof dat in casu de verkoop samenhangt met het ondernemerschap van belanghebbende is voldoende gemotiveerd.


Inkomstenbelasting (niet-winst)
Geen urenadministratie voor vrijwilligersorganisaties / Staatssecretaris van Financiën 27 april 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft naar de Tweede Kamer een brief gestuurd over de Vrijwilligersregeling. De brief is een reactie op de aandacht die de Tweede Kamerleden Aptroot en Koopmans indertijd voor de regeling gevraagd hebben. De genoemde Kamerleden waren bang dat de vrijwilligersorganisaties een urenadministratie zouden moeten bijhouden. De Staatssecretaris deelt die vrees niet.

Hij deelt mee dat de Belastingdienst het standpunt heeft ingenomen dat men er voor alle vrijwilligers op voorhand vanuit gaat dat er bij een vergoeding van ten hoogste € 4,50 per uur geen sprake is van een marktconforme beloning. De Staatssecretaris acht dit geen verzwaring van de regeling maar een voor iedereen duidelijke afbakening die vooral nuttig is voor vrijwilligersorganisaties die hun vrijwilligers per uur willen betalen. Het noemen van het uurbedrag van € 4,50 door de Belastingdienst betekent niet dat vrijwilligersorganisaties daarom een urenadministratie zouden moeten gaan bijhouden. In de verhouding met de Belastingdienst gaat het erom dat men desgevraagd aannemelijk kan maken dat de vergoeding niet hoger is dan € 4,50 per uur. Daarbij geldt de vrije bewijsleer. Dat wil zeggen dat er geen beperkingen zijn met betrekking tot de aard van de bewijsmiddelen. Een urenadministratie is dus niet noodzakelijk. De vrijwilligersorganisatie heeft dan ook geen extra verplichtingen gekregen op grond van de urennorm.

Woensdag 2 mei 2007

Fiscaal bestuursrecht
Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 / Staatssecretaris van Financiën 19 april 2007


Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 is gewijzigd. De wijzigingen betreffen de paragrafen 1, 22, 22a, 30 en 30a.

In verband met artikel 28b Wet LB 1964 is § 30 vervangen en in verband met artikel 28c Wet LB 1964 is § 30a nieuw opgenomen.

Op grond van artikel 28b Wet LB 1964 is het niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig indienen van een correctiebericht een beboetbaar feit waarvoor een verzuimboete van maximaal € 1134 kan worden opgelegd. Vooralsnog zal met de bevoegdheid tot het opleggen van deze boete terughoudend worden omgegaan. De Belastingdienst zal inhoudingsplichtigen stimuleren om de correctieverplichting na te leven. Als echter blijkt dat een bepaalde inhoudingsplichtige de opgelegde correctieverplichting niet of niet tijdig dan wel onjuist of onvolledig naleeft, zal de boete worden opgelegd.

De werkgever/inhoudingsplichtige is verplicht voor aanvang van de werkzaamheden van een werknemer opgave te verstrekken van gegevens die voor de heffing van belasting van belang kunnen zijn. Dit wordt de eerstedagsmelding (EDM) genoemd. Op grond van artikel 28c Wet LB 1964 is het niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig doen van een eerstedagsmelding een beboetbaar feit waarvoor een verzuimboete van maximaal € 1134 kan worden opgelegd. De maximale boete kan in uitzonderlijke situaties worden opgelegd. In de gevallen dat een inhoudingsplichtige niet voldoet aan zijn verplichting om een EDM tijdig, juist en volledig in te dienen, bedraagt de verzuimboete € 113.

Dinsdag 1 mei 2007

Zorgverzekeringswet
Teruggave Zvw-premie door de fiscus / 1 mei 2007

In mei start de Belastingdienst met het uitbetalen van eventueel te veel betaalde bijdrage Zvw. De fiscus gebruikt hiervoor gegevens uit de loonaangiften.
Sinds vorig jaar is (bijna) iedereen verzekerd voor de Zorgverzekeringwet (Zvw). De premies voor de Zvw bestaan uit nominale premies en een inkomensafhankelijke bijdrage. De inkomensafhankelijke bijdrage is verschuldigd tot een inkomen van maximaal € 30.015 in 2006.

Iedere werkgever of uitkeringsinstantie moet tot dit maximum de bijdrage Zvw berekenen en afdragen. Als iemand wegens twee inkomstenbronnen te veel premie heeft afgedragen, betaalt de Belastingdienst dat terug.

Berekening van de teruggave
De Belastingdienst zal eerst bepalen hoeveel een werkgever en de andere partijen in totaal voor de werknemer hebben afgedragen. Daarna stelt ze vast welke maximale premie de werknemer daadwerkelijk verschuldigd was.

Vervolgens rekent de Belastingdienst een evenredig deel van de teruggave toe aan de (inkomsten van) verschillende werkgevers of uitkeringsinstanties. De rangorde die hierbij wordt gehanteerd is:

  • toerekening aan inkomsten waarvoor de werknemer geen recht had op een vergoeding van de bijdrage Zvw;

  • evenredige toerekening aan de inkomsten waarover de betrokkene wél recht had op een vergoeding van de bijdrage Zvw.

De Belastingdienst stuurt tot slot een brief over de teruggave aan de werkgever, de werknemer en de andere werkgever of uitkeringsinstantie.

Negatief loon
De werkgever hoeft het bedrag dat eventueel wordt ontvangen niet aan de werknemer terug te betalen. De bijdrage is immers reeds vergoed. Wel moet het bedrag als negatief loon worden verwerkt in de salarisadministratie, want de werknemer heeft er wel loonbelasting over betaald en kan daardoor bij de volgende loonuitbetaling netto meer overhouden.

Let op: ook als de werknemer in kwestie niet langer bij de werkgever werkt, moet de werkgever deze gegevens verwerken en een jaaropgave verstrekken met een negatief loon. De medewerker kan dan via zijn/haar IB-aangifte 2007 de te veel betaalde loonbelasting terugvorderen.

Inkomstenbelasting (winst)
Nieuwe waarderingsregels onderhanden werk brengt bedrijven in problemen / 26 april 2007


Bouwend Nederland, Uneto-VNI en FME hebben samen met VNO-NCW met spoed overleg aangevraagd bij het Ministerie van Financiën over een extra belastingheffing van 660 miljoen bij bedrijven in de bouw en infra, de installatiesector en de scheepsbouw. Het Ministerie van Financiën heeft inmiddels het verzoek tot overleg over deze kwestie gehonoreerd.

Als gevolg van de wijziging van de fiscale regling voor onderhanden werk per 2007 moeten bedrijven in deze branches volgens deze organisaties gezamenlijk tenminste 660 miljoen euro extra aan belasting betalen. Tot en met 2006 werd onderhanden werk fiscaal gewaardeerd bij de verschillende momenten van oplevering van een project. Met ingang van 2007 is deze systematiek losgelaten. De nieuwe berekeningsmethode leidt tot een eenmalige extra belastingheffing voor ondernemers, terwijl in de oude situatie de heffing over een aantal jaren werd uitgespreid. De brancheorganisaties en VNO-NCW vrezen dat veel ondernemers hierdoor in financiële problemen komen. Voor de lange termijn is de inzet om te komen tot een wetswijziging. Op korte termijn zou er een betalingsregeling moeten komen om de eenmalige last over tien jaar uit te smeren.


Fiscaal bestuursrecht
Landelijke actie buitenlands vermogen gestart / 26 april 2007


De afgelopen tijd heeft de Belastingdienst aan veel belastingplichtigen gevraagd om hun buitenlandse inkomen en vermogen over de afgelopen 12 jaar op te geven aan de Belastingdienst in het kader van de landelijke actie buitenlands vermogen. De Belastingdienst benadert belastingplichtigen op basis van informatie van een EU-lidstaat. Deze informatie valt niet onder de Europese spaarrenterichtlijn. De informatie bevat onder andere saldi van buitenlandse bankrekeningen en effectenportefeuilles.

Op basis van de Wet openbaarheid van bestuur heeft de Belastingdienst de openbare versie van het draaiboek van de landelijke actie Bank zonder naam beschikbaar gesteld op de website www.belastingdienst.nl. Hierin staat beschreven hoe de Belastingdienst de informatie uit het buitenland behandelt.

 

Vrijdag 27 april 2007

Inkomstenbelasting
Fiscale bijteling bestelauto niet geschrapt / 27 april 2007

Het kabinet weigert de wens van de Tweede Kamer uit te voeren om de fiscale bijtelling voor bestelauto's af te schaffen. Op die manier hoopte het parlement de administratieve lasten voor het bedrijfsleven verder te kunnen verminderen. Daartegenover stond wel dat de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto's omhoog moest.

Privé-gebruik
Staatssecretaris de Jager (Financiën) ziet echter niets in het schrappen van de bijtelling, zo heeft hij de Kamer op 26 april 2007 in een brief laten weten. Zo vormt het privé-gebruik van een bestelauto van de zaak net als het privé-gebruik van een personenauto loon in natura. Dat moet worden belast. Wanneer de berijder niet wordt belast voor privé-gebruik, zal het privégebruik toenemen. Dit heeft negatieve gevolgen voor het milieu. Een gunstiger behandeling van bestelauto's leidt tot een niet te rechtvaardigen ongelijke behandeling tussen bestelauto's en personenauto's.

Daarnaast vallen de administratieve lasten volgens De Jager mee, omdat in veel gevallen geen rittenregistratie moet worden bijgehouden. Eerder zijn de regels rond het bijhouden van een rittenregistratie al versoepeld. Registratie hoeft sowieso niet als de auto niet privé gebruikt wordt

Vermogensbeheer
Landelijke actie buitenlands vermogen / 27 april 2007

De Belastingdienst heeft van een EU-lidstaat informatie gekregen over buitenlands vermogen van Nederlandse belastingplichtigen. Daarom houdt de Belastingdienst een landelijke actie.
De afgelopen weken heeft de Belastingdienst aan veel belastingplichtigen gevraagd om hun buitenlandse inkomen en vermogen over de afgelopen 12 jaar op te geven aan de Belastingdienst.

Informatie van een EU-lidstaat
De Belastingdienst benadert belastingplichtigen op basis van informatie van een EU-lidstaat. Deze informatie valt niet onder de Europese spaarrenterichtlijn. De informatie bevat onder andere saldi van buitenlandse bankrekeningen en effectenportefeuilles van Nederlandse belastingplichtigen.

Landelijke actie
De Belastingdienst heeft gekozen voor een aanpak in de vorm van een landelijke actie vanwege:

  • de hoeveelheid ontvangen informatie;
  • de landelijke spreiding van de belastingplichtigen waar het om gaat;
  • het belang van een gelijke behandeling.

    Op basis van de Wet openbaarheid van bestuur publiceert de Belastingdienst de openbare versie van het draaiboek van de landelijke actie Bank zonder naam. Hierin staat beschreven hoe de Belastingdienst de informatie uit het buitenland behandelt. Er is onder meer het volgende in te vinden:
  • richtlijnen voor het opleggen van bestuurlijke boetes;
  • criteria voor het starten van strafzaken in de landelijke actie. Deze zijn afgestemd met het Openbaar Ministerie.

Vrijwillige verbetering
De Belastingdienst biedt via de inkeerregeling de mogelijkheid om onjuist aangiften over buitenlandse vermogensbestanddelen vrijwillig te verbeteren. Via een verklaring kan een spijtoptant het niet eerder aangegeven buitenlands vermogen alsnog vrijwillig melden, via een Verklaring vrijwillige verbetering buitenlands vermogen.

Fiscaal bestuursrecht
Ook vergoeding mogelijk van kosten bezwaar tegen voorlopige aanslag / Rechtbank 's-Gravenhage 11 april 2007


Eiseres, X, maakt succesvol bezwaar tegen een voorlopige aanslag. In geschil is of de belastingdienst haar verzoek om een vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten terecht heeft afgewezen.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X recht heeft op een vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het bezwaar tegen een voorlopige aanslag. Deze aanslag is te hoog vastgesteld door een fout van de belastingdienst bij de verwerking van de aangifte. De belastingdienst heeft niet aannemelijk gemaakt dat een fout in de aangiftesoftware van de gemachtigde van X de oorzaak was van de onjuiste aanslag. Het voorlopige karakter noch de aard en wijze van totstandkoming van de voorlopige aanslag staan aan het toekennen van een proceskostenvergoeding in de weg. De rechtbank acht de keuze voor professionele bijstand niet onredelijk nu geen sprake is van een evidente rekenfout of een daarmee op één lijn te stellen kenbare vergissing. De rechtbank kent X een vergoeding toe van € 161 voor de kosten van de bezwaarfase en € 322 voor de kosten van de beroepsfase.

Woensdag 25 april 2007

Fiscaal bestuursrecht
Juridische status suppletieaangifte / Staatssecretaris van Financiën 23 april 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede-Kamerlid Dézentje Hamming over de juridische status van een suppletieaangifte naar aanleiding van de uitspraak van Gerechtshof 's-Hertogenbosch nr. 03/01205 van 11 augustus 2006. Hij deelt mede dat de uitspraak zijn eigen oordeel bevestigt. De suppletieaangifte is geen aangifte in juridische zin. Er is sprake van hetzij een verzoek om een naheffingsaanslag (bij te weinig betaalde belasting), hetzij een bezwaar tegen de eigen aangifte (bij te veel betaalde belasting). Ingeval een belastingplichtige te weinig belasting heeft betaald, is hij in verzuim en kan hij op grond van de AWR niet opnieuw een aangifte doen. Alleen een naheffingsaanslag biedt dan de mogelijkheid om de juiste belasting te betalen, waarbij deze aanslag alleen wordt opgelegd zonder verzuimboete indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De Staatssecretaris vindt dat de belastingplichtige onder de huidige wetgeving voldoende rechtsbescherming heeft met betrekking tot het bedrag dat naar aanleiding van de suppletieaangifte betaald is. Het betreft dan de rechtsbescherming die verbonden is aan het opleggen van een naheffingsaanslag.

Maandag 23 april 2007

Inkomstenbelasting (niet-winst)
Kindertoeslag wordt omgevormd tot kindgebonden budget / Ministerraad 20 april 2007


Het wetsvoorstel op de Kindertoeslag wordt via een nota van wijziging omgevormd tot een kindgebonden budget dat per 1 januari 2008 wordt ingevoerd. Dit wetsvoorstel is nu aanhangig bij de Tweede Kamer.

Het kindgebonden budget, een toeslag per kind, wordt de komende twee jaar gefaseerd ingevoerd. Nu lopen gezinnen met een laag inkomen de fiscale kinderkorting mis. Dat probleem wordt in 2008 eerst opgelost. Een jaar later zal de toeslag niet langer per huishouden, maar per kind worden verstrekt. Dat heeft het kabinet besloten op voorstel van minister Rouvoet van Jeugd en Gezin.

Het kindgebonden budget heeft als doel een inkomensafhankelijke tegemoetkoming te geven in de kosten van kinderen. Het is niet langer een bedrag dat per huishouden ongeacht het aantal kinderen wordt verstrekt, maar een bedrag per kind. Zodoende neemt de tegemoetkoming in de kosten per huishouden toe met het aantal kinderen

Vrijdag 20 april 2007

Inkomstenbelasting
Uitvoering bijleenregeling/ Staatssecretaris van Financiën 17 april 2007


De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op vragen van het Tweede-Kamerlid Dezentjé Hamming over de moeizame uitvoering van de bijleenregeling. Hij geeft toe dat de vragen over de bijleenregeling in de belastingaangifte behoren tot de categorie ingewikkeld maar hij stelt daar tegenover dat de Belastingdienst er alles aan doet om de belastingplichtigen voor te lichten. Zo wordt er onder meer een rekenmodule in het aangifteprogramma en op internet aangeboden om de belastingplichtigen zo probleemloos mogelijk door de bijleenregeling heen te leiden.

Hij vindt verder dat er geen sprake is van tegenstrijdige beleidsregels die zouden hebben bijgedragen aan onduidelijkheid over de bijleenregeling. Verder stelt hij dat het in de praktijk belangrijk is om een juist onderscheid te maken tussen financieringskosten en verwervingskosten. Financieringskosten zijn namelijk - in tegenstelling tot zuivere verwervingskosten - niet direct maar slechts indirect verbonden aan de verwerving van een eigen woning. Financieringkosten worden immers gemaakt ter verkrijging van de hypotheek waarmee de aanschaf van een eigen woning wordt gefinancierd en niet ter verkrijging van de woning zelf. Op grond van de systematiek van de Wet IB 2001 zijn financieringskosten (evenals rente) als zodanig dan ook aftrekbaar en verwervingskosten niet. Aan dit onderscheid is met de invoering van de bijleenregeling geen verandering gekomen zodat het niet voor de hand ligt dat dit onderscheid plots als gecompliceerd wordt ervaren. Het is echter wel zo dat rente die betrekking heeft op een lening voor financieringskosten onder de bijleenregeling niet meer tot aftrek leidt. Deze keuze is bij de invoering van de bijleenregeling gemaakt.


Fiscaal bestuursrecht
Starter hoeft op basis van besluit geen heffingsrente te betalen / Hof -'s-Gravenhage 26 november 2006


Belanghebbende, X, vraagt eind 2002 een BTW-nummer aan en verzoekt tegelijkertijd om een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode mei t/m december 2002. X stuurt enkele herinneringen nadat reactie uitblijft. In maart 2005 legt de inspecteur ten slotte over het tijdvak 2002 t/m 2004 een naheffingsaanslag op plus € 621 heffingsrente. In geschil is of de heffingsrente achterwege moet blijven op grond van vraag 10 van het Besluit van 6 december 2001, V-N 2001/60.1.1 waarin staat dat voor startende ondernemers een soepel beleid gehanteerd wordt bij het in rekening brengen van heffingsrente. Rechtbank 's-Gravenhage handhaaft de heffingsrente omdat X na één jaar niet meer kwalificeerde als starter (Rb 's-Gravenhage 4 november 2005, V-N 2006/44.1.2).

Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X aan de tekst van art. 10 van het Besluit van 6 december 2001, V-N 2001/60.1.1 het vertrouwen kan ontlenen dat hem als starter geen heffingsrente in rekening zal worden gebracht. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat X beslist geen passieve houding heeft aangenomen voor zijn BTW-verplichtingen. Volgens het hof kan in het besluit geen termijn van één jaar worden gelezen en kwalificeert X gedurende het gehele naheffingstijdvak als starter. Het hof verklaart het hoger beroep gegrond.

Dinsdag 17 april 2007

Successiewet
Staatssecretaris reageert op arrest Hoge Raad over waardering eigen woning voor successierecht / Tweede Kamer 10 april 2007


Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft in de Tweede Kamer gereageerd op het arrest van de Hoge Raad over de waardering van een eigen woning voor het successierecht, HR 6 april 2007, nr. 41720. Dit naar aanleiding van mondelinge vragen van de heer Van Dijck (PVV).

De Hoge Raad heeft beslist dat moet worden uitgegaan van de normale marktwaarde van de woning, dat wil zeggen de waarde in vrije staat. Deze zienswijze sluit aan bij de wetsgeschiedenis en de bedoelingen van de wetgever. Volgens de staatssecretaris doet een situatie van gedwongen verkoop zoals de vragensteller suggereert, zich niet snel voor. Wel is de staatssecretaris bereid te kijken naar een verlaging van het toptarief van de successierechten. Deze heeft echter budgettair beslag en daar is weinig ruimte voor. Wel zegt hij de Kamer voor het zomerreces een internationale vergelijking van de successierechten toe.


Algemeen
Proef horizontaal toezicht / Staatsecretaris van Financiën 12 april 2007


De staatssecretaris van Financiën meldt dat de zeer grote ondernemingen die hebben meegedaan aan de proef van de Belastingdienst met horizontaal toezicht, hierover tevreden zijn. Die conclusie trekt hij uit een enquete die hij heeft laten uitvoeren onder deze bedrijven.

Horizontaal toezicht is gebaseerd op wederzijds vertrouwen: een open relatie met de belastingdienst waarin er over fiscale kwesties snel zekerheid kan worden geboden. Hierdoor kan er zoveel mogelijk in de actualiteit worden gewerkt waardoor de controles achteraf minder intensief hoeven te zijn.

Op de enquetevraag of men tevreden is over de werkwijze en of men in de toekomst op deze wijze wil blijven werken, is overwegend positief gereageerd. Als voordeel van deze werkwijze wordt vaak genoemd: het werken in de actualiteit, de snellere standpuntbepaling door de Belastingdienst, en meer openheid tussen de partners. De ondernemingen noemen daarbij nog een vermindering van de fiscale onzekerheden, en de medewerkers van de Belastingdienst noemen daarnaast als voordeel de betrokkenheid van het management bij de klantbehandeling. De ontvangen suggesties voor een verbetering van de werkwijze in de toekomst zijn zeer uiteenlopend. Terecht is opgemerkt dat de Belastingdienst in een aantal gevallen niet snel genoeg zekerheid aan de onderneming heeft gegeven bij een voorgelegde casus conform de afspraken in het handhavingsconvenant.

 

Vrijdag 13 april 2007

Successiewet
Belastingdienst formuleert beleid over renteafspraken door erfgenamen/ Belastingdienst 13 maart 2007


De Belastingdienst heeft in een brief aan notariskantoor Kooijman & Lambert standpunten geformuleerd over renteafspraken bij ouderlijke boedelverdelingen en wettelijke verdelingen. Renteafspraken worden gehonoreerd zonder dat een schenking wordt geconstateerd, mits binnen de aangiftetermijn:

- de wettelijke verdeling is van toepassing hetzij krachtens de wet hetzij krachtens testament, waarbij de testateur geen rentebepaling heeft gemaakt;

- er is sprake van een ouderlijke boedelverdeling ex art. 4:1167 BW (oud), waarbij erflater niets heeft bepaald over rente.

In alle andere gevallen leiden renteafspraken tot het stellen van een gift.


Inkomstenbelasting
Vermogensrendementsheffing over belastingschulden / Staatsecretaris van Financiën 10 april 2007


De Staatssecretaris van Financiën is bereid het uitsluiten van belastingschulden van de grondslag van de vermogensrendementsheffing nader te bezien. Wetswijziging sluit hij niet uit. Dit heeft de bewindsman geantwoord op kamervragen.

Zolang de belastingaanslag niet is opgelegd, heeft de belastingplichtige nog de beschikking over het volledige vermogen, inclusief het voor de belastingaanslag gereserveerde bedrag. Doordat de eventuele belastingschuld doorgaans al na oplegging van voorlopige aanslagen wordt betaald, wordt doorgaans toch rekening gehouden met de verschuldigde belasting. In andere gevallen wordt het bedrag van de belastingschuld bij de vermogensrendementsheffing niet in aanmerking genomen. Toch lijkt het de bewindsman goed om het uitsluiten van belastingschulden nader te bezien. Daarbij zullen - naast belastingschulden - ook belastingvorderingen in de beschouwing worden betrokken.

Volgens de staatssecretaris zijn spontane stortingen die vooruitlopen op te verwachten aanslagen en verzoeken om een voorlopige aanslag die na 1 oktober van een kalenderjaar bij de Belastingdienst binnenkomen, als zodanig niet door de Belastingdienst te verwerken. Deze stortingen maken een dermate grote inbreuk op de procesvoering binnen de Belastingdienst dat de bewindsman het om deze uitvoeringstechnische redenen geoorloofd acht hieraan voor wat betreft de vermogensrendementsheffing in box 3 geen gevolg te geven.


Loonbelasting
Eerstedagsmeldingen zonder loonheffingennummer naar belastingkantoor inhoudingsplichtige / Belastingdienst 6 april 2007


Wanneer belastingadviseurs op papier de eerstedagsmelding uitvoeren voor inhoudingsplichtigen zonder loonheffingennummer, moeten adviseurs deze meldingen vanaf 1 mei 2007 doen bij het belastingkantoor van de inhoudingsplichtige (en niet meer naar Belastingdienst Heerlen).

Per 1 mei 2007 komen nieuwe formulieren beschikbaar, waarin staat dat eerstedagsmeldingen zonder loonheffingennummer naar het belastingkantoor van de werkgever moeten worden gestuurd. Oude formulieren kunnen adviseurs nog blijven gebruiken onder de voorwaarde dat ze naar het belastingkantoor van de inhoudingsplichtige worden gestuurd.

Donderdag 12 april 2007

Inkomstenbelasting
Alle uren met zakelijk belang tellen mee voor zelfstandigenaftrek / 11 april 2007

De Hoge Raad heeft onlangs aangegeven dat alle tijd die besteed is aan werkzaamheden met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming meetellen voor de zelfstandigenaftrek. De ondernemer mag hierbij zelf bepalen of de werkzaamheden nut hebben voor zijn bedrijf.

Ondernemers die winst uit onderneming in de inkomstenbelasting genieten, kunnen in aanmerking komen voor de zelfstandigenaftrek. De ondernemer moet dan wel voldoen aan het urencriterium.

Het urencriterium kent twee belangrijke voorwaarden:

  • De ondernemer moet minimaal 1.225 uren per jaar besteden aan het feitelijk drijven van zijn onderneming.
  • De zelfstandige moet meer dan 50% van zijn totale arbeidstijd aan zijn onderneming besteden. Deze voorwaarde geldt niet als hij in een vijf voorgaande jaren geen ondernemer was.

Alle uren met een zakelijk belang tellen dus mee voor de zelfstandigenaftrek. Dit bleek ook in de volgende casus.

Naast een baan in loondienst dreef een belichter ook een eenmanszaak. In 2000 besteedt hij 706 uren aan het bouwen van een website met onder andere gegevens van uitgevoerde werken. Daarnaast besteedt hij nog 600 uur aan werkzaamheden voor zijn bedrijf. De inspecteur wil de website-uren niet meetellen voor de startersaftrek en zelfstandigenaftrek.

H
of Amsterdam buigt zich over de zaak en geeft aan dat zij slechts een deel van die tijd wil laten meewegen. Volgens het hof is de site meer een databank en is de naamsbekendheid van de onderneming ondergeschikt. Ook zijn er volgens het hof geen ondernemingsactiviteiten door ontstaan. Bovendien is de winst uit eigen onderneming zo laag in verhouding tot zijn inkomen uit arbeid dat de werkzaamheden aan de website weinig hebben bijgedragen aan inkomstenverwerving.

De Hoge Raad is het niet met het hof eens. Als tijd die in beslag wordt genomen voor het drijven van een onderneming geldt alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming.

Volgens de Hoge Raad bepaalt in beginsel de ondernemer zelf welke werkzaamheden voor zijn onderneming nut hebben of niet, mits het maar niet om werkzaamheden gaat bedoeld om in particuliere behoeften te voorzien. Werkzaamheden voor het vervaardigen van een goed dat verplicht tot het ondernemingsvermogen moet worden gerekend of dat door de ondernemer binnen de grenzen der redelijkheid tot zijn ondernemingsvermogen wordt gerekend, gelden als werkzaamheden met het oog op zakelijke belangen van de onderneming.
­
Uitspraak Hoge Raad, 30 maart 2007, nr. 42 908.

Dinsdag 10 april 2007

Successiewet
Woning moet bij testamentaire ouderlijke boedelverdeling worden gewaardeerd naar waarde in ontruimde staat / Hoge Raad 6 april 2007


Erflater heeft bij testament zijn hele nalatenschap aan zijn echtgenote toebedeeld, onder de verplichting aan de overige erfgenamen, onder wie belanghebbende, X, hun erfdeel in contanten uit te keren. Tot de boedel behoort een woning. X meent dat de waarde van de woning, gelet op de bewoning daarvan door zijn 72-jarige moeder, gesteld moet worden op 75% van de waarde in vrij opleverbare staat. De inspecteur stelt de waarde echter op 100% aangezien de forfaitaire waardebepaling (60%) per 1 januari 2002 is afgeschaft en de Successiewet sindsdien voor de eigen woning geen specifiek waarderingsvoorschrift bevat.

Anders dan Hof 's-Hertogenbosch oordeelt de Hoge Raad dat de woning gewaardeerd moet worden naar de waarde in vrij opleverbare staat. Indien bij de verkrijging geen sprake is van een gebruiksrecht dat werking heeft tegen (markt-) gegadigden voor die woning, moet deze worden gewaardeerd naar de waarde in ontruimde staat. Dit leidt de Hoge Raad af uit de wetsgeschiedenis. Verder oordeelt de Hoge Raad dat X geen beroep toekomt op het besluit van de staatssecretaris van 19 augustus 2002, V-N 2002/42.25, waarin de langstlevende echtgenoot jegens de kinderen een "moreel woonrecht" kan laten gelden. In dit geval heeft de echtgenote echter zelf de volle eigendom van de woning verworven.

Vrijdag 6 april 2007

Geen btw-ondernemerschap voor stamrecht-BV / 6 april 2007
Rechtbank Leeuwarden 15 maart 2007, nr. 2006/00679

De voormalige werkgever van X stort een gouden handdruk in een door X opgerichte stamrecht-BV. Bij de oprichting van de stamrecht-BV zijn kosten gemaakt, waaronder een bankverklaring. De stamrecht-BV brengt de btw in deze kosten in aftrek. De inspecteur corrigeert deze aftrek door middel van een naheffingsaanslag. De stamrecht-BV houdt enkel een banksaldo aan waarover zij rente ontvangt. Dit brengt geen ondernemerschap voor de btw met zich mee. Het beroep is ongegrond. 5
Belang voor de praktijk Een onderneming, zowel een vennootschap als een zelfstandig ondernemer, kan alleen te maken krijgen met btw als deze ondernemer is voor de omzetbelasting. Om te kunnen spreken van ondernemerschap voor de omzetbelasting, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

1. de onderneming is een zelfstandige organisatie;
2. de onderneming exploiteert economische activiteiten.

Onder de exploitatie van economische activiteiten worden alle activiteiten verstaan, waarmee omzet/winst wordt beoogd. Het is dus een zeer ruim begrip. In beginsel zal iedere onderneming die onderworpen is aan heffing van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting ook ondernemer voor de omzetbelasting zijn (tenzij er sprake is van een vrijstelling). Er zijn echter grenzen. Het enkel aanhouden van een banksaldo waarop rente wordt ontvangen is geen economische activiteit. Als, zoals in het onderhavige geval, de stamrecht-BV geen andere activiteiten verricht dan het beheren van een bankrekening, dan is er geen sprake van ondernemerschap voor de omzetbelasting.


Woensdag 4 april 2007
woning dan hejaar wordt de belasting berekend.

Nieuw pensioenproduct voor MKB / 4 april 2007

Voor MKB-ondernemingen met 1 tot 200 werknemers is een nieuw collectief pensioenproduct op de markt gekomen die een mengvorm is van een beschikbarepremieregeling, gebaseerd op kosten, en een salarisdiensttijdregeling, waarmee een gegarandeerde uitkering voor de werknemer wordt bereikt.

Beschikbare premieregeling

Bij een pensioen op basis van een beschikbarepremieregeling investeren de werknemers hun premies in een beleggingsverzekering en bouwen zo een kapitaal op. Met dit opgebouwde kapitaal wordt op de pensioendatum een pensioen aangekocht.
­
Nadeel hierbij is dat een werknemer niet weet hoe hoog de pensioenuitkering is, vanwege de beleggingscomponent van beschikbarepremieregelingen.

Salarisdiensttijdregeling

Een pensioen op basis van salaris en diensttijd geeft een werknemer daarentegen een gegarandeerde pensioenuitkering. Een werkgever heeft bij deze pensioenvorm geen inzicht in de totale kosten.

Combinatie

Het Aegon Garant Pensioen koppelt kostenbeheersing (premieregeling) voor de werkgever aan een gegarandeerde uitkering voor de werknemer. Het ouderdomspensioen en het partner- en wezenpensioen worden hierbij ook verzekerd.

Arbeidsongeschikt

Als de werknemer arbeidsongeschikt raakt, neemt de verzekeraar de betaling van deze premie geheel of gedeeltelijk over. De betaalde premies vormen een reserve. Deze wordt belegd door de verzekeringsmaatschappij.

Meer rendement

Als de belegging meer rendement oplevert dan de gehanteerde 3% rekenrente, komt het meerdere beschikbaar voor indexatie van de opgebouwde pensioenrechten. Dit draagt bij aan het op peil houden van de koopkracht.

Premiebetaling

Een werkgever kan er voor kiezen om de hele premie te betalen of een deel door zijn of haar werknemers te laten betalen. Bij de ontwikkeling van het product is rekening gehouden met de eisen die het IFRS aan de pensioenregelingen stelt. Het Aegon Garant Pensioen is vanaf 3 april 2007 af te sluiten via de assurantietussenpersonen. [ Bron: Accountancy Nieuws ]

Middeling / 4 april 2007

Als een belastingplichtige het ene jaar een veel hoger inkomen heeft uit werk en woning dan het andere jaar, betaalt hij waarschijnlijk meer belasting dan iemand die een gelijkmatig verdeeld inkomen heeft. Als tegemoetkoming hierop kan dan gebruik worden gemaakt van 'middeling' voor een meer gelijkmatige belastingheffing.

Bij middeling telt de belastingplichtige het inkomen van 3 aaneengesloten jaren op en deelt dit daarna door 3. Over dat nieuwe inkomen per jaar wordt de belasting berekend.

Voorwaarden

De regeling geldt alleen voor box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning. Verder wordt er altijd gemiddeld over 3 aaneengesloten kalenderjaren.

Wordt voldaan aan de voorwaarden, dan moet een schriftelijk verzoek tot middeling worden ingediend bij de Belastingdienst. Bij het verzoek moet een berekening meegestuurd worden van de middeling.

Berekening teruggaaf

  1. Tel de belastbare inkomens uit het middelingstijdvak bij elkaar op. Bij een negatief inkomen stelt men dat belastbare inkomen op € 0. De som is het totaal van het belastbare inkomen.
  2. Tel de verschuldigde belastingen uit het middelingstijdvak bij elkaar op. Het gaat hier om de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen uit box 1, zonder de heffingskortingen. Deze bedragen staan op de definitieve aanslag. De verschuldigde bedragen samen zijn het totaal aan verschuldigde belasting.
  3. Deel het totaal van de belastbare inkomens door 3. Het bedrag dat men krijgt is het herrekende belastbare inkomen per jaar van het middelingstijdvak.
  4. Bereken met de geldende tabel 'Tarieven van de inkomstenbelasting uit box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning en de premie volksverzekeringen' per jaar de belasting over het herrekende belastbare inkomen. Dit is de herrekende belasting per jaar.
  5. Tel de herrekende belastingen uit het middelingstijdvak bij elkaar op. Dit is het totaal aan herrekende belasting.
  6. Bereken het verschil tussen het totaal aan herrekende belasting en het totaal aan verschuldigde belasting. Trek € 545 van dit verschil af. Als het bedrag dat overblijft positief is, dan is dat het bedrag van teruggaaf.
Inkomstenbelasting (niet-winst)
Woon-werkverkeer in 2002 terecht in aanmerking genomen als privé-kilometers / 4 april 2007
Hof 's-Hertogenbosch MK I, 28 september 2006, nr. 04/00627

X heeft van zijn werkgever een auto ter beschikking gesteld gekregen. Op grond van zijn kilometeradministratie heeft X in zijn aangifte IB/PVV 2002 geen bijtelling opgegeven. De inspecteur neemt een bijtelling van € 2.579 op. Hierbij gaat hij er vanuit dat het woon-werkverkeer wordt aangemerkt als te hebben plaatsgevonden voor privé-doeleinden. In geschil is of de correctie juist is.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur terecht het woon-werkverkeer in aanmerking heeft genomen als privé-kilometers voor de bepaling van het autokostenforfait. X wordt ongelijk behandeld in vergelijking met de situatie waarin een werknemer voor woon-werkverkeer van de eigen auto gebruik maakt en daarvoor een vergoeding ontvangt. Niet iedere ongelijke behandeling vormt echter een verboden ongelijke behandeling. Zo in dit geval gesproken zou moeten worden van een ongelijke behandeling waarvoor geen redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat, moet aan de wetgever een redelijke termijn worden geboden deze ongelijke behandeling op te heffen. Vanaf 2004 geldt weer dat woon-werkverkeer geacht wordt niet voor privé-doeleinden plaats te vinden. De wetgever is niet gehouden de geconstateerde ongelijkheid met terugwerkende kracht op te heffen. X' beroep is ongegrond.

Dinsdag 3 april 2007

Vennootschapsbelasting

Pemba-voorziening voldoet niet aan voorwaarden Baksteenarrest / 3 april 2007

Hof 's-Hertogenbosch MK III, 22 februari 2007, nr. 04/01114

Belanghebbende en haar dochtermaatschappijen nemen in de jaarrekening over het jaar 2001 een verplichting op in de balans per eind 2001 voor een in 2003 te verwachten verhoging van de WAO-premie. Belanghebbende neemt deze verplichting (de Pemba-verplichting) ook in haar fiscale aangiften op.

Hof 's-Hertogenbosch beslist dat de Pembavoorziening van belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden van het Baksteenarrest ( BNB 1998/409). Volgens het hof vinden de toekomstige uitgaven namelijk niet hun oorsprong in feiten of omstandigheden die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan. Volgens het hof hebben de feiten en omstandigheden, die zich hebben voorgedaan in de periode voorafgaande aan de balansdatum, namelijk uitsluitend invloed op de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie. Volgens het hof houdt dat niet in dat de toekomstige uitgaven voor de verzekering van het AO-risico hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode voorafgaand aan de balansdatum. Volgens het hof houden de toekomstige uitgaven rechtstreeks verband met de beloning voor het verrichten van arbeid in de jaren na 2001.

Commentaar onzerzijds: deze Hof-uitspraak bevestigt de onmogelijkheid van het vormen van een fiscale voorziening voor andere toekomstige lasten, zoals te verwachten uitgaven wegens de werkgeverskeuze voor eigen-risicodragerschap inzake ziektekosten alsmede de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen).

Indien u nadere informatie hieromtrent wenst, neemt u dan contact met ons op!

Inkomstenbelasting
Conclusie over aftrekbaarheid kosten bij ontslag / 3 april 2007

Advocaat-Generaal Van Ballegooijen gaat in een conclusie in op de vraag of de (advocaat)kosten bij ontslag in aftrek komen op het inkomen uit werk en woning onder de Wet IB 2001. De A-G concludeert dat de aftrekbaarheid tot de mogelijkheden behoort, daar het niet in aftrek toelaten van dergelijke kosten mogelijk in strijd is met het gelijkheidsbeginsel terwijl een belastingvrije vergoeding door de (ex-)werkgever mogelijk is.

Indien u nadere informatie hieromtrent wenst teneinde in een voorkomend geval uw fiscale rechten te behouden en maximaal te benutten, neemt u dan contact met ons op!

Invordering
Conclusie over disculpatiegronden bestuurder bij niet tijdige melding betalingsonmacht / 3 april 2007
Advocaat-Generaal, 9 maart 2007, nr. 42857, 42858 en 42859

Hof Amsterdam heeft in drie zaken geoordeeld dat belanghebbenden er niet in geslaagd zijn aannemelijk te maken dat het niet aan hen als bestuurders te wijten is dat de vennootschappen niet op tijd melding van betalingsonmacht hebben gedaan (Hof Amsterdam 8 november 2005, nrs. 05/0256, 05/0257 en 02/0258). Belanghebbenden gaan tegen deze uitspraken in cassatie.

Advocaat-Generaal Van Ballegooijen gaat in drie conclusies in op de vraag wanneer een bestuurder niet kan worden verweten dat het lichaam niet aan de meldingsplicht heeft voldaan en naar welk moment moet worden beoordeeld of de bestuurder kan worden verweten dat hij de betalingsonmacht niet heeft gemeld. De vraag of een zieke bestuurder blaam treft, moet altijd worden beoordeeld naar de omstandigheden van het concrete geval. Bij onverwachte of onvoorzienbare omstandigheden valt de bestuurder (doorgaans) niets te verwijten. Een bestuurder moet maatregelen treffen wanneer hij beseft of redelijkerwijs behoort te beseffen dat hij vanwege zijn psychische of fysieke gesteldheid naar verwachting de mogelijke verplichting om een betalingsonmacht onverwijld te melden niet kan nakomen. De bestuurder treft echter geen verwijt wanneer hij door ziekte niet heeft kunnen beseffen dat hij voorzorgsmaatregelen moest nemen. Een zieke bestuurder die voorzorgsmaatregelen heeft genomen is ten slotte niet gedisculpeerd wanneer zijn zaakwaarnemer niet gemeld heeft en hij zelf in staat is de betalingsonmacht te melden en dit nalaat. De A-G concludeert tot verwijzing.

Maandag 2 april 2007

Algemeen
Trage uitbetaling kinderopvangtoeslag / 2 april 2007
Staatssecretaris van Financiën, 28 maart 2007, nr. DGB07-1409

De staatssecretaris van Financiën heeft antwoord gegeven op vragen van het Tweede-Kamerlid Hamer over de trage uitbetaling door de Belastingdienst/Toeslagen van de kinderopvangtoeslag. Hij geeft toe dat de verwerking van de wijzigingen voor het jaar 2007 moeizaam is verlopen. De aanpassing van het automatiseringssysteem heeft tot problemen geleid. Van de ongeveer 149 5000 ontvangen wijzigingen zijn op dit moment bijna 20 000 wijzigingen nog niet verwerkt omdat er bij deze wijzigingen gegevens ontbreken of omdat de gegevens vragen oproepen. Voor 2007 zijn ongeveer 49 000 nieuwe aanvragen ingediend. Hiervan zijn 5500 aanvragen nog niet verwerkt. Net als bij de wijzigingen ontbreken ook hier gegevens of roepen de gegevens vragen op.

Aanvragen en wijzigingen die nu ingediend worden, worden binnen 8 weken afgedaan, voorzover ze volledig zijn en geen vragen oproepen.

Als ouders in grote financiële problemen komen, bestaat de mogelijkheid om een spoedbetaling te vragen bij de Belastingtelefoon. Een spoedbetaling leidt normaal gesproken binnen 10 dagen tot een uitbetaling aan de ouders. In totaal hebben vanaf december 2006 ongeveer 2500 ouders een spoedbetaling ontvangen.

Omzetbelasting
Correctie privé-gebruik auto niet in strijd met Zesde Richtlijn / 2 april 2007
Rechtbank Arnhem MK, 19 december 2006, nr. AWB 06/319

Eiseres exploiteert een autobedrijf. De bestuurder van eiseres heeft voor privé-doeleinden (anders dan woon-werkverkeer) gebruik gemaakt van personenauto's. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is een correctie aftrek voorbelasting berekend ter zake van het privé-gebruik op basis van het forfait. In geschil is of de correctie terecht is en of er strijdigheid is met de Tweede en Zesde Richtlijn.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat gelet op de jurisprudentie er geen strijdigheid is met de Zesde Richtlijn en Tweede Richtlijn. Het geven van gelegenheid tot privé-vervoer is voldoende bepaald. Nu er geen sprake is van woon-werkverkeer maar wel van privé-gebruik, mist het besluit toepassing om het forfait te verlagen van 25% naar 10%. Eiseres heeft geen nadere gegevens overlegd om te beoordelen of de berekening van de verweerder tot onredelijke uitkomsten leidt zodat de berekening redelijk moet worden geacht. Het beroep is ongegrond.

Successiewet
Geen uitstel van schenking door opschortende voorwaarde / 2 april 2007
Hoge Raad, 30 maart 2007, nr. 41007

X krijgt in 1997 bij notariële akte een schenking van haar moeder die in 1989 naar België is geëmigreerd. De schenking bevat een opschortende voorwaarde, die in 2001 in vervulling is gegaan. Hof Amsterdam oordeelde dat de schenking in 1997 heeft plaatsgevonden, dus binnen de 10-jaarstermijn van art. 3 SW. X is daarom schenkingsrecht verschuldigd.

De Hoge Raad oordeelt dat het niet uitmaakt dat de verplichting tot afgifte van het geschonkene aan een opschortende voorwaarde was verbonden. In 1997 was conform het toenmalige art. 7A:1703 BW sprake van een overeenkomst waarbij de schenker, bij leven, om niet en onherroepelijk enig goed afstaat ten behoeve van de begiftigde die hetzelve aanneemt. De moeder van X woonde ten tijde van de schenking binnen het Rijk, zodat terecht schenkingsrecht is geheven. Voorts is er ook geen strijd met het EG-recht. Het cassatieberoep van X is ongegrond.


Beleidsbeslissingen Verzamelbesluit over premiesplitsing Besluit minister van Financiën van 13 februari 2007, nr. CPP2007/130M / 2 april 2007

In dit verzamelbesluit over premiesplitsing zijn een aantal oude besluiten geactualiseerd en samengevoegd.

Als iemand door het overlijden van de verzekerde een uitkering uit een levensverzekering krijgt, is die overlijdensuitkering geen erfrechtelijke verkrijging. Voor de heffing van successierecht wordt de uitkering echter wél aangemerkt als een erfrechtelijke verkrijging (art. 13, Successiewet (=SW)). Van een zodanige erfrechtelijke verkrijging is echter geen sprake als er ter zake van de overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de erflater is onttrokken. Hiervan is onder meer sprake als de overlijdens-risicopremies niet door de erflater zijn verschuldigd. Niet relevant is:

− dat de erflater verzekeringnemer is;
− dat de erflater premieverschuldigde is voor het (o.a.) het spaardeel; en
− dat de erflater de overlijdensrisicopremie betaalt.

Wanneer de premieverschuldigdheid voor het overlijdensdeel wordt losgekoppeld van de premieverschuldigdheid voor de overige verzekeringsdelen spreken we over premiesplitsing. Premieverschuldigdheid Bekeken moet worden wie volgens de polis de premies verschuldigd is. Is dit een ander dan de verzekerde (= erflater), dan wordt voor de verzekering geacht niets aan het vermogen van de erflater te zijn onttrokken. Van een fictief erfrechtelijke verkrijging is dan geen sprake. Is de erflater op enig moment – of zelfs maar eenmaal – premie verschuldigd, dan is er iets aan het vermogen van erflater onttrokken en is er sprake van een fictief erfrechtelijke verkrijging. Of iets aan het vermogen van de erflater is onttrokken, wordt beoordeeld op het moment van overlijden. Huwelijksvermogensregime of samenlevingscontract Het huwelijksvermogensregime of het samenlevingscontract is van belang voor het antwoord op de vraag of er iets aan het vermogen van de erflater is onttrokken. Als twee echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, worden de premies geacht voor de helft te zijn onttrokken uit het vermogen van de erflater. Premiesplitsing werkt in dat geval dus nooit. Is sprake van een beperkte gemeenschap of een samenlevingscontract, dan moet beoordeeld worden of deze voorwaarden of het samenlevings-contract de premiesplitsing kan "dragen". Uit de voorwaarden of het samenlevingscontract moet in ieder geval blijken dat premies van levensverzekeringen niet worden aangemerkt als kosten van de huishouding.

Voorbeeld A en B zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. A heeft een levensverzekering afgesloten op zijn leven met B als begunstigde. Volgens de polis is B de premies verschuldigd voor het overlijdensrisicodeel. Omdat A en B echter in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wordt op het moment van A's overlijden de helft van de premie geacht aan het vermogen van A te zijn onttrokken. Premiesplitsing werkt hier dus niet.

A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. A heeft een levensverzekering afgesloten op zijn leven met B als begunstigde. Volgens de polis is B de overlijdensrisicopremies verschuldigd. Omdat A en B gescheiden vermogens hebben, wordt op het moment van A's overlijden de premie geacht volledig aan het vermogen van B te zijn onttrokken. Nu werkt premiesplitsing dus wel. A en B zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. In de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat bij overlijden van een van de echtgenoten zal worden verrekend alsof de echtgenoten in gemeenschap van goederen waren gehuwd. In dat geval wordt op het moment dat A overlijdt de helft van de betaalde premies geacht te zijn onttrokken aan het vermogen van A. Premiesplitsing werkt hier dus niet. A en B, gehuwd in koude uitsluiting, hebben een overlijdensverzekering gesloten op twee levens. In de polis is overeengekomen dat A de premies verschuldigd is voor de uitkering bij het overlijden van B en dat B de premies verschuldigd is voor de uitkering bij het overlijden van A. A komt te overlijden en B ontvangt een uitkering uit levensverzekering. Voor deze verzekering is niets onttrokken aan het vermogen van A. Artikel 13 SW is niet van toepassing. In deze situatie werkt premiesplitsing dus wel weer.

Overdracht polis

Rechten op een polis kunnen worden overgedragen naar bijvoorbeeld de echtgenoot. Om in dat geval te voorkomen dat iets aan het vermogen van de verzekerde (= erflater) is onttrokken, is het van belang dat de polis wordt overgedragen tegen de waarde in het economische verkeer. De waarde in het economisch verkeer is niet de afkoopwaarde, maar de contante waarde van het premieverschil. Voor de 'nieuwe' premie moet rekening worden gehouden met de gezondheidstoestand van de verzekerde.
Voorbeeld A heeft een levensverzekering afgesloten op zijn leven. Volgens de polis is A de premies verschuldigd. Als begunstigde heeft A zijn echtgenote B aangewezen. A en B zijn gehuwd in koude uitsluiting. Komt A te overlijden, dan is de overlijdensuitkering op grond van artikel 13 SW belast met successierecht. Om deze heffing te voorkomen, kan A de polis overdragen aan B, waarbij B de premies verschuldigd wordt. B moet dan wel de waarde in het economische verkeer van deze polis vergoeden aan A. Op het tijdstip van overlijden van A is dan per saldo niets aan het vermogen van A onttrokken. Over de overlijdensuitkering is geen successierecht verschuldigd. Stel dat de jaarpremie voor deze overlijdensrisicoverzekering € 1.000 bedraagt. Als we er voorts van uitgaan dat de jaarpremie voor de overlijdensrisicodekking ten tijde van de overdracht € 1.200 zou bedragen dan is de contante waarde van het premieverschil van € 200 per jaar de waarde van de overlijdensrisicoverzekering in het economische verkeer.
Belang voor de praktijk Uit het besluit komt duidelijk naar voren dat de polisredactie van een levensverzekering erg belangrijk is, wil men van heffing van successierecht op grond van artikel 13 SW zijn vrijgesteld. In de polis moet zijn opgenomen dat de verzekerde níet tevens de premieverschuldigde is voor het overlijdensrisicodeel. 4
Wordt op grond van artikel 13 SW een uitkering uit levensverzekering verkregen, dan wordt de waarde van deze uitkering verminderd met hetgeen de verkrijger voor deze uitkering heeft betaald. Heeft A een levensverzekering gesloten op zijn leven met B als begunstigde en zijn A en B in gemeenschap van goederen gehuwd, dan is op het moment dat A komt te overlijden de uitkering op grond van artikel 13 SW belast. Op deze verkrijging mag B vervolgens de helft van de betaalde premies, die geacht worden uit B's vermogen te komen, in mindering brengen. Als premiesplitsing niet mogelijk is, wil dat nog niet meteen zeggen dat er ook feitelijk successierecht is verschuldigd. Door de hoge partnervrijstelling is in veel gevallen geen successieheffing verschuldigd. Veel levensverzekeringen zijn vrijgesteld voor de heffing van het successierecht, namelijk:

− lijfrenteverzekeringen (uitgezonderd pre-Brede herwaardering I lijfrenten);
− pensioenverzekeringen; en
− gouden handdrukstamrechtverzekeringen.

Premiesplitsing is hier dus niet aan de orde. Wel kan bij overlijden van de verzekerde de waarde van de aanspraken uit deze verzekeringen in mindering komen op (onder andere) de partnervrijstelling. Vaak wordt er bij ingang van een lijfrente-, pensioen- of gouden handdrukstamrechtverzekering een zogenaamde contraverzekering gesloten. Dit is een dalende overlijdensrisicoverzekering die voorkomt dat er kapitaalverlies optreedt als de gerechtigde tot de uitkeringen vroegtijdig overlijdt. De erfgenamen zijn doorgaans de verzekeringnemers, of in ieder geval diegenen die de premie contractueel verschuldigd zijn. Er zijn veel aanbieders op de verzekeringsmarkt die deze contraverzekeringen tegen spotprijzen aanbieden. De prijsstelling van de contraverzekering is – los van de hoofdverzekering (lijfrente, pensioen, gouden handdrukstamrecht) – onzakelijk. Alléén doordat beide verzekeringen tegelijkertijd worden gesloten, is de contraverzekering tegen de geoffreerde ‘spotprijs’ te sluiten. In onderdeel 2.8 van het besluit is aangegeven dat in dit soort situaties samenhangende verzekeringen in hun onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Allereerst wordt het risico gelopen dat de combinatie van beide verzekeringen wordt gezien als een vaste rente, met als gevolg dat er sprake is van een onzuivere pensioen-, lijfrente- of gouden handdrukstamrechtverzekering (= progressieve heffing over de waarde van de aanspraak plus eventueel revisierente). Een tweede risico is gelegen in de (onzuivere) premiesplitsing. Een premievoordeel in verband met de onderlinge samenhang tussen afzonderlijke polissen wordt naar evenredigheid aan de verschillende verzekeringen toegerekend. Dus: door de onzakelijke prijsstelling van de contraverzekering is een eventuele uitkering uit deze contraverzekering met successierecht belast. Het kan dus interessant zijn om te kiezen voor een duurdere maar successievrije contraverzekering.

Inkomstenbelasting
Bijleenregeling / 2 april 2007


Meefinanciering kosten van geldlening

Als de kosten van een eigenwoninglening worden meegefinancierd is de rente over die lening in beginsel aftrekbaar. Dit is echter niet het geval als we te maken hebben met toepassing van de bijleenregeling. In dat geval zijn meegefinancierde kosten van geldlening niet meer aan te merken als een onderdeel van de eigenwoningschuld (= geen renteaftrek). Starters op de woningmarkt worden in deze dus anders behandeld dan doorstromers op wie de bijleenregeling van toepassing is. Naar onze mening is er voor deze ongelijke behandeling geen goede reden te geven.

Overdracht eigenwoningreserve bij gewezen partners

De eigenwoningreserve kan aan ieder van de gewezen partners worden toegerekend naar de mate waarin zij feitelijk zijn gerechtigd tot het vervreemdingssaldo eigen woning. Deze feitelijke gerechtigdheid tot de meerwaarde volgt dan uit een verrekenbeding. Dit verrekenbeding moet vóóraf zijn gemaakt. Wordt het verrekenbeding bij het verbreken van de samenleving overeengekomen, dan is de overdracht van de eigenwoningreserve niet mogelijk. Tegenprestatie bij overdracht bloot eigendom of vruchtgebruik Als een deel van de woning is vervreemd of verworven, wordt uitgegaan van een evenredig deel van de waarde in het economisch verkeer. Bij vervreemding van de bloot eigendom of vruchtgebruik wordt de woning daarentegen geacht geheel te zijn vervreemd. De tegenprestatie wordt gesteld op 100% van de waarde in het economische verkeer.

Afbranden woning

Ook de situatie waarin een woning afbrandt wordt voor de bijleenregeling gezien als een (fictieve) vervreemding. De vervreemdingsprijs wordt gesteld op de waarde van de woning net voor de brand. De verwervingsprijs wordt bepaald door de kosten van herbouw. Het wordt door Financiën redelijk bevonden om de waarde van de grond na de brand daarbij op te tellen.

Werkgever moet storten op derdenrekening Kantongerecht Breda 20 september 2006, nummer 408989

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen X en haar werkgever en kent X een ontslagvergoeding toe van € 36.000. X wil deze vergoeding aanwenden voor een stamrecht en verzoekt haar werkgever het geld bruto over te maken naar een derdenrekening. De werkgever weigert dit en maakt, na aftrek van de verplichte inhoudingen, een nettobedrag over op de rekening van X. De kantonrechter oordeelt in kort geding dat de werkgever zich diende te houden aan de aanwijzingen van X. Betaling moet ten gunste van X plaatsvinden, maar dat betekent niet dat het geld rechtstreeks naar haar moet worden overgemaakt. Dat X ook buiten haar werkgever om een stamrecht kan bedingen, doet aan dit oordeel volgens de kantonrechter niet af. Belang voor de praktijk Samenvattend: de werkgever is niet verplicht mee te werken aan de totstandkoming van een gouden handdrukstamrecht, maar hij is wel verplicht om mee te werken aan een verzoek tot uitbetaling van het bedrag van de ontslagvergoeding op een geblokkeerde derdenrekening. Via deze omweg wordt de werkgever materieel toch gedwongen mee te werken aan de totstandkoming van een gouden handdrukstamrecht. Overigens valt ook niet in te zien waarom een werkgever hier moeilijk over zou moeten doen. Goede argumenten om hieraan geen medewerking te verlenen zijn moeilijk denkbaar. Meestal is het onwil van de werkgever (= slecht werkgever-schap).

Waar nog wel rekening mee moet worden gehouden, is de redelijke termijn. Wordt een ontslagvergoeding tijdelijk op een derdenrekening gestort om vervolgens bij een verzekeraar of stamrecht-BV een stamrecht te bedingen, dan moet het geld binnen een redelijke termijn worden doorgestort. Een termijn van drie maanden wordt in alle gevallen als redelijk aangemerkt. Is de termijn langer, dan zal de werknemer aannemelijk moeten maken dat in dit geval een langere termijn redelijk is.




 
   
mb-logo-s disclaimer
Boitelle Belastingadviseurs BV • Deken van Oppensingel 13 • 5911 AA VENLO • Nederland • T +31 (0)77 3549565 • F +31 (0)77 3546183 • M +31 (0)6 28241697 • E info@boitelle-belastingadviseurs.nl • KvK Venlo 14101120